Zesde Hoofdstuk.Het Vee1.Gegeven teMekka2.—165 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Geloofd zij God, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis en het licht heeft ingesteld: desniettegenstaande plaatsen zij, die niet in den Heer gelooven, andere goden naast hem.2.Hij is het, die u uit slijk heeft geschapen, en daarna het einde van uw leven heeft bepaald. Dat vooruit bepaalde einde is in zijne macht; nog twijfelt gij er aan.3.Hij is God in den hemel en op aarde; hij weet wat gij heimelijk doet; en wat gij openbaart, en weet wat gij verdient.4.Er kwam geen enkel teeken tot hen, van de teekenen van hunnen Heer, of zij wendden zich er af.5.En zij hebben de waarheid geloochend, nadat zij tot hen was gekomen: maar eene boodschap zal tot hen komen, nopens hetgeen zij bespot hebben.6.Hebben zij niet opgemerkt, hoe vele geslachten wij vóór hen hebben vernietigd. Wij hebben hen op de aarde geplaatst op eene wijze zooals wij u niet hebben geplaatst3. Wij hebben den hemel gezonden om overvloed op hen te doen regenen, en gaven hun rivieren, die onder hunnen voet stroomden; daarna hebben wij hen om hunne zonden vernietigd, en hebben andere geslachten na hen doen opstaan.7.Zelfs indien wij hun een boek hadden nedergezonden, op papier geschreven, en zij hadden het met hunne handen aangeraakt, zouden de ongeloovigen zekerlijk hebben gezegd: Dit is slechts tooverij4.8.Zij zeggen, dat zoolang geen engel tot hen werd nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Maar indien wij een engel hadden nedergezonden, zou hunne zaak reeds bepaald zijn, en zij zouden geen oogenblik berouw gevoeld hebben.9.En indien wij een engel als onzen boodschapper hadden aangewezen, zouden wij hem inden vorm van een mensch5gezonden hebben; en wij zouden dien voor hen hebben gekleed, gelijk zij gekleed zijn.10.Andere apostelen zijn vóór u bespot, maar de straf waarmede zij spotten, heeft de spotters bereikt.11.Zeg hun: Doorloopt de aarde en ziet wat het einde van hen was, die onze profeten van bedrog beschuldigden.12.Zeg: Wien behoort wat hemel en aarde bevatten? Zeg: Aan God. Hij heeft zich zelven barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal u zeker op den dag der opstanding verzamelen; daaraan is geen twijfel. Zij, die niet gelooven, verwoesten hunne eigene zielen.13.Hem behoort alles wat bij nacht of bij dag gebeurt; hij hoort en ziet alles.14.Zeg: Zal ik een anderen beschermer kiezen dan God, de schepper van hemel en aarde, die alles voedt en door niemand gevoed wordt? Zeg: Waarlijk, mij is bevolen, de eerste te zijn die den Islam belijdt en het werd mij gezegd: Gij zult op geenerlei wijze een afgodendienaar zijn.15.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik ongehoorzaam jegens mijnen Heer mocht zijn.16.Indien zij van iemand op dien dag wordt afgewend, zal God genadig omtrent hen zijn geweest, en dat eene blijkbare verlossing zijn.17.Indien God u door eenig leed bedroeft, zal niemand het van u kunnen afnemen, uitgezonderd hij zelf; indien hij echter eene weldaad bewijst, is het omdat hij almachtig is.18.Hij is de opperheer over zijne dienaren; en hij is wijs en alwetend.19.Zeg: Wat is het sterkste bij het afleggen van getuigenis6? Zeg: God; hij is getuige tusschen mij en u. En deze Koran werd mij geopenbaard, opdat ik u daardoor zou waarschuwen, en ook hen tot welke hij zal komen. Gelooft gij inderdaad dat er andere goden behalve God zijn? Zeg: Ik belijd dit niet. Zeg: Waarlijk, hij is eén God en ik ben onschuldig aan hetgeen gij met hem vereenigt.20.Zij, wie wij de schrift hebben gegeven, kennen onzen apostel zooals zij hunne eigene kinderen kennen7: maar zij, die hunne eigene zielen verwoesten, zullen niet gelooven.21.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God verzint8, of zijne teekenen van bedrog beschuldigt? Waarlijk, de booze zal niet bloeien.22.En op den dagder opstanding zullen wij hen allen verzamelen, en dan zullen wij zeggen tot hen, die anderen met God vereenigen: Waar zijn uwe makkers9, van wien gij u verbeeldt, dat zij het van God zijn?23.Maar zij zullen geene andere verontschuldiging hebben, dan dat zij zullen zeggen: Bij God, onzen Heer, zweren wij, dat wij geene afgodendienaars waren.24.Zie hoe zij tegen zich zelven liegen, en hoe de goden zich hebben verborgen, die door hen werden uitgevonden10.25.Er zijn er onder hen, die luisteren, als gij den Koran leest, maar wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij het niet zouden verstaan, en eene doofheid in hunne ooren; en indien zij zelfs alle soorten van teekens zagen, zouden zij er niet aan gelooven; en hunne ongeloovigheid zal zoo groot worden, dat zij zelfs tot u zullen komen om met u te twisten. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit zijn niets anders dan dwaze fabelen uit oude tijden.26.En zij zullen anderen verbieden er aan te gelooven, en zich er verre van verwijderen; maar zij zullen hunne eigene zielen slechts vernietigen, en dat gevoelen zij niet.27.Indien gij hen zaagt, als zij in het vuur der hel zullen worden geplaatst, en zij zullen zeggen: Gave God dat wij in de wereld mochten worden teruggezonden; wij zouden dan de teekens van onzen Heer niet van bedrog beschuldigen, en wij zouden ware geloovigen worden.28.Ja, het is hun duidelijk geworden, wat zij vroeger verborgen, en indien zij zelfs in de wereld werden teruggezonden, zouden zij zekerlijk terugkeeren tot datgene wat hun verboden werd; en zij zijn zekerlijk leugenaars.29.En zij zeggen: Er is geen ander leven dan dit leven; nimmer zullen wij opgewekt worden.30.Maar indien gij kondet zien, als zij voor hunnen Heer zullen worden geplaatst11! Hij zal tot hen zeggen: Was dit niet de waarheid? Zij zullen antwoorden: Ja, bij onzen Heer! God zal zeggen; Onderga dus de straf, omdat gij niet hebt geloofd.31.Zij zijn verloren, die de verschijning voor God in het volgende leven als eene onwaarheid verwerpen, tot op het uur12dat hen onvermijdelijk zal verrassen. Dan zullen zij zeggen: Helaas dat wij gedurende onzen leeftijd ons zelven achteloos hebben vergeten, en zij zullen hunne lasten op hunne schouders dragen; en zal het niet kwaad zijn, waarmede zij beladen zullen wezen?32.Dit tegenwoordige leven is niets anders dan een spel en een ijdel vermaak; maar, waarlijk, het volgende leven, zal beterzijn voor hen die God vreezen. Zult gij dat niet begrijpen?33.Nu weten wij, oMahomet! dat het u grieft wat zij spreken! men beschuldigt niet u van valschheid; maar de ongeloovigen loochenen Gods teekenen.34.En reeds vóór u werden er apostelen voor leugenaars gehouden; zij verdroegen de beschuldigingen en de onrechtvaardigheid, tot op het oogenblik dat onze hulp tot hen kwam; want niemand kan Gods woorden veranderen; en gij hebt eenige inlichting ontvangen omtrent hen, die vroeger door hem werden gezonden.35.Indien hun afkeer u grieft, indien gij een holte kondet opzoeken, waardoor gij tot het binnenste der aarde zoudt kunnen doordringen, of eene ladder, waardoor gij tot in den hemel zoudt kunnen opklimmen, om hun een teeken te kunnen toonen, dan zoudt gij het doen; doch uwe pogingen zouden vruchteloos zijn; want indien het Gode behaagde, zou hij hen allen in de ware richting kunnen leiden; wees dus geen der onwetenden13.36.Hij zal alleen hun een gunstig antwoord geven, die met aandacht zullen luisteren; en God zal de dooden opwekken; want tot hem zullen zij terugkeeren.37.De ongeloovigen zeggen, dat, zoo lang hun geen wonder van den Heer zal worden geopenbaard, zij niet zullen gelooven. Antwoordt: Waarlijk, God is in staat een wonder te doen; maar het grootste deel hunner weet het niet14.38.Er is geene diersoort op de aarde, noch een vogel die met zijne vleugels vliegt, welke niet, gelijk gij, een volk vormt15. Wij hebben niets in het boek onzer besluiten16vergeten; want tot hunnen Heer zullen zij terugkeeren17.39.Zij, die onze teekens van logen beschuldigen, zijn doof en stom en wandelen in duisternis; God zal doen dwalen wien hij wil, en wie hem behaagt, zal hij op den rechten weg brengen.40.Zeg: wat denkt gij? indien Gods straf over u komt, of het uur der opstanding, zult gij dan een ander dan God aanroepen; spreekt, indien gij oprecht zijt?41.Ja! Hij is het dien gij zult aanroepen; en hij zal u bevrijden vanhetgeen u hem doet aanroepen, indien het hem behaagt, en gij zult de goden vergeten die gij met hem vereenigt.42.Wij hebben reeds gezanten gezonden onder de volkeren die vóór u bestonden, en hebben hen door onrust en tegenspoed bedroefd, opdat zij zich zouden vernederen.43.Toen de door ons gezonden droefheid over hen kwam vernederden zij zich niet, maar hunne harten werden versteend, en satan bereidde voor hen wat zij bedreven18.44.En toen zij hadden vergeten, wat hun gewaarschuwd was, openden wij de deuren van alle weldaden voor hen19, tot op het oogenblik, dat zij in vreugde gedompeld over de weldaden die zij hadden ontvangen, eensklaps door ons werden aangegrepen en in wanhoop gestort werden.45.En het grootste gedeelte des volks, dat slecht gehandeld had, werd afgesneden: geloofd zij God, de Heer aller schepselen!46.Zeg: wat denkt gij? indien God uw gehoor en uw gezicht weg nemen, en uwe harten verzegelen zou; welke god, behalve God, zou die u terug geven? Zie, op hoeveel verschillenden wijzen, wij de teekenen van Gods eenheid vertoonen, en toch wenden zij er zich van af.47.Zeg tot hen: wat denkt gij? indien Gods straf onverwachts over u kwame, of openlijk20, zou dan iemand behalve de goddeloozen omkomen?48.Wij zenden onze gezanten niet anders dan goede tijdingen dragende, en bedreigingen aan te kondigen. Wie dus gelooven en berouw gevoelen zullen, over deze zal geene vrees komen; nimmer zullen zij bedroefd worden.49.Maar zij die onze teekens van leugen zullen beschuldigen, zullen door een straf worden overvallen, omdat zij slecht hebben gehandeld.50.Zeg: ik zeg niet tot u, de schatten van God zijn in mijne macht, of dat ik de verborgenheden van God ken; ik zeg u niet dat ik een engel ben: ik volg alleen wat mij werd geopenbaard. Zeg: Zullen de blinde en de ziende gelijk gesteld worden? Zult gij dat niet overwegen?51.Predik het tot hen, die vreezen voor hunnen Heer verzameld te worden; zij zullen schuts noch voorspraak hebben, behalve Hem; misschien zullen zij hem vreezen.52.Verdrijf hen niet, die des ochtends en des avonds God aanroepen, uit begeerte zijn aangezicht te zien21. Het komt u niet toe, een oordeel over henuit te spreken, evenmin als het hun behoort, een oordeel over u uit te spreken: indien gij hen dus verdrijft zult gij tot de onrechtvaardigen behooren.53.Dit hebben wij een deel hunner door een ander deel getoond, opdat zij zouden mogen zeggen: zijn dat diegene onzer, omtrent welke God genadig is geweest? Kent God hen niet, die dankbaar zijn?54.En wanneer zij, die gelooven, tot u komen, zeg: Vrede zij over u. Uw Heer zelf heeft zich de barmhartigheid voorgeschreven; indien een uwer door onwetendheid slecht handelt en daarna berouw gevoelt en boete doet, voor dien zal hij zeker genadig en barmhartig zijn.55.Zoo zetten wij onze teekens duidelijker uiteen, opdat het pad der boozen bekend zou zijn.56.Zeg: Waarlijk, het is mij verboden, de valsche goden te aanbidden, die gij naast God aanroept: Zeg: ik wil uwe begeerten niet volgen; want dan zou ik dwalen, en ik zou nimmer een hunner zijn, die op den rechten weg worden geleid.57.Zeg: ik houd mij aan de verklaring, die ik van mijnen Heer heb ontvangen: doch gij hebt logens nopens hem uitgedacht. Wat gij wilt dat verhaast zal worden, is niet in mijne macht22; het oordeel behoort alleen aan God. Hij zal de waarheid doen kennen, en hij is de beste beslisser.58.Zeg: Indien wat gij wenscht te zien verhaasten in mijne macht ware, zou de zaak tusschen u en mij bepaald zijn; maar God kent den onrechtvaardige.59.Hij bezit de sleutels der geheimen; niemand kent die buiten hem; hij weet wat op het droge land en in de zee is; er valt geen blad af, of hij weet het; nergens is een eenvoudige zaadkorrel in de duistere gedeelten der aarde, nergens een groen of verdord spruitje, dat niet in het duidelijke boek is opgeschreven23.60.Hij is het die maakt dat gij des nachts kunt slapen, en weet wat gij des daags hebt gedaan; hij zal u eens opwekken, opdat de vooruit bestemde eindpaal uws levens vervuld worde; want tot hem zult gij terug keeren en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.61.Hij is de meester zijner dienaren, en hij zendt de beschermengelen, om over u te waken, tot op het oogenblik dat de dood u verrast: dan ontvangen onze gezanten den stervenden mensch, en zij zullen onze bevelen nakomen24.62.Daarna zult gij tot God terugkeeren, uw waren Heer; behoort hem het oordeel niet? Hij is de snelste in het opmaken eener rekening.63.Zeg, wie bevrijdt u van de duisternis des lands en der zee, wanneer gij hem nederig en in stilte aanroept,zeggende: Waarlijk, indien gij ons bevrijdt25van deze gevaren, zullen wij zeker dankbaar zijn?64.Zeg: God bevrijdt u daarvan en van iedere tegenspoed en droefenis, en toch plaatst gij andere goden naast hem26.65.Zeg: Hij is in staat u eene straf te zenden van boven27of van onder uwe voeten28, of de tweedracht onder u te brengen en aan den een de geweldenarijen van den ander te doen gevoelen. Zie hoe verschillend wij onze teekens vertoonen, opdat gij die eindelijk zoudt verstaan.66.Dit volk heeft de openbaring, die gij gebracht hebt, van valschheid beschuldigd, hoewel het de waarheid is. Zeg: Ik ben geen waker over u; iedere profetie heeft haren bepaalden tijd van vervulling; en daarna zult gij dien kennen.67.Als gij hoort, dat de ongeloovigen over onze teekens spreken, verwijder u dan, tot zij een ander onderwerp voor hunne gesprekken hebben gekozen; en indien satan u dit voorschrift doet vergeten, blijf dan niet langer bij de goddeloozen, zoodra gij het u weder herinnert.68.Men zal er geene rekenschap voor vragen aan hen, die God vreezen, doch zij dienen zich te herinneren, dat zij God vreezen29.69.Verwijder u van hen, die hunnen godsdienst als een spel en een tijdverdrijf beschouwen, en welke het tegenwoordige leven heeft verblind, en waarschuw hen, door den Koran, dat eene ziel wordt gestraft voor hetgeen zij heeft bedreven. Zij zal geen schuts of beschermer naast God hebben, en indien zij den grootsten losprijs zouden kunnen betalen, zou die niet worden aangenomen. Zij, die aan het verderf zijn overgegeven, om hetgeen zij hebben gedaan, zullen kokend water moeten drinken, en zij zullen eene strenge straf ondergaan, omdat zij niet geloofd hebben.70.Zeg: Zullen wij, naast God hen aanroepen, die ons nuttig zijn noch bestraffen kunnen? En zullen wij op onzen weg terugkeeren, nadat God ons heeft geleid, evenals hij, die door de duivels op den verkeerden weg werd gebracht, terwijl hij op de aarde ronddoolt en thans makkers heeft, die hem tot den rechten weg terugroepen, zeggende: kom tot ons? Zeg: Gods richting is de ware; men heeft ons bevolen, ons aan den Heer van alle schepselen te onderwerpen.71.Neem de bepaalde tijden van het gebedin acht, en vreest hem; want hij is het, voor wien gij zult verzameld worden.72.Hij is het, die de hemelen en de aarde in waarheid heeft geschapen; en wanneer hij tot een ding zegt: wees! dan is het.73.Zijn woord is de waarheid; hem zal het koninkrijk zijn op den dag, waarop de trompet zal klinken: Hij kent wat geheim of openbaar is; Hij is de wijze, de alwetende.74.Abrahamzeide tot zijn vaderAzer30: neemt gij beelden tot goden31)? Waarlijk, ik bemerk, dat gij en uw volk in eene duidelijke dwaling verkeert.75.En zoo deden wijAbrahamhet koninkrijk van hemel en aarde zien, opdat hij een mocht worden van hen, die oprecht gelooven.76.En toen de nacht hem omsluierde, zag hij eene ster, en hij zeide: Dit is mijn Heer; doch toen zij verdween, zeide hij: Ik bemin de goden niet die verdwijnen.77.En toen hij de maan zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn God; doch toen zij verdween, zeide hij: indien God mij niet geleidt, zal ik verdwalen.78.En toen hij de zon zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn heer, dit is de grootste; doch toen zij verdween, zeide hij: O mijn volk! ik ben onschuldig aan datgene, wat gij naast God plaatst.79.Ik wend mijn aangezicht tot hem, die den hemel en de aarde heeft geschapen; ik ben een waar geloovige en ik behoor niet tot de afgodendienaars,80.En zijn volk spotte met hem, en hij zeide: Wilt gij met mij over God twisten? Hij heeft mij op den rechten weg geleid, en ik vrees hen niet, die gij naast hem plaatst, tenzij God iets verlangt; want hij is alwetend32. Zult gij dit niet in overweging nemen?81.En hoe zou ik vreezen, wat zij, naast God plaatsen, naardien gij niet vreest goden naast hem te plaatsen, zonder dat God u daartoe eenige macht heeft gegeven? Zeg: welke der beide partijen is de zekerste, indien gijhet verstaat?82.Zij die gelooven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid omkleeden33, zullen zekerheid genieten en op den rechten weg geleid worden.83.En dit is onze bewijsreden, waarvan wijAbrahamhebben voorzien, opdat hij daarvan tegen zijn volk gebruik zou maken: Wij verheffen hen, die ons behagen; want uw Heer is wijs en alwetend.84.En wij gaven hunIzaakenJacob; en wij hebben hen beiden geleid; en vroeger hadden wij reedsNoachgeleid en onder zijne afstammelingen34hebben wij ookDavidenSalomo, enJob35, enMozesenAärongeleid. Zoo beloonen wij hen, die goed handelen.85.ZachariasenJohannes, enJezusenElias36, waren allen rechtvaardigen.86.EnIsmaël, enElisaenJonas37enLoth38; deze allen hebben wij begunstigd boven alle andere stervelingen.87.Zoo ook hebben wij onder hunne vaderen en hunne kinderen, onder hunne broeders een groot aantal uitverkorenen op den rechten weg geleid.88.Zoo is Gods richting; hij leidt wie hem van zijne dienaren behaagt. Indien de menschen andere goden naast hem plaatsen, zullen hunne daden geheel vruchteloos zijn.89.Deze zijn de personen, welken wij de schrift gaven en wijsheid, en profetie; doch indien deze39daarin niet gelooven, zullen wij de zorg daarvoor aan een volk opdragen, dat daarin zal gelooven.90.Dit zijn de personen, die door God werden geleid; volg daarom hunne richting. Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag van u geene belooning voor het prediken van den Koran; het is slechts eene waarschuwing aan alle schepselen.91.Zij waardeeren God niet zoo als hij het verdient40, als zij zeggen: God heeft niets aan de menschen geopenbaard41. Zeg: Wie heeft dan het boek geopenbaard, datMozesheeft gebracht, om er het licht en den gids der menschen van te maken; het boek, dat gij op bladen schrijft;het boek, dat gij vertoont, en waarvan gij echter een groot gedeelte verbergt? Gij zijt onderricht geworden, van hetgeen gij evenmin als uwe vaderen wist. Zeg hun: God is het, en laten zij zich dan met hunne ijdele gesprekken vermaken.92.Dit boek, hetwelk wij hebben nedergezonden, is gezegend; het bevestigt datgene, wat vóór u werd geopenbaard, en werd u gegeven, opdat gij het zoudt prediken in de stadMekkaen aan hen, die in den omtrek wonen. Zij, die in het volgende leven gelooven, zullen ook daaraan gelooven, en zij zullen den tijd van het gebed nauwkeurig in acht nemen.93.Wie is slechter dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt of zegt! Dit werd mij geopenbaard, als hem niets werd geopenbaard, en die zegt: Ik zal eene openbaring voortbrengen, gelijk aan die, welke door God is nedergezonden?42Indien gij de goddeloozen in de doodsangsten zaagt en de engelen hunne handen uitsteken, zeggende: werpt uwe zielen weg; heden zult gij een strenge straf ondergaan, voor hetgeen gij valsch nopens God hebt gesproken, en omdat gij zijne teekenen hebt versmaad.94.En nu komt gij alleen tot ons43, zooals wij u het eerst schiepen, en liet de weldaden, die wij u hebben geschonken achter u; en wij zien de tusschenpersonen niet, die gij als Gods makkers hebt beschouwd44. De banden, die u vereenigden, zijn gebroken, en wat gij hebt verzonnen, heeft u verlaten45.95.God maakt dat de graankorrel en de dadelpit zich voortplanten. Hij brengt het leven uit den dood voort46. Dit is God. Waarom hebt gij u dus van hem afgewend?96.Hij veroorzaakt, dat de morgen verschijnt, en heeft den nacht bevolen voor de rust, en de zon en de maan tot bepaling van den tijd. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God.97.Hij is het, die de sterren voor u heeft bevolen, dat gij daardoor geleid zoudt worden in de duisternis, te land en ter zee. Wij hebben overal teekens doen schitteren voor hen, die verstaan willen.98.Hij is het die u uit ééne ziel heeft voortgebracht, en eene zekere verzamelplaats en eene rustplaats voor u geschapen heeft47. Wij hebben teekenen doen schitteren voor hen, die verstandig zijn.99.Hij is het, die water van den hemel nederzendt. Daardoordoen wij de spruiten van alle planten ontkiemen; daardoor hebben wij het groen voortgebracht, waaruit wij het graan in aren doen opschieten, en palmboomen, uit welker takken nederhangende, dichte trossen dadels voortkomen, en tuinen met wijngaarden beplant, en olijven en granaatappelen, die op elkander gelijken en van elkander verschillen. Zie op hunne vruchten, als zij vruchten dragen, en hoe zij rijpen. Waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die gelooven.100.Zij hebben de geniussen48met God vereenigd, terwijl hij het is, die ze heeft geschapen. In hunne onwetendheid schrijven zij hem zonen en dochters toe. Geloofd zij hij, en het zij verre van hem, wat zij met hem vereenigen.101.Hij is de maker van hemel en aarde. Hoe zou hij kinderen hebben? hij die geene gezellin heeft? Hij heeft alle dingen geschapen en is alwetend.102.Dit is God uw Heer. Er is geen God buiten hem, de schepper van alle dingen: dien hem dus; want hij zorgt voor alle dingen.103.De blikken der menschen kunnen hem niet bereiken. Hij bereikt alle blikken. Hij is de barmhartige49, de wijze.104.Thans zijn er duidelijke aanwijzingen van uwen Heer tot u gekomen. Hij die deze ziet, ziet ze in zijn eigen voordeel en die er blind voor blijft, het is zijn nadeel. Ik ben uw bewaker niet.105.Zoo verklaren wij onze teekens op verschillende wijzen, opdat zij zouden zeggen, gij hebt met ijver geleerd;50en opdat wij hen er van zouden onderrichten, die ons verstaan.106.Volg datgene, wat u reeds van uwen Heer werd geopenbaard; er is geen God buiten hem; verwijder u dus van de afgodendienaars.107.Indien het Gode had behaagd, zouden zij onschuldig aan afgoderij zijn geweest. Wij hebben u niet tot bewaker over hem aangesteld: noch om op hunne belangen toe te zien.108.Beschimp de godheden niet, die zij naast God aanroepen; zij konden op hunne beurt, in hunne buitensporigheid, God beleedigen. Zoo hebben wij ieder volk zijne daden aangewezen. Later zullen zij tot hunnen Heer terugkeeren, die hun zal herhalen wat zij hebben verricht.109.Zij hebben bij God gezworen, met den meest plechtigen eed, dat indien hun een teeken werd geopenbaard,zij zekerlijk daaraan zouden gelooven. Zeg: Waarlijk, de teekens staan alleen in Gods macht, en hij veroorlooft u niet te begrijpen, dat, als die komen, zij niet zullen gelooven51.110.En wij zullen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden; want zij geloofden er voor de eerste maal niet aan52, en wij zullen hen verlaten, opdat zij in hunne dwaling mogen voortgaan.111.En hoewel wij hun engelen hadden gezonden, en de dood tot hen had gesproken, en wij alle dingen voor hun oog53voor hen hadden verzameld, wilden zij niet gelooven, tot het Gode behaagde; maar het grootste deel hunner weet het niet.112.Zoo hebben wij voor iederen profeet een vijand doen ontstaan; de verleiders van menschen en geniussen, die elkander afzonderlijk klinkende gesprekken54inbliezen, om te verblinden; maar indien het God had behaagd, zouden zij het niet hebben gedaan. Verlaat hen dus, en ook datgene, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.113.Laat de harten van hen, die niet in het volgende leven gelooven, zich daartoe neigen, en laat hen zelven er behagen in scheppen en laat hen winnen wat zij winnen.114.Zal ik een anderen rechter naast God zoeken, om tusschen ons te richten? Hij is het, die u het boek van den Koran heeft toegezonden, onderscheidende goed en kwaad; en zij, welke wij de schrift gaven, weten dat zij van den Heer werd nedergezonden met waarheid. Wees dus niet een van hen, die er aan twijfelen.115.De woorden van uwen Heer zijn volmaakt in waarheid en rechtvaardigheid; er is niemand die deze woorden kan veranderen55. Hij hoort en kent alles.116.Maar indien gij het grootste deel gelooft van hen, die opde aarde zijn, zullen zij u van Gods weg afleiden; zij volgen slechts een onzeker gevoelen en spreken niets dan leugen.117.Waarlijk, God kent hen, die van zijnen weg afgaan, en kent hen wel, die op den rechten weg worden gevoerd.118.Eet van hetgeen, waarbij de naam van God is herdacht56, indien gij aan zijne teekens gelooft57.119.En waarom zoudt gij niet eten van datgene, waarover Gods naam is uitgesproken? aangezien hij u duidelijk verklaarde, wat hij u heeft verboden, uitgenomen datgene, waarvan gij genoodzaakt zijt te eten. Sommigen brengen anderen in dwaling, door hunne hartstochten, zonder kennis te bezitten; maar God kent de zondaren.120.Verlaat het binnenste en het buitenste der zonde58; want zij die de zonde begaan, zullen de belooning ontvangen, naar hetgeen zij hebben verricht.121.Eet dus niet van datgene, waarbij Gods naam niet is herdacht; want dit is zeker zonde. De duivels zullen hunne vrienden ingeven, daarover met u te twisten, doch indien gij hen gehoorzaamt, zijt gij zekerlijk afgodendienaars.122.Zal hij die dood geweest is, en dien wij tot het leven hebben teruggebracht, en dien wij een licht hebben geschonken, waarmede hij onder de menschen zou kunnen wandelen, als degene zijn, die in de duisternis wandelt en die daaruit niet kan geraken? Zoo werden de daden der ongeloovigen vooruit bereid.123.Zoo hebben wij in iedere stad hoofdlieden van de boozen aldaar geplaatst, opdat zij er valstrikken zouden spannen59; doch zij zullen hunne eigene zielen slechts strikken spannen en zij weten het niet60.124.En als hun een teeken61wordt geopenbaard, zeggen zij: wij zullen op geenerlei wijze gelooven, tot ons eene openbaring worde gebracht, evenals diegene, welke aan Gods zendelingen werd gegeven62; God weet het beste, wien hij tot zijnen zendeling zal verkiezen. De schande in Gods aangezicht bedreven, zal op hen vallen, die boos handelen, en eene strenge straf voor het kwaad, dat zij bedreven.125.En hij, wien het Gode behaagt te leiden, zal zijne borst openen om het geloof van den Islam te ontvangen: doch wien het hem zal behagen in dwaling te brengen, diens borst zal hij sluiten en vernauwenals diegene, welke zich ten hemel wil verheffen.63Zoo legt God eene vreeselijke straf aan hen op, die niet gelooven.126.Dit is Gods rechte weg. Thans hebben wij hun, die overdenken willen, onze teekenen duidelijk verklaard.127.Zij zullen eene woonplaats des vredes bij hunnen Heer hebben, en hij zal hun beschermer zijn voor datgene, wat zij hebben gedaan.128.Denk aan den dag, waarop God hen allen verzamelen en zeggen zal: verzameling van geniussen64; gij hebt te veel misbruik van de menschen gemaakt65, en hunne vrienden onder de menschen zullen zeggen: O Heer! de een van ons heeft van den andere diensten genoten en wij zijn tot den gestelden eindpaal66genaderd, dien gij ons hebt bepaald. God zal zeggen: het hellevuur zal uwe woning zijn; daarin zult gij eeuwig verblijven, tot het Gode zal behagen uwe smarten te lenigen; want uw Heer is wijs en alwetend.129.Zoo plaatsen wij sommigen der onrechtvaardigen boven anderen van hen, om hetgeen zij hebben bedreven.130.O verzameling van geniussen en menschen! kwamen er geene zendelingen van u zelven tot u67die u mijne teekens herhaalden, en die u de verschijning van dezen dag voorspelden? Zij zullen antwoorden: wij leggen getuigenis tegen ons zelven af: het tegenwoordige leven verblindde hen, en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren.131.En dit was Gods handelwijze68; want God is niet de verwoester der steden, die haar verdelgt uit boosheid, terwijl hare bewoners zorgeloos waren.132.Ieder zal graden van belooning genieten, naarmate van hetgeen zij zullen bedreven hebben; want God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen zij doen.133.En uw Heer is rijk en vol van barmhartigheid. Indien het hem behaagt, kan hij u vernietigen, en hij kan uit u doen voortkomen wie hem behaagt, zooals hij u uit de nakomelingschap van een ander volk heeft doen voortspruiten.134.Waarlijk, datgene, waarmede men u bedreigt, zal gebeuren, en gij zult het niet kunnen voorkomen.135.Zeg tot de bewoners vanMekka; O mijn volk! handel overeenkomstig uwe kracht; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig mijnen plicht69.136.Enhierna zult gij kennen, wat de belooning van hetparadijsis. De goddeloozen zullen niet bloeien.137.Die vanMekkabestemmen een deel van hetgeen hij in hunnen oogst en onder hun vee heeft doen geboren worden, voor God, en zeggen dit behoort God (volgens hun verbeelding), en dit aan onze gezellen70. En dat wat voor hunne gezellen is bestemd, komt niet tot God, en hetgeen voor God bestemd is, zal tot hunne makkers komen.138.Hoe verkeerd oordeelen zij71. Zoo hebben hunne gezellen verscheidene derafgodendienaarsingegeven, hunne kinderen te dooden72, opdat zij hen in het verderf zouden kunnen voeren, en dat zij hunnen godsdienst duister konden maken, en hen daarin verwarren73. Maar indien het Gode had behaagd, zouden zij dit niet hebben gedaan; verlaat hen dus en datgene wat zij valschelijk uitdenken.139.Zij zeggen ook: Dit vee en deze aardvruchten zijn geheiligd, niemand zal daarvan eten dan die ons behaagt (gelijk zij zich verbeelden); deze dieren mogen niet tot lastdieren gebruikt worden74; en over deze dieren wordt Gods naam niet uitgesproken, als zij die slachten75; zoo denken zij een leugen tegen hem uit, maar God zal hen beloonen voor hetgeen zij valschelijk uitdenken.140.En zij zeggen: De jongen van deze dieren mogen onze mannen eten, maar onze vrouwen niet; doch indien de vrucht on voldragen is, mogen ze beiden haar eten76. God zal hen beloonenvoor hun onderscheid maken. Hij is verstandig en wijs.141.Zij zijn onredbaar verloren, die hunne kinderen dwazelijk, zonder kennis77, hebben vermoord78, en verboden hebben, wat God hun tot voedsel heeft gegeven, terwijl zij eene leugen tegen God uitdachten. Zij dwaalden en werden niet op den rechten weg geleid.142.Hij is het, die de wijngaarden heeft geschapen, zoowel die door houten latwerk zijn gestut, als zij die het niet zijn79, en palmboomen en de granen verschillende soorten voedsel opleverende, en olijven en granaatappelen, die elkander gelijk en niet gelijk zijn. Eet van hunne vruchten als zij vruchten dragen, en betaal den prijs daarvoor op den dag van den oogst80; doch verkwist niet81; want God bemint den verkwister niet.143.En God heeft u sommige dieren gegeven, die tot het dragen van lasten zijn geschapen, en sommigen die alleen geschapen zijn om geslacht te worden. Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, en volg de stappen van satan niet; want hij is uw verklaarde vijand.144.Vier paren vee heeft God u gegeven: een paar schapen en een paar geiten (elk van twee soorten). Zeg tot hen: heeft God de twee mannetjes van de schapen en van de geiten, of de twee wijfjes verboden, of dat wat de lichamen der wijfjes bevatten? Zeg mij met zekerheid, indien gij waarheid spreekt.145.En God gaf u een paar kameelen en een paar runderen. Zeg, heeft hij de twee mannetjes van dezen, of de twee wijfjes verboden, of wat de lichamen der beide wijfjes bevatten82? Waart gij tegenwoordig toen God u dit beval? En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt, opdat hij onverstandige menschen zou kunnen verleiden? Waarlijk, God leidt de onrechtvaardigen niet.146.Zeg: ik vind in datgene, wat mij werd geopenbaard, geenerlei ding verboden om te eten, dan doode dieren, bloed dat gevloeidheeft83en varkensvleesch; want dat is eene afschuwelijkheid, of datgene wat ontwijd is, doordat het in den naam van een ander dan God is gedood. Doch hij, die door den nood mocht gedwongen zijn, en het niet uit ongehoorzaamheid eet, noch met de bedoeling om te zondigen, waarlijk, hem zal God barmhartig en goedertieren zijn.147.Den Joden hebben wij ieder dier verboden, dat eene ongespleten hoef heeft, en wij verboden hun het vet van ossen en schapen, behalve het vet dat zich op hunne schouders en ingewanden84en datgene wat zich aan de beenderen bevindt85. Dat is om hen voor hunne onrechtvaardigheden te straffen; en waarlijk wij spreken de waarheid.148.Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Uw Heer is met eene uitgebreide genade bekleed, maar zijne gestrengheid zal van den booze niet kunnen worden afgewend.149.De afgodendienaars zullen zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij noch onze vaderen afgodendienarij schuldig zijn geweest. Volgens hen zouden wij het gebruik van geenerlei ding verboden hebben. Zoo beschuldigden zij die hen voorafgingen, de profeten van bedrog, tot zij onze gestrenge straf ondervonden. Zeg: indien gij eenige kennis hebt van hetgeen gij zegt, laat het zien; doch gij volgt slechts meeningen en zijt leugenaars.150.Zeg: Alleen God heeft de macht tot de duidelijkste aanwijzing; want indien het hem had behaagd, zou hij u allen hebben geleid.151.Zeg: Breng uwe getuigen bij, die verklaren kunnen, dat God dit heeft verboden. Maar indien zij dit getuigen, getuig dan niet met hen, noch volg de begeerten van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen, en die niet gelooven in het volgende leven, en afgodsbeelden met hunnen Heer gelijk stellen.152.Zeg: Kom86! ik zal u voorlezen, wat uw Heer u heeft verboden; weest niet schuldig aan afgodendienst, weest eerbiedig jegens uwe ouders, en doodt uwe kinderen niet, uit vrees tot armoede te vervallen. Wij zorgen voor u en hen; en nadert de hatelijke zonden87niet, zoowel openlijke als geheime, en doodt de ziel niet, welke God u verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak88. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij zoudt begrijpen.153.Raakt het vermogen van den wees niet aan, behalve tot de vermeerdering daarvan, totdat hij de jaren zijner manbaarheid heeft bereikt;en gebruikt eene goede maat en een nauwkeurig gewicht. Wij zullen geene ziel eene last opleggen, dan die zij kan dragen. En als gij recht spreekt, neemt dan de rechtvaardigheid in acht, hetzij dit voor of tegen iemand is, die met u verwant mocht zijn, en vervul Gods verbond. Dit heeft God u bevolen, opdat gij het overwegen en weten zoudt.154.Dit is mijn rechte weg; volg dien dus, en volg niet het pad van anderen, opdat gij niet afgeleid moogt worden van dat van God. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij hem zoudt vreezen.155.Wij gavenMozesook het boek der wet, een volkomen leiding voor hem, die wel wil handelen, en eene verklaring omtrent alle noodige dingen, en eene richting en genadebewijs, opdat de kinderen Israëls aan het verschijnen voor hunnen God zouden gelooven.156.En dit boek, dat wij thans hebben nedergezonden, is gezegend; volg het dus en vrees God, opdat gij genade moogt ondervinden.157.Gij zult niet meer zeggen:De schriften werden alleen aan twee volkeren gezonden, die vóór ons leefden, en wij hebben geene kennisse van hunne plichten.158.Gij zult niet meer zeggen: indien ons een boek met goddelijke openbaringen ware nedergezonden, waarlijk wij zouden beter dan zij zijn geleid geworden89. En thans is eene duidelijke verklaring, en eene richting en eene genade van uwen Heer tot u gekomen; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die leugens omtrent Gods teekenen uitdenkt, en zich van hem afwendt? Wij zullen hen die zich van onze teekenen afwenden, met eene strenge straf beloonen, omdat zij zich hebben afgekeerd.159.Wachten zij tot de engelen tot hen komen, of dat hun Heer komt om hen te straffen, of dat sommige van Gods teekenen hen verrassen? Op den dag waarop sommige van uws Heeren teekenen zullen verschijnen, zal het geloof daaraan geene ziel bevoordeelen, die daaraan niet vroeger geloofde, of in zijn geloof niet goed handelde90. Zeg: indien gij wacht, zullen ook wij wachten.160.Nader hen niet, die eene scheiding in hunnen godsdienst maken91en zich in secten verdeelen; hunne zaak behoort alleen aan God; daarna zal hij hun verklaren, wat zij gedaan hebben.161.Hij, die met goede werken mocht verschijnen, zal daarvoor eene tienvoudige belooning ontvangen; doch hij, die met slechte daden verschijnt, zal slechtseene gelijke straf daarvoor ontvangen, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.162.Zeg: Waarlijk, mijn Heer heeft mij geleid op een rechten weg, eenen waren godsdienst: het geloof vanAbraham, den waren geloovige, en hij was geen afgodendienaar.163.Zeg: Mijne gebeden en mijne aanbidding, en mijn leven en mijn dood zijn Gode gewijd; den Heer van alle schepselen, die geen gelijke heeft. Dit werd mij geboden, en ik ben de eerste Moslem92.164.Zeg: Zal ik een ander Heer begeeren naast God? Hij is toch de Heer van alle dingen. Alle zielen handelen slechts voor zichzelve en geene ziel zal de last van eene andere dragen. Tot uwen Heer zult gij terugkeeren, en hij zal u datgene verklaren waarover gij thans twist.165.Hij is het, die u heeft aangewezen, uwe voorgangers op aarde op te volgen, en sommigen uwer boven anderen in verschillende graden heeft verheven, opdat hij u zou kunnen bewijzen, wat Hij voor u heeft verricht. Uw Heer is stipt in zijne straffen, maar hij is tevens genadig en barmhartig.1Dit hoofdstuk is aldus betiteld, omdat daarin worden behandeld sommige bijgeloovige gewoonten der bewoners vanMekka, die op het vee betrekking hebben.2Behalve zes, of, volgens anderen, drie verzen.3Mahometschijnt hier de oude en sterke stammen vanAdenThamudte bedoelen.4Of zinsbedrog.5GelijkGabriëlgewoonlijk aanMahometverscheen, die, hoewel een profeet, niet in staat was, zijn gezicht te verdragen, als hij in zijn gewonen vorm verscheen; zoodat anderen dit des te minder zouden kunnen doen.6Deze plaats werd geopenbaard, toen de KoreïshietenMahometverhaalden, dat zij de Joden en Christenen nopens hem hadden ondervraagd, en dat die hun hadden verzekerd, dat zij geene melding of beschrijving van hem in hunne schriften vonden. Daarom, zeiden zij: wie legt de getuigenis voor u af, dat gij Gods gezant zijt? (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)7Dat is: zij weten zeer goed datMahometGods gezant is. ZieHoofdstuk II, vers 141.8Zeggende dat de engelen dochters van God zijn, en tusschenpersonen voor ons bij hem, enz.9Zijnde: Uwe afgoden en valsche goden.10Dat is: Hunne ingebeelde goden bewijzen niets te zijn, en verdwijnen als ijdele droombeelden en hersenschimmen.11Om gericht te worden.12De laatste dag wordt hier het uur genoemd, zooals in 1 Johannes vers 25 enz., en de voorafgaande uitdrukking: verschijning voor God op dien dag, kan mede aangenomen worden dat te beteekenen. 1 Thess. IV : 17.13Op deze plaats wordtMahometgelaakt, dat hij geen geduld tegenover de halsstarrigheid zijner landgenooten plaatste over zijne ongepaste begeerte, om te verwezenlijken wat God niet besloten had; te weten de bekeering en redding van alle menschen. (Al Beidâwi.)14Daar zij onbekend waren met Gods almacht, en met het gevolg van hetgeen zij vroegen; hetgeen tot hunne volslagen vernietiging kon voeren.15Daar zij evenzeer onder Gods hoede zijn als het menschelijk geslacht.16Dat is: in de bewaarde tafel, waarop alle goddelijke besluiten zijn opgeschreven, en alle zaken die in de wereld gebeuren (zoowel de kleinste als de meest uitgebreide), nauwkeurig worden opgeschreven. Reeds vroeger is, in den loop van dit werk, hierover bij herhaling gesproken.17Want, volgens het Mahomedaansche geloof, zullen alle schepselen op den dag des laatsten oordeels voor God verschijnen, om rekenschap van hunne daden af te leggen.18Dat is: satan heeft hunne daden verbloemd, of: satan heeft hunne daden geschikt zooals het hem behaagde.19Dat is; wij gaven hunallerleiovervloed, ten einde, nadat zij niet door hunne droefenis werden geleerd, hun voorspoed een valstrik voor hen zou worden, en zij zich zelven spoediger tot vernietiging zouden brengen.20Dat is, volgensAl Beidâwi: óf zonder eenige voorafgaande aankondiging, óf na het geven van eene waarschuwing.21Sommigen zeggen, dat de opperhoofden vanMekkaalle armen uit hunne stad verdreven; hun zeggende totMahomette gaan. Zij deden dit en boden aan, zijnen godsdienst te omhelzen; doch hij maakte eenige zwarigheid, hen te ontvangen, daar hij vreesde, dat de nood en geene oprechte overtuiging de drijfveer was (Al Beidâwi,Jallalo’ddin); waarna deze plaats werd geopenbaard.22Deze plaats moet tot antwoord strekken op de uitdagingen der ongeloovigen, die totMahometzeiden, indien hij een waar profeet was, een stortregen van steenen of een andere wonderdadige straf van den hemel af te bidden, om hen te vernietigen. (AlBeidâwi).23Zie hiervoren vers 38, noot.24Woordelijk zou dit moeten luiden: onze gezanten, nemen ieder uwer op; ontvangen zijn adem, zijne ziel. Die engel heetIrafil.25De lezing van een ander afschrift van den Koran is in den derden persoon. Indien hij ons bevrijdt, enz.26Door tot uwe vroegere afgodendienarij terug te keeren.27Door stormen des hemels; zooals bij de ongeloovigen vanNoachenLoth, en het leger vanAbraha, den heer van den olifant. (Al Beidâwi).28Zooals bijPharaoen zijn leger, en bijKorach, of (gelijk de Mahomedanen hem noemen)Karun. (Al Beidâwi.)29De Muzelmannen maakten de opmerking, dat, indien men zich telkenmale van de ongeloovigen moest verwijderen als zij den nieuwen godsdienst bespotten, men nergens een enkel oogenblik zou kunnen blijven.Mahometvulde daarop het voorschrift van het vorige vers met deze plaats aan.30Dit is de naam dien de Mahomedanen aanAbrahamsvader gaven en die in de H. SchriftTerahwordt genaamd, hoewel sommigen hunner schrijvers beweren, datAzerde zoon was vanTerah(Tarîkh Montakhab, bijd’Herbel.Bibl. Oriënt.p. 12) end’Herbelotzegt, dat de Arabieren hen in hunne geslachtslijsten steeds als verschillende personen beschouwen, maar dat, aangezienAbraham, volgensMozes, de zoon vanTerahwas, door Europeesche schrijvers verondersteld wordt, datTerahdezelfde is als deAzerder Arabieren.31DatAzerofTeraheen afgodendienaar was, wordt algemeen toegegeven; ook kan het niet worden geloochend, daar in de Schrift opzettelijk wordt gezegd, dat hij vreemde goden diende (JosuaXXIV, 2, 14). De Oostersche schrijvers nemen eenparig aan, dat hij een beeldhouwer was en afgodsbeelden vervaardigde; en hij wordt als de eerste voorgesteld, die beelden van klei maakte; alleen schilderijen waren vóór hem in gebruik (Epiphan,Adv.Haer.lib. 1, p. 7, 8), en men veronderstelt, dat die als afgoden werden aangebeden. Men zegt echter dat zijn bedrijf eerbiedwaardig (ZieHyde,de Rel. Vet. Persar, p. 63) en hij een groot man en zeer bevriend metNimrod, zijn schoonvader was (d’Herbel), daar hij afgodsbeelden voor hem maakte en in zijne kunst uitmuntte.32Dat is: Ik ben niet verschrikt door uwe valsche goden, die mij niet kunnen deren, uitgenomen wanneer God het veroorlooft, of wanneer het hem behaagt mij te bedroeven.33De uitleggers verklaren hier het woord onrechtvaardig door afgodendienarij, of openbaar verzet tegen God.34Sommigen passen het woord “zijne†opAbrahamtoe, als de persoon waarvan op deze plaats voornamelijk wordt gesproken; sommigen opNoach; daarJonasenLoth, gelijk zij zeggen, niet vanAbrahamszaad waren; anderen veronderstellen, dat de personen in dit en het volgende vers bedoeld, als de afstammelingen vanAbrahammoeten worden beschouwd en die in het naastvolgende vers als de afstammelingen vanNoach. (Al Beidâwi.)35De Mahomedanen zeggen, dat hij tot het geslacht vanEzaubehoorde. ZieHoofdstuk XXIen XXXVIII.36ZieHoofdstuk XXXVII.37ZieHoofdstuk X, XXI en XXXVII.38ZieHoofdstuk VIIenz.39Dit zijn de Koreïshieten. (Al Beidâwi).40VolgensJallalo’ddinsoordeel is dit vers en ook de beide volgende teMedinageopenbaard.41Door te zeggen, dat, behalve in de tien geboden, God aanMozesvrijheid heeft gegeven, de openbaringen naar zijne keuze in te kleeden.42Daar sommige Arabieren, naar het schijnt, voorgaven, dat indien het hun behaagde, zij een boek konden schrijven, hetwelk in hoedanigheid niet onder den Koran zou staan. Anderen zeggen, dat dit betrekking zou hebben op eenige valsche profeten, die inMahometstijd leefden; zoo alsMoçaïlama,El Aswaden anderen.43Dat is: zonder uw rijkdom, uwe kinderen of uwe vrienden, waarop gij u in uwen leeftijd zoo zeer hebt verlaten.44Of valsche goden.45Betreffende de tusschenkomst uwer afgoden, of het niet gelooven aan toekomstige belooningen en straffen.46ZieHoofdstuk III, vers 26.47Namelijk: in de lendenen uwer vaderen en de ingewanden uwer moeders. (Al Beidâwi).48Dit beteekent de soort van redelijke, onzichtbare wezens, hetzij engelen of duivels, of de tusschensoort, gewoonlijk geniussen genaamd. Eenige der uitleggers verstaan hier engelen, welke door de afgodendienende Arabieren vereerd werden; anderen duivels, hoofdzakelijk omdat, volgens het stelsel der magiërs, de duivel als een soort schepper en als het beginsel van alle kwaad aangezien werd, terwijl God als de oorzaak van al het goede werd beschouwd. (Al Beidâwi.)49Of, letterlijk vertaald, de onbegrijpelijke (Al Beidâwi.)50Dat is: gij werdt hieromtrent door de Joden en Christenen onderricht, en hebt ons alleen stuksgewijze verhaald, wat gij van hen hebt geleerd. Dit werdMahometdoor de ongeloovigen tegengeworpen, daar zij het voor hem onmogelijk hielden, helder en duidelijk over onderwerpen van zoo verheven aard te spreken, zonder goed bekend te zijn met de leeren en de heilige schriften dier godsdiensten.51Hier trachtMahometzijne onmacht tot voortbrenging van een mirakel te verontschuldigen, door te verklaren, dat God het niet geschikt achtte, aan hunne begeerten te voldoen, en ofschoon hij het wel had willen doen, het toch te vergeefs zou zijn geweest; en daar zij niet door den Koran waren overtuigd, zouden zij ook door het grootste mirakel niet overtuigd worden. VergelijkLucasXVI : 31. De laatste woorden van het vers beteekenen eigenlijk: Ach, hoe gaarne zou ik u, geloovigen, willen doen begrijpen, dat zij, de ongeloovigen, er niet aan gelooven.52Namelijk aan den Koran.53De bewoners vanMekkaeischten namelijk datMahomethun een engel zou toonen, die voor hun oog uit den hemel zou nederdalen, of dat hij hunne overleden vaderen zou opwekken, opdat zij met hen zouden kunnen spreken, of dat hij God en zijne engelen zou overhalen, hun in een lichamelijken toestand te verschijnen.54IJdele woorden, welker schijn verleidt en in dwaling brengt.55Sommigen zeggen, dat dit betrekking heeft op de onverwrikbaarheid van Gods besluiten, anderen op zijne bijzondere belofte, dat hij den Koran voor de verdraaiingen en vervalschingen zou bewaren, die, volgens hen, in den Pentateuchus en het Evangelie hebben plaats gehad (Soera XV) en anderen weder op den onschendbaren duur der Mahomedaansche wet, die volgens hen, tot aan het einde der wereld zal voortduren.56ZieHoofdstuk II, vers 168enHoofdstuk V, vers 4.57Dat is: gij moogt van elk dier eten, dat onder het aanroepen van Gods naam is geslacht; waarvan natuurlijk doode dieren, varkensvleesch enz. zijn uitgesloten.58Dat is: de openlijke en verborgen zonde.59Op dezelfde wijze als wij inMekkahebben gedaan.60Dit vers is toepasselijk op de grooten, en de rijke lieden vanMekka, dieMahomethet meest vijandig waren: zij namen de zwakken des volks tegen hem in.61Dat is: eenigerhande vers of plaats van den Koran.62Dit waren de woorden der Koreïshieten, die beweerden, dat er onder hen personen waren, meer waardig Gods zendeling te zijn danMahomet.63Evenals bij vele oude Arabische dichters wordt hier, volgens sommigen, het verontruste hart bij een vogel vergeleken, die de vleugels beweegt. Volgens anderen wordt hier eene onmogelijkheid bedoeld.64Duivels.65Door hen in verzoeking te brengen, of tot zonde te verleiden.66Zijnde de dag der opstanding, waaraan wij op de vorige wereld niet hebben geloofd.67De Mohamedanen gelooven, dat God afgezanten zond, zoowel om geniussen als om menschen te bekeeren. Deze zouden altijd van het menschenras zijn geweest.68Dit is: dat God, alvorens eene stad te straffen, zendelingen stuurde om haar te waarschuwen.69Dit is: Gij kunt voortgaan in uw verzet tegen God en in uw boos opzet jegens mij, en in uw ongeloof volharden; doch ik zal volhardenuwe beleedigingen met geduld te verdragen en de openbaringen mede te deelen, die God mij heeft bevolen (Al Beidâwi).70Dat is: onze afgoden. In deze beteekenis wordt dit woord meermalen op deze plaats gebruikt.71Dit vers heeft betrekking op eenige godsdienstige gebruiken der afgoden dienende Arabieren; zooals de verdeeling der gronden, der vruchten en der oogsten in twee deelen, waarvan een voor de hoogste godheid, en het andere voor de ondergeschikte godheden, was bestemd, die door de afgodsbeelden werden voorgesteld. Het deel van God diende om de armen en de reizigers te voeden, dat der afgoden werd voor de offeranden en tot de bezoldiging der priesters gebruikt. Indien een vrucht afviel van het deel voor God bestemd, gaf men het aan de afgoden; doch men handelde niet zoo in het tegenovergestelde geval; want God, zeiden de afgodendienaars, is rijk, en kan alles ontberen. (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)72Hetzij door de onmenschelijke gewoonte, die bij de Arabieren vanKendahof andere stammen bestond, om hunne dochters levend te verbranden, zoodra zij ter wereld kwamen, indien zij vreesden haar niet te kunnen onderhouden (ZieHoofdstuk LXXXI), of wel door die aan hunne afgoden te offeren.73Door den godsdienst, dienIsmaëlzijnen nakomelingen heeft doen erven, met afschuwelijk bijgeloof te besmetten (Al Beidâwi).74Die zij, in hun bijgeloof, in sommige bijzondere gevallen van zulke diensten verschoonden. (Hoofdstuk V).75ZieHoofdstuk V.76Want indien zulke dieren hunne jongen werpen, mogen zoowel de vrouwen als de mannen daarvan eten.77Daar zij geen duidelijk begrip van Gods Voorzienigheid hebben.78Zie deze Soera, de laatste noot van vers 137.79Of, zooals sommigen deze woorden vertalen: hetzij boomen of planten, die door den arbeid der menschen geplant zijn hetzij die van nature in de woestijnen en op de bergen groeien.80Dat is: geef daarvan aalmoezen aan de armen; en deze aalmoezen waren, zooalsAlBeidâwiopmerkte, wat zij gewoon waren te geven vóór deZacâtwerd ingesteld, hetgeen geschiedde vóórMahometMekkaverliet, waar dit vers werd geopenbaard. Sommigen zijn echter eene andere meening toegedaan, en zeggen om diezelfde reden, dat dit vers teMedinawerd geopenbaard.81Dat is: Geef daarvan niet zooveel aan aalmoezen weg, dat daardoor uwe eigene gezinnen in nood worden gebracht; want weldadigheid begint met zich zelven.82Op deze plaats trachtMahometde Arabieren van hunne bijgeloovige dwaasheid te overtuigen, in het verbieden, hetzij de mannetjes, hetzij de wijfjes of de jongen van deze vier soorten te eten. (AlBeidâwi).83Dat is: vloeibaar bloed, in tegenstelling van lever en milt door de Arabieren verondersteld ook bloed, doch niet vloeibaar, te zijn en welke zij geoorloofd achten. (Al Beidâwi).84Zie Leviticus VII : 23 en III : 16.85Zijnde het vet van den stuit of den staart der schapen, die in het Oosten zeer zwaar zijn, naardien eene kleine tien of twaalf pond en sommigen zelfs zestig pond wegen.86Dit vers en de twee volgende worden doorJallalo’ddinverondersteld teMedinageopenbaard te zijn.87Het oorspronkelijke woord beteekent bijzonder ontucht en gierigheid.88Zoo als moord, afvalligheid of overspel. (Al Beidâwi.)89Door de snelheid van ons begrip, de klaarheid van ons verstand en onze gemakkelijkheid, wetenschappen aan te leeren; zooals blijkt uit onze geschiedenis, dichtkunde en welsprekendheid; desniettegenstaande zijn wij een ongeletterd volk. (Al Beidâwi).90Want geloof in het volgende leven zal geen voordeel aanbrengen voor hen, die in dit leven niet hebben geloofd, noch in dit leven geloofd zonder goede daden.91Dat is: wie in een gedeelte daarvan gelooven, en een ander deel daarvan niet gelooven, of die daarin secten vormen. Men zegt, datMahometheeft verklaard, dat de Joden in eenenzeventig secten waren verdeeld, en de Christenen in tweeënzeventig, en dat zijne eigene volgelingen in drieënzeventig secten gesplitst waren, en dat allen verdoemd zouden worden, bebalve ééne van ieder. (Al Beidâwi.)92ZieHoofdstuk VI; vers 14.
