WEDER IN ZEE.De „Magada†schommelde op de golven van den Atlantischen Oceaan en Tom Hunter, gerustgesteld, haalde verruimd adem.Met evenveel opmerkzaamheid als Ned Westfield luisterde hij naar elk woord door de matrozen gesproken en met evenveel ijver sloeg hij hun doen en laten gade, maar noch de beide vrienden, noch James of Pedro hadden iets vernomen, dat hun tot aanknoopingspunt kon dienen. Een ding stond vast; de dieven waren aan boord, en de namen „Grobian†en „Gentleman†bekend.Wie ze droegen, dat bleef de vraag. Ned en James hadden verdenking op een en denzelfden persoon, een krachtigen kerel, Jim genaamd, met een terugstootend uiterlijk. Deze, op zijn beurt, scheen te bemerken, dat zijn gangen werden nagegaan. Onze vrienden hoopten dat de matrozen hun voorzichtigheid zouden laten varen, zoodra de volle zee was bereikt, waar zij zich uit den aard der zaak veel veiliger zouden gevoelen.Met goeden wind stevende de „Magada†het Zuidenin. De kust was sinds vele dagen niet meer zichtbaar en de uren gingen voor de opvarenden eentonig voorbij. Tom was een waardigemissionarisen Ned speelde met veel aanleg zijn rol van „landratâ€. De dames en haar kinderen bleven meestal in de groote kajuit; de heeren luisterden gaarne naar den Oost-Indischen planter, die uit zijn schat van ervaringen menig interessant avontuur ten beste gaf. Sir Robert Cook voegde zich dikwijls bij het gezelschap, zijn dochter echter, een jong meisje aan wier opvoeding in Engeland de laatste hand was gelegd, verwijlde meestal in haar hut en betrad zelden het gemeenschappelijke salon.De gevreesde golf van Biscaye had men achter den rug, de Azoren waren reeds in ’t gezicht, en nog had het spioneeren onzer vrienden geen resultaat opgeleverd. Wel lachte James geheimzinnig, maar hij liet zich niet uit.„Weet het nu ….. afwachten!†Met die luttele woorden moest Ned zich tevreden stellen. Tom zou er een eed op willen doen, dat Jim werkelijk de „Grobian†was. Op de nachtwacht had een der matrozen hem met dien naam toegesproken, en Jim had den andere ronduit „Gentleman†genoemd. Tom, hen nasluipende, had Jim herkend, maar het gelaat van Gentleman niet kunnen onderscheiden.Pedro haalde de schouders op.„Ik zwijg tot ik weet op welke wijze wij de diamanten kunnen terug nemen,â€luiddeonveranderlijk zijn antwoord op alle vragen.Op een goeden nacht ging Ned, wetend dat Jim wacht had, naar het dek. Deze was juist aan het einde van een verhaal.„Ja, het was een komieke zwetser, die mij dat stukje vertelde. Ik zag hem maar een korten tijd ….. een week ongeveer ….. toen was het gedaan met hem.â€â€žWie sneedt hem den levensdraad af? Jij toch niet,Jimmy?†vroeg Pedro, die mede de wacht had.„Dat deed een ander! Maar een schurk was hij toch, die …… José, die hem om ’t leven bracht. De duivel moge er hem voor aan het spit braden. Een gemeene streek, natuurlijk.â€â€žVertellen!….. Een nieuw verhaal! riepen de matrozen.Ned deed alsof hij pas op het dek kwam en zette zich bij de wacht.„Ja, een verhaal, heel gaarne. Ik zou mijn leven geven om zoo iets te hooren. Hier zijn een paar handen vol tabak, meer kan een arme klerk als ik niet geven.â€â€žEen verhaal is het niet; de zaak liep vervloekt snel af,†zeide Jim, Ned een wantrouwenden blik toewerpend. „De Spanjaard lachte over de geschiedenissen, die de Duitscher vertelde en noemde hem en al zijn landgenooten droomers en dwazen. De andere liet zich dat niet zeggen; de woorden floten als kogels en eer ik mijn glas grog had uitgedronken, had de Duitscher een mes in zijn borst en was José, deSpanjaard, verdwenen. Het werd een rechtszaak. Ik moest getuige zijn en de arme duivel werd onder den grond gestopt. Hij was nogal uit Zuid-Amerika overgekomen om iemand een bericht te brengen! Nu, dat werkje werd hem bespaard.â€â€žHoe heette de Duitscher?†vroeg Pedro.„Hij heeft nooit zijn naam genoemd. En de politie te Portsmouth vond evenmin zijn naam in zijn papieren.â€â€žVloekte hij dikwijls?†vervolgde Pedro in spanning.„Dat weet Neptunus. Hij vloekte meer dan hij sprak,†beweerde Jim, wiens verhalen zelden van overdrijving waren vrij te pleiten.„Dan ken ik hem mogelijk wel,†zeide Pedro zuchtend.„Was het familie van je, maat, dat je zucht als een vrouw?â€â€žNeen, maar ik ontmoette hem juist op een tijd, waarin een ommekeer in mijn leven plaats greep.â€â€žVertellen! vertellen!†riepen ze in koor.Pedro schudde ontkennend het hoofd en verzocht het tot een volgenden keer te mogen uitstellen.„Als het je genoegen doet, kameraad, kan ik je nog wel het een en ander omtrent dien armen duivel meedeelen.â€â€žVooruit, Jim!†riepen de matrozen.„De Duitscher was afkomstig uit een der landen waar ze Duitsch spreken; een Pruis of een Sakser, dat weet ik niet. Zijn familie woonde niet ver van de streek, waar Napoleon smeer uit de pan gekregenheeft.Thüringennoemde hij dat land. De lucht zit vol met sagen, en geesten, en spoken …..â€â€žStil, stil, noem den boozen geest niet!†klonk het waarschuwend.„Alle duivels! Hij zal je niet bijten, hazepoot!â€â€žSpoken en kobolden loopen daar rond, als de visschen hier in het water zwemmen,†vervolgde Jim, zijn pruim tabak van den eenen kant van zijn mond naar den anderen schuivend. En hij begon een dier sagen te vertellen zooals er heden ten dage nog honderden in de groene dalen vanThüringenvan mond tot mond gaan.Hoe aandachtiger Ned en Pedro den zeeman gadesloegen, hoe duidelijker het hun werd, dat zij hem meer gezien hadden. Ned begreep hoe noodig het was zijn incognito te bewaren, Pedro behoefde het er zich niet lastig mee te maken. Nooit sprak hij over zijn verleden en met zijn glad geschoren gelaat en matrozenpakje zou niemand in hem den majordomus van de familie Westfield herkennen.Toen Jim zijn verhaal geëindigd had, vroeg Ned, of hij werkelijk geloofde dat alles gebeurd was?„Mijnheer ….. Ieder kan gelooven wat hij wil. Ik geloof het niet. Maar deze verhalen zijn me liever dan de hocus-pocus, die ik zelf maak.â€â€žNog een verhaal!†werd er weer geroepen.„De beurt is aan een ander. Mijn mond is droog van het vele praten, zoo droog als destijds aan boordbij de Portugeezen, die later weer door de Engelschen werden ingeslokt.Damn’!vandaaguit de klauwen der schurken als vrije neger aan land gezet, morgen door een Yankee bereidwillig aan boord genomen en door dezen, als slaaf naar Brazilië verkocht. Wie uwer, jongens, heeft ooit zoo iets meegemaakt? Dood en duivel!â€Ned en Pedro wierpen elkaar snel een blik toe. Jim scheen een avontuurlijk verleden achter den rug te hebben en zijn laatste woorden herinnerden onze vrienden aan de gebeurtenissen in de baai van Biafra.James had den volgenden dag gewichtige mededeelingen te doen. Volgens zijn meening had Jim vroeger op een slavenhaler gediend en was nu roover ter zee en dief te land. Voorts had hij een schoener, die telkens opdoemde en verdween, scherp in het oog gehouden en gezien dat er den vorigen nacht twee maal licht was ontstoken. Zeker een signaal.„Alles bij elkaar,†fluisterde hij, „houd ik het er voor dat Jim de „Grobe†is en de „Gentlemanâ€â€¦â€¦ nu, dat is mijn geheim ….. de schoener is een zeeroover ….. een stille ….. heb zoo mijn vermoedens ….. en kenteekenen …..â€â€žJames, oude zeebonk, je meent toch niet …..â€â€žDat Jim een verstandhouding heeft met dat schip?….. Ja, wel ….. Had moeten zien hoe hij het schip waarnam …… Het is niet in orde ….. God behoede den ouden kapitein ….. dat zeg ik ….. punctum!â€â€žMensch, wat weet je? Spreek op,†drong Ned aan.„Niets ….. ik vermoed maar ….. tegenwoordigheid van geest, landrat ….. daar komt de stuurman ….. vraag het hemzelf,†zeide James hardop.Mijnheer Frog zag uit de hoogte neer op den armen klerk, die met een onderdanige houding zich tot hem wendde en zachtjes vroeg:„Is het waar, dat wij te Madeira ophouden, en dat daar nog zeemeerminnen zijn?â€â€žDat moet je aan den scheepsjongen vragen,†zeide mijnheer Frog, Ned een blik vol verachting toewerpend.Met een verlegen gezicht en blijkbaar teleurgesteld sloop Ned weg, in zijn hart lachend om den stuurman, die hem voor zoo’n domkop hield. Hij begaf zich naar de groote kajuit waar het gezelschap reeds voor het ontbijt bijeen was. Er heerschte een opgewekte stemming, want Tom had niet kunnen laten, om Neds vraag, die hij in het voorbijgaan had opgevangen nog „warm†ter tafel te brengen. Hij wilde zoo lang mogelijk van de klucht genieten en hield een speech over de schromelijke onwetendheid in zekere kringen en over het dwaze en verderfelijke van bijgeloof. Ned luisterde met een onnoozel gezicht en zeide ten slotte, dat zijn grootmoeder het hem verteld had en het dus wel waar moest zijn. Een uitbundig gelach volgde op deze woorden.„Waarom zou het zoo wonderlijk zijn?†vroeg Ned, met virtuositeit den verlegene spelend, „Hebben wij gisteren niet een paar maal in het Westen hetgeestenschipgezien, ’s avonds zijn lichten zien branden en is het nu niet op eens in de zee verdwenen? Of we met dit schip verongelukken—want dà t moeten wij toch nu de „Vliegende Hollander†ons pad kruiste—of dat de zeemeerminnen ons opeten, is ten slotte hetzelfde.â€â€žHei hei, dat geestenschip is eenvoudig een schoener, die door de hooggaande golven aan onzen blik wordt onttrokken,†zeide een der adelborsten. „Het schip zeilt evenals wij, maar stevende gedurende den nacht in een andere richting. Een half uur geleden zag ik het nog aan den uitersten rand van den horizon. Het schijnt denzelfden koers te houden als wij en zeer zeker zal het ons nog dikwijls in ’t gezicht komen.â€â€žGoddank!†zeide Ned, met een zucht van verlichting.„En wat uw vraag aan den eersten stuurman betreft, neen, wij leggen niet aan te Madeira en de zeemeerminnen behooren tot het verleden.â€â€žAlle duivels,†dacht Ned, „dan moeten wij de reis naar Kaapstad meemaken. In ieder geval zal daar de zaak haar beslag krijgen, al zie ik dan ook geen enkelen diamant terug.â€De buien waren afgedreven en een gunstige wind deed de zeilen zwellen. De beruchte schoener kwam meermalen in ’t gezicht en wekte den argwaan van verscheidene passagiers.Jim wenkte op zekeren nacht Pedro en op de schoener wijzend, zeide hij:„Piraten! Sluwe kerels, die het juiste tijdstip afwachten.Zeg, wij konden ook wel eens slim zijn ….. hoe denk je er over, kameraad? De kapitein is meer in de kajuit dan op het dek, en buitendien oud genoeg om plaats voor anderen te maken. Dan rechter Cook, die veel geld bij zich heeft, zware zakken geld, ik weet het ….. en dan nog de andere reisgenooten. Genoeg voor ons allen ….. indien wij het maar hadden.â€Pedro antwoordde zooals gewoonlijk: „hm, hm!â€â€žWees toch dapper, maat! Bij den eersten storm den besten zinkt het schip toch ….. als het zich nog zóó lang boven water houdt ….. wat zeg je, Pedro? ….. Niet kwaad, he? De meeste kameraden zijn voor het plan ….. sluit je bij ons aan.â€â€žHm, hm. En denk je heelemaal niet om mijnheer Frog?â€â€žâ€™t Mocht wat! Hem neem ik voor mijn rekening.â€â€žEn de tweede stuurman …..â€â€žIs een lafaard. Zoodra hij lont ruikt, kruipt dat oude wijf in zijn kooi.â€â€žJa, maar kapitein Harryson, die heeft zoo van die eigenaardige, alles-in-de-war-sturende manieren …..â€â€žVervloekt! De oude man wordt eenvoudig in zijn kajuit opgesloten; krijgt goed eten en drinken en kan er mijnentwege tot zijn dood blijven.â€â€žEn de dokter, mijnheer Hyde, de adelborsten …..?â€â€žLoop naar den duivel, oud wijf! Al de passagiers hebben geld, goud en sieraden. Die onderhandelt, blijft in ’t leven, die weerstand biedt,krijgtde visschen.Zoodra de zaak afgeloopen is, nemen wij de booten en varen weg. Je ziet, alles is afgesproken, dus ….. sla toe.â€â€žHm, Jim, ik ben roover noch moordenaar en wil er geen worden ook!†zeide Pedro kalm.„Kerel, weet je wel wat je zegt? Ik heb je in de kaart laten kijken, meenend dat je een verstandige, flinke vent waart, met energie genoeg om het fortuin te dwingen je gunstig te zijn. Nu bestaat er kans, dat je mij aan allen verraadt. Maar het zou je dood zijn en …..â€â€žGeen dolle streken, Jim! Je voorstel heeft me verrast; wat niet is, kan worden. Denk eens even na. Welk voordeel zou het mij doen als ik den verrader speelde? De opstand aan boord brak dan dadelijk uit, de schoener werd gewaarschuwd en met mij zou het gedaan zijn. Ik zou wel zoo dom als een stokvisch moeten wezen, indien ik het plan verraadde. De eerste kogel kreeg ik ….. dank je wel. Ben ik roover noch moordenaar, evenmin ben ik een laffe verklikker ….. Doe wat je wilt, mij kan het niet schelen.â€â€žAls ik je niet vertrouwde, Pedro, had ik je niet in onze plannen ingewijd, maar ….. denk niet te lang na.â€â€žLaten wij er niet meer over praten. Als de storm losbreekt, sta ik mijn man. Reken daarop,†antwoordde Pedro dubbelzinnig. „Kom ga mee naar de kooi, ’t is tijd.â€Pedro hield zijn woord, alleen raadde hij Ned zijn pistolen na te zien. James, wien het evenmin was ontgaan,dat er iets broeide, had hem ook al gewaarschuwd.„De schoener is zoomin een zeeroover als wij,†hield Ned vol. „Ik ben geen nieuweling op zee en kan even goed een tijger van een olifant onderscheiden als jij een walvisch van een haring. De schoener heeft zeker een geheime zending en wil niet lastig worden gevallen. De bouw bewijst, dat zij sneller loopt dan de „Magada†en ze blijft in onze nabijheid om niet gepraaid te worden.â€James haalde de schouders op, en moest erkennen, dat hij geen signalen had zien wisselen.„Oude brombeer!†plaagde Ned.„We zullen ….. wacht maar …..,†en James verdween onder dek.De „Magada†bevond zich al ten zuiden van de Kaap-Verdische eilanden; weer en wind waren gunstig, men hoopte spoedig de baai van Biafra in te loopen en te Fernando-Po zich van versch drinkwater te voorzien.„Nog nooit heb ik de baai van Biafra gezien, ofschoon ik al vijf maal langs de Westkust van Afrika gevaren ben,†zeide Sir Robert Cook.„De schepen leggen alleen dan aan wanneer de omstandigheden er hun toe verplichten,†antwoordde mijnheer Hyde. „De eigenlijke baai bezocht ik, toen wij met een hevigen storm averij hadden beloopen. Het is er prachtige. Gij kunt u geen voorstelling maken van de grootsche tafereelen, van het oerwoud, hetongeloofelijk aantal visschen en vogels. En mijlen in den omtrek geen levend menschenkind!â€â€žWij moeten het zien,†riep de Nabob.„Dat zal niet gaan, Sir,†merkte stuurman Frog op. „Kapitein Harryson is ziek zooals gij weet en ik …..â€â€žGij kunt er met den kapitein over spreken, mijnheer Frog. De verantwoording tegenover de Indische compagnie neem ik op me.â€â€žIk zal het den kapitein voorstellen. Wij zouden ook Fernando-Po rechts kunnen laten liggen en aan den stroom water innemen.â€â€žGaarne stel ik een som gelds beschikbaar voor de matrozen, die er ons heen zullen roeien. Wanneer kunnen wij er zijn?â€â€žOver zes dagen, Sir.â€â€žWell! Zorg, dat de mannen hun extra loon kunnen verdienen.â€De nabob verliet de kajuit en mijnheer Hyde fluisterde den missionaris in:„Ja, ja, met geld krijgt men alles gedaan, zoowel te land als te water.â€De passagiers trachtten zich het eentonige leven aan boord van de „Magada†te veraangenamen door scherts en lach en kaartspel en door het vertellen van avonturen onder het genot van een goed glas wijn.Sir Robert Cook had zijn wil doorgedreven en zoo kwamen zij op een goeden dag in de baai van Biafra en zetten koers naar de monding der Cameroen.Toenzij de engte tusschen Fernando-Po en de kust van Guinea invoeren, zagen de reizigers het gouden zonlicht glansen op de toppen der bergen, waartusschen de oceaan zijn donkerblauwe golven voortrolde. Aan hun rechterzijde verhief zich de Clarence-piek, links schenen de machtige toppen van het Camaroen-gebergte als uit de zee op te stijgen.Het bergachtig eiland is, tengevolge van den overvloedigen neerslag, geheel met bosschen bedekt, terwijl het continentale bergland in de hoogere streken slechts uitgestrekte, boomlooze grasvlakten vertoont. De verschillende frissche en toch zacht ineenvloeiende tinten van het landschap, waren een lust voor de oogen. Als een troon van saphier rezen de beide West-Afrikaansche bergreuzen op naar het azuur van den hemel.Terwijl het Cameroengebergte tot op twee derden van zijn hoogte met opgaand geboomte is bedekt, waarboven kreupelbosch en grasvelden met naakte rotsen en nog niet verweerde lavabeddingen afwisselen, zijn de zijden van den Clarence-piek op Fernando-Po tot aan den grazigen top als in een mantel van wouden gehuld en de loodrechte rotswanden aan zijn voet, evenals de wallen van de havenplaats Santa Isabel met een netwerk van klimmende gewassen behangen. Tusschen het in vorm en tint afwisselende groen, schitteren de kleuren van bloeiende boomen en slingerplanten; hier en daar rijzen de wijdgetakte kronen der Afrikaansche reuzenboomen boven het looverdak omhoog en overalwiegelen de vedervormige bladeren der oliepalmen.Lang beschouwden de passagiers der „Magada†het prachtige natuurtafereel tot het schip in den middag het aestuarium1van Cameroen binnenliep en de ankers uitgeworpen werden.Het was te laat in den namiddag om de rivier nog op te varen en dus moest dit tochtje tot den volgenden morgen worden uitgesteld.De matrozen lagen, loom van de warmte, op het achterdek in de schaduw van een uitgespannen zeil. Een troepje had zich van de anderen afgezonderd en voerde, half fluisterend, een druk gesprek met elkaar.„Het is een uitgezochte gelegenheid,†zeide Jim tot Pedro.„Hm,â€zeide deze als gewoonlijk. „Nu?â€â€žOp dit oogenblik niet, lummel. Maar morgen als allen naar de Cameroen vertrokken zijn. Wij, vrienden, hebben toevallig de wacht en kunnen dus ongestoord ons werk doen. Komen de booten terug, dan zijn de vogels gevlogen.â€â€žHm, niet slecht. De beide groote sloepen zullen den tocht meemaken, wij moeten dus met de kleine vluchten. Maar waarheen? Is er hier ergens een schuilplaats? Het kan maanden duren voor een voorbij zeilend schip ons opneemt. Deze baai wordt zoo zelden bezocht.â€â€žGeen zorgen, maat. Ik ken deze stroomen ….. was meer hier. Goede zaken te maken voor slavenhandelaars. En wat het vluchten betreft, dat weet ik beter dan menigeen. Vertrouw gerust op mij.â€â€žHm, hm ….. ik zal zien.â€Den volgenden dag stapte het grootste deel der passagiers, onder leiding van luitenant Frog, in de groote boot. Een der kleine booten werd met leege watervaten bevracht en roeide den stroom op. Kapitein Harryson lag ziek in zijn kajuit, Ned, Tom, James en Pedro bleven aan boord, Jim had de wacht.De kleine boot was intusschen met gevulde vaten teruggekeerd. De matrozen laadden er weer leege in en roeiden weg. Aan den oever van een vroolijk kabbelend beekje zouden zij aan land gaan en als de grootste hitte voorbij was, terugkeeren. Deze mannen waren òf niet ingewijd in Jims plannen òf wilden een geschikter gelegenheid afwachten. Jim echter achtte zijn tijd gekomen.Een schel fluitje riep de bondgenooten te zamen. Ned en Tom lagen op het achterdek, Mijnheer Hyde en de Yankee waren mede stroomopwaarts, James was in de scheepskeuken; Pedro ….. volgde het signaal. Onze vrienden luisterden scherp. Jim sprak zacht met zijn kameraden. Een hunner scheen nog bedenkingen te opperen, maar eindelijk had Jim alle tegenstand overwonnen.„Vooruit jongens!….. Aan het werk!†riep hij.De matrozen openden de luiken en daalden in het ruim door Pedro gevolgd. Ned sloop dichterbij, zich opnieuw afvragend van waar de eigenaardige brandlucht kon komen, die hij in het laatste kwartier telkens sterker rook.„Hel en duivel!†hoorde hij Jim vloeken. „Vanwaar komt die walm?â€â€žUit de kruitkamer,†zeide Pedro. „Vlug kameraden, naar boven, voor het schip in de lucht vliegt.â€Op hetzelfde oogenblik klonk een kanonschot, die de oude kast deed trillen en niet weinig ontsteltenis wekte bij de muiters. Meenend, dat het schip uit elkaar barstte, stormden zij naar het dek.„Alle duivels,†vloekte Jim, met een woedend gebaar naar de rookwolk wijzend, die langs den boeg weg dreef. „Wie loste het schot? Wie bracht vuur in de kruitkamer?â€De passagiers, die aan boord waren gebleven, schaarden zich, doodelijk verschrikt om den tweeden stuurman, die niet minder ontsteld naar het dek was gevlogen.„Stilte!â€commandeerdehij. „Wie heeft het schot gelost?â€Niemand antwoordde, tot dat Tom riep:„Maar man, dat is bijzaak. Waar is je verstand gebleven? Wil je het schip laten branden tot het vuur in de kruitkamer komt en wij allen in de lucht vliegen?â€â€žJim,†gelastte de stuurman op nieuw, „je bent aangewezen tot opzichter van de kruitkamer; doe je plicht en ga zien hoe het er mee staat.â€â€žDat mag de duivel doen! Ik bedank.â€â€žJe weigert?â€â€žIk ben niet gehuurd om in de lucht te vliegen. Kom, kameraden, mee in de kleine boot.â€De matrozen drongen naar voren; de reizigers, meestal vrouwen, braken in luide jammerklachten los. Ned, James en Tom stonden met het pistool op de muiters gericht voor de boot, de stuurman en nog een paar heeren voegden zich dadelijk bij hen.„Terug!†donderde Ned, die plotseling vergat een arme klerk te zijn, „terug! De eerste, die de boot aanraakt, schiet ik dood. Jim, als je een oud wijf bent …..â€â€žVervloekte klerk, pas op je tong,†schreeuwde Jim.„Als je een ellendig oud wijf bent,†vervolgde Westfield onvervaard, en een der heeren zijn pistool reikend, „dan zal ik naar de kruitkamer gaan en naar de oorzaak van den brand zoeken.â€Al pratende was hij het luik genaderd en verdween onder dek.Onder onuitsprekelijken angst verliepen eenige minuten, minuten, die de wachtenden uren geleken. Tot aller verlichting verscheen eindelijk Neds hoofd; vlug sprong hij op het dek, snelde naar de achterzijde, naar de hut door Sir Cook gehuurd en bonste met zijn vuisten op de deur. Er volgde geen antwoorden snel besloten trapte hij de deur in. Een dikke walm sloeg hem tegen; een oogenblik week hij aarzelend terug, toen stormde hij naar binnen en kwam een oogwenk later terug,miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend....kwam een oogwenk later terug, miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend.„Stilte! Orde!â€beval onze vriend. „Het kruit loopt geen gevaar.â€Allen slaakten een zucht van verademing.„Mannen,†voer hij voort, „je hebt nu gelegenheid goed te maken, wat je zooeven hebt misdreven. Volg mij, dan zullen wij den brand blusschen.â€Vlug en zonder tegenspraak gehoorzaamden de matrozen de bevelen van Ned, behalve Jim, die brommend en vloekend tegen de fokkemast leunde.De brand was reeds gebluscht; de passagiers en het scheepsvolk waren op het dek verzameld, eenigen druk pratend en gesticuleerend, anderen met bezorgden blik de matrozen beschouwend, toen de booten terugkeerden. Nauwlijks aan boord overvielen allen Ned Westfield met vragen; ieder wilde haarfijn weten wat er gebeurd was en wie het kanonschot gelost had. Met enkele woorden gaf hij hun de noodige inlichtingen, doch was zoo verstandig den voorgenomen aanval der samenzweerders te verzwijgen.Toen Ned zoo onverschrokken in het ruim afdaalde ontdekte hij dadelijk, dat de rook niet van de zijde kwam waar hetkruiten de patronen waren geborgen, maar van den tegenovergestelden kant. Hij vloog erheen en zag, dat er brand ontstaan was in de kajuit van den kapitein. Deze zat aan tafel en stak aan een brandende kaars, die voor hem stond, propjes papier aan, die hij naar alle zijden om zich heen wierp. Het bed had vuur gevat, de vlammen om zich heen grijpend hadden de hut van mijnheer Cook aangetast. Als een bliksemstraal ging het Ned door het hoofd, dat Miss Cook haar vader niet vergezelde op zijn tochtje naar de baai van Biafra en dat hij het jonge meisje ook niet op het dek had gezien. Zou ze mogelijk slapen en gevaar loopen om te stikken? Zonder zich te bezinnen was hij naar haar hut geijld, en had haar, bedwelmd door den rook naar het dek gebracht, waar zij spoedig haar bewustzijn herkreeg.De kapitein, die met starren blik en open mond zijn vernielingswerk was begonnen, zag met hetglunderendstegezicht ter wereld naar het water, dat zijn kajuit binnenstroomde en de vlammen doofde. Blijkbaar was hij door een aanval van waanzin overvallen. Hij kreeg een andere hut en werd dag en nacht bewaakt.De scheepstimmerman had handen vol werk, maar na eenige dagen was de schade hersteld en kon de „Magada†haar reis voortzetten.1Aestuarium = trechtervormig verwijde riviermond.↑