Zesde Hoofdstuk.Het Vee1.Gegeven teMekka2.—165 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Geloofd zij God, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis en het licht heeft ingesteld: desniettegenstaande plaatsen zij, die niet in den Heer gelooven, andere goden naast hem.2.Hij is het, die u uit slijk heeft geschapen, en daarna het einde van uw leven heeft bepaald. Dat vooruit bepaalde einde is in zijne macht; nog twijfelt gij er aan.3.Hij is God in den hemel en op aarde; hij weet wat gij heimelijk doet; en wat gij openbaart, en weet wat gij verdient.4.Er kwam geen enkel teeken tot hen, van de teekenen van hunnen Heer, of zij wendden zich er af.5.En zij hebben de waarheid geloochend, nadat zij tot hen was gekomen: maar eene boodschap zal tot hen komen, nopens hetgeen zij bespot hebben.6.Hebben zij niet opgemerkt, hoe vele geslachten wij vóór hen hebben vernietigd. Wij hebben hen op de aarde geplaatst op eene wijze zooals wij u niet hebben geplaatst3. Wij hebben den hemel gezonden om overvloed op hen te doen regenen, en gaven hun rivieren, die onder hunnen voet stroomden; daarna hebben wij hen om hunne zonden vernietigd, en hebben andere geslachten na hen doen opstaan.7.Zelfs indien wij hun een boek hadden nedergezonden, op papier geschreven, en zij hadden het met hunne handen aangeraakt, zouden de ongeloovigen zekerlijk hebben gezegd: Dit is slechts tooverij4.8.Zij zeggen, dat zoolang geen engel tot hen werd nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Maar indien wij een engel hadden nedergezonden, zou hunne zaak reeds bepaald zijn, en zij zouden geen oogenblik berouw gevoeld hebben.9.En indien wij een engel als onzen boodschapper hadden aangewezen, zouden wij hem inden vorm van een mensch5gezonden hebben; en wij zouden dien voor hen hebben gekleed, gelijk zij gekleed zijn.10.Andere apostelen zijn vóór u bespot, maar de straf waarmede zij spotten, heeft de spotters bereikt.11.Zeg hun: Doorloopt de aarde en ziet wat het einde van hen was, die onze profeten van bedrog beschuldigden.12.Zeg: Wien behoort wat hemel en aarde bevatten? Zeg: Aan God. Hij heeft zich zelven barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal u zeker op den dag der opstanding verzamelen; daaraan is geen twijfel. Zij, die niet gelooven, verwoesten hunne eigene zielen.13.Hem behoort alles wat bij nacht of bij dag gebeurt; hij hoort en ziet alles.14.Zeg: Zal ik een anderen beschermer kiezen dan God, de schepper van hemel en aarde, die alles voedt en door niemand gevoed wordt? Zeg: Waarlijk, mij is bevolen, de eerste te zijn die den Islam belijdt en het werd mij gezegd: Gij zult op geenerlei wijze een afgodendienaar zijn.15.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik ongehoorzaam jegens mijnen Heer mocht zijn.16.Indien zij van iemand op dien dag wordt afgewend, zal God genadig omtrent hen zijn geweest, en dat eene blijkbare verlossing zijn.17.Indien God u door eenig leed bedroeft, zal niemand het van u kunnen afnemen, uitgezonderd hij zelf; indien hij echter eene weldaad bewijst, is het omdat hij almachtig is.18.Hij is de opperheer over zijne dienaren; en hij is wijs en alwetend.19.Zeg: Wat is het sterkste bij het afleggen van getuigenis6? Zeg: God; hij is getuige tusschen mij en u. En deze Koran werd mij geopenbaard, opdat ik u daardoor zou waarschuwen, en ook hen tot welke hij zal komen. Gelooft gij inderdaad dat er andere goden behalve God zijn? Zeg: Ik belijd dit niet. Zeg: Waarlijk, hij is eén God en ik ben onschuldig aan hetgeen gij met hem vereenigt.20.Zij, wie wij de schrift hebben gegeven, kennen onzen apostel zooals zij hunne eigene kinderen kennen7: maar zij, die hunne eigene zielen verwoesten, zullen niet gelooven.21.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God verzint8, of zijne teekenen van bedrog beschuldigt? Waarlijk, de booze zal niet bloeien.22.En op den dagder opstanding zullen wij hen allen verzamelen, en dan zullen wij zeggen tot hen, die anderen met God vereenigen: Waar zijn uwe makkers9, van wien gij u verbeeldt, dat zij het van God zijn?23.Maar zij zullen geene andere verontschuldiging hebben, dan dat zij zullen zeggen: Bij God, onzen Heer, zweren wij, dat wij geene afgodendienaars waren.24.Zie hoe zij tegen zich zelven liegen, en hoe de goden zich hebben verborgen, die door hen werden uitgevonden10.25.Er zijn er onder hen, die luisteren, als gij den Koran leest, maar wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij het niet zouden verstaan, en eene doofheid in hunne ooren; en indien zij zelfs alle soorten van teekens zagen, zouden zij er niet aan gelooven; en hunne ongeloovigheid zal zoo groot worden, dat zij zelfs tot u zullen komen om met u te twisten. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit zijn niets anders dan dwaze fabelen uit oude tijden.26.En zij zullen anderen verbieden er aan te gelooven, en zich er verre van verwijderen; maar zij zullen hunne eigene zielen slechts vernietigen, en dat gevoelen zij niet.27.Indien gij hen zaagt, als zij in het vuur der hel zullen worden geplaatst, en zij zullen zeggen: Gave God dat wij in de wereld mochten worden teruggezonden; wij zouden dan de teekens van onzen Heer niet van bedrog beschuldigen, en wij zouden ware geloovigen worden.28.Ja, het is hun duidelijk geworden, wat zij vroeger verborgen, en indien zij zelfs in de wereld werden teruggezonden, zouden zij zekerlijk terugkeeren tot datgene wat hun verboden werd; en zij zijn zekerlijk leugenaars.29.En zij zeggen: Er is geen ander leven dan dit leven; nimmer zullen wij opgewekt worden.30.Maar indien gij kondet zien, als zij voor hunnen Heer zullen worden geplaatst11! Hij zal tot hen zeggen: Was dit niet de waarheid? Zij zullen antwoorden: Ja, bij onzen Heer! God zal zeggen; Onderga dus de straf, omdat gij niet hebt geloofd.31.Zij zijn verloren, die de verschijning voor God in het volgende leven als eene onwaarheid verwerpen, tot op het uur12dat hen onvermijdelijk zal verrassen. Dan zullen zij zeggen: Helaas dat wij gedurende onzen leeftijd ons zelven achteloos hebben vergeten, en zij zullen hunne lasten op hunne schouders dragen; en zal het niet kwaad zijn, waarmede zij beladen zullen wezen?32.Dit tegenwoordige leven is niets anders dan een spel en een ijdel vermaak; maar, waarlijk, het volgende leven, zal beterzijn voor hen die God vreezen. Zult gij dat niet begrijpen?33.Nu weten wij, oMahomet! dat het u grieft wat zij spreken! men beschuldigt niet u van valschheid; maar de ongeloovigen loochenen Gods teekenen.34.En reeds vóór u werden er apostelen voor leugenaars gehouden; zij verdroegen de beschuldigingen en de onrechtvaardigheid, tot op het oogenblik dat onze hulp tot hen kwam; want niemand kan Gods woorden veranderen; en gij hebt eenige inlichting ontvangen omtrent hen, die vroeger door hem werden gezonden.35.Indien hun afkeer u grieft, indien gij een holte kondet opzoeken, waardoor gij tot het binnenste der aarde zoudt kunnen doordringen, of eene ladder, waardoor gij tot in den hemel zoudt kunnen opklimmen, om hun een teeken te kunnen toonen, dan zoudt gij het doen; doch uwe pogingen zouden vruchteloos zijn; want indien het Gode behaagde, zou hij hen allen in de ware richting kunnen leiden; wees dus geen der onwetenden13.36.Hij zal alleen hun een gunstig antwoord geven, die met aandacht zullen luisteren; en God zal de dooden opwekken; want tot hem zullen zij terugkeeren.37.De ongeloovigen zeggen, dat, zoo lang hun geen wonder van den Heer zal worden geopenbaard, zij niet zullen gelooven. Antwoordt: Waarlijk, God is in staat een wonder te doen; maar het grootste deel hunner weet het niet14.38.Er is geene diersoort op de aarde, noch een vogel die met zijne vleugels vliegt, welke niet, gelijk gij, een volk vormt15. Wij hebben niets in het boek onzer besluiten16vergeten; want tot hunnen Heer zullen zij terugkeeren17.39.Zij, die onze teekens van logen beschuldigen, zijn doof en stom en wandelen in duisternis; God zal doen dwalen wien hij wil, en wie hem behaagt, zal hij op den rechten weg brengen.40.Zeg: wat denkt gij? indien Gods straf over u komt, of het uur der opstanding, zult gij dan een ander dan God aanroepen; spreekt, indien gij oprecht zijt?41.Ja! Hij is het dien gij zult aanroepen; en hij zal u bevrijden vanhetgeen u hem doet aanroepen, indien het hem behaagt, en gij zult de goden vergeten die gij met hem vereenigt.42.Wij hebben reeds gezanten gezonden onder de volkeren die vóór u bestonden, en hebben hen door onrust en tegenspoed bedroefd, opdat zij zich zouden vernederen.43.Toen de door ons gezonden droefheid over hen kwam vernederden zij zich niet, maar hunne harten werden versteend, en satan bereidde voor hen wat zij bedreven18.44.En toen zij hadden vergeten, wat hun gewaarschuwd was, openden wij de deuren van alle weldaden voor hen19, tot op het oogenblik, dat zij in vreugde gedompeld over de weldaden die zij hadden ontvangen, eensklaps door ons werden aangegrepen en in wanhoop gestort werden.45.En het grootste gedeelte des volks, dat slecht gehandeld had, werd afgesneden: geloofd zij God, de Heer aller schepselen!46.Zeg: wat denkt gij? indien God uw gehoor en uw gezicht weg nemen, en uwe harten verzegelen zou; welke god, behalve God, zou die u terug geven? Zie, op hoeveel verschillenden wijzen, wij de teekenen van Gods eenheid vertoonen, en toch wenden zij er zich van af.47.Zeg tot hen: wat denkt gij? indien Gods straf onverwachts over u kwame, of openlijk20, zou dan iemand behalve de goddeloozen omkomen?48.Wij zenden onze gezanten niet anders dan goede tijdingen dragende, en bedreigingen aan te kondigen. Wie dus gelooven en berouw gevoelen zullen, over deze zal geene vrees komen; nimmer zullen zij bedroefd worden.49.Maar zij die onze teekens van leugen zullen beschuldigen, zullen door een straf worden overvallen, omdat zij slecht hebben gehandeld.50.Zeg: ik zeg niet tot u, de schatten van God zijn in mijne macht, of dat ik de verborgenheden van God ken; ik zeg u niet dat ik een engel ben: ik volg alleen wat mij werd geopenbaard. Zeg: Zullen de blinde en de ziende gelijk gesteld worden? Zult gij dat niet overwegen?51.Predik het tot hen, die vreezen voor hunnen Heer verzameld te worden; zij zullen schuts noch voorspraak hebben, behalve Hem; misschien zullen zij hem vreezen.52.Verdrijf hen niet, die des ochtends en des avonds God aanroepen, uit begeerte zijn aangezicht te zien21. Het komt u niet toe, een oordeel over henuit te spreken, evenmin als het hun behoort, een oordeel over u uit te spreken: indien gij hen dus verdrijft zult gij tot de onrechtvaardigen behooren.53.Dit hebben wij een deel hunner door een ander deel getoond, opdat zij zouden mogen zeggen: zijn dat diegene onzer, omtrent welke God genadig is geweest? Kent God hen niet, die dankbaar zijn?54.En wanneer zij, die gelooven, tot u komen, zeg: Vrede zij over u. Uw Heer zelf heeft zich de barmhartigheid voorgeschreven; indien een uwer door onwetendheid slecht handelt en daarna berouw gevoelt en boete doet, voor dien zal hij zeker genadig en barmhartig zijn.55.Zoo zetten wij onze teekens duidelijker uiteen, opdat het pad der boozen bekend zou zijn.56.Zeg: Waarlijk, het is mij verboden, de valsche goden te aanbidden, die gij naast God aanroept: Zeg: ik wil uwe begeerten niet volgen; want dan zou ik dwalen, en ik zou nimmer een hunner zijn, die op den rechten weg worden geleid.57.Zeg: ik houd mij aan de verklaring, die ik van mijnen Heer heb ontvangen: doch gij hebt logens nopens hem uitgedacht. Wat gij wilt dat verhaast zal worden, is niet in mijne macht22; het oordeel behoort alleen aan God. Hij zal de waarheid doen kennen, en hij is de beste beslisser.58.Zeg: Indien wat gij wenscht te zien verhaasten in mijne macht ware, zou de zaak tusschen u en mij bepaald zijn; maar God kent den onrechtvaardige.59.Hij bezit de sleutels der geheimen; niemand kent die buiten hem; hij weet wat op het droge land en in de zee is; er valt geen blad af, of hij weet het; nergens is een eenvoudige zaadkorrel in de duistere gedeelten der aarde, nergens een groen of verdord spruitje, dat niet in het duidelijke boek is opgeschreven23.60.Hij is het die maakt dat gij des nachts kunt slapen, en weet wat gij des daags hebt gedaan; hij zal u eens opwekken, opdat de vooruit bestemde eindpaal uws levens vervuld worde; want tot hem zult gij terug keeren en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.61.Hij is de meester zijner dienaren, en hij zendt de beschermengelen, om over u te waken, tot op het oogenblik dat de dood u verrast: dan ontvangen onze gezanten den stervenden mensch, en zij zullen onze bevelen nakomen24.62.Daarna zult gij tot God terugkeeren, uw waren Heer; behoort hem het oordeel niet? Hij is de snelste in het opmaken eener rekening.63.Zeg, wie bevrijdt u van de duisternis des lands en der zee, wanneer gij hem nederig en in stilte aanroept,zeggende: Waarlijk, indien gij ons bevrijdt25van deze gevaren, zullen wij zeker dankbaar zijn?64.Zeg: God bevrijdt u daarvan en van iedere tegenspoed en droefenis, en toch plaatst gij andere goden naast hem26.65.Zeg: Hij is in staat u eene straf te zenden van boven27of van onder uwe voeten28, of de tweedracht onder u te brengen en aan den een de geweldenarijen van den ander te doen gevoelen. Zie hoe verschillend wij onze teekens vertoonen, opdat gij die eindelijk zoudt verstaan.66.Dit volk heeft de openbaring, die gij gebracht hebt, van valschheid beschuldigd, hoewel het de waarheid is. Zeg: Ik ben geen waker over u; iedere profetie heeft haren bepaalden tijd van vervulling; en daarna zult gij dien kennen.67.Als gij hoort, dat de ongeloovigen over onze teekens spreken, verwijder u dan, tot zij een ander onderwerp voor hunne gesprekken hebben gekozen; en indien satan u dit voorschrift doet vergeten, blijf dan niet langer bij de goddeloozen, zoodra gij het u weder herinnert.68.Men zal er geene rekenschap voor vragen aan hen, die God vreezen, doch zij dienen zich te herinneren, dat zij God vreezen29.69.Verwijder u van hen, die hunnen godsdienst als een spel en een tijdverdrijf beschouwen, en welke het tegenwoordige leven heeft verblind, en waarschuw hen, door den Koran, dat eene ziel wordt gestraft voor hetgeen zij heeft bedreven. Zij zal geen schuts of beschermer naast God hebben, en indien zij den grootsten losprijs zouden kunnen betalen, zou die niet worden aangenomen. Zij, die aan het verderf zijn overgegeven, om hetgeen zij hebben gedaan, zullen kokend water moeten drinken, en zij zullen eene strenge straf ondergaan, omdat zij niet geloofd hebben.70.Zeg: Zullen wij, naast God hen aanroepen, die ons nuttig zijn noch bestraffen kunnen? En zullen wij op onzen weg terugkeeren, nadat God ons heeft geleid, evenals hij, die door de duivels op den verkeerden weg werd gebracht, terwijl hij op de aarde ronddoolt en thans makkers heeft, die hem tot den rechten weg terugroepen, zeggende: kom tot ons? Zeg: Gods richting is de ware; men heeft ons bevolen, ons aan den Heer van alle schepselen te onderwerpen.71.Neem de bepaalde tijden van het gebedin acht, en vreest hem; want hij is het, voor wien gij zult verzameld worden.72.Hij is het, die de hemelen en de aarde in waarheid heeft geschapen; en wanneer hij tot een ding zegt: wees! dan is het.73.Zijn woord is de waarheid; hem zal het koninkrijk zijn op den dag, waarop de trompet zal klinken: Hij kent wat geheim of openbaar is; Hij is de wijze, de alwetende.74.Abrahamzeide tot zijn vaderAzer30: neemt gij beelden tot goden31)? Waarlijk, ik bemerk, dat gij en uw volk in eene duidelijke dwaling verkeert.75.En zoo deden wijAbrahamhet koninkrijk van hemel en aarde zien, opdat hij een mocht worden van hen, die oprecht gelooven.76.En toen de nacht hem omsluierde, zag hij eene ster, en hij zeide: Dit is mijn Heer; doch toen zij verdween, zeide hij: Ik bemin de goden niet die verdwijnen.77.En toen hij de maan zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn God; doch toen zij verdween, zeide hij: indien God mij niet geleidt, zal ik verdwalen.78.En toen hij de zon zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn heer, dit is de grootste; doch toen zij verdween, zeide hij: O mijn volk! ik ben onschuldig aan datgene, wat gij naast God plaatst.79.Ik wend mijn aangezicht tot hem, die den hemel en de aarde heeft geschapen; ik ben een waar geloovige en ik behoor niet tot de afgodendienaars,80.En zijn volk spotte met hem, en hij zeide: Wilt gij met mij over God twisten? Hij heeft mij op den rechten weg geleid, en ik vrees hen niet, die gij naast hem plaatst, tenzij God iets verlangt; want hij is alwetend32. Zult gij dit niet in overweging nemen?81.En hoe zou ik vreezen, wat zij, naast God plaatsen, naardien gij niet vreest goden naast hem te plaatsen, zonder dat God u daartoe eenige macht heeft gegeven? Zeg: welke der beide partijen is de zekerste, indien gijhet verstaat?82.Zij die gelooven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid omkleeden33, zullen zekerheid genieten en op den rechten weg geleid worden.83.En dit is onze bewijsreden, waarvan wijAbrahamhebben voorzien, opdat hij daarvan tegen zijn volk gebruik zou maken: Wij verheffen hen, die ons behagen; want uw Heer is wijs en alwetend.84.En wij gaven hunIzaakenJacob; en wij hebben hen beiden geleid; en vroeger hadden wij reedsNoachgeleid en onder zijne afstammelingen34hebben wij ookDavidenSalomo, enJob35, enMozesenAärongeleid. Zoo beloonen wij hen, die goed handelen.85.ZachariasenJohannes, enJezusenElias36, waren allen rechtvaardigen.86.EnIsmaël, enElisaenJonas37enLoth38; deze allen hebben wij begunstigd boven alle andere stervelingen.87.Zoo ook hebben wij onder hunne vaderen en hunne kinderen, onder hunne broeders een groot aantal uitverkorenen op den rechten weg geleid.88.Zoo is Gods richting; hij leidt wie hem van zijne dienaren behaagt. Indien de menschen andere goden naast hem plaatsen, zullen hunne daden geheel vruchteloos zijn.89.Deze zijn de personen, welken wij de schrift gaven en wijsheid, en profetie; doch indien deze39daarin niet gelooven, zullen wij de zorg daarvoor aan een volk opdragen, dat daarin zal gelooven.90.Dit zijn de personen, die door God werden geleid; volg daarom hunne richting. Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag van u geene belooning voor het prediken van den Koran; het is slechts eene waarschuwing aan alle schepselen.91.Zij waardeeren God niet zoo als hij het verdient40, als zij zeggen: God heeft niets aan de menschen geopenbaard41. Zeg: Wie heeft dan het boek geopenbaard, datMozesheeft gebracht, om er het licht en den gids der menschen van te maken; het boek, dat gij op bladen schrijft;het boek, dat gij vertoont, en waarvan gij echter een groot gedeelte verbergt? Gij zijt onderricht geworden, van hetgeen gij evenmin als uwe vaderen wist. Zeg hun: God is het, en laten zij zich dan met hunne ijdele gesprekken vermaken.92.Dit boek, hetwelk wij hebben nedergezonden, is gezegend; het bevestigt datgene, wat vóór u werd geopenbaard, en werd u gegeven, opdat gij het zoudt prediken in de stadMekkaen aan hen, die in den omtrek wonen. Zij, die in het volgende leven gelooven, zullen ook daaraan gelooven, en zij zullen den tijd van het gebed nauwkeurig in acht nemen.93.Wie is slechter dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt of zegt! Dit werd mij geopenbaard, als hem niets werd geopenbaard, en die zegt: Ik zal eene openbaring voortbrengen, gelijk aan die, welke door God is nedergezonden?42Indien gij de goddeloozen in de doodsangsten zaagt en de engelen hunne handen uitsteken, zeggende: werpt uwe zielen weg; heden zult gij een strenge straf ondergaan, voor hetgeen gij valsch nopens God hebt gesproken, en omdat gij zijne teekenen hebt versmaad.94.En nu komt gij alleen tot ons43, zooals wij u het eerst schiepen, en liet de weldaden, die wij u hebben geschonken achter u; en wij zien de tusschenpersonen niet, die gij als Gods makkers hebt beschouwd44. De banden, die u vereenigden, zijn gebroken, en wat gij hebt verzonnen, heeft u verlaten45.95.God maakt dat de graankorrel en de dadelpit zich voortplanten. Hij brengt het leven uit den dood voort46. Dit is God. Waarom hebt gij u dus van hem afgewend?96.Hij veroorzaakt, dat de morgen verschijnt, en heeft den nacht bevolen voor de rust, en de zon en de maan tot bepaling van den tijd. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God.97.Hij is het, die de sterren voor u heeft bevolen, dat gij daardoor geleid zoudt worden in de duisternis, te land en ter zee. Wij hebben overal teekens doen schitteren voor hen, die verstaan willen.98.Hij is het die u uit ééne ziel heeft voortgebracht, en eene zekere verzamelplaats en eene rustplaats voor u geschapen heeft47. Wij hebben teekenen doen schitteren voor hen, die verstandig zijn.99.Hij is het, die water van den hemel nederzendt. Daardoordoen wij de spruiten van alle planten ontkiemen; daardoor hebben wij het groen voortgebracht, waaruit wij het graan in aren doen opschieten, en palmboomen, uit welker takken nederhangende, dichte trossen dadels voortkomen, en tuinen met wijngaarden beplant, en olijven en granaatappelen, die op elkander gelijken en van elkander verschillen. Zie op hunne vruchten, als zij vruchten dragen, en hoe zij rijpen. Waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die gelooven.100.Zij hebben de geniussen48met God vereenigd, terwijl hij het is, die ze heeft geschapen. In hunne onwetendheid schrijven zij hem zonen en dochters toe. Geloofd zij hij, en het zij verre van hem, wat zij met hem vereenigen.101.Hij is de maker van hemel en aarde. Hoe zou hij kinderen hebben? hij die geene gezellin heeft? Hij heeft alle dingen geschapen en is alwetend.102.Dit is God uw Heer. Er is geen God buiten hem, de schepper van alle dingen: dien hem dus; want hij zorgt voor alle dingen.103.De blikken der menschen kunnen hem niet bereiken. Hij bereikt alle blikken. Hij is de barmhartige49, de wijze.104.Thans zijn er duidelijke aanwijzingen van uwen Heer tot u gekomen. Hij die deze ziet, ziet ze in zijn eigen voordeel en die er blind voor blijft, het is zijn nadeel. Ik ben uw bewaker niet.105.Zoo verklaren wij onze teekens op verschillende wijzen, opdat zij zouden zeggen, gij hebt met ijver geleerd;50en opdat wij hen er van zouden onderrichten, die ons verstaan.106.Volg datgene, wat u reeds van uwen Heer werd geopenbaard; er is geen God buiten hem; verwijder u dus van de afgodendienaars.107.Indien het Gode had behaagd, zouden zij onschuldig aan afgoderij zijn geweest. Wij hebben u niet tot bewaker over hem aangesteld: noch om op hunne belangen toe te zien.108.Beschimp de godheden niet, die zij naast God aanroepen; zij konden op hunne beurt, in hunne buitensporigheid, God beleedigen. Zoo hebben wij ieder volk zijne daden aangewezen. Later zullen zij tot hunnen Heer terugkeeren, die hun zal herhalen wat zij hebben verricht.109.Zij hebben bij God gezworen, met den meest plechtigen eed, dat indien hun een teeken werd geopenbaard,zij zekerlijk daaraan zouden gelooven. Zeg: Waarlijk, de teekens staan alleen in Gods macht, en hij veroorlooft u niet te begrijpen, dat, als die komen, zij niet zullen gelooven51.110.En wij zullen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden; want zij geloofden er voor de eerste maal niet aan52, en wij zullen hen verlaten, opdat zij in hunne dwaling mogen voortgaan.111.En hoewel wij hun engelen hadden gezonden, en de dood tot hen had gesproken, en wij alle dingen voor hun oog53voor hen hadden verzameld, wilden zij niet gelooven, tot het Gode behaagde; maar het grootste deel hunner weet het niet.112.Zoo hebben wij voor iederen profeet een vijand doen ontstaan; de verleiders van menschen en geniussen, die elkander afzonderlijk klinkende gesprekken54inbliezen, om te verblinden; maar indien het God had behaagd, zouden zij het niet hebben gedaan. Verlaat hen dus, en ook datgene, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.113.Laat de harten van hen, die niet in het volgende leven gelooven, zich daartoe neigen, en laat hen zelven er behagen in scheppen en laat hen winnen wat zij winnen.114.Zal ik een anderen rechter naast God zoeken, om tusschen ons te richten? Hij is het, die u het boek van den Koran heeft toegezonden, onderscheidende goed en kwaad; en zij, welke wij de schrift gaven, weten dat zij van den Heer werd nedergezonden met waarheid. Wees dus niet een van hen, die er aan twijfelen.115.De woorden van uwen Heer zijn volmaakt in waarheid en rechtvaardigheid; er is niemand die deze woorden kan veranderen55. Hij hoort en kent alles.116.Maar indien gij het grootste deel gelooft van hen, die opde aarde zijn, zullen zij u van Gods weg afleiden; zij volgen slechts een onzeker gevoelen en spreken niets dan leugen.117.Waarlijk, God kent hen, die van zijnen weg afgaan, en kent hen wel, die op den rechten weg worden gevoerd.118.Eet van hetgeen, waarbij de naam van God is herdacht56, indien gij aan zijne teekens gelooft57.119.En waarom zoudt gij niet eten van datgene, waarover Gods naam is uitgesproken? aangezien hij u duidelijk verklaarde, wat hij u heeft verboden, uitgenomen datgene, waarvan gij genoodzaakt zijt te eten. Sommigen brengen anderen in dwaling, door hunne hartstochten, zonder kennis te bezitten; maar God kent de zondaren.120.Verlaat het binnenste en het buitenste der zonde58; want zij die de zonde begaan, zullen de belooning ontvangen, naar hetgeen zij hebben verricht.121.Eet dus niet van datgene, waarbij Gods naam niet is herdacht; want dit is zeker zonde. De duivels zullen hunne vrienden ingeven, daarover met u te twisten, doch indien gij hen gehoorzaamt, zijt gij zekerlijk afgodendienaars.122.Zal hij die dood geweest is, en dien wij tot het leven hebben teruggebracht, en dien wij een licht hebben geschonken, waarmede hij onder de menschen zou kunnen wandelen, als degene zijn, die in de duisternis wandelt en die daaruit niet kan geraken? Zoo werden de daden der ongeloovigen vooruit bereid.123.Zoo hebben wij in iedere stad hoofdlieden van de boozen aldaar geplaatst, opdat zij er valstrikken zouden spannen59; doch zij zullen hunne eigene zielen slechts strikken spannen en zij weten het niet60.124.En als hun een teeken61wordt geopenbaard, zeggen zij: wij zullen op geenerlei wijze gelooven, tot ons eene openbaring worde gebracht, evenals diegene, welke aan Gods zendelingen werd gegeven62; God weet het beste, wien hij tot zijnen zendeling zal verkiezen. De schande in Gods aangezicht bedreven, zal op hen vallen, die boos handelen, en eene strenge straf voor het kwaad, dat zij bedreven.125.En hij, wien het Gode behaagt te leiden, zal zijne borst openen om het geloof van den Islam te ontvangen: doch wien het hem zal behagen in dwaling te brengen, diens borst zal hij sluiten en vernauwenals diegene, welke zich ten hemel wil verheffen.63Zoo legt God eene vreeselijke straf aan hen op, die niet gelooven.126.Dit is Gods rechte weg. Thans hebben wij hun, die overdenken willen, onze teekenen duidelijk verklaard.127.Zij zullen eene woonplaats des vredes bij hunnen Heer hebben, en hij zal hun beschermer zijn voor datgene, wat zij hebben gedaan.128.Denk aan den dag, waarop God hen allen verzamelen en zeggen zal: verzameling van geniussen64; gij hebt te veel misbruik van de menschen gemaakt65, en hunne vrienden onder de menschen zullen zeggen: O Heer! de een van ons heeft van den andere diensten genoten en wij zijn tot den gestelden eindpaal66genaderd, dien gij ons hebt bepaald. God zal zeggen: het hellevuur zal uwe woning zijn; daarin zult gij eeuwig verblijven, tot het Gode zal behagen uwe smarten te lenigen; want uw Heer is wijs en alwetend.129.Zoo plaatsen wij sommigen der onrechtvaardigen boven anderen van hen, om hetgeen zij hebben bedreven.130.O verzameling van geniussen en menschen! kwamen er geene zendelingen van u zelven tot u67die u mijne teekens herhaalden, en die u de verschijning van dezen dag voorspelden? Zij zullen antwoorden: wij leggen getuigenis tegen ons zelven af: het tegenwoordige leven verblindde hen, en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren.131.En dit was Gods handelwijze68; want God is niet de verwoester der steden, die haar verdelgt uit boosheid, terwijl hare bewoners zorgeloos waren.132.Ieder zal graden van belooning genieten, naarmate van hetgeen zij zullen bedreven hebben; want God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen zij doen.133.En uw Heer is rijk en vol van barmhartigheid. Indien het hem behaagt, kan hij u vernietigen, en hij kan uit u doen voortkomen wie hem behaagt, zooals hij u uit de nakomelingschap van een ander volk heeft doen voortspruiten.134.Waarlijk, datgene, waarmede men u bedreigt, zal gebeuren, en gij zult het niet kunnen voorkomen.135.Zeg tot de bewoners vanMekka; O mijn volk! handel overeenkomstig uwe kracht; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig mijnen plicht69.136.Enhierna zult gij kennen, wat de belooning van hetparadijsis. De goddeloozen zullen niet bloeien.137.Die vanMekkabestemmen een deel van hetgeen hij in hunnen oogst en onder hun vee heeft doen geboren worden, voor God, en zeggen dit behoort God (volgens hun verbeelding), en dit aan onze gezellen70. En dat wat voor hunne gezellen is bestemd, komt niet tot God, en hetgeen voor God bestemd is, zal tot hunne makkers komen.138.Hoe verkeerd oordeelen zij71. Zoo hebben hunne gezellen verscheidene derafgodendienaarsingegeven, hunne kinderen te dooden72, opdat zij hen in het verderf zouden kunnen voeren, en dat zij hunnen godsdienst duister konden maken, en hen daarin verwarren73. Maar indien het Gode had behaagd, zouden zij dit niet hebben gedaan; verlaat hen dus en datgene wat zij valschelijk uitdenken.139.Zij zeggen ook: Dit vee en deze aardvruchten zijn geheiligd, niemand zal daarvan eten dan die ons behaagt (gelijk zij zich verbeelden); deze dieren mogen niet tot lastdieren gebruikt worden74; en over deze dieren wordt Gods naam niet uitgesproken, als zij die slachten75; zoo denken zij een leugen tegen hem uit, maar God zal hen beloonen voor hetgeen zij valschelijk uitdenken.140.En zij zeggen: De jongen van deze dieren mogen onze mannen eten, maar onze vrouwen niet; doch indien de vrucht on voldragen is, mogen ze beiden haar eten76. God zal hen beloonenvoor hun onderscheid maken. Hij is verstandig en wijs.141.Zij zijn onredbaar verloren, die hunne kinderen dwazelijk, zonder kennis77, hebben vermoord78, en verboden hebben, wat God hun tot voedsel heeft gegeven, terwijl zij eene leugen tegen God uitdachten. Zij dwaalden en werden niet op den rechten weg geleid.142.Hij is het, die de wijngaarden heeft geschapen, zoowel die door houten latwerk zijn gestut, als zij die het niet zijn79, en palmboomen en de granen verschillende soorten voedsel opleverende, en olijven en granaatappelen, die elkander gelijk en niet gelijk zijn. Eet van hunne vruchten als zij vruchten dragen, en betaal den prijs daarvoor op den dag van den oogst80; doch verkwist niet81; want God bemint den verkwister niet.143.En God heeft u sommige dieren gegeven, die tot het dragen van lasten zijn geschapen, en sommigen die alleen geschapen zijn om geslacht te worden. Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, en volg de stappen van satan niet; want hij is uw verklaarde vijand.144.Vier paren vee heeft God u gegeven: een paar schapen en een paar geiten (elk van twee soorten). Zeg tot hen: heeft God de twee mannetjes van de schapen en van de geiten, of de twee wijfjes verboden, of dat wat de lichamen der wijfjes bevatten? Zeg mij met zekerheid, indien gij waarheid spreekt.145.En God gaf u een paar kameelen en een paar runderen. Zeg, heeft hij de twee mannetjes van dezen, of de twee wijfjes verboden, of wat de lichamen der beide wijfjes bevatten82? Waart gij tegenwoordig toen God u dit beval? En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt, opdat hij onverstandige menschen zou kunnen verleiden? Waarlijk, God leidt de onrechtvaardigen niet.146.Zeg: ik vind in datgene, wat mij werd geopenbaard, geenerlei ding verboden om te eten, dan doode dieren, bloed dat gevloeidheeft83en varkensvleesch; want dat is eene afschuwelijkheid, of datgene wat ontwijd is, doordat het in den naam van een ander dan God is gedood. Doch hij, die door den nood mocht gedwongen zijn, en het niet uit ongehoorzaamheid eet, noch met de bedoeling om te zondigen, waarlijk, hem zal God barmhartig en goedertieren zijn.147.Den Joden hebben wij ieder dier verboden, dat eene ongespleten hoef heeft, en wij verboden hun het vet van ossen en schapen, behalve het vet dat zich op hunne schouders en ingewanden84en datgene wat zich aan de beenderen bevindt85. Dat is om hen voor hunne onrechtvaardigheden te straffen; en waarlijk wij spreken de waarheid.148.Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Uw Heer is met eene uitgebreide genade bekleed, maar zijne gestrengheid zal van den booze niet kunnen worden afgewend.149.De afgodendienaars zullen zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij noch onze vaderen afgodendienarij schuldig zijn geweest. Volgens hen zouden wij het gebruik van geenerlei ding verboden hebben. Zoo beschuldigden zij die hen voorafgingen, de profeten van bedrog, tot zij onze gestrenge straf ondervonden. Zeg: indien gij eenige kennis hebt van hetgeen gij zegt, laat het zien; doch gij volgt slechts meeningen en zijt leugenaars.150.Zeg: Alleen God heeft de macht tot de duidelijkste aanwijzing; want indien het hem had behaagd, zou hij u allen hebben geleid.151.Zeg: Breng uwe getuigen bij, die verklaren kunnen, dat God dit heeft verboden. Maar indien zij dit getuigen, getuig dan niet met hen, noch volg de begeerten van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen, en die niet gelooven in het volgende leven, en afgodsbeelden met hunnen Heer gelijk stellen.152.Zeg: Kom86! ik zal u voorlezen, wat uw Heer u heeft verboden; weest niet schuldig aan afgodendienst, weest eerbiedig jegens uwe ouders, en doodt uwe kinderen niet, uit vrees tot armoede te vervallen. Wij zorgen voor u en hen; en nadert de hatelijke zonden87niet, zoowel openlijke als geheime, en doodt de ziel niet, welke God u verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak88. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij zoudt begrijpen.153.Raakt het vermogen van den wees niet aan, behalve tot de vermeerdering daarvan, totdat hij de jaren zijner manbaarheid heeft bereikt;en gebruikt eene goede maat en een nauwkeurig gewicht. Wij zullen geene ziel eene last opleggen, dan die zij kan dragen. En als gij recht spreekt, neemt dan de rechtvaardigheid in acht, hetzij dit voor of tegen iemand is, die met u verwant mocht zijn, en vervul Gods verbond. Dit heeft God u bevolen, opdat gij het overwegen en weten zoudt.154.Dit is mijn rechte weg; volg dien dus, en volg niet het pad van anderen, opdat gij niet afgeleid moogt worden van dat van God. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij hem zoudt vreezen.155.Wij gavenMozesook het boek der wet, een volkomen leiding voor hem, die wel wil handelen, en eene verklaring omtrent alle noodige dingen, en eene richting en genadebewijs, opdat de kinderen Israëls aan het verschijnen voor hunnen God zouden gelooven.156.En dit boek, dat wij thans hebben nedergezonden, is gezegend; volg het dus en vrees God, opdat gij genade moogt ondervinden.157.Gij zult niet meer zeggen:De schriften werden alleen aan twee volkeren gezonden, die vóór ons leefden, en wij hebben geene kennisse van hunne plichten.158.Gij zult niet meer zeggen: indien ons een boek met goddelijke openbaringen ware nedergezonden, waarlijk wij zouden beter dan zij zijn geleid geworden89. En thans is eene duidelijke verklaring, en eene richting en eene genade van uwen Heer tot u gekomen; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die leugens omtrent Gods teekenen uitdenkt, en zich van hem afwendt? Wij zullen hen die zich van onze teekenen afwenden, met eene strenge straf beloonen, omdat zij zich hebben afgekeerd.159.Wachten zij tot de engelen tot hen komen, of dat hun Heer komt om hen te straffen, of dat sommige van Gods teekenen hen verrassen? Op den dag waarop sommige van uws Heeren teekenen zullen verschijnen, zal het geloof daaraan geene ziel bevoordeelen, die daaraan niet vroeger geloofde, of in zijn geloof niet goed handelde90. Zeg: indien gij wacht, zullen ook wij wachten.160.Nader hen niet, die eene scheiding in hunnen godsdienst maken91en zich in secten verdeelen; hunne zaak behoort alleen aan God; daarna zal hij hun verklaren, wat zij gedaan hebben.161.Hij, die met goede werken mocht verschijnen, zal daarvoor eene tienvoudige belooning ontvangen; doch hij, die met slechte daden verschijnt, zal slechtseene gelijke straf daarvoor ontvangen, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.162.Zeg: Waarlijk, mijn Heer heeft mij geleid op een rechten weg, eenen waren godsdienst: het geloof vanAbraham, den waren geloovige, en hij was geen afgodendienaar.163.Zeg: Mijne gebeden en mijne aanbidding, en mijn leven en mijn dood zijn Gode gewijd; den Heer van alle schepselen, die geen gelijke heeft. Dit werd mij geboden, en ik ben de eerste Moslem92.164.Zeg: Zal ik een ander Heer begeeren naast God? Hij is toch de Heer van alle dingen. Alle zielen handelen slechts voor zichzelve en geene ziel zal de last van eene andere dragen. Tot uwen Heer zult gij terugkeeren, en hij zal u datgene verklaren waarover gij thans twist.165.Hij is het, die u heeft aangewezen, uwe voorgangers op aarde op te volgen, en sommigen uwer boven anderen in verschillende graden heeft verheven, opdat hij u zou kunnen bewijzen, wat Hij voor u heeft verricht. Uw Heer is stipt in zijne straffen, maar hij is tevens genadig en barmhartig.1Dit hoofdstuk is aldus betiteld, omdat daarin worden behandeld sommige bijgeloovige gewoonten der bewoners vanMekka, die op het vee betrekking hebben.2Behalve zes, of, volgens anderen, drie verzen.3Mahometschijnt hier de oude en sterke stammen vanAdenThamudte bedoelen.4Of zinsbedrog.5GelijkGabriëlgewoonlijk aanMahometverscheen, die, hoewel een profeet, niet in staat was, zijn gezicht te verdragen, als hij in zijn gewonen vorm verscheen; zoodat anderen dit des te minder zouden kunnen doen.6Deze plaats werd geopenbaard, toen de KoreïshietenMahometverhaalden, dat zij de Joden en Christenen nopens hem hadden ondervraagd, en dat die hun hadden verzekerd, dat zij geene melding of beschrijving van hem in hunne schriften vonden. Daarom, zeiden zij: wie legt de getuigenis voor u af, dat gij Gods gezant zijt? (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)7Dat is: zij weten zeer goed datMahometGods gezant is. ZieHoofdstuk II, vers 141.8Zeggende dat de engelen dochters van God zijn, en tusschenpersonen voor ons bij hem, enz.9Zijnde: Uwe afgoden en valsche goden.10Dat is: Hunne ingebeelde goden bewijzen niets te zijn, en verdwijnen als ijdele droombeelden en hersenschimmen.11Om gericht te worden.12De laatste dag wordt hier het uur genoemd, zooals in 1 Johannes vers 25 enz., en de voorafgaande uitdrukking: verschijning voor God op dien dag, kan mede aangenomen worden dat te beteekenen. 1 Thess. IV : 17.13Op deze plaats wordtMahometgelaakt, dat hij geen geduld tegenover de halsstarrigheid zijner landgenooten plaatste over zijne ongepaste begeerte, om te verwezenlijken wat God niet besloten had; te weten de bekeering en redding van alle menschen. (Al Beidâwi.)14Daar zij onbekend waren met Gods almacht, en met het gevolg van hetgeen zij vroegen; hetgeen tot hunne volslagen vernietiging kon voeren.15Daar zij evenzeer onder Gods hoede zijn als het menschelijk geslacht.16Dat is: in de bewaarde tafel, waarop alle goddelijke besluiten zijn opgeschreven, en alle zaken die in de wereld gebeuren (zoowel de kleinste als de meest uitgebreide), nauwkeurig worden opgeschreven. Reeds vroeger is, in den loop van dit werk, hierover bij herhaling gesproken.17Want, volgens het Mahomedaansche geloof, zullen alle schepselen op den dag des laatsten oordeels voor God verschijnen, om rekenschap van hunne daden af te leggen.18Dat is: satan heeft hunne daden verbloemd, of: satan heeft hunne daden geschikt zooals het hem behaagde.19Dat is; wij gaven hunallerleiovervloed, ten einde, nadat zij niet door hunne droefenis werden geleerd, hun voorspoed een valstrik voor hen zou worden, en zij zich zelven spoediger tot vernietiging zouden brengen.20Dat is, volgensAl Beidâwi: óf zonder eenige voorafgaande aankondiging, óf na het geven van eene waarschuwing.21Sommigen zeggen, dat de opperhoofden vanMekkaalle armen uit hunne stad verdreven; hun zeggende totMahomette gaan. Zij deden dit en boden aan, zijnen godsdienst te omhelzen; doch hij maakte eenige zwarigheid, hen te ontvangen, daar hij vreesde, dat de nood en geene oprechte overtuiging de drijfveer was (Al Beidâwi,Jallalo’ddin); waarna deze plaats werd geopenbaard.22Deze plaats moet tot antwoord strekken op de uitdagingen der ongeloovigen, die totMahometzeiden, indien hij een waar profeet was, een stortregen van steenen of een andere wonderdadige straf van den hemel af te bidden, om hen te vernietigen. (AlBeidâwi).23Zie hiervoren vers 38, noot.24Woordelijk zou dit moeten luiden: onze gezanten, nemen ieder uwer op; ontvangen zijn adem, zijne ziel. Die engel heetIrafil.25De lezing van een ander afschrift van den Koran is in den derden persoon. Indien hij ons bevrijdt, enz.26Door tot uwe vroegere afgodendienarij terug te keeren.27Door stormen des hemels; zooals bij de ongeloovigen vanNoachenLoth, en het leger vanAbraha, den heer van den olifant. (Al Beidâwi).28Zooals bijPharaoen zijn leger, en bijKorach, of (gelijk de Mahomedanen hem noemen)Karun. (Al Beidâwi.)29De Muzelmannen maakten de opmerking, dat, indien men zich telkenmale van de ongeloovigen moest verwijderen als zij den nieuwen godsdienst bespotten, men nergens een enkel oogenblik zou kunnen blijven.Mahometvulde daarop het voorschrift van het vorige vers met deze plaats aan.30Dit is de naam dien de Mahomedanen aanAbrahamsvader gaven en die in de H. SchriftTerahwordt genaamd, hoewel sommigen hunner schrijvers beweren, datAzerde zoon was vanTerah(Tarîkh Montakhab, bijd’Herbel.Bibl. Oriënt.p. 12) end’Herbelotzegt, dat de Arabieren hen in hunne geslachtslijsten steeds als verschillende personen beschouwen, maar dat, aangezienAbraham, volgensMozes, de zoon vanTerahwas, door Europeesche schrijvers verondersteld wordt, datTerahdezelfde is als deAzerder Arabieren.31DatAzerofTeraheen afgodendienaar was, wordt algemeen toegegeven; ook kan het niet worden geloochend, daar in de Schrift opzettelijk wordt gezegd, dat hij vreemde goden diende (JosuaXXIV, 2, 14). De Oostersche schrijvers nemen eenparig aan, dat hij een beeldhouwer was en afgodsbeelden vervaardigde; en hij wordt als de eerste voorgesteld, die beelden van klei maakte; alleen schilderijen waren vóór hem in gebruik (Epiphan,Adv.Haer.lib. 1, p. 7, 8), en men veronderstelt, dat die als afgoden werden aangebeden. Men zegt echter dat zijn bedrijf eerbiedwaardig (ZieHyde,de Rel. Vet. Persar, p. 63) en hij een groot man en zeer bevriend metNimrod, zijn schoonvader was (d’Herbel), daar hij afgodsbeelden voor hem maakte en in zijne kunst uitmuntte.32Dat is: Ik ben niet verschrikt door uwe valsche goden, die mij niet kunnen deren, uitgenomen wanneer God het veroorlooft, of wanneer het hem behaagt mij te bedroeven.33De uitleggers verklaren hier het woord onrechtvaardig door afgodendienarij, of openbaar verzet tegen God.34Sommigen passen het woord “zijne†opAbrahamtoe, als de persoon waarvan op deze plaats voornamelijk wordt gesproken; sommigen opNoach; daarJonasenLoth, gelijk zij zeggen, niet vanAbrahamszaad waren; anderen veronderstellen, dat de personen in dit en het volgende vers bedoeld, als de afstammelingen vanAbrahammoeten worden beschouwd en die in het naastvolgende vers als de afstammelingen vanNoach. (Al Beidâwi.)35De Mahomedanen zeggen, dat hij tot het geslacht vanEzaubehoorde. ZieHoofdstuk XXIen XXXVIII.36ZieHoofdstuk XXXVII.37ZieHoofdstuk X, XXI en XXXVII.38ZieHoofdstuk VIIenz.39Dit zijn de Koreïshieten. (Al Beidâwi).40VolgensJallalo’ddinsoordeel is dit vers en ook de beide volgende teMedinageopenbaard.41Door te zeggen, dat, behalve in de tien geboden, God aanMozesvrijheid heeft gegeven, de openbaringen naar zijne keuze in te kleeden.42Daar sommige Arabieren, naar het schijnt, voorgaven, dat indien het hun behaagde, zij een boek konden schrijven, hetwelk in hoedanigheid niet onder den Koran zou staan. Anderen zeggen, dat dit betrekking zou hebben op eenige valsche profeten, die inMahometstijd leefden; zoo alsMoçaïlama,El Aswaden anderen.43Dat is: zonder uw rijkdom, uwe kinderen of uwe vrienden, waarop gij u in uwen leeftijd zoo zeer hebt verlaten.44Of valsche goden.45Betreffende de tusschenkomst uwer afgoden, of het niet gelooven aan toekomstige belooningen en straffen.46ZieHoofdstuk III, vers 26.47Namelijk: in de lendenen uwer vaderen en de ingewanden uwer moeders. (Al Beidâwi).48Dit beteekent de soort van redelijke, onzichtbare wezens, hetzij engelen of duivels, of de tusschensoort, gewoonlijk geniussen genaamd. Eenige der uitleggers verstaan hier engelen, welke door de afgodendienende Arabieren vereerd werden; anderen duivels, hoofdzakelijk omdat, volgens het stelsel der magiërs, de duivel als een soort schepper en als het beginsel van alle kwaad aangezien werd, terwijl God als de oorzaak van al het goede werd beschouwd. (Al Beidâwi.)49Of, letterlijk vertaald, de onbegrijpelijke (Al Beidâwi.)50Dat is: gij werdt hieromtrent door de Joden en Christenen onderricht, en hebt ons alleen stuksgewijze verhaald, wat gij van hen hebt geleerd. Dit werdMahometdoor de ongeloovigen tegengeworpen, daar zij het voor hem onmogelijk hielden, helder en duidelijk over onderwerpen van zoo verheven aard te spreken, zonder goed bekend te zijn met de leeren en de heilige schriften dier godsdiensten.51Hier trachtMahometzijne onmacht tot voortbrenging van een mirakel te verontschuldigen, door te verklaren, dat God het niet geschikt achtte, aan hunne begeerten te voldoen, en ofschoon hij het wel had willen doen, het toch te vergeefs zou zijn geweest; en daar zij niet door den Koran waren overtuigd, zouden zij ook door het grootste mirakel niet overtuigd worden. VergelijkLucasXVI : 31. De laatste woorden van het vers beteekenen eigenlijk: Ach, hoe gaarne zou ik u, geloovigen, willen doen begrijpen, dat zij, de ongeloovigen, er niet aan gelooven.52Namelijk aan den Koran.53De bewoners vanMekkaeischten namelijk datMahomethun een engel zou toonen, die voor hun oog uit den hemel zou nederdalen, of dat hij hunne overleden vaderen zou opwekken, opdat zij met hen zouden kunnen spreken, of dat hij God en zijne engelen zou overhalen, hun in een lichamelijken toestand te verschijnen.54IJdele woorden, welker schijn verleidt en in dwaling brengt.55Sommigen zeggen, dat dit betrekking heeft op de onverwrikbaarheid van Gods besluiten, anderen op zijne bijzondere belofte, dat hij den Koran voor de verdraaiingen en vervalschingen zou bewaren, die, volgens hen, in den Pentateuchus en het Evangelie hebben plaats gehad (Soera XV) en anderen weder op den onschendbaren duur der Mahomedaansche wet, die volgens hen, tot aan het einde der wereld zal voortduren.56ZieHoofdstuk II, vers 168enHoofdstuk V, vers 4.57Dat is: gij moogt van elk dier eten, dat onder het aanroepen van Gods naam is geslacht; waarvan natuurlijk doode dieren, varkensvleesch enz. zijn uitgesloten.58Dat is: de openlijke en verborgen zonde.59Op dezelfde wijze als wij inMekkahebben gedaan.60Dit vers is toepasselijk op de grooten, en de rijke lieden vanMekka, dieMahomethet meest vijandig waren: zij namen de zwakken des volks tegen hem in.61Dat is: eenigerhande vers of plaats van den Koran.62Dit waren de woorden der Koreïshieten, die beweerden, dat er onder hen personen waren, meer waardig Gods zendeling te zijn danMahomet.63Evenals bij vele oude Arabische dichters wordt hier, volgens sommigen, het verontruste hart bij een vogel vergeleken, die de vleugels beweegt. Volgens anderen wordt hier eene onmogelijkheid bedoeld.64Duivels.65Door hen in verzoeking te brengen, of tot zonde te verleiden.66Zijnde de dag der opstanding, waaraan wij op de vorige wereld niet hebben geloofd.67De Mohamedanen gelooven, dat God afgezanten zond, zoowel om geniussen als om menschen te bekeeren. Deze zouden altijd van het menschenras zijn geweest.68Dit is: dat God, alvorens eene stad te straffen, zendelingen stuurde om haar te waarschuwen.69Dit is: Gij kunt voortgaan in uw verzet tegen God en in uw boos opzet jegens mij, en in uw ongeloof volharden; doch ik zal volhardenuwe beleedigingen met geduld te verdragen en de openbaringen mede te deelen, die God mij heeft bevolen (Al Beidâwi).70Dat is: onze afgoden. In deze beteekenis wordt dit woord meermalen op deze plaats gebruikt.71Dit vers heeft betrekking op eenige godsdienstige gebruiken der afgoden dienende Arabieren; zooals de verdeeling der gronden, der vruchten en der oogsten in twee deelen, waarvan een voor de hoogste godheid, en het andere voor de ondergeschikte godheden, was bestemd, die door de afgodsbeelden werden voorgesteld. Het deel van God diende om de armen en de reizigers te voeden, dat der afgoden werd voor de offeranden en tot de bezoldiging der priesters gebruikt. Indien een vrucht afviel van het deel voor God bestemd, gaf men het aan de afgoden; doch men handelde niet zoo in het tegenovergestelde geval; want God, zeiden de afgodendienaars, is rijk, en kan alles ontberen. (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)72Hetzij door de onmenschelijke gewoonte, die bij de Arabieren vanKendahof andere stammen bestond, om hunne dochters levend te verbranden, zoodra zij ter wereld kwamen, indien zij vreesden haar niet te kunnen onderhouden (ZieHoofdstuk LXXXI), of wel door die aan hunne afgoden te offeren.73Door den godsdienst, dienIsmaëlzijnen nakomelingen heeft doen erven, met afschuwelijk bijgeloof te besmetten (Al Beidâwi).74Die zij, in hun bijgeloof, in sommige bijzondere gevallen van zulke diensten verschoonden. (Hoofdstuk V).75ZieHoofdstuk V.76Want indien zulke dieren hunne jongen werpen, mogen zoowel de vrouwen als de mannen daarvan eten.77Daar zij geen duidelijk begrip van Gods Voorzienigheid hebben.78Zie deze Soera, de laatste noot van vers 137.79Of, zooals sommigen deze woorden vertalen: hetzij boomen of planten, die door den arbeid der menschen geplant zijn hetzij die van nature in de woestijnen en op de bergen groeien.80Dat is: geef daarvan aalmoezen aan de armen; en deze aalmoezen waren, zooalsAlBeidâwiopmerkte, wat zij gewoon waren te geven vóór deZacâtwerd ingesteld, hetgeen geschiedde vóórMahometMekkaverliet, waar dit vers werd geopenbaard. Sommigen zijn echter eene andere meening toegedaan, en zeggen om diezelfde reden, dat dit vers teMedinawerd geopenbaard.81Dat is: Geef daarvan niet zooveel aan aalmoezen weg, dat daardoor uwe eigene gezinnen in nood worden gebracht; want weldadigheid begint met zich zelven.82Op deze plaats trachtMahometde Arabieren van hunne bijgeloovige dwaasheid te overtuigen, in het verbieden, hetzij de mannetjes, hetzij de wijfjes of de jongen van deze vier soorten te eten. (AlBeidâwi).83Dat is: vloeibaar bloed, in tegenstelling van lever en milt door de Arabieren verondersteld ook bloed, doch niet vloeibaar, te zijn en welke zij geoorloofd achten. (Al Beidâwi).84Zie Leviticus VII : 23 en III : 16.85Zijnde het vet van den stuit of den staart der schapen, die in het Oosten zeer zwaar zijn, naardien eene kleine tien of twaalf pond en sommigen zelfs zestig pond wegen.86Dit vers en de twee volgende worden doorJallalo’ddinverondersteld teMedinageopenbaard te zijn.87Het oorspronkelijke woord beteekent bijzonder ontucht en gierigheid.88Zoo als moord, afvalligheid of overspel. (Al Beidâwi.)89Door de snelheid van ons begrip, de klaarheid van ons verstand en onze gemakkelijkheid, wetenschappen aan te leeren; zooals blijkt uit onze geschiedenis, dichtkunde en welsprekendheid; desniettegenstaande zijn wij een ongeletterd volk. (Al Beidâwi).90Want geloof in het volgende leven zal geen voordeel aanbrengen voor hen, die in dit leven niet hebben geloofd, noch in dit leven geloofd zonder goede daden.91Dat is: wie in een gedeelte daarvan gelooven, en een ander deel daarvan niet gelooven, of die daarin secten vormen. Men zegt, datMahometheeft verklaard, dat de Joden in eenenzeventig secten waren verdeeld, en de Christenen in tweeënzeventig, en dat zijne eigene volgelingen in drieënzeventig secten gesplitst waren, en dat allen verdoemd zouden worden, bebalve ééne van ieder. (Al Beidâwi.)92ZieHoofdstuk VI; vers 14.