WEDER IN ZEE.De „Magada†schommelde op de golven van den Atlantischen Oceaan en Tom Hunter, gerustgesteld, haalde verruimd adem.Met evenveel opmerkzaamheid als Ned Westfield luisterde hij naar elk woord door de matrozen gesproken en met evenveel ijver sloeg hij hun doen en laten gade, maar noch de beide vrienden, noch James of Pedro hadden iets vernomen, dat hun tot aanknoopingspunt kon dienen. Een ding stond vast; de dieven waren aan boord, en de namen „Grobian†en „Gentleman†bekend.Wie ze droegen, dat bleef de vraag. Ned en James hadden verdenking op een en denzelfden persoon, een krachtigen kerel, Jim genaamd, met een terugstootend uiterlijk. Deze, op zijn beurt, scheen te bemerken, dat zijn gangen werden nagegaan. Onze vrienden hoopten dat de matrozen hun voorzichtigheid zouden laten varen, zoodra de volle zee was bereikt, waar zij zich uit den aard der zaak veel veiliger zouden gevoelen.Met goeden wind stevende de „Magada†het Zuidenin. De kust was sinds vele dagen niet meer zichtbaar en de uren gingen voor de opvarenden eentonig voorbij. Tom was een waardigemissionarisen Ned speelde met veel aanleg zijn rol van „landratâ€. De dames en haar kinderen bleven meestal in de groote kajuit; de heeren luisterden gaarne naar den Oost-Indischen planter, die uit zijn schat van ervaringen menig interessant avontuur ten beste gaf. Sir Robert Cook voegde zich dikwijls bij het gezelschap, zijn dochter echter, een jong meisje aan wier opvoeding in Engeland de laatste hand was gelegd, verwijlde meestal in haar hut en betrad zelden het gemeenschappelijke salon.De gevreesde golf van Biscaye had men achter den rug, de Azoren waren reeds in ’t gezicht, en nog had het spioneeren onzer vrienden geen resultaat opgeleverd. Wel lachte James geheimzinnig, maar hij liet zich niet uit.„Weet het nu ….. afwachten!†Met die luttele woorden moest Ned zich tevreden stellen. Tom zou er een eed op willen doen, dat Jim werkelijk de „Grobian†was. Op de nachtwacht had een der matrozen hem met dien naam toegesproken, en Jim had den andere ronduit „Gentleman†genoemd. Tom, hen nasluipende, had Jim herkend, maar het gelaat van Gentleman niet kunnen onderscheiden.Pedro haalde de schouders op.„Ik zwijg tot ik weet op welke wijze wij de diamanten kunnen terug nemen,â€luiddeonveranderlijk zijn antwoord op alle vragen.Op een goeden nacht ging Ned, wetend dat Jim wacht had, naar het dek. Deze was juist aan het einde van een verhaal.„Ja, het was een komieke zwetser, die mij dat stukje vertelde. Ik zag hem maar een korten tijd ….. een week ongeveer ….. toen was het gedaan met hem.â€â€žWie sneedt hem den levensdraad af? Jij toch niet,Jimmy?†vroeg Pedro, die mede de wacht had.„Dat deed een ander! Maar een schurk was hij toch, die …… José, die hem om ’t leven bracht. De duivel moge er hem voor aan het spit braden. Een gemeene streek, natuurlijk.â€â€žVertellen!….. Een nieuw verhaal! riepen de matrozen.Ned deed alsof hij pas op het dek kwam en zette zich bij de wacht.„Ja, een verhaal, heel gaarne. Ik zou mijn leven geven om zoo iets te hooren. Hier zijn een paar handen vol tabak, meer kan een arme klerk als ik niet geven.â€â€žEen verhaal is het niet; de zaak liep vervloekt snel af,†zeide Jim, Ned een wantrouwenden blik toewerpend. „De Spanjaard lachte over de geschiedenissen, die de Duitscher vertelde en noemde hem en al zijn landgenooten droomers en dwazen. De andere liet zich dat niet zeggen; de woorden floten als kogels en eer ik mijn glas grog had uitgedronken, had de Duitscher een mes in zijn borst en was José, deSpanjaard, verdwenen. Het werd een rechtszaak. Ik moest getuige zijn en de arme duivel werd onder den grond gestopt. Hij was nogal uit Zuid-Amerika overgekomen om iemand een bericht te brengen! Nu, dat werkje werd hem bespaard.â€â€žHoe heette de Duitscher?†vroeg Pedro.„Hij heeft nooit zijn naam genoemd. En de politie te Portsmouth vond evenmin zijn naam in zijn papieren.â€â€žVloekte hij dikwijls?†vervolgde Pedro in spanning.„Dat weet Neptunus. Hij vloekte meer dan hij sprak,†beweerde Jim, wiens verhalen zelden van overdrijving waren vrij te pleiten.„Dan ken ik hem mogelijk wel,†zeide Pedro zuchtend.„Was het familie van je, maat, dat je zucht als een vrouw?â€â€žNeen, maar ik ontmoette hem juist op een tijd, waarin een ommekeer in mijn leven plaats greep.â€â€žVertellen! vertellen!†riepen ze in koor.Pedro schudde ontkennend het hoofd en verzocht het tot een volgenden keer te mogen uitstellen.„Als het je genoegen doet, kameraad, kan ik je nog wel het een en ander omtrent dien armen duivel meedeelen.â€â€žVooruit, Jim!†riepen de matrozen.„De Duitscher was afkomstig uit een der landen waar ze Duitsch spreken; een Pruis of een Sakser, dat weet ik niet. Zijn familie woonde niet ver van de streek, waar Napoleon smeer uit de pan gekregenheeft.Thüringennoemde hij dat land. De lucht zit vol met sagen, en geesten, en spoken …..â€â€žStil, stil, noem den boozen geest niet!†klonk het waarschuwend.„Alle duivels! Hij zal je niet bijten, hazepoot!â€â€žSpoken en kobolden loopen daar rond, als de visschen hier in het water zwemmen,†vervolgde Jim, zijn pruim tabak van den eenen kant van zijn mond naar den anderen schuivend. En hij begon een dier sagen te vertellen zooals er heden ten dage nog honderden in de groene dalen vanThüringenvan mond tot mond gaan.Hoe aandachtiger Ned en Pedro den zeeman gadesloegen, hoe duidelijker het hun werd, dat zij hem meer gezien hadden. Ned begreep hoe noodig het was zijn incognito te bewaren, Pedro behoefde het er zich niet lastig mee te maken. Nooit sprak hij over zijn verleden en met zijn glad geschoren gelaat en matrozenpakje zou niemand in hem den majordomus van de familie Westfield herkennen.Toen Jim zijn verhaal geëindigd had, vroeg Ned, of hij werkelijk geloofde dat alles gebeurd was?„Mijnheer ….. Ieder kan gelooven wat hij wil. Ik geloof het niet. Maar deze verhalen zijn me liever dan de hocus-pocus, die ik zelf maak.â€â€žNog een verhaal!†werd er weer geroepen.„De beurt is aan een ander. Mijn mond is droog van het vele praten, zoo droog als destijds aan boordbij de Portugeezen, die later weer door de Engelschen werden ingeslokt.Damn’!vandaaguit de klauwen der schurken als vrije neger aan land gezet, morgen door een Yankee bereidwillig aan boord genomen en door dezen, als slaaf naar Brazilië verkocht. Wie uwer, jongens, heeft ooit zoo iets meegemaakt? Dood en duivel!â€Ned en Pedro wierpen elkaar snel een blik toe. Jim scheen een avontuurlijk verleden achter den rug te hebben en zijn laatste woorden herinnerden onze vrienden aan de gebeurtenissen in de baai van Biafra.James had den volgenden dag gewichtige mededeelingen te doen. Volgens zijn meening had Jim vroeger op een slavenhaler gediend en was nu roover ter zee en dief te land. Voorts had hij een schoener, die telkens opdoemde en verdween, scherp in het oog gehouden en gezien dat er den vorigen nacht twee maal licht was ontstoken. Zeker een signaal.„Alles bij elkaar,†fluisterde hij, „houd ik het er voor dat Jim de „Grobe†is en de „Gentlemanâ€â€¦â€¦ nu, dat is mijn geheim ….. de schoener is een zeeroover ….. een stille ….. heb zoo mijn vermoedens ….. en kenteekenen …..â€â€žJames, oude zeebonk, je meent toch niet …..â€â€žDat Jim een verstandhouding heeft met dat schip?….. Ja, wel ….. Had moeten zien hoe hij het schip waarnam …… Het is niet in orde ….. God behoede den ouden kapitein ….. dat zeg ik ….. punctum!â€â€žMensch, wat weet je? Spreek op,†drong Ned aan.„Niets ….. ik vermoed maar ….. tegenwoordigheid van geest, landrat ….. daar komt de stuurman ….. vraag het hemzelf,†zeide James hardop.Mijnheer Frog zag uit de hoogte neer op den armen klerk, die met een onderdanige houding zich tot hem wendde en zachtjes vroeg:„Is het waar, dat wij te Madeira ophouden, en dat daar nog zeemeerminnen zijn?â€â€žDat moet je aan den scheepsjongen vragen,†zeide mijnheer Frog, Ned een blik vol verachting toewerpend.Met een verlegen gezicht en blijkbaar teleurgesteld sloop Ned weg, in zijn hart lachend om den stuurman, die hem voor zoo’n domkop hield. Hij begaf zich naar de groote kajuit waar het gezelschap reeds voor het ontbijt bijeen was. Er heerschte een opgewekte stemming, want Tom had niet kunnen laten, om Neds vraag, die hij in het voorbijgaan had opgevangen nog „warm†ter tafel te brengen. Hij wilde zoo lang mogelijk van de klucht genieten en hield een speech over de schromelijke onwetendheid in zekere kringen en over het dwaze en verderfelijke van bijgeloof. Ned luisterde met een onnoozel gezicht en zeide ten slotte, dat zijn grootmoeder het hem verteld had en het dus wel waar moest zijn. Een uitbundig gelach volgde op deze woorden.„Waarom zou het zoo wonderlijk zijn?†vroeg Ned, met virtuositeit den verlegene spelend, „Hebben wij gisteren niet een paar maal in het Westen hetgeestenschipgezien, ’s avonds zijn lichten zien branden en is het nu niet op eens in de zee verdwenen? Of we met dit schip verongelukken—want dà t moeten wij toch nu de „Vliegende Hollander†ons pad kruiste—of dat de zeemeerminnen ons opeten, is ten slotte hetzelfde.â€â€žHei hei, dat geestenschip is eenvoudig een schoener, die door de hooggaande golven aan onzen blik wordt onttrokken,†zeide een der adelborsten. „Het schip zeilt evenals wij, maar stevende gedurende den nacht in een andere richting. Een half uur geleden zag ik het nog aan den uitersten rand van den horizon. Het schijnt denzelfden koers te houden als wij en zeer zeker zal het ons nog dikwijls in ’t gezicht komen.â€â€žGoddank!†zeide Ned, met een zucht van verlichting.„En wat uw vraag aan den eersten stuurman betreft, neen, wij leggen niet aan te Madeira en de zeemeerminnen behooren tot het verleden.â€â€žAlle duivels,†dacht Ned, „dan moeten wij de reis naar Kaapstad meemaken. In ieder geval zal daar de zaak haar beslag krijgen, al zie ik dan ook geen enkelen diamant terug.â€De buien waren afgedreven en een gunstige wind deed de zeilen zwellen. De beruchte schoener kwam meermalen in ’t gezicht en wekte den argwaan van verscheidene passagiers.Jim wenkte op zekeren nacht Pedro en op de schoener wijzend, zeide hij:„Piraten! Sluwe kerels, die het juiste tijdstip afwachten.Zeg, wij konden ook wel eens slim zijn ….. hoe denk je er over, kameraad? De kapitein is meer in de kajuit dan op het dek, en buitendien oud genoeg om plaats voor anderen te maken. Dan rechter Cook, die veel geld bij zich heeft, zware zakken geld, ik weet het ….. en dan nog de andere reisgenooten. Genoeg voor ons allen ….. indien wij het maar hadden.â€Pedro antwoordde zooals gewoonlijk: „hm, hm!â€â€žWees toch dapper, maat! Bij den eersten storm den besten zinkt het schip toch ….. als het zich nog zóó lang boven water houdt ….. wat zeg je, Pedro? ….. Niet kwaad, he? De meeste kameraden zijn voor het plan ….. sluit je bij ons aan.â€â€žHm, hm. En denk je heelemaal niet om mijnheer Frog?â€â€žâ€™t Mocht wat! Hem neem ik voor mijn rekening.â€â€žEn de tweede stuurman …..â€â€žIs een lafaard. Zoodra hij lont ruikt, kruipt dat oude wijf in zijn kooi.â€â€žJa, maar kapitein Harryson, die heeft zoo van die eigenaardige, alles-in-de-war-sturende manieren …..â€â€žVervloekt! De oude man wordt eenvoudig in zijn kajuit opgesloten; krijgt goed eten en drinken en kan er mijnentwege tot zijn dood blijven.â€â€žEn de dokter, mijnheer Hyde, de adelborsten …..?â€â€žLoop naar den duivel, oud wijf! Al de passagiers hebben geld, goud en sieraden. Die onderhandelt, blijft in ’t leven, die weerstand biedt,krijgtde visschen.Zoodra de zaak afgeloopen is, nemen wij de booten en varen weg. Je ziet, alles is afgesproken, dus ….. sla toe.â€â€žHm, Jim, ik ben roover noch moordenaar en wil er geen worden ook!†zeide Pedro kalm.„Kerel, weet je wel wat je zegt? Ik heb je in de kaart laten kijken, meenend dat je een verstandige, flinke vent waart, met energie genoeg om het fortuin te dwingen je gunstig te zijn. Nu bestaat er kans, dat je mij aan allen verraadt. Maar het zou je dood zijn en …..â€â€žGeen dolle streken, Jim! Je voorstel heeft me verrast; wat niet is, kan worden. Denk eens even na. Welk voordeel zou het mij doen als ik den verrader speelde? De opstand aan boord brak dan dadelijk uit, de schoener werd gewaarschuwd en met mij zou het gedaan zijn. Ik zou wel zoo dom als een stokvisch moeten wezen, indien ik het plan verraadde. De eerste kogel kreeg ik ….. dank je wel. Ben ik roover noch moordenaar, evenmin ben ik een laffe verklikker ….. Doe wat je wilt, mij kan het niet schelen.â€â€žAls ik je niet vertrouwde, Pedro, had ik je niet in onze plannen ingewijd, maar ….. denk niet te lang na.â€â€žLaten wij er niet meer over praten. Als de storm losbreekt, sta ik mijn man. Reken daarop,†antwoordde Pedro dubbelzinnig. „Kom ga mee naar de kooi, ’t is tijd.â€Pedro hield zijn woord, alleen raadde hij Ned zijn pistolen na te zien. James, wien het evenmin was ontgaan,dat er iets broeide, had hem ook al gewaarschuwd.„De schoener is zoomin een zeeroover als wij,†hield Ned vol. „Ik ben geen nieuweling op zee en kan even goed een tijger van een olifant onderscheiden als jij een walvisch van een haring. De schoener heeft zeker een geheime zending en wil niet lastig worden gevallen. De bouw bewijst, dat zij sneller loopt dan de „Magada†en ze blijft in onze nabijheid om niet gepraaid te worden.â€James haalde de schouders op, en moest erkennen, dat hij geen signalen had zien wisselen.„Oude brombeer!†plaagde Ned.„We zullen ….. wacht maar …..,†en James verdween onder dek.De „Magada†bevond zich al ten zuiden van de Kaap-Verdische eilanden; weer en wind waren gunstig, men hoopte spoedig de baai van Biafra in te loopen en te Fernando-Po zich van versch drinkwater te voorzien.„Nog nooit heb ik de baai van Biafra gezien, ofschoon ik al vijf maal langs de Westkust van Afrika gevaren ben,†zeide Sir Robert Cook.„De schepen leggen alleen dan aan wanneer de omstandigheden er hun toe verplichten,†antwoordde mijnheer Hyde. „De eigenlijke baai bezocht ik, toen wij met een hevigen storm averij hadden beloopen. Het is er prachtige. Gij kunt u geen voorstelling maken van de grootsche tafereelen, van het oerwoud, hetongeloofelijk aantal visschen en vogels. En mijlen in den omtrek geen levend menschenkind!â€â€žWij moeten het zien,†riep de Nabob.„Dat zal niet gaan, Sir,†merkte stuurman Frog op. „Kapitein Harryson is ziek zooals gij weet en ik …..â€â€žGij kunt er met den kapitein over spreken, mijnheer Frog. De verantwoording tegenover de Indische compagnie neem ik op me.â€â€žIk zal het den kapitein voorstellen. Wij zouden ook Fernando-Po rechts kunnen laten liggen en aan den stroom water innemen.â€â€žGaarne stel ik een som gelds beschikbaar voor de matrozen, die er ons heen zullen roeien. Wanneer kunnen wij er zijn?â€â€žOver zes dagen, Sir.â€â€žWell! Zorg, dat de mannen hun extra loon kunnen verdienen.â€De nabob verliet de kajuit en mijnheer Hyde fluisterde den missionaris in:„Ja, ja, met geld krijgt men alles gedaan, zoowel te land als te water.â€De passagiers trachtten zich het eentonige leven aan boord van de „Magada†te veraangenamen door scherts en lach en kaartspel en door het vertellen van avonturen onder het genot van een goed glas wijn.Sir Robert Cook had zijn wil doorgedreven en zoo kwamen zij op een goeden dag in de baai van Biafra en zetten koers naar de monding der Cameroen.Toenzij de engte tusschen Fernando-Po en de kust van Guinea invoeren, zagen de reizigers het gouden zonlicht glansen op de toppen der bergen, waartusschen de oceaan zijn donkerblauwe golven voortrolde. Aan hun rechterzijde verhief zich de Clarence-piek, links schenen de machtige toppen van het Camaroen-gebergte als uit de zee op te stijgen.Het bergachtig eiland is, tengevolge van den overvloedigen neerslag, geheel met bosschen bedekt, terwijl het continentale bergland in de hoogere streken slechts uitgestrekte, boomlooze grasvlakten vertoont. De verschillende frissche en toch zacht ineenvloeiende tinten van het landschap, waren een lust voor de oogen. Als een troon van saphier rezen de beide West-Afrikaansche bergreuzen op naar het azuur van den hemel.Terwijl het Cameroengebergte tot op twee derden van zijn hoogte met opgaand geboomte is bedekt, waarboven kreupelbosch en grasvelden met naakte rotsen en nog niet verweerde lavabeddingen afwisselen, zijn de zijden van den Clarence-piek op Fernando-Po tot aan den grazigen top als in een mantel van wouden gehuld en de loodrechte rotswanden aan zijn voet, evenals de wallen van de havenplaats Santa Isabel met een netwerk van klimmende gewassen behangen. Tusschen het in vorm en tint afwisselende groen, schitteren de kleuren van bloeiende boomen en slingerplanten; hier en daar rijzen de wijdgetakte kronen der Afrikaansche reuzenboomen boven het looverdak omhoog en overalwiegelen de vedervormige bladeren der oliepalmen.Lang beschouwden de passagiers der „Magada†het prachtige natuurtafereel tot het schip in den middag het aestuarium1van Cameroen binnenliep en de ankers uitgeworpen werden.Het was te laat in den namiddag om de rivier nog op te varen en dus moest dit tochtje tot den volgenden morgen worden uitgesteld.De matrozen lagen, loom van de warmte, op het achterdek in de schaduw van een uitgespannen zeil. Een troepje had zich van de anderen afgezonderd en voerde, half fluisterend, een druk gesprek met elkaar.„Het is een uitgezochte gelegenheid,†zeide Jim tot Pedro.„Hm,â€zeide deze als gewoonlijk. „Nu?â€â€žOp dit oogenblik niet, lummel. Maar morgen als allen naar de Cameroen vertrokken zijn. Wij, vrienden, hebben toevallig de wacht en kunnen dus ongestoord ons werk doen. Komen de booten terug, dan zijn de vogels gevlogen.â€â€žHm, niet slecht. De beide groote sloepen zullen den tocht meemaken, wij moeten dus met de kleine vluchten. Maar waarheen? Is er hier ergens een schuilplaats? Het kan maanden duren voor een voorbij zeilend schip ons opneemt. Deze baai wordt zoo zelden bezocht.â€â€žGeen zorgen, maat. Ik ken deze stroomen ….. was meer hier. Goede zaken te maken voor slavenhandelaars. En wat het vluchten betreft, dat weet ik beter dan menigeen. Vertrouw gerust op mij.â€â€žHm, hm ….. ik zal zien.â€Den volgenden dag stapte het grootste deel der passagiers, onder leiding van luitenant Frog, in de groote boot. Een der kleine booten werd met leege watervaten bevracht en roeide den stroom op. Kapitein Harryson lag ziek in zijn kajuit, Ned, Tom, James en Pedro bleven aan boord, Jim had de wacht.De kleine boot was intusschen met gevulde vaten teruggekeerd. De matrozen laadden er weer leege in en roeiden weg. Aan den oever van een vroolijk kabbelend beekje zouden zij aan land gaan en als de grootste hitte voorbij was, terugkeeren. Deze mannen waren òf niet ingewijd in Jims plannen òf wilden een geschikter gelegenheid afwachten. Jim echter achtte zijn tijd gekomen.Een schel fluitje riep de bondgenooten te zamen. Ned en Tom lagen op het achterdek, Mijnheer Hyde en de Yankee waren mede stroomopwaarts, James was in de scheepskeuken; Pedro ….. volgde het signaal. Onze vrienden luisterden scherp. Jim sprak zacht met zijn kameraden. Een hunner scheen nog bedenkingen te opperen, maar eindelijk had Jim alle tegenstand overwonnen.„Vooruit jongens!….. Aan het werk!†riep hij.De matrozen openden de luiken en daalden in het ruim door Pedro gevolgd. Ned sloop dichterbij, zich opnieuw afvragend van waar de eigenaardige brandlucht kon komen, die hij in het laatste kwartier telkens sterker rook.„Hel en duivel!†hoorde hij Jim vloeken. „Vanwaar komt die walm?â€â€žUit de kruitkamer,†zeide Pedro. „Vlug kameraden, naar boven, voor het schip in de lucht vliegt.â€Op hetzelfde oogenblik klonk een kanonschot, die de oude kast deed trillen en niet weinig ontsteltenis wekte bij de muiters. Meenend, dat het schip uit elkaar barstte, stormden zij naar het dek.„Alle duivels,†vloekte Jim, met een woedend gebaar naar de rookwolk wijzend, die langs den boeg weg dreef. „Wie loste het schot? Wie bracht vuur in de kruitkamer?â€De passagiers, die aan boord waren gebleven, schaarden zich, doodelijk verschrikt om den tweeden stuurman, die niet minder ontsteld naar het dek was gevlogen.„Stilte!â€commandeerdehij. „Wie heeft het schot gelost?â€Niemand antwoordde, tot dat Tom riep:„Maar man, dat is bijzaak. Waar is je verstand gebleven? Wil je het schip laten branden tot het vuur in de kruitkamer komt en wij allen in de lucht vliegen?â€â€žJim,†gelastte de stuurman op nieuw, „je bent aangewezen tot opzichter van de kruitkamer; doe je plicht en ga zien hoe het er mee staat.â€â€žDat mag de duivel doen! Ik bedank.â€â€žJe weigert?â€â€žIk ben niet gehuurd om in de lucht te vliegen. Kom, kameraden, mee in de kleine boot.â€De matrozen drongen naar voren; de reizigers, meestal vrouwen, braken in luide jammerklachten los. Ned, James en Tom stonden met het pistool op de muiters gericht voor de boot, de stuurman en nog een paar heeren voegden zich dadelijk bij hen.„Terug!†donderde Ned, die plotseling vergat een arme klerk te zijn, „terug! De eerste, die de boot aanraakt, schiet ik dood. Jim, als je een oud wijf bent …..â€â€žVervloekte klerk, pas op je tong,†schreeuwde Jim.„Als je een ellendig oud wijf bent,†vervolgde Westfield onvervaard, en een der heeren zijn pistool reikend, „dan zal ik naar de kruitkamer gaan en naar de oorzaak van den brand zoeken.â€Al pratende was hij het luik genaderd en verdween onder dek.Onder onuitsprekelijken angst verliepen eenige minuten, minuten, die de wachtenden uren geleken. Tot aller verlichting verscheen eindelijk Neds hoofd; vlug sprong hij op het dek, snelde naar de achterzijde, naar de hut door Sir Cook gehuurd en bonste met zijn vuisten op de deur. Er volgde geen antwoorden snel besloten trapte hij de deur in. Een dikke walm sloeg hem tegen; een oogenblik week hij aarzelend terug, toen stormde hij naar binnen en kwam een oogwenk later terug,miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend....kwam een oogwenk later terug, miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend.„Stilte! Orde!â€beval onze vriend. „Het kruit loopt geen gevaar.â€Allen slaakten een zucht van verademing.„Mannen,†voer hij voort, „je hebt nu gelegenheid goed te maken, wat je zooeven hebt misdreven. Volg mij, dan zullen wij den brand blusschen.â€Vlug en zonder tegenspraak gehoorzaamden de matrozen de bevelen van Ned, behalve Jim, die brommend en vloekend tegen de fokkemast leunde.De brand was reeds gebluscht; de passagiers en het scheepsvolk waren op het dek verzameld, eenigen druk pratend en gesticuleerend, anderen met bezorgden blik de matrozen beschouwend, toen de booten terugkeerden. Nauwlijks aan boord overvielen allen Ned Westfield met vragen; ieder wilde haarfijn weten wat er gebeurd was en wie het kanonschot gelost had. Met enkele woorden gaf hij hun de noodige inlichtingen, doch was zoo verstandig den voorgenomen aanval der samenzweerders te verzwijgen.Toen Ned zoo onverschrokken in het ruim afdaalde ontdekte hij dadelijk, dat de rook niet van de zijde kwam waar hetkruiten de patronen waren geborgen, maar van den tegenovergestelden kant. Hij vloog erheen en zag, dat er brand ontstaan was in de kajuit van den kapitein. Deze zat aan tafel en stak aan een brandende kaars, die voor hem stond, propjes papier aan, die hij naar alle zijden om zich heen wierp. Het bed had vuur gevat, de vlammen om zich heen grijpend hadden de hut van mijnheer Cook aangetast. Als een bliksemstraal ging het Ned door het hoofd, dat Miss Cook haar vader niet vergezelde op zijn tochtje naar de baai van Biafra en dat hij het jonge meisje ook niet op het dek had gezien. Zou ze mogelijk slapen en gevaar loopen om te stikken? Zonder zich te bezinnen was hij naar haar hut geijld, en had haar, bedwelmd door den rook naar het dek gebracht, waar zij spoedig haar bewustzijn herkreeg.De kapitein, die met starren blik en open mond zijn vernielingswerk was begonnen, zag met hetglunderendstegezicht ter wereld naar het water, dat zijn kajuit binnenstroomde en de vlammen doofde. Blijkbaar was hij door een aanval van waanzin overvallen. Hij kreeg een andere hut en werd dag en nacht bewaakt.De scheepstimmerman had handen vol werk, maar na eenige dagen was de schade hersteld en kon de „Magada†haar reis voortzetten.1Aestuarium = trechtervormig verwijde riviermond.↑
WEDER IN ZEE.
De „Magada†schommelde op de golven van den Atlantischen Oceaan en Tom Hunter, gerustgesteld, haalde verruimd adem.Met evenveel opmerkzaamheid als Ned Westfield luisterde hij naar elk woord door de matrozen gesproken en met evenveel ijver sloeg hij hun doen en laten gade, maar noch de beide vrienden, noch James of Pedro hadden iets vernomen, dat hun tot aanknoopingspunt kon dienen. Een ding stond vast; de dieven waren aan boord, en de namen „Grobian†en „Gentleman†bekend.Wie ze droegen, dat bleef de vraag. Ned en James hadden verdenking op een en denzelfden persoon, een krachtigen kerel, Jim genaamd, met een terugstootend uiterlijk. Deze, op zijn beurt, scheen te bemerken, dat zijn gangen werden nagegaan. Onze vrienden hoopten dat de matrozen hun voorzichtigheid zouden laten varen, zoodra de volle zee was bereikt, waar zij zich uit den aard der zaak veel veiliger zouden gevoelen.Met goeden wind stevende de „Magada†het Zuidenin. De kust was sinds vele dagen niet meer zichtbaar en de uren gingen voor de opvarenden eentonig voorbij. Tom was een waardigemissionarisen Ned speelde met veel aanleg zijn rol van „landratâ€. De dames en haar kinderen bleven meestal in de groote kajuit; de heeren luisterden gaarne naar den Oost-Indischen planter, die uit zijn schat van ervaringen menig interessant avontuur ten beste gaf. Sir Robert Cook voegde zich dikwijls bij het gezelschap, zijn dochter echter, een jong meisje aan wier opvoeding in Engeland de laatste hand was gelegd, verwijlde meestal in haar hut en betrad zelden het gemeenschappelijke salon.De gevreesde golf van Biscaye had men achter den rug, de Azoren waren reeds in ’t gezicht, en nog had het spioneeren onzer vrienden geen resultaat opgeleverd. Wel lachte James geheimzinnig, maar hij liet zich niet uit.„Weet het nu ….. afwachten!†Met die luttele woorden moest Ned zich tevreden stellen. Tom zou er een eed op willen doen, dat Jim werkelijk de „Grobian†was. Op de nachtwacht had een der matrozen hem met dien naam toegesproken, en Jim had den andere ronduit „Gentleman†genoemd. Tom, hen nasluipende, had Jim herkend, maar het gelaat van Gentleman niet kunnen onderscheiden.Pedro haalde de schouders op.„Ik zwijg tot ik weet op welke wijze wij de diamanten kunnen terug nemen,â€luiddeonveranderlijk zijn antwoord op alle vragen.Op een goeden nacht ging Ned, wetend dat Jim wacht had, naar het dek. Deze was juist aan het einde van een verhaal.„Ja, het was een komieke zwetser, die mij dat stukje vertelde. Ik zag hem maar een korten tijd ….. een week ongeveer ….. toen was het gedaan met hem.â€â€žWie sneedt hem den levensdraad af? Jij toch niet,Jimmy?†vroeg Pedro, die mede de wacht had.„Dat deed een ander! Maar een schurk was hij toch, die …… José, die hem om ’t leven bracht. De duivel moge er hem voor aan het spit braden. Een gemeene streek, natuurlijk.â€â€žVertellen!….. Een nieuw verhaal! riepen de matrozen.Ned deed alsof hij pas op het dek kwam en zette zich bij de wacht.„Ja, een verhaal, heel gaarne. Ik zou mijn leven geven om zoo iets te hooren. Hier zijn een paar handen vol tabak, meer kan een arme klerk als ik niet geven.â€â€žEen verhaal is het niet; de zaak liep vervloekt snel af,†zeide Jim, Ned een wantrouwenden blik toewerpend. „De Spanjaard lachte over de geschiedenissen, die de Duitscher vertelde en noemde hem en al zijn landgenooten droomers en dwazen. De andere liet zich dat niet zeggen; de woorden floten als kogels en eer ik mijn glas grog had uitgedronken, had de Duitscher een mes in zijn borst en was José, deSpanjaard, verdwenen. Het werd een rechtszaak. Ik moest getuige zijn en de arme duivel werd onder den grond gestopt. Hij was nogal uit Zuid-Amerika overgekomen om iemand een bericht te brengen! Nu, dat werkje werd hem bespaard.â€â€žHoe heette de Duitscher?†vroeg Pedro.„Hij heeft nooit zijn naam genoemd. En de politie te Portsmouth vond evenmin zijn naam in zijn papieren.â€â€žVloekte hij dikwijls?†vervolgde Pedro in spanning.„Dat weet Neptunus. Hij vloekte meer dan hij sprak,†beweerde Jim, wiens verhalen zelden van overdrijving waren vrij te pleiten.„Dan ken ik hem mogelijk wel,†zeide Pedro zuchtend.„Was het familie van je, maat, dat je zucht als een vrouw?â€â€žNeen, maar ik ontmoette hem juist op een tijd, waarin een ommekeer in mijn leven plaats greep.â€â€žVertellen! vertellen!†riepen ze in koor.Pedro schudde ontkennend het hoofd en verzocht het tot een volgenden keer te mogen uitstellen.„Als het je genoegen doet, kameraad, kan ik je nog wel het een en ander omtrent dien armen duivel meedeelen.â€â€žVooruit, Jim!†riepen de matrozen.„De Duitscher was afkomstig uit een der landen waar ze Duitsch spreken; een Pruis of een Sakser, dat weet ik niet. Zijn familie woonde niet ver van de streek, waar Napoleon smeer uit de pan gekregenheeft.Thüringennoemde hij dat land. De lucht zit vol met sagen, en geesten, en spoken …..â€â€žStil, stil, noem den boozen geest niet!†klonk het waarschuwend.„Alle duivels! Hij zal je niet bijten, hazepoot!â€â€žSpoken en kobolden loopen daar rond, als de visschen hier in het water zwemmen,†vervolgde Jim, zijn pruim tabak van den eenen kant van zijn mond naar den anderen schuivend. En hij begon een dier sagen te vertellen zooals er heden ten dage nog honderden in de groene dalen vanThüringenvan mond tot mond gaan.Hoe aandachtiger Ned en Pedro den zeeman gadesloegen, hoe duidelijker het hun werd, dat zij hem meer gezien hadden. Ned begreep hoe noodig het was zijn incognito te bewaren, Pedro behoefde het er zich niet lastig mee te maken. Nooit sprak hij over zijn verleden en met zijn glad geschoren gelaat en matrozenpakje zou niemand in hem den majordomus van de familie Westfield herkennen.Toen Jim zijn verhaal geëindigd had, vroeg Ned, of hij werkelijk geloofde dat alles gebeurd was?„Mijnheer ….. Ieder kan gelooven wat hij wil. Ik geloof het niet. Maar deze verhalen zijn me liever dan de hocus-pocus, die ik zelf maak.â€â€žNog een verhaal!†werd er weer geroepen.„De beurt is aan een ander. Mijn mond is droog van het vele praten, zoo droog als destijds aan boordbij de Portugeezen, die later weer door de Engelschen werden ingeslokt.Damn’!vandaaguit de klauwen der schurken als vrije neger aan land gezet, morgen door een Yankee bereidwillig aan boord genomen en door dezen, als slaaf naar Brazilië verkocht. Wie uwer, jongens, heeft ooit zoo iets meegemaakt? Dood en duivel!â€Ned en Pedro wierpen elkaar snel een blik toe. Jim scheen een avontuurlijk verleden achter den rug te hebben en zijn laatste woorden herinnerden onze vrienden aan de gebeurtenissen in de baai van Biafra.James had den volgenden dag gewichtige mededeelingen te doen. Volgens zijn meening had Jim vroeger op een slavenhaler gediend en was nu roover ter zee en dief te land. Voorts had hij een schoener, die telkens opdoemde en verdween, scherp in het oog gehouden en gezien dat er den vorigen nacht twee maal licht was ontstoken. Zeker een signaal.„Alles bij elkaar,†fluisterde hij, „houd ik het er voor dat Jim de „Grobe†is en de „Gentlemanâ€â€¦â€¦ nu, dat is mijn geheim ….. de schoener is een zeeroover ….. een stille ….. heb zoo mijn vermoedens ….. en kenteekenen …..â€â€žJames, oude zeebonk, je meent toch niet …..â€â€žDat Jim een verstandhouding heeft met dat schip?….. Ja, wel ….. Had moeten zien hoe hij het schip waarnam …… Het is niet in orde ….. God behoede den ouden kapitein ….. dat zeg ik ….. punctum!â€â€žMensch, wat weet je? Spreek op,†drong Ned aan.„Niets ….. ik vermoed maar ….. tegenwoordigheid van geest, landrat ….. daar komt de stuurman ….. vraag het hemzelf,†zeide James hardop.Mijnheer Frog zag uit de hoogte neer op den armen klerk, die met een onderdanige houding zich tot hem wendde en zachtjes vroeg:„Is het waar, dat wij te Madeira ophouden, en dat daar nog zeemeerminnen zijn?â€â€žDat moet je aan den scheepsjongen vragen,†zeide mijnheer Frog, Ned een blik vol verachting toewerpend.Met een verlegen gezicht en blijkbaar teleurgesteld sloop Ned weg, in zijn hart lachend om den stuurman, die hem voor zoo’n domkop hield. Hij begaf zich naar de groote kajuit waar het gezelschap reeds voor het ontbijt bijeen was. Er heerschte een opgewekte stemming, want Tom had niet kunnen laten, om Neds vraag, die hij in het voorbijgaan had opgevangen nog „warm†ter tafel te brengen. Hij wilde zoo lang mogelijk van de klucht genieten en hield een speech over de schromelijke onwetendheid in zekere kringen en over het dwaze en verderfelijke van bijgeloof. Ned luisterde met een onnoozel gezicht en zeide ten slotte, dat zijn grootmoeder het hem verteld had en het dus wel waar moest zijn. Een uitbundig gelach volgde op deze woorden.„Waarom zou het zoo wonderlijk zijn?†vroeg Ned, met virtuositeit den verlegene spelend, „Hebben wij gisteren niet een paar maal in het Westen hetgeestenschipgezien, ’s avonds zijn lichten zien branden en is het nu niet op eens in de zee verdwenen? Of we met dit schip verongelukken—want dà t moeten wij toch nu de „Vliegende Hollander†ons pad kruiste—of dat de zeemeerminnen ons opeten, is ten slotte hetzelfde.â€â€žHei hei, dat geestenschip is eenvoudig een schoener, die door de hooggaande golven aan onzen blik wordt onttrokken,†zeide een der adelborsten. „Het schip zeilt evenals wij, maar stevende gedurende den nacht in een andere richting. Een half uur geleden zag ik het nog aan den uitersten rand van den horizon. Het schijnt denzelfden koers te houden als wij en zeer zeker zal het ons nog dikwijls in ’t gezicht komen.â€â€žGoddank!†zeide Ned, met een zucht van verlichting.„En wat uw vraag aan den eersten stuurman betreft, neen, wij leggen niet aan te Madeira en de zeemeerminnen behooren tot het verleden.â€â€žAlle duivels,†dacht Ned, „dan moeten wij de reis naar Kaapstad meemaken. In ieder geval zal daar de zaak haar beslag krijgen, al zie ik dan ook geen enkelen diamant terug.â€De buien waren afgedreven en een gunstige wind deed de zeilen zwellen. De beruchte schoener kwam meermalen in ’t gezicht en wekte den argwaan van verscheidene passagiers.Jim wenkte op zekeren nacht Pedro en op de schoener wijzend, zeide hij:„Piraten! Sluwe kerels, die het juiste tijdstip afwachten.Zeg, wij konden ook wel eens slim zijn ….. hoe denk je er over, kameraad? De kapitein is meer in de kajuit dan op het dek, en buitendien oud genoeg om plaats voor anderen te maken. Dan rechter Cook, die veel geld bij zich heeft, zware zakken geld, ik weet het ….. en dan nog de andere reisgenooten. Genoeg voor ons allen ….. indien wij het maar hadden.â€Pedro antwoordde zooals gewoonlijk: „hm, hm!â€â€žWees toch dapper, maat! Bij den eersten storm den besten zinkt het schip toch ….. als het zich nog zóó lang boven water houdt ….. wat zeg je, Pedro? ….. Niet kwaad, he? De meeste kameraden zijn voor het plan ….. sluit je bij ons aan.â€â€žHm, hm. En denk je heelemaal niet om mijnheer Frog?â€â€žâ€™t Mocht wat! Hem neem ik voor mijn rekening.â€â€žEn de tweede stuurman …..â€â€žIs een lafaard. Zoodra hij lont ruikt, kruipt dat oude wijf in zijn kooi.â€â€žJa, maar kapitein Harryson, die heeft zoo van die eigenaardige, alles-in-de-war-sturende manieren …..â€â€žVervloekt! De oude man wordt eenvoudig in zijn kajuit opgesloten; krijgt goed eten en drinken en kan er mijnentwege tot zijn dood blijven.â€â€žEn de dokter, mijnheer Hyde, de adelborsten …..?â€â€žLoop naar den duivel, oud wijf! Al de passagiers hebben geld, goud en sieraden. Die onderhandelt, blijft in ’t leven, die weerstand biedt,krijgtde visschen.Zoodra de zaak afgeloopen is, nemen wij de booten en varen weg. Je ziet, alles is afgesproken, dus ….. sla toe.â€â€žHm, Jim, ik ben roover noch moordenaar en wil er geen worden ook!†zeide Pedro kalm.„Kerel, weet je wel wat je zegt? Ik heb je in de kaart laten kijken, meenend dat je een verstandige, flinke vent waart, met energie genoeg om het fortuin te dwingen je gunstig te zijn. Nu bestaat er kans, dat je mij aan allen verraadt. Maar het zou je dood zijn en …..