Zesde Hoofdstuk.Het Vee1.Gegeven teMekka2.—165 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Geloofd zij God, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis en het licht heeft ingesteld: desniettegenstaande plaatsen zij, die niet in den Heer gelooven, andere goden naast hem.2.Hij is het, die u uit slijk heeft geschapen, en daarna het einde van uw leven heeft bepaald. Dat vooruit bepaalde einde is in zijne macht; nog twijfelt gij er aan.3.Hij is God in den hemel en op aarde; hij weet wat gij heimelijk doet; en wat gij openbaart, en weet wat gij verdient.4.Er kwam geen enkel teeken tot hen, van de teekenen van hunnen Heer, of zij wendden zich er af.5.En zij hebben de waarheid geloochend, nadat zij tot hen was gekomen: maar eene boodschap zal tot hen komen, nopens hetgeen zij bespot hebben.6.Hebben zij niet opgemerkt, hoe vele geslachten wij vóór hen hebben vernietigd. Wij hebben hen op de aarde geplaatst op eene wijze zooals wij u niet hebben geplaatst3. Wij hebben den hemel gezonden om overvloed op hen te doen regenen, en gaven hun rivieren, die onder hunnen voet stroomden; daarna hebben wij hen om hunne zonden vernietigd, en hebben andere geslachten na hen doen opstaan.7.Zelfs indien wij hun een boek hadden nedergezonden, op papier geschreven, en zij hadden het met hunne handen aangeraakt, zouden de ongeloovigen zekerlijk hebben gezegd: Dit is slechts tooverij4.8.Zij zeggen, dat zoolang geen engel tot hen werd nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Maar indien wij een engel hadden nedergezonden, zou hunne zaak reeds bepaald zijn, en zij zouden geen oogenblik berouw gevoeld hebben.9.En indien wij een engel als onzen boodschapper hadden aangewezen, zouden wij hem inden vorm van een mensch5gezonden hebben; en wij zouden dien voor hen hebben gekleed, gelijk zij gekleed zijn.10.Andere apostelen zijn vóór u bespot, maar de straf waarmede zij spotten, heeft de spotters bereikt.11.Zeg hun: Doorloopt de aarde en ziet wat het einde van hen was, die onze profeten van bedrog beschuldigden.12.Zeg: Wien behoort wat hemel en aarde bevatten? Zeg: Aan God. Hij heeft zich zelven barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal u zeker op den dag der opstanding verzamelen; daaraan is geen twijfel. Zij, die niet gelooven, verwoesten hunne eigene zielen.13.Hem behoort alles wat bij nacht of bij dag gebeurt; hij hoort en ziet alles.14.Zeg: Zal ik een anderen beschermer kiezen dan God, de schepper van hemel en aarde, die alles voedt en door niemand gevoed wordt? Zeg: Waarlijk, mij is bevolen, de eerste te zijn die den Islam belijdt en het werd mij gezegd: Gij zult op geenerlei wijze een afgodendienaar zijn.15.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik ongehoorzaam jegens mijnen Heer mocht zijn.16.Indien zij van iemand op dien dag wordt afgewend, zal God genadig omtrent hen zijn geweest, en dat eene blijkbare verlossing zijn.17.Indien God u door eenig leed bedroeft, zal niemand het van u kunnen afnemen, uitgezonderd hij zelf; indien hij echter eene weldaad bewijst, is het omdat hij almachtig is.18.Hij is de opperheer over zijne dienaren; en hij is wijs en alwetend.19.Zeg: Wat is het sterkste bij het afleggen van getuigenis6? Zeg: God; hij is getuige tusschen mij en u. En deze Koran werd mij geopenbaard, opdat ik u daardoor zou waarschuwen, en ook hen tot welke hij zal komen. Gelooft gij inderdaad dat er andere goden behalve God zijn? Zeg: Ik belijd dit niet. Zeg: Waarlijk, hij is eén God en ik ben onschuldig aan hetgeen gij met hem vereenigt.20.Zij, wie wij de schrift hebben gegeven, kennen onzen apostel zooals zij hunne eigene kinderen kennen7: maar zij, die hunne eigene zielen verwoesten, zullen niet gelooven.21.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God verzint8, of zijne teekenen van bedrog beschuldigt? Waarlijk, de booze zal niet bloeien.22.En op den dagder opstanding zullen wij hen allen verzamelen, en dan zullen wij zeggen tot hen, die anderen met God vereenigen: Waar zijn uwe makkers9, van wien gij u verbeeldt, dat zij het van God zijn?23.Maar zij zullen geene andere verontschuldiging hebben, dan dat zij zullen zeggen: Bij God, onzen Heer, zweren wij, dat wij geene afgodendienaars waren.24.Zie hoe zij tegen zich zelven liegen, en hoe de goden zich hebben verborgen, die door hen werden uitgevonden10.25.Er zijn er onder hen, die luisteren, als gij den Koran leest, maar wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij het niet zouden verstaan, en eene doofheid in hunne ooren; en indien zij zelfs alle soorten van teekens zagen, zouden zij er niet aan gelooven; en hunne ongeloovigheid zal zoo groot worden, dat zij zelfs tot u zullen komen om met u te twisten. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit zijn niets anders dan dwaze fabelen uit oude tijden.26.En zij zullen anderen verbieden er aan te gelooven, en zich er verre van verwijderen; maar zij zullen hunne eigene zielen slechts vernietigen, en dat gevoelen zij niet.27.Indien gij hen zaagt, als zij in het vuur der hel zullen worden geplaatst, en zij zullen zeggen: Gave God dat wij in de wereld mochten worden teruggezonden; wij zouden dan de teekens van onzen Heer niet van bedrog beschuldigen, en wij zouden ware geloovigen worden.28.Ja, het is hun duidelijk geworden, wat zij vroeger verborgen, en indien zij zelfs in de wereld werden teruggezonden, zouden zij zekerlijk terugkeeren tot datgene wat hun verboden werd; en zij zijn zekerlijk leugenaars.29.En zij zeggen: Er is geen ander leven dan dit leven; nimmer zullen wij opgewekt worden.30.Maar indien gij kondet zien, als zij voor hunnen Heer zullen worden geplaatst11! Hij zal tot hen zeggen: Was dit niet de waarheid? Zij zullen antwoorden: Ja, bij onzen Heer! God zal zeggen; Onderga dus de straf, omdat gij niet hebt geloofd.31.Zij zijn verloren, die de verschijning voor God in het volgende leven als eene onwaarheid verwerpen, tot op het uur12dat hen onvermijdelijk zal verrassen. Dan zullen zij zeggen: Helaas dat wij gedurende onzen leeftijd ons zelven achteloos hebben vergeten, en zij zullen hunne lasten op hunne schouders dragen; en zal het niet kwaad zijn, waarmede zij beladen zullen wezen?32.Dit tegenwoordige leven is niets anders dan een spel en een ijdel vermaak; maar, waarlijk, het volgende leven, zal beterzijn voor hen die God vreezen. Zult gij dat niet begrijpen?33.Nu weten wij, oMahomet! dat het u grieft wat zij spreken! men beschuldigt niet u van valschheid; maar de ongeloovigen loochenen Gods teekenen.34.En reeds vóór u werden er apostelen voor leugenaars gehouden; zij verdroegen de beschuldigingen en de onrechtvaardigheid, tot op het oogenblik dat onze hulp tot hen kwam; want niemand kan Gods woorden veranderen; en gij hebt eenige inlichting ontvangen omtrent hen, die vroeger door hem werden gezonden.35.Indien hun afkeer u grieft, indien gij een holte kondet opzoeken, waardoor gij tot het binnenste der aarde zoudt kunnen doordringen, of eene ladder, waardoor gij tot in den hemel zoudt kunnen opklimmen, om hun een teeken te kunnen toonen, dan zoudt gij het doen; doch uwe pogingen zouden vruchteloos zijn; want indien het Gode behaagde, zou hij hen allen in de ware richting kunnen leiden; wees dus geen der onwetenden13.36.Hij zal alleen hun een gunstig antwoord geven, die met aandacht zullen luisteren; en God zal de dooden opwekken; want tot hem zullen zij terugkeeren.37.De ongeloovigen zeggen, dat, zoo lang hun geen wonder van den Heer zal worden geopenbaard, zij niet zullen gelooven. Antwoordt: Waarlijk, God is in staat een wonder te doen; maar het grootste deel hunner weet het niet14.38.Er is geene diersoort op de aarde, noch een vogel die met zijne vleugels vliegt, welke niet, gelijk gij, een volk vormt15. Wij hebben niets in het boek onzer besluiten16vergeten; want tot hunnen Heer zullen zij terugkeeren17.39.Zij, die onze teekens van logen beschuldigen, zijn doof en stom en wandelen in duisternis; God zal doen dwalen wien hij wil, en wie hem behaagt, zal hij op den rechten weg brengen.40.Zeg: wat denkt gij? indien Gods straf over u komt, of het uur der opstanding, zult gij dan een ander dan God aanroepen; spreekt, indien gij oprecht zijt?41.Ja! Hij is het dien gij zult aanroepen; en hij zal u bevrijden vanhetgeen u hem doet aanroepen, indien het hem behaagt, en gij zult de goden vergeten die gij met hem vereenigt.42.Wij hebben reeds gezanten gezonden onder de volkeren die vóór u bestonden, en hebben hen door onrust en tegenspoed bedroefd, opdat zij zich zouden vernederen.43.Toen de door ons gezonden droefheid over hen kwam vernederden zij zich niet, maar hunne harten werden versteend, en satan bereidde voor hen wat zij bedreven18.44.En toen zij hadden vergeten, wat hun gewaarschuwd was, openden wij de deuren van alle weldaden voor hen19, tot op het oogenblik, dat zij in vreugde gedompeld over de weldaden die zij hadden ontvangen, eensklaps door ons werden aangegrepen en in wanhoop gestort werden.45.En het grootste gedeelte des volks, dat slecht gehandeld had, werd afgesneden: geloofd zij God, de Heer aller schepselen!46.Zeg: wat denkt gij? indien God uw gehoor en uw gezicht weg nemen, en uwe harten verzegelen zou; welke god, behalve God, zou die u terug geven? Zie, op hoeveel verschillenden wijzen, wij de teekenen van Gods eenheid vertoonen, en toch wenden zij er zich van af.47.Zeg tot hen: wat denkt gij? indien Gods straf onverwachts over u kwame, of openlijk20, zou dan iemand behalve de goddeloozen omkomen?48.Wij zenden onze gezanten niet anders dan goede tijdingen dragende, en bedreigingen aan te kondigen. Wie dus gelooven en berouw gevoelen zullen, over deze zal geene vrees komen; nimmer zullen zij bedroefd worden.49.Maar zij die onze teekens van leugen zullen beschuldigen, zullen door een straf worden overvallen, omdat zij slecht hebben gehandeld.50.Zeg: ik zeg niet tot u, de schatten van God zijn in mijne macht, of dat ik de verborgenheden van God ken; ik zeg u niet dat ik een engel ben: ik volg alleen wat mij werd geopenbaard. Zeg: Zullen de blinde en de ziende gelijk gesteld worden? Zult gij dat niet overwegen?51.Predik het tot hen, die vreezen voor hunnen Heer verzameld te worden; zij zullen schuts noch voorspraak hebben, behalve Hem; misschien zullen zij hem vreezen.52.Verdrijf hen niet, die des ochtends en des avonds God aanroepen, uit begeerte zijn aangezicht te zien21. Het komt u niet toe, een oordeel over henuit te spreken, evenmin als het hun behoort, een oordeel over u uit te spreken: indien gij hen dus verdrijft zult gij tot de onrechtvaardigen behooren.53.Dit hebben wij een deel hunner door een ander deel getoond, opdat zij zouden mogen zeggen: zijn dat diegene onzer, omtrent welke God genadig is geweest? Kent God hen niet, die dankbaar zijn?54.En wanneer zij, die gelooven, tot u komen, zeg: Vrede zij over u. Uw Heer zelf heeft zich de barmhartigheid voorgeschreven; indien een uwer door onwetendheid slecht handelt en daarna berouw gevoelt en boete doet, voor dien zal hij zeker genadig en barmhartig zijn.55.Zoo zetten wij onze teekens duidelijker uiteen, opdat het pad der boozen bekend zou zijn.56.Zeg: Waarlijk, het is mij verboden, de valsche goden te aanbidden, die gij naast God aanroept: Zeg: ik wil uwe begeerten niet volgen; want dan zou ik dwalen, en ik zou nimmer een hunner zijn, die op den rechten weg worden geleid.57.Zeg: ik houd mij aan de verklaring, die ik van mijnen Heer heb ontvangen: doch gij hebt logens nopens hem uitgedacht. Wat gij wilt dat verhaast zal worden, is niet in mijne macht22; het oordeel behoort alleen aan God. Hij zal de waarheid doen kennen, en hij is de beste beslisser.58.Zeg: Indien wat gij wenscht te zien verhaasten in mijne macht ware, zou de zaak tusschen u en mij bepaald zijn; maar God kent den onrechtvaardige.59.Hij bezit de sleutels der geheimen; niemand kent die buiten hem; hij weet wat op het droge land en in de zee is; er valt geen blad af, of hij weet het; nergens is een eenvoudige zaadkorrel in de duistere gedeelten der aarde, nergens een groen of verdord spruitje, dat niet in het duidelijke boek is opgeschreven23.60.Hij is het die maakt dat gij des nachts kunt slapen, en weet wat gij des daags hebt gedaan; hij zal u eens opwekken, opdat de vooruit bestemde eindpaal uws levens vervuld worde; want tot hem zult gij terug keeren en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.61.Hij is de meester zijner dienaren, en hij zendt de beschermengelen, om over u te waken, tot op het oogenblik dat de dood u verrast: dan ontvangen onze gezanten den stervenden mensch, en zij zullen onze bevelen nakomen24.62.Daarna zult gij tot God terugkeeren, uw waren Heer; behoort hem het oordeel niet? Hij is de snelste in het opmaken eener rekening.63.Zeg, wie bevrijdt u van de duisternis des lands en der zee, wanneer gij hem nederig en in stilte aanroept,zeggende: Waarlijk, indien gij ons bevrijdt25van deze gevaren, zullen wij zeker dankbaar zijn?64.Zeg: God bevrijdt u daarvan en van iedere tegenspoed en droefenis, en toch plaatst gij andere goden naast hem26.65.Zeg: Hij is in staat u eene straf te zenden van boven27of van onder uwe voeten28, of de tweedracht onder u te brengen en aan den een de geweldenarijen van den ander te doen gevoelen. Zie hoe verschillend wij onze teekens vertoonen, opdat gij die eindelijk zoudt verstaan.66.Dit volk heeft de openbaring, die gij gebracht hebt, van valschheid beschuldigd, hoewel het de waarheid is. Zeg: Ik ben geen waker over u; iedere profetie heeft haren bepaalden tijd van vervulling; en daarna zult gij dien kennen.67.Als gij hoort, dat de ongeloovigen over onze teekens spreken, verwijder u dan, tot zij een ander onderwerp voor hunne gesprekken hebben gekozen; en indien satan u dit voorschrift doet vergeten, blijf dan niet langer bij de goddeloozen, zoodra gij het u weder herinnert.68.Men zal er geene rekenschap voor vragen aan hen, die God vreezen, doch zij dienen zich te herinneren, dat zij God vreezen29.69.Verwijder u van hen, die hunnen godsdienst als een spel en een tijdverdrijf beschouwen, en welke het tegenwoordige leven heeft verblind, en waarschuw hen, door den Koran, dat eene ziel wordt gestraft voor hetgeen zij heeft bedreven. Zij zal geen schuts of beschermer naast God hebben, en indien zij den grootsten losprijs zouden kunnen betalen, zou die niet worden aangenomen. Zij, die aan het verderf zijn overgegeven, om hetgeen zij hebben gedaan, zullen kokend water moeten drinken, en zij zullen eene strenge straf ondergaan, omdat zij niet geloofd hebben.70.Zeg: Zullen wij, naast God hen aanroepen, die ons nuttig zijn noch bestraffen kunnen? En zullen wij op onzen weg terugkeeren, nadat God ons heeft geleid, evenals hij, die door de duivels op den verkeerden weg werd gebracht, terwijl hij op de aarde ronddoolt en thans makkers heeft, die hem tot den rechten weg terugroepen, zeggende: kom tot ons? Zeg: Gods richting is de ware; men heeft ons bevolen, ons aan den Heer van alle schepselen te onderwerpen.71.Neem de bepaalde tijden van het gebedin acht, en vreest hem; want hij is het, voor wien gij zult verzameld worden.72.Hij is het, die de hemelen en de aarde in waarheid heeft geschapen; en wanneer hij tot een ding zegt: wees! dan is het.73.Zijn woord is de waarheid; hem zal het koninkrijk zijn op den dag, waarop de trompet zal klinken: Hij kent wat geheim of openbaar is; Hij is de wijze, de alwetende.74.Abrahamzeide tot zijn vaderAzer30: neemt gij beelden tot goden31)? Waarlijk, ik bemerk, dat gij en uw volk in eene duidelijke dwaling verkeert.75.En zoo deden wijAbrahamhet koninkrijk van hemel en aarde zien, opdat hij een mocht worden van hen, die oprecht gelooven.76.En toen de nacht hem omsluierde, zag hij eene ster, en hij zeide: Dit is mijn Heer; doch toen zij verdween, zeide hij: Ik bemin de goden niet die verdwijnen.77.En toen hij de maan zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn God; doch toen zij verdween, zeide hij: indien God mij niet geleidt, zal ik verdwalen.78.En toen hij de zon zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn heer, dit is de grootste; doch toen zij verdween, zeide hij: O mijn volk! ik ben onschuldig aan datgene, wat gij naast God plaatst.79.Ik wend mijn aangezicht tot hem, die den hemel en de aarde heeft geschapen; ik ben een waar geloovige en ik behoor niet tot de afgodendienaars,80.En zijn volk spotte met hem, en hij zeide: Wilt gij met mij over God twisten? Hij heeft mij op den rechten weg geleid, en ik vrees hen niet, die gij naast hem plaatst, tenzij God iets verlangt; want hij is alwetend32. Zult gij dit niet in overweging nemen?81.En hoe zou ik vreezen, wat zij, naast God plaatsen, naardien gij niet vreest goden naast hem te plaatsen, zonder dat God u daartoe eenige macht heeft gegeven? Zeg: welke der beide partijen is de zekerste, indien gijhet verstaat?82.Zij die gelooven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid omkleeden33, zullen zekerheid genieten en op den rechten weg geleid worden.83.En dit is onze bewijsreden, waarvan wijAbrahamhebben voorzien, opdat hij daarvan tegen zijn volk gebruik zou maken: Wij verheffen hen, die ons behagen; want uw Heer is wijs en alwetend.84.En wij gaven hunIzaakenJacob; en wij hebben hen beiden geleid; en vroeger hadden wij reedsNoachgeleid en onder zijne afstammelingen34hebben wij ookDavidenSalomo, enJob35, enMozesenAärongeleid. Zoo beloonen wij hen, die goed handelen.85.ZachariasenJohannes, enJezusenElias36, waren allen rechtvaardigen.86.EnIsmaël, enElisaenJonas37enLoth38; deze allen hebben wij begunstigd boven alle andere stervelingen.87.Zoo ook hebben wij onder hunne vaderen en hunne kinderen, onder hunne broeders een groot aantal uitverkorenen op den rechten weg geleid.88.Zoo is Gods richting; hij leidt wie hem van zijne dienaren behaagt. Indien de menschen andere goden naast hem plaatsen, zullen hunne daden geheel vruchteloos zijn.89.Deze zijn de personen, welken wij de schrift gaven en wijsheid, en profetie; doch indien deze39daarin niet gelooven, zullen wij de zorg daarvoor aan een volk opdragen, dat daarin zal gelooven.90.Dit zijn de personen, die door God werden geleid; volg daarom hunne richting. Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag van u geene belooning voor het prediken van den Koran; het is slechts eene waarschuwing aan alle schepselen.91.Zij waardeeren God niet zoo als hij het verdient40, als zij zeggen: God heeft niets aan de menschen geopenbaard41. Zeg: Wie heeft dan het boek geopenbaard, datMozesheeft gebracht, om er het licht en den gids der menschen van te maken; het boek, dat gij op bladen schrijft;het boek, dat gij vertoont, en waarvan gij echter een groot gedeelte verbergt? Gij zijt onderricht geworden, van hetgeen gij evenmin als uwe vaderen wist. Zeg hun: God is het, en laten zij zich dan met hunne ijdele gesprekken vermaken.92.Dit boek, hetwelk wij hebben nedergezonden, is gezegend; het bevestigt datgene, wat vóór u werd geopenbaard, en werd u gegeven, opdat gij het zoudt prediken in de stadMekkaen aan hen, die in den omtrek wonen. Zij, die in het volgende leven gelooven, zullen ook daaraan gelooven, en zij zullen den tijd van het gebed nauwkeurig in acht nemen.93.Wie is slechter dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt of zegt! Dit werd mij geopenbaard, als hem niets werd geopenbaard, en die zegt: Ik zal eene openbaring voortbrengen, gelijk aan die, welke door God is nedergezonden?42Indien gij de goddeloozen in de doodsangsten zaagt en de engelen hunne handen uitsteken, zeggende: werpt uwe zielen weg; heden zult gij een strenge straf ondergaan, voor hetgeen gij valsch nopens God hebt gesproken, en omdat gij zijne teekenen hebt versmaad.94.En nu komt gij alleen tot ons43, zooals wij u het eerst schiepen, en liet de weldaden, die wij u hebben geschonken achter u; en wij zien de tusschenpersonen niet, die gij als Gods makkers hebt beschouwd44. De banden, die u vereenigden, zijn gebroken, en wat gij hebt verzonnen, heeft u verlaten45.95.God maakt dat de graankorrel en de dadelpit zich voortplanten. Hij brengt het leven uit den dood voort46. Dit is God. Waarom hebt gij u dus van hem afgewend?96.Hij veroorzaakt, dat de morgen verschijnt, en heeft den nacht bevolen voor de rust, en de zon en de maan tot bepaling van den tijd. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God.97.Hij is het, die de sterren voor u heeft bevolen, dat gij daardoor geleid zoudt worden in de duisternis, te land en ter zee. Wij hebben overal teekens doen schitteren voor hen, die verstaan willen.98.Hij is het die u uit ééne ziel heeft voortgebracht, en eene zekere verzamelplaats en eene rustplaats voor u geschapen heeft47. Wij hebben teekenen doen schitteren voor hen, die verstandig zijn.99.Hij is het, die water van den hemel nederzendt. Daardoordoen wij de spruiten van alle planten ontkiemen; daardoor hebben wij het groen voortgebracht, waaruit wij het graan in aren doen opschieten, en palmboomen, uit welker takken nederhangende, dichte trossen dadels voortkomen, en tuinen met wijngaarden beplant, en olijven en granaatappelen, die op elkander gelijken en van elkander verschillen. Zie op hunne vruchten, als zij vruchten dragen, en hoe zij rijpen. Waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die gelooven.100.Zij hebben de geniussen48met God vereenigd, terwijl hij het is, die ze heeft geschapen. In hunne onwetendheid schrijven zij hem zonen en dochters toe. Geloofd zij hij, en het zij verre van hem, wat zij met hem vereenigen.101.Hij is de maker van hemel en aarde. Hoe zou hij kinderen hebben? hij die geene gezellin heeft? Hij heeft alle dingen geschapen en is alwetend.102.Dit is God uw Heer. Er is geen God buiten hem, de schepper van alle dingen: dien hem dus; want hij zorgt voor alle dingen.103.De blikken der menschen kunnen hem niet bereiken. Hij bereikt alle blikken. Hij is de barmhartige49, de wijze.104.Thans zijn er duidelijke aanwijzingen van uwen Heer tot u gekomen. Hij die deze ziet, ziet ze in zijn eigen voordeel en die er blind voor blijft, het is zijn nadeel. Ik ben uw bewaker niet.105.Zoo verklaren wij onze teekens op verschillende wijzen, opdat zij zouden zeggen, gij hebt met ijver geleerd;50en opdat wij hen er van zouden onderrichten, die ons verstaan.106.Volg datgene, wat u reeds van uwen Heer werd geopenbaard; er is geen God buiten hem; verwijder u dus van de afgodendienaars.107.Indien het Gode had behaagd, zouden zij onschuldig aan afgoderij zijn geweest. Wij hebben u niet tot bewaker over hem aangesteld: noch om op hunne belangen toe te zien.108.Beschimp de godheden niet, die zij naast God aanroepen; zij konden op hunne beurt, in hunne buitensporigheid, God beleedigen. Zoo hebben wij ieder volk zijne daden aangewezen. Later zullen zij tot hunnen Heer terugkeeren, die hun zal herhalen wat zij hebben verricht.109.Zij hebben bij God gezworen, met den meest plechtigen eed, dat indien hun een teeken werd geopenbaard,zij zekerlijk daaraan zouden gelooven. Zeg: Waarlijk, de teekens staan alleen in Gods macht, en hij veroorlooft u niet te begrijpen, dat, als die komen, zij niet zullen gelooven51.110.En wij zullen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden; want zij geloofden er voor de eerste maal niet aan52, en wij zullen hen verlaten, opdat zij in hunne dwaling mogen voortgaan.111.En hoewel wij hun engelen hadden gezonden, en de dood tot hen had gesproken, en wij alle dingen voor hun oog53voor hen hadden verzameld, wilden zij niet gelooven, tot het Gode behaagde; maar het grootste deel hunner weet het niet.112.Zoo hebben wij voor iederen profeet een vijand doen ontstaan; de verleiders van menschen en geniussen, die elkander afzonderlijk klinkende gesprekken54inbliezen, om te verblinden; maar indien het God had behaagd, zouden zij het niet hebben gedaan. Verlaat hen dus, en ook datgene, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.113.Laat de harten van hen, die niet in het volgende leven gelooven, zich daartoe neigen, en laat hen zelven er behagen in scheppen en laat hen winnen wat zij winnen.114.Zal ik een anderen rechter naast God zoeken, om tusschen ons te richten? Hij is het, die u het boek van den Koran heeft toegezonden, onderscheidende goed en kwaad; en zij, welke wij de schrift gaven, weten dat zij van den Heer werd nedergezonden met waarheid. Wees dus niet een van hen, die er aan twijfelen.115.De woorden van uwen Heer zijn volmaakt in waarheid en rechtvaardigheid; er is niemand die deze woorden kan veranderen55. Hij hoort en kent alles.116.Maar indien gij het grootste deel gelooft van hen, die opde aarde zijn, zullen zij u van Gods weg afleiden; zij volgen slechts een onzeker gevoelen en spreken niets dan leugen.117.Waarlijk, God kent hen, die van zijnen weg afgaan, en kent hen wel, die op den rechten weg worden gevoerd.118.Eet van hetgeen, waarbij de naam van God is herdacht56, indien gij aan zijne teekens gelooft57.119.En waarom zoudt gij niet eten van datgene, waarover Gods naam is uitgesproken? aangezien hij u duidelijk verklaarde, wat hij u heeft verboden, uitgenomen datgene, waarvan gij genoodzaakt zijt te eten. Sommigen brengen anderen in dwaling, door hunne hartstochten, zonder kennis te bezitten; maar God kent de zondaren.120.Verlaat het binnenste en het buitenste der zonde58; want zij die de zonde begaan, zullen de belooning ontvangen, naar hetgeen zij hebben verricht.121.Eet dus niet van datgene, waarbij Gods naam niet is herdacht; want dit is zeker zonde. De duivels zullen hunne vrienden ingeven, daarover met u te twisten, doch indien gij hen gehoorzaamt, zijt gij zekerlijk afgodendienaars.122.Zal hij die dood geweest is, en dien wij tot het leven hebben teruggebracht, en dien wij een licht hebben geschonken, waarmede hij onder de menschen zou kunnen wandelen, als degene zijn, die in de duisternis wandelt en die daaruit niet kan geraken? Zoo werden de daden der ongeloovigen vooruit bereid.123.Zoo hebben wij in iedere stad hoofdlieden van de boozen aldaar geplaatst, opdat zij er valstrikken zouden spannen59; doch zij zullen hunne eigene zielen slechts strikken spannen en zij weten het niet60.124.En als hun een teeken61wordt geopenbaard, zeggen zij: wij zullen op geenerlei wijze gelooven, tot ons eene openbaring worde gebracht, evenals diegene, welke aan Gods zendelingen werd gegeven62; God weet het beste, wien hij tot zijnen zendeling zal verkiezen. De schande in Gods aangezicht bedreven, zal op hen vallen, die boos handelen, en eene strenge straf voor het kwaad, dat zij bedreven.125.En hij, wien het Gode behaagt te leiden, zal zijne borst openen om het geloof van den Islam te ontvangen: doch wien het hem zal behagen in dwaling te brengen, diens borst zal hij sluiten en vernauwenals diegene, welke zich ten hemel wil verheffen.63Zoo legt God eene vreeselijke straf aan hen op, die niet gelooven.126.Dit is Gods rechte weg. Thans hebben wij hun, die overdenken willen, onze teekenen duidelijk verklaard.127.Zij zullen eene woonplaats des vredes bij hunnen Heer hebben, en hij zal hun beschermer zijn voor datgene, wat zij hebben gedaan.128.Denk aan den dag, waarop God hen allen verzamelen en zeggen zal: verzameling van geniussen64; gij hebt te veel misbruik van de menschen gemaakt65, en hunne vrienden onder de menschen zullen zeggen: O Heer! de een van ons heeft van den andere diensten genoten en wij zijn tot den gestelden eindpaal66genaderd, dien gij ons hebt bepaald. God zal zeggen: het hellevuur zal uwe woning zijn; daarin zult gij eeuwig verblijven, tot het Gode zal behagen uwe smarten te lenigen; want uw Heer is wijs en alwetend.129.Zoo plaatsen wij sommigen der onrechtvaardigen boven anderen van hen, om hetgeen zij hebben bedreven.130.O verzameling van geniussen en menschen! kwamen er geene zendelingen van u zelven tot u67die u mijne teekens herhaalden, en die u de verschijning van dezen dag voorspelden? Zij zullen antwoorden: wij leggen getuigenis tegen ons zelven af: het tegenwoordige leven verblindde hen, en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren.131.En dit was Gods handelwijze68; want God is niet de verwoester der steden, die haar verdelgt uit boosheid, terwijl hare bewoners zorgeloos waren.132.Ieder zal graden van belooning genieten, naarmate van hetgeen zij zullen bedreven hebben; want God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen zij doen.133.En uw Heer is rijk en vol van barmhartigheid. Indien het hem behaagt, kan hij u vernietigen, en hij kan uit u doen voortkomen wie hem behaagt, zooals hij u uit de nakomelingschap van een ander volk heeft doen voortspruiten.134.Waarlijk, datgene, waarmede men u bedreigt, zal gebeuren, en gij zult het niet kunnen voorkomen.135.Zeg tot de bewoners vanMekka; O mijn volk! handel overeenkomstig uwe kracht; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig mijnen plicht69.136.Enhierna zult gij kennen, wat de belooning van hetparadijsis. De goddeloozen zullen niet bloeien.137.Die vanMekkabestemmen een deel van hetgeen hij in hunnen oogst en onder hun vee heeft doen geboren worden, voor God, en zeggen dit behoort God (volgens hun verbeelding), en dit aan onze gezellen70. En dat wat voor hunne gezellen is bestemd, komt niet tot God, en hetgeen voor God bestemd is, zal tot hunne makkers komen.138.Hoe verkeerd oordeelen zij71. Zoo hebben hunne gezellen verscheidene derafgodendienaarsingegeven, hunne kinderen te dooden72, opdat zij hen in het verderf zouden kunnen voeren, en dat zij hunnen godsdienst duister konden maken, en hen daarin verwarren73. Maar indien het Gode had behaagd, zouden zij dit niet hebben gedaan; verlaat hen dus en datgene wat zij valschelijk uitdenken.139.Zij zeggen ook: Dit vee en deze aardvruchten zijn geheiligd, niemand zal daarvan eten dan die ons behaagt (gelijk zij zich verbeelden); deze dieren mogen niet tot lastdieren gebruikt worden74; en over deze dieren wordt Gods naam niet uitgesproken, als zij die slachten75; zoo denken zij een leugen tegen hem uit, maar God zal hen beloonen voor hetgeen zij valschelijk uitdenken.140.En zij zeggen: De jongen van deze dieren mogen onze mannen eten, maar onze vrouwen niet; doch indien de vrucht on voldragen is, mogen ze beiden haar eten76. God zal hen beloonenvoor hun onderscheid maken. Hij is verstandig en wijs.141.Zij zijn onredbaar verloren, die hunne kinderen dwazelijk, zonder kennis77, hebben vermoord78, en verboden hebben, wat God hun tot voedsel heeft gegeven, terwijl zij eene leugen tegen God uitdachten. Zij dwaalden en werden niet op den rechten weg geleid.142.Hij is het, die de wijngaarden heeft geschapen, zoowel die door houten latwerk zijn gestut, als zij die het niet zijn79, en palmboomen en de granen verschillende soorten voedsel opleverende, en olijven en granaatappelen, die elkander gelijk en niet gelijk zijn. Eet van hunne vruchten als zij vruchten dragen, en betaal den prijs daarvoor op den dag van den oogst80; doch verkwist niet81; want God bemint den verkwister niet.143.En God heeft u sommige dieren gegeven, die tot het dragen van lasten zijn geschapen, en sommigen die alleen geschapen zijn om geslacht te worden. Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, en volg de stappen van satan niet; want hij is uw verklaarde vijand.144.Vier paren vee heeft God u gegeven: een paar schapen en een paar geiten (elk van twee soorten). Zeg tot hen: heeft God de twee mannetjes van de schapen en van de geiten, of de twee wijfjes verboden, of dat wat de lichamen der wijfjes bevatten? Zeg mij met zekerheid, indien gij waarheid spreekt.145.En God gaf u een paar kameelen en een paar runderen. Zeg, heeft hij de twee mannetjes van dezen, of de twee wijfjes verboden, of wat de lichamen der beide wijfjes bevatten82? Waart gij tegenwoordig toen God u dit beval? En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt, opdat hij onverstandige menschen zou kunnen verleiden? Waarlijk, God leidt de onrechtvaardigen niet.146.Zeg: ik vind in datgene, wat mij werd geopenbaard, geenerlei ding verboden om te eten, dan doode dieren, bloed dat gevloeidheeft83en varkensvleesch; want dat is eene afschuwelijkheid, of datgene wat ontwijd is, doordat het in den naam van een ander dan God is gedood. Doch hij, die door den nood mocht gedwongen zijn, en het niet uit ongehoorzaamheid eet, noch met de bedoeling om te zondigen, waarlijk, hem zal God barmhartig en goedertieren zijn.147.Den Joden hebben wij ieder dier verboden, dat eene ongespleten hoef heeft, en wij verboden hun het vet van ossen en schapen, behalve het vet dat zich op hunne schouders en ingewanden84en datgene wat zich aan de beenderen bevindt85. Dat is om hen voor hunne onrechtvaardigheden te straffen; en waarlijk wij spreken de waarheid.148.Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Uw Heer is met eene uitgebreide genade bekleed, maar zijne gestrengheid zal van den booze niet kunnen worden afgewend.149.De afgodendienaars zullen zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij noch onze vaderen afgodendienarij schuldig zijn geweest. Volgens hen zouden wij het gebruik van geenerlei ding verboden hebben. Zoo beschuldigden zij die hen voorafgingen, de profeten van bedrog, tot zij onze gestrenge straf ondervonden. Zeg: indien gij eenige kennis hebt van hetgeen gij zegt, laat het zien; doch gij volgt slechts meeningen en zijt leugenaars.150.Zeg: Alleen God heeft de macht tot de duidelijkste aanwijzing; want indien het hem had behaagd, zou hij u allen hebben geleid.151.Zeg: Breng uwe getuigen bij, die verklaren kunnen, dat God dit heeft verboden. Maar indien zij dit getuigen, getuig dan niet met hen, noch volg de begeerten van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen, en die niet gelooven in het volgende leven, en afgodsbeelden met hunnen Heer gelijk stellen.152.Zeg: Kom86! ik zal u voorlezen, wat uw Heer