â€â€žGeen dolle streken, Jim! Je voorstel heeft me verrast; wat niet is, kan worden. Denk eens even na. Welk voordeel zou het mij doen als ik den verrader speelde? De opstand aan boord brak dan dadelijk uit, de schoener werd gewaarschuwd en met mij zou het gedaan zijn. Ik zou wel zoo dom als een stokvisch moeten wezen, indien ik het plan verraadde. De eerste kogel kreeg ik ….. dank je wel. Ben ik roover noch moordenaar, evenmin ben ik een laffe verklikker ….. Doe wat je wilt, mij kan het niet schelen.â€â€žAls ik je niet vertrouwde, Pedro, had ik je niet in onze plannen ingewijd, maar ….. denk niet te lang na.â€â€žLaten wij er niet meer over praten. Als de storm losbreekt, sta ik mijn man. Reken daarop,†antwoordde Pedro dubbelzinnig. „Kom ga mee naar de kooi, ’t is tijd.â€Pedro hield zijn woord, alleen raadde hij Ned zijn pistolen na te zien. James, wien het evenmin was ontgaan,dat er iets broeide, had hem ook al gewaarschuwd.„De schoener is zoomin een zeeroover als wij,†hield Ned vol. „Ik ben geen nieuweling op zee en kan even goed een tijger van een olifant onderscheiden als jij een walvisch van een haring. De schoener heeft zeker een geheime zending en wil niet lastig worden gevallen. De bouw bewijst, dat zij sneller loopt dan de „Magada†en ze blijft in onze nabijheid om niet gepraaid te worden.â€James haalde de schouders op, en moest erkennen, dat hij geen signalen had zien wisselen.„Oude brombeer!†plaagde Ned.„We zullen ….. wacht maar …..,†en James verdween onder dek.De „Magada†bevond zich al ten zuiden van de Kaap-Verdische eilanden; weer en wind waren gunstig, men hoopte spoedig de baai van Biafra in te loopen en te Fernando-Po zich van versch drinkwater te voorzien.„Nog nooit heb ik de baai van Biafra gezien, ofschoon ik al vijf maal langs de Westkust van Afrika gevaren ben,†zeide Sir Robert Cook.„De schepen leggen alleen dan aan wanneer de omstandigheden er hun toe verplichten,†antwoordde mijnheer Hyde. „De eigenlijke baai bezocht ik, toen wij met een hevigen storm averij hadden beloopen. Het is er prachtige. Gij kunt u geen voorstelling maken van de grootsche tafereelen, van het oerwoud, hetongeloofelijk aantal visschen en vogels. En mijlen in den omtrek geen levend menschenkind!â€â€žWij moeten het zien,†riep de Nabob.„Dat zal niet gaan, Sir,†merkte stuurman Frog op. „Kapitein Harryson is ziek zooals gij weet en ik …..â€â€žGij kunt er met den kapitein over spreken, mijnheer Frog. De verantwoording tegenover de Indische compagnie neem ik op me.â€â€žIk zal het den kapitein voorstellen. Wij zouden ook Fernando-Po rechts kunnen laten liggen en aan den stroom water innemen.â€â€žGaarne stel ik een som gelds beschikbaar voor de matrozen, die er ons heen zullen roeien. Wanneer kunnen wij er zijn?â€â€žOver zes dagen, Sir.â€â€žWell! Zorg, dat de mannen hun extra loon kunnen verdienen.â€De nabob verliet de kajuit en mijnheer Hyde fluisterde den missionaris in:„Ja, ja, met geld krijgt men alles gedaan, zoowel te land als te water.â€De passagiers trachtten zich het eentonige leven aan boord van de „Magada†te veraangenamen door scherts en lach en kaartspel en door het vertellen van avonturen onder het genot van een goed glas wijn.Sir Robert Cook had zijn wil doorgedreven en zoo kwamen zij op een goeden dag in de baai van Biafra en zetten koers naar de monding der Cameroen.Toenzij de engte tusschen Fernando-Po en de kust van Guinea invoeren, zagen de reizigers het gouden zonlicht glansen op de toppen der bergen, waartusschen de oceaan zijn donkerblauwe golven voortrolde. Aan hun rechterzijde verhief zich de Clarence-piek, links schenen de machtige toppen van het Camaroen-gebergte als uit de zee op te stijgen.Het bergachtig eiland is, tengevolge van den overvloedigen neerslag, geheel met bosschen bedekt, terwijl het continentale bergland in de hoogere streken slechts uitgestrekte, boomlooze grasvlakten vertoont. De verschillende frissche en toch zacht ineenvloeiende tinten van het landschap, waren een lust voor de oogen. Als een troon van saphier rezen de beide West-Afrikaansche bergreuzen op naar het azuur van den hemel.Terwijl het Cameroengebergte tot op twee derden van zijn hoogte met opgaand geboomte is bedekt, waarboven kreupelbosch en grasvelden met naakte rotsen en nog niet verweerde lavabeddingen afwisselen, zijn de zijden van den Clarence-piek op Fernando-Po tot aan den grazigen top als in een mantel van wouden gehuld en de loodrechte rotswanden aan zijn voet, evenals de wallen van de havenplaats Santa Isabel met een netwerk van klimmende gewassen behangen. Tusschen het in vorm en tint afwisselende groen, schitteren de kleuren van bloeiende boomen en slingerplanten; hier en daar rijzen de wijdgetakte kronen der Afrikaansche reuzenboomen boven het looverdak omhoog en overalwiegelen de vedervormige bladeren der oliepalmen.Lang beschouwden de passagiers der „Magada†het prachtige natuurtafereel tot het schip in den middag het aestuarium1van Cameroen binnenliep en de ankers uitgeworpen werden.Het was te laat in den namiddag om de rivier nog op te varen en dus moest dit tochtje tot den volgenden morgen worden uitgesteld.De matrozen lagen, loom van de warmte, op het achterdek in de schaduw van een uitgespannen zeil. Een troepje had zich van de anderen afgezonderd en voerde, half fluisterend, een druk gesprek met elkaar.„Het is een uitgezochte gelegenheid,†zeide Jim tot Pedro.„Hm,â€zeide deze als gewoonlijk. „Nu?â€â€žOp dit oogenblik niet, lummel. Maar morgen als allen naar de Cameroen vertrokken zijn. Wij, vrienden, hebben toevallig de wacht en kunnen dus ongestoord ons werk doen. Komen de booten terug, dan zijn de vogels gevlogen.â€â€žHm, niet slecht. De beide groote sloepen zullen den tocht meemaken, wij moeten dus met de kleine vluchten. Maar waarheen? Is er hier ergens een schuilplaats? Het kan maanden duren voor een voorbij zeilend schip ons opneemt. Deze baai wordt zoo zelden bezocht.â€â€žGeen zorgen, maat. Ik ken deze stroomen ….. was meer hier. Goede zaken te maken voor slavenhandelaars. En wat het vluchten betreft, dat weet ik beter dan menigeen. Vertrouw gerust op mij.â€â€žHm, hm ….. ik zal zien.â€Den volgenden dag stapte het grootste deel der passagiers, onder leiding van luitenant Frog, in de groote boot. Een der kleine booten werd met leege watervaten bevracht en roeide den stroom op. Kapitein Harryson lag ziek in zijn kajuit, Ned, Tom, James en Pedro bleven aan boord, Jim had de wacht.De kleine boot was intusschen met gevulde vaten teruggekeerd. De matrozen laadden er weer leege in en roeiden weg. Aan den oever van een vroolijk kabbelend beekje zouden zij aan land gaan en als de grootste hitte voorbij was, terugkeeren. Deze mannen waren òf niet ingewijd in Jims plannen òf wilden een geschikter gelegenheid afwachten. Jim echter achtte zijn tijd gekomen.Een schel fluitje riep de bondgenooten te zamen. Ned en Tom lagen op het achterdek, Mijnheer Hyde en de Yankee waren mede stroomopwaarts, James was in de scheepskeuken; Pedro ….. volgde het signaal. Onze vrienden luisterden scherp. Jim sprak zacht met zijn kameraden. Een hunner scheen nog bedenkingen te opperen, maar eindelijk had Jim alle tegenstand overwonnen.„Vooruit jongens!….. Aan het werk!†riep hij.De matrozen openden de luiken en daalden in het ruim door Pedro gevolgd. Ned sloop dichterbij, zich opnieuw afvragend van waar de eigenaardige brandlucht kon komen, die hij in het laatste kwartier telkens sterker rook.„Hel en duivel!†hoorde hij Jim vloeken. „Vanwaar komt die walm?â€â€žUit de kruitkamer,†zeide Pedro. „Vlug kameraden, naar boven, voor het schip in de lucht vliegt.â€Op hetzelfde oogenblik klonk een kanonschot, die de oude kast deed trillen en niet weinig ontsteltenis wekte bij de muiters. Meenend, dat het schip uit elkaar barstte, stormden zij naar het dek.„Alle duivels,†vloekte Jim, met een woedend gebaar naar de rookwolk wijzend, die langs den boeg weg dreef. „Wie loste het schot? Wie bracht vuur in de kruitkamer?â€De passagiers, die aan boord waren gebleven, schaarden zich, doodelijk verschrikt om den tweeden stuurman, die niet minder ontsteld naar het dek was gevlogen.„Stilte!â€commandeerdehij. „Wie heeft het schot gelost?â€Niemand antwoordde, tot dat Tom riep:„Maar man, dat is bijzaak. Waar is je verstand gebleven? Wil je het schip laten branden tot het vuur in de kruitkamer komt en wij allen in de lucht vliegen?â€â€žJim,†gelastte de stuurman op nieuw, „je bent aangewezen tot opzichter van de kruitkamer; doe je plicht en ga zien hoe het er mee staat.â€â€žDat mag de duivel doen! Ik bedank.â€â€žJe weigert?â€â€žIk ben niet gehuurd om in de lucht te vliegen. Kom, kameraden, mee in de kleine boot.â€De matrozen drongen naar voren; de reizigers, meestal vrouwen, braken in luide jammerklachten los. Ned, James en Tom stonden met het pistool op de muiters gericht voor de boot, de stuurman en nog een paar heeren voegden zich dadelijk bij hen.„Terug!†donderde Ned, die plotseling vergat een arme klerk te zijn, „terug! De eerste, die de boot aanraakt, schiet ik dood. Jim, als je een oud wijf bent …..â€â€žVervloekte klerk, pas op je tong,†schreeuwde Jim.„Als je een ellendig oud wijf bent,†vervolgde Westfield onvervaard, en een der heeren zijn pistool reikend, „dan zal ik naar de kruitkamer gaan en naar de oorzaak van den brand zoeken.â€Al pratende was hij het luik genaderd en verdween onder dek.Onder onuitsprekelijken angst verliepen eenige minuten, minuten, die de wachtenden uren geleken. Tot aller verlichting verscheen eindelijk Neds hoofd; vlug sprong hij op het dek, snelde naar de achterzijde, naar de hut door Sir Cook gehuurd en bonste met zijn vuisten op de deur. Er volgde geen antwoorden snel besloten trapte hij de deur in. Een dikke walm sloeg hem tegen; een oogenblik week hij aarzelend terug, toen stormde hij naar binnen en kwam een oogwenk later terug,miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend....kwam een oogwenk later terug, miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend.„Stilte! Orde!â€beval onze vriend. „Het kruit loopt geen gevaar.â€Allen slaakten een zucht van verademing.„Mannen,†voer hij voort, „je hebt nu gelegenheid goed te maken, wat je zooeven hebt misdreven. Volg mij, dan zullen wij den brand blusschen.â€Vlug en zonder tegenspraak gehoorzaamden de matrozen de bevelen van Ned, behalve Jim, die brommend en vloekend tegen de fokkemast leunde.De brand was reeds gebluscht; de passagiers en het scheepsvolk waren op het dek verzameld, eenigen druk pratend en gesticuleerend, anderen met bezorgden blik de matrozen beschouwend, toen de booten terugkeerden. Nauwlijks aan boord overvielen allen Ned Westfield met vragen; ieder wilde haarfijn weten wat er gebeurd was en wie het kanonschot gelost had. Met enkele woorden gaf hij hun de noodige inlichtingen, doch was zoo verstandig den voorgenomen aanval der samenzweerders te verzwijgen.Toen Ned zoo onverschrokken in het ruim afdaalde ontdekte hij dadelijk, dat de rook niet van de zijde kwam waar hetkruiten de patronen waren geborgen, maar van den tegenovergestelden kant. Hij vloog erheen en zag, dat er brand ontstaan was in de kajuit van den kapitein. Deze zat aan tafel en stak aan een brandende kaars, die voor hem stond, propjes papier aan, die hij naar alle zijden om zich heen wierp. Het bed had vuur gevat, de vlammen om zich heen grijpend hadden de hut van mijnheer Cook aangetast. Als een bliksemstraal ging het Ned door het hoofd, dat Miss Cook haar vader niet vergezelde op zijn tochtje naar de baai van Biafra en dat hij het jonge meisje ook niet op het dek had gezien. Zou ze mogelijk slapen en gevaar loopen om te stikken? Zonder zich te bezinnen was hij naar haar hut geijld, en had haar, bedwelmd door den rook naar het dek gebracht, waar zij spoedig haar bewustzijn herkreeg.De kapitein, die met starren blik en open mond zijn vernielingswerk was begonnen, zag met hetglunderendstegezicht ter wereld naar het water, dat zijn kajuit binnenstroomde en de vlammen doofde. Blijkbaar was hij door een aanval van waanzin overvallen. Hij kreeg een andere hut en werd dag en nacht bewaakt.De scheepstimmerman had handen vol werk, maar na eenige dagen was de schade hersteld en kon de „Magada†haar reis voortzetten.
De „Magada†schommelde op de golven van den Atlantischen Oceaan en Tom Hunter, gerustgesteld, haalde verruimd adem.
Met evenveel opmerkzaamheid als Ned Westfield luisterde hij naar elk woord door de matrozen gesproken en met evenveel ijver sloeg hij hun doen en laten gade, maar noch de beide vrienden, noch James of Pedro hadden iets vernomen, dat hun tot aanknoopingspunt kon dienen. Een ding stond vast; de dieven waren aan boord, en de namen „Grobian†en „Gentleman†bekend.
Wie ze droegen, dat bleef de vraag. Ned en James hadden verdenking op een en denzelfden persoon, een krachtigen kerel, Jim genaamd, met een terugstootend uiterlijk. Deze, op zijn beurt, scheen te bemerken, dat zijn gangen werden nagegaan. Onze vrienden hoopten dat de matrozen hun voorzichtigheid zouden laten varen, zoodra de volle zee was bereikt, waar zij zich uit den aard der zaak veel veiliger zouden gevoelen.
Met goeden wind stevende de „Magada†het Zuidenin. De kust was sinds vele dagen niet meer zichtbaar en de uren gingen voor de opvarenden eentonig voorbij. Tom was een waardigemissionarisen Ned speelde met veel aanleg zijn rol van „landratâ€. De dames en haar kinderen bleven meestal in de groote kajuit; de heeren luisterden gaarne naar den Oost-Indischen planter, die uit zijn schat van ervaringen menig interessant avontuur ten beste gaf. Sir Robert Cook voegde zich dikwijls bij het gezelschap, zijn dochter echter, een jong meisje aan wier opvoeding in Engeland de laatste hand was gelegd, verwijlde meestal in haar hut en betrad zelden het gemeenschappelijke salon.
De gevreesde golf van Biscaye had men achter den rug, de Azoren waren reeds in ’t gezicht, en nog had het spioneeren onzer vrienden geen resultaat opgeleverd. Wel lachte James geheimzinnig, maar hij liet zich niet uit.
„Weet het nu ….. afwachten!†Met die luttele woorden moest Ned zich tevreden stellen. Tom zou er een eed op willen doen, dat Jim werkelijk de „Grobian†was. Op de nachtwacht had een der matrozen hem met dien naam toegesproken, en Jim had den andere ronduit „Gentleman†genoemd. Tom, hen nasluipende, had Jim herkend, maar het gelaat van Gentleman niet kunnen onderscheiden.
Pedro haalde de schouders op.
„Ik zwijg tot ik weet op welke wijze wij de diamanten kunnen terug nemen,â€luiddeonveranderlijk zijn antwoord op alle vragen.
Op een goeden nacht ging Ned, wetend dat Jim wacht had, naar het dek. Deze was juist aan het einde van een verhaal.
„Ja, het was een komieke zwetser, die mij dat stukje vertelde. Ik zag hem maar een korten tijd ….. een week ongeveer ….. toen was het gedaan met hem.â€
„Wie sneedt hem den levensdraad af? Jij toch niet,Jimmy?†vroeg Pedro, die mede de wacht had.
„Dat deed een ander! Maar een schurk was hij toch, die …… José, die hem om ’t leven bracht. De duivel moge er hem voor aan het spit braden. Een gemeene streek, natuurlijk.â€
„Vertellen!….. Een nieuw verhaal! riepen de matrozen.
Ned deed alsof hij pas op het dek kwam en zette zich bij de wacht.
„Ja, een verhaal, heel gaarne. Ik zou mijn leven geven om zoo iets te hooren. Hier zijn een paar handen vol tabak, meer kan een arme klerk als ik niet geven.â€
„Een verhaal is het niet; de zaak liep vervloekt snel af,†zeide Jim, Ned een wantrouwenden blik toewerpend. „De Spanjaard lachte over de geschiedenissen, die de Duitscher vertelde en noemde hem en al zijn landgenooten droomers en dwazen. De andere liet zich dat niet zeggen; de woorden floten als kogels en eer ik mijn glas grog had uitgedronken, had de Duitscher een mes in zijn borst en was José, deSpanjaard, verdwenen. Het werd een rechtszaak. Ik moest getuige zijn en de arme duivel werd onder den grond gestopt. Hij was nogal uit Zuid-Amerika overgekomen om iemand een bericht te brengen! Nu, dat werkje werd hem bespaard.â€
„Hoe heette de Duitscher?†vroeg Pedro.
„Hij heeft nooit zijn naam genoemd. En de politie te Portsmouth vond evenmin zijn naam in zijn papieren.â€
„Vloekte hij dikwijls?†vervolgde Pedro in spanning.
„Dat weet Neptunus. Hij vloekte meer dan hij sprak,†beweerde Jim, wiens verhalen zelden van overdrijving waren vrij te pleiten.
„Dan ken ik hem mogelijk wel,†zeide Pedro zuchtend.
„Was het familie van je, maat, dat je zucht als een vrouw?â€
„Neen, maar ik ontmoette hem juist op een tijd, waarin een ommekeer in mijn leven plaats greep.â€
„Vertellen! vertellen!†riepen ze in koor.
Pedro schudde ontkennend het hoofd en verzocht het tot een volgenden keer te mogen uitstellen.
„Als het je genoegen doet, kameraad, kan ik je nog wel het een en ander omtrent dien armen duivel meedeelen.â€
„Vooruit, Jim!†riepen de matrozen.
„De Duitscher was afkomstig uit een der landen waar ze Duitsch spreken; een Pruis of een Sakser, dat weet ik niet. Zijn familie woonde niet ver van de streek, waar Napoleon smeer uit de pan gekregenheeft.Thüringennoemde hij dat land. De lucht zit vol met sagen, en geesten, en spoken …..â€
„Stil, stil, noem den boozen geest niet!†klonk het waarschuwend.
„Alle duivels! Hij zal je niet bijten, hazepoot!â€
„Spoken en kobolden loopen daar rond, als de visschen hier in het water zwemmen,†vervolgde Jim, zijn pruim tabak van den eenen kant van zijn mond naar den anderen schuivend. En hij begon een dier sagen te vertellen zooals er heden ten dage nog honderden in de groene dalen vanThüringenvan mond tot mond gaan.
Hoe aandachtiger Ned en Pedro den zeeman gadesloegen, hoe duidelijker het hun werd, dat zij hem meer gezien hadden. Ned begreep hoe noodig het was zijn incognito te bewaren, Pedro behoefde het er zich niet lastig mee te maken. Nooit sprak hij over zijn verleden en met zijn glad geschoren gelaat en matrozenpakje zou niemand in hem den majordomus van de familie Westfield herkennen.
Toen Jim zijn verhaal geëindigd had, vroeg Ned, of hij werkelijk geloofde dat alles gebeurd was?
„Mijnheer ….. Ieder kan gelooven wat hij wil. Ik geloof het niet. Maar deze verhalen zijn me liever dan de hocus-pocus, die ik zelf maak.â€
„Nog een verhaal!†werd er weer geroepen.
„De beurt is aan een ander. Mijn mond is droog van het vele praten, zoo droog als destijds aan boordbij de Portugeezen, die later weer door de Engelschen werden ingeslokt.Damn’!vandaaguit de klauwen der schurken als vrije neger aan land gezet, morgen door een Yankee bereidwillig aan boord genomen en door dezen, als slaaf naar Brazilië verkocht. Wie uwer, jongens, heeft ooit zoo iets meegemaakt? Dood en duivel!â€
Ned en Pedro wierpen elkaar snel een blik toe. Jim scheen een avontuurlijk verleden achter den rug te hebben en zijn laatste woorden herinnerden onze vrienden aan de gebeurtenissen in de baai van Biafra.
James had den volgenden dag gewichtige mededeelingen te doen. Volgens zijn meening had Jim vroeger op een slavenhaler gediend en was nu roover ter zee en dief te land. Voorts had hij een schoener, die telkens opdoemde en verdween, scherp in het oog gehouden en gezien dat er den vorigen nacht twee maal licht was ontstoken. Zeker een signaal.
„Alles bij elkaar,†fluisterde hij, „houd ik het er voor dat Jim de „Grobe†is en de „Gentlemanâ€â€¦â€¦ nu, dat is mijn geheim ….. de schoener is een zeeroover ….. een stille ….. heb zoo mijn vermoedens ….. en kenteekenen …..â€
„James, oude zeebonk, je meent toch niet …..â€
„Dat Jim een verstandhouding heeft met dat schip?….. Ja, wel ….. Had moeten zien hoe hij het schip waarnam …… Het is niet in orde ….. God behoede den ouden kapitein ….. dat zeg ik ….. punctum!â€
„Mensch, wat weet je? Spreek op,†drong Ned aan.
„Niets ….. ik vermoed maar ….. tegenwoordigheid van geest, landrat ….. daar komt de stuurman ….. vraag het hemzelf,†zeide James hardop.
Mijnheer Frog zag uit de hoogte neer op den armen klerk, die met een onderdanige houding zich tot hem wendde en zachtjes vroeg:
„Is het waar, dat wij te Madeira ophouden, en dat daar nog zeemeerminnen zijn?â€
„Dat moet je aan den scheepsjongen vragen,†zeide mijnheer Frog, Ned een blik vol verachting toewerpend.
Met een verlegen gezicht en blijkbaar teleurgesteld sloop Ned weg, in zijn hart lachend om den stuurman, die hem voor zoo’n domkop hield. Hij begaf zich naar de groote kajuit waar het gezelschap reeds voor het ontbijt bijeen was. Er heerschte een opgewekte stemming, want Tom had niet kunnen laten, om Neds vraag, die hij in het voorbijgaan had opgevangen nog „warm†ter tafel te brengen. Hij wilde zoo lang mogelijk van de klucht genieten en hield een speech over de schromelijke onwetendheid in zekere kringen en over het dwaze en verderfelijke van bijgeloof. Ned luisterde met een onnoozel gezicht en zeide ten slotte, dat zijn grootmoeder het hem verteld had en het dus wel waar moest zijn. Een uitbundig gelach volgde op deze woorden.
„Waarom zou het zoo wonderlijk zijn?†vroeg Ned, met virtuositeit den verlegene spelend, „Hebben wij gisteren niet een paar maal in het Westen hetgeestenschipgezien, ’s avonds zijn lichten zien branden en is het nu niet op eens in de zee verdwenen? Of we met dit schip verongelukken—want dà t moeten wij toch nu de „Vliegende Hollander†ons pad kruiste—of dat de zeemeerminnen ons opeten, is ten slotte hetzelfde.â€
„Hei hei, dat geestenschip is eenvoudig een schoener, die door de hooggaande golven aan onzen blik wordt onttrokken,†zeide een der adelborsten. „Het schip zeilt evenals wij, maar stevende gedurende den nacht in een andere richting. Een half uur geleden zag ik het nog aan den uitersten rand van den horizon. Het schijnt denzelfden koers te houden als wij en zeer zeker zal het ons nog dikwijls in ’t gezicht komen.â€
„Goddank!†zeide Ned, met een zucht van verlichting.
„En wat uw vraag aan den eersten stuurman betreft, neen, wij leggen niet aan te Madeira en de zeemeerminnen behooren tot het verleden.â€
„Alle duivels,†dacht Ned, „dan moeten wij de reis naar Kaapstad meemaken. In ieder geval zal daar de zaak haar beslag krijgen, al zie ik dan ook geen enkelen diamant terug.â€
De buien waren afgedreven en een gunstige wind deed de zeilen zwellen. De beruchte schoener kwam meermalen in ’t gezicht en wekte den argwaan van verscheidene passagiers.
Jim wenkte op zekeren nacht Pedro en op de schoener wijzend, zeide hij:
„Piraten! Sluwe kerels, die het juiste tijdstip afwachten.Zeg, wij konden ook wel eens slim zijn ….. hoe denk je er over, kameraad? De kapitein is meer in de kajuit dan op het dek, en buitendien oud genoeg om plaats voor anderen te maken. Dan rechter Cook, die veel geld bij zich heeft, zware zakken geld, ik weet het ….. en dan nog de andere reisgenooten. Genoeg voor ons allen ….. indien wij het maar hadden.â€
Pedro antwoordde zooals gewoonlijk: „hm, hm!â€
„Wees toch dapper, maat! Bij den eersten storm den besten zinkt het schip toch ….. als het zich nog zóó lang boven water houdt ….. wat zeg je, Pedro? ….. Niet kwaad, he? De meeste kameraden zijn voor het plan ….. sluit je bij ons aan.â€
„Hm, hm. En denk je heelemaal niet om mijnheer Frog?â€
„’t Mocht wat! Hem neem ik voor mijn rekening.â€
„En de tweede stuurman …..â€
„Is een lafaard. Zoodra hij lont ruikt, kruipt dat oude wijf in zijn kooi.â€
„Ja, maar kapitein Harryson, die heeft zoo van die eigenaardige, alles-in-de-war-sturende manieren …..â€
„Vervloekt! De oude man wordt eenvoudig in zijn kajuit opgesloten; krijgt goed eten en drinken en kan er mijnentwege tot zijn dood blijven.â€
„En de dokter, mijnheer Hyde, de adelborsten …..?â€
„Loop naar den duivel, oud wijf! Al de passagiers hebben geld, goud en sieraden. Die onderhandelt, blijft in ’t leven, die weerstand biedt,krijgtde visschen.Zoodra de zaak afgeloopen is, nemen wij de booten en varen weg. Je ziet, alles is afgesproken, dus ….. sla toe.â€
„Hm, Jim, ik ben roover noch moordenaar en wil er geen worden ook!†zeide Pedro kalm.
„Kerel, weet je wel wat je zegt? Ik heb je in de kaart laten kijken, meenend dat je een verstandige, flinke vent waart, met energie genoeg om het fortuin te dwingen je gunstig te zijn. Nu bestaat er kans, dat je mij aan allen verraadt. Maar het zou je dood zijn en …..â€
„Geen dolle streken, Jim! Je voorstel heeft me verrast; wat niet is, kan worden. Denk eens even na. Welk voordeel zou het mij doen als ik den verrader speelde? De opstand aan boord brak dan dadelijk uit, de schoener werd gewaarschuwd en met mij zou het gedaan zijn. Ik zou wel zoo dom als een stokvisch moeten wezen, indien ik het plan verraadde. De eerste kogel kreeg ik ….. dank je wel. Ben ik roover noch moordenaar, evenmin ben ik een laffe verklikker ….. Doe wat je wilt, mij kan het niet schelen.â€
„Als ik je niet vertrouwde, Pedro, had ik je niet in onze plannen ingewijd, maar ….. denk niet te lang na.â€
„Laten wij er niet meer over praten. Als de storm losbreekt, sta ik mijn man. Reken daarop,†antwoordde Pedro dubbelzinnig. „Kom ga mee naar de kooi, ’t is tijd.â€
Pedro hield zijn woord, alleen raadde hij Ned zijn pistolen na te zien. James, wien het evenmin was ontgaan,dat er iets broeide, had hem ook al gewaarschuwd.
„De schoener is zoomin een zeeroover als wij,†hield Ned vol. „Ik ben geen nieuweling op zee en kan even goed een tijger van een olifant onderscheiden als jij een walvisch van een haring. De schoener heeft zeker een geheime zending en wil niet lastig worden gevallen. De bouw bewijst, dat zij sneller loopt dan de „Magada†en ze blijft in onze nabijheid om niet gepraaid te worden.â€
James haalde de schouders op, en moest erkennen, dat hij geen signalen had zien wisselen.
„Oude brombeer!†plaagde Ned.
„We zullen ….. wacht maar …..,†en James verdween onder dek.
De „Magada†bevond zich al ten zuiden van de Kaap-Verdische eilanden; weer en wind waren gunstig, men hoopte spoedig de baai van Biafra in te loopen en te Fernando-Po zich van versch drinkwater te voorzien.
„Nog nooit heb ik de baai van Biafra gezien, ofschoon ik al vijf maal langs de Westkust van Afrika gevaren ben,†zeide Sir Robert Cook.
„De schepen leggen alleen dan aan wanneer de omstandigheden er hun toe verplichten,†antwoordde mijnheer Hyde. „De eigenlijke baai bezocht ik, toen wij met een hevigen storm averij hadden beloopen. Het is er prachtige. Gij kunt u geen voorstelling maken van de grootsche tafereelen, van het oerwoud, hetongeloofelijk aantal visschen en vogels. En mijlen in den omtrek geen levend menschenkind!â€
„Wij moeten het zien,†riep de Nabob.
„Dat zal niet gaan, Sir,†merkte stuurman Frog op. „Kapitein Harryson is ziek zooals gij weet en ik …..â€
„Gij kunt er met den kapitein over spreken, mijnheer Frog. De verantwoording tegenover de Indische compagnie neem ik op me.â€
„Ik zal het den kapitein voorstellen. Wij zouden ook Fernando-Po rechts kunnen laten liggen en aan den stroom water innemen.â€
„Gaarne stel ik een som gelds beschikbaar voor de matrozen, die er ons heen zullen roeien. Wanneer kunnen wij er zijn?â€
„Over zes dagen, Sir.â€
„Well! Zorg, dat de mannen hun extra loon kunnen verdienen.â€
De nabob verliet de kajuit en mijnheer Hyde fluisterde den missionaris in:
„Ja, ja, met geld krijgt men alles gedaan, zoowel te land als te water.â€
De passagiers trachtten zich het eentonige leven aan boord van de „Magada†te veraangenamen door scherts en lach en kaartspel en door het vertellen van avonturen onder het genot van een goed glas wijn.
Sir Robert Cook had zijn wil doorgedreven en zoo kwamen zij op een goeden dag in de baai van Biafra en zetten koers naar de monding der Cameroen.Toenzij de engte tusschen Fernando-Po en de kust van Guinea invoeren, zagen de reizigers het gouden zonlicht glansen op de toppen der bergen, waartusschen de oceaan zijn donkerblauwe golven voortrolde. Aan hun rechterzijde verhief zich de Clarence-piek, links schenen de machtige toppen van het Camaroen-gebergte als uit de zee op te stijgen.
Het bergachtig eiland is, tengevolge van den overvloedigen neerslag, geheel met bosschen bedekt, terwijl het continentale bergland in de hoogere streken slechts uitgestrekte, boomlooze grasvlakten vertoont. De verschillende frissche en toch zacht ineenvloeiende tinten van het landschap, waren een lust voor de oogen. Als een troon van saphier rezen de beide West-Afrikaansche bergreuzen op naar het azuur van den hemel.
Terwijl het Cameroengebergte tot op twee derden van zijn hoogte met opgaand geboomte is bedekt, waarboven kreupelbosch en grasvelden met naakte rotsen en nog niet verweerde lavabeddingen afwisselen, zijn de zijden van den Clarence-piek op Fernando-Po tot aan den grazigen top als in een mantel van wouden gehuld en de loodrechte rotswanden aan zijn voet, evenals de wallen van de havenplaats Santa Isabel met een netwerk van klimmende gewassen behangen. Tusschen het in vorm en tint afwisselende groen, schitteren de kleuren van bloeiende boomen en slingerplanten; hier en daar rijzen de wijdgetakte kronen der Afrikaansche reuzenboomen boven het looverdak omhoog en overalwiegelen de vedervormige bladeren der oliepalmen.
Lang beschouwden de passagiers der „Magada†het prachtige natuurtafereel tot het schip in den middag het aestuarium1van Cameroen binnenliep en de ankers uitgeworpen werden.
Het was te laat in den namiddag om de rivier nog op te varen en dus moest dit tochtje tot den volgenden morgen worden uitgesteld.
De matrozen lagen, loom van de warmte, op het achterdek in de schaduw van een uitgespannen zeil. Een troepje had zich van de anderen afgezonderd en voerde, half fluisterend, een druk gesprek met elkaar.
„Het is een uitgezochte gelegenheid,†zeide Jim tot Pedro.
„Hm,â€zeide deze als gewoonlijk. „Nu?â€
„Op dit oogenblik niet, lummel. Maar morgen als allen naar de Cameroen vertrokken zijn. Wij, vrienden, hebben toevallig de wacht en kunnen dus ongestoord ons werk doen. Komen de booten terug, dan zijn de vogels gevlogen.â€
„Hm, niet slecht. De beide groote sloepen zullen den tocht meemaken, wij moeten dus met de kleine vluchten. Maar waarheen? Is er hier ergens een schuilplaats? Het kan maanden duren voor een voorbij zeilend schip ons opneemt. Deze baai wordt zoo zelden bezocht.â€
„Geen zorgen, maat. Ik ken deze stroomen ….. was meer hier. Goede zaken te maken voor slavenhandelaars. En wat het vluchten betreft, dat weet ik beter dan menigeen. Vertrouw gerust op mij.â€
„Hm, hm ….. ik zal zien.â€
Den volgenden dag stapte het grootste deel der passagiers, onder leiding van luitenant Frog, in de groote boot. Een der kleine booten werd met leege watervaten bevracht en roeide den stroom op. Kapitein Harryson lag ziek in zijn kajuit, Ned, Tom, James en Pedro bleven aan boord, Jim had de wacht.
De kleine boot was intusschen met gevulde vaten teruggekeerd. De matrozen laadden er weer leege in en roeiden weg. Aan den oever van een vroolijk kabbelend beekje zouden zij aan land gaan en als de grootste hitte voorbij was, terugkeeren. Deze mannen waren òf niet ingewijd in Jims plannen òf wilden een geschikter gelegenheid afwachten. Jim echter achtte zijn tijd gekomen.
Een schel fluitje riep de bondgenooten te zamen. Ned en Tom lagen op het achterdek, Mijnheer Hyde en de Yankee waren mede stroomopwaarts, James was in de scheepskeuken; Pedro ….. volgde het signaal. Onze vrienden luisterden scherp. Jim sprak zacht met zijn kameraden. Een hunner scheen nog bedenkingen te opperen, maar eindelijk had Jim alle tegenstand overwonnen.
„Vooruit jongens!….. Aan het werk!†riep hij.
De matrozen openden de luiken en daalden in het ruim door Pedro gevolgd. Ned sloop dichterbij, zich opnieuw afvragend van waar de eigenaardige brandlucht kon komen, die hij in het laatste kwartier telkens sterker rook.
„Hel en duivel!†hoorde hij Jim vloeken. „Vanwaar komt die walm?â€
„Uit de kruitkamer,†zeide Pedro. „Vlug kameraden, naar boven, voor het schip in de lucht vliegt.â€
Op hetzelfde oogenblik klonk een kanonschot, die de oude kast deed trillen en niet weinig ontsteltenis wekte bij de muiters. Meenend, dat het schip uit elkaar barstte, stormden zij naar het dek.
„Alle duivels,†vloekte Jim, met een woedend gebaar naar de rookwolk wijzend, die langs den boeg weg dreef. „Wie loste het schot? Wie bracht vuur in de kruitkamer?â€
De passagiers, die aan boord waren gebleven, schaarden zich, doodelijk verschrikt om den tweeden stuurman, die niet minder ontsteld naar het dek was gevlogen.
„Stilte!â€commandeerdehij. „Wie heeft het schot gelost?â€
Niemand antwoordde, tot dat Tom riep:
„Maar man, dat is bijzaak. Waar is je verstand gebleven? Wil je het schip laten branden tot het vuur in de kruitkamer komt en wij allen in de lucht vliegen?â€
„Jim,†gelastte de stuurman op nieuw, „je bent aangewezen tot opzichter van de kruitkamer; doe je plicht en ga zien hoe het er mee staat.â€
„Dat mag de duivel doen! Ik bedank.â€
„Je weigert?â€
„Ik ben niet gehuurd om in de lucht te vliegen. Kom, kameraden, mee in de kleine boot.â€
De matrozen drongen naar voren; de reizigers, meestal vrouwen, braken in luide jammerklachten los. Ned, James en Tom stonden met het pistool op de muiters gericht voor de boot, de stuurman en nog een paar heeren voegden zich dadelijk bij hen.
„Terug!†donderde Ned, die plotseling vergat een arme klerk te zijn, „terug! De eerste, die de boot aanraakt, schiet ik dood. Jim, als je een oud wijf bent …..â€
„Vervloekte klerk, pas op je tong,†schreeuwde Jim.
„Als je een ellendig oud wijf bent,†vervolgde Westfield onvervaard, en een der heeren zijn pistool reikend, „dan zal ik naar de kruitkamer gaan en naar de oorzaak van den brand zoeken.â€
Al pratende was hij het luik genaderd en verdween onder dek.
Onder onuitsprekelijken angst verliepen eenige minuten, minuten, die de wachtenden uren geleken. Tot aller verlichting verscheen eindelijk Neds hoofd; vlug sprong hij op het dek, snelde naar de achterzijde, naar de hut door Sir Cook gehuurd en bonste met zijn vuisten op de deur. Er volgde geen antwoorden snel besloten trapte hij de deur in. Een dikke walm sloeg hem tegen; een oogenblik week hij aarzelend terug, toen stormde hij naar binnen en kwam een oogwenk later terug,miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend.
...kwam een oogwenk later terug, miss Cook, de dochter van den rechter, in zijn armen dragend.
„Stilte! Orde!â€beval onze vriend. „Het kruit loopt geen gevaar.â€
Allen slaakten een zucht van verademing.
„Mannen,†voer hij voort, „je hebt nu gelegenheid goed te maken, wat je zooeven hebt misdreven. Volg mij, dan zullen wij den brand blusschen.â€
Vlug en zonder tegenspraak gehoorzaamden de matrozen de bevelen van Ned, behalve Jim, die brommend en vloekend tegen de fokkemast leunde.
De brand was reeds gebluscht; de passagiers en het scheepsvolk waren op het dek verzameld, eenigen druk pratend en gesticuleerend, anderen met bezorgden blik de matrozen beschouwend, toen de booten terugkeerden. Nauwlijks aan boord overvielen allen Ned Westfield met vragen; ieder wilde haarfijn weten wat er gebeurd was en wie het kanonschot gelost had. Met enkele woorden gaf hij hun de noodige inlichtingen, doch was zoo verstandig den voorgenomen aanval der samenzweerders te verzwijgen.
Toen Ned zoo onverschrokken in het ruim afdaalde ontdekte hij dadelijk, dat de rook niet van de zijde kwam waar hetkruiten de patronen waren geborgen, maar van den tegenovergestelden kant. Hij vloog erheen en zag, dat er brand ontstaan was in de kajuit van den kapitein. Deze zat aan tafel en stak aan een brandende kaars, die voor hem stond, propjes papier aan, die hij naar alle zijden om zich heen wierp. Het bed had vuur gevat, de vlammen om zich heen grijpend hadden de hut van mijnheer Cook aangetast. Als een bliksemstraal ging het Ned door het hoofd, dat Miss Cook haar vader niet vergezelde op zijn tochtje naar de baai van Biafra en dat hij het jonge meisje ook niet op het dek had gezien. Zou ze mogelijk slapen en gevaar loopen om te stikken? Zonder zich te bezinnen was hij naar haar hut geijld, en had haar, bedwelmd door den rook naar het dek gebracht, waar zij spoedig haar bewustzijn herkreeg.
De kapitein, die met starren blik en open mond zijn vernielingswerk was begonnen, zag met hetglunderendstegezicht ter wereld naar het water, dat zijn kajuit binnenstroomde en de vlammen doofde. Blijkbaar was hij door een aanval van waanzin overvallen. Hij kreeg een andere hut en werd dag en nacht bewaakt.
De scheepstimmerman had handen vol werk, maar na eenige dagen was de schade hersteld en kon de „Magada†haar reis voortzetten.
1Aestuarium = trechtervormig verwijde riviermond.↑
1Aestuarium = trechtervormig verwijde riviermond.↑
1Aestuarium = trechtervormig verwijde riviermond.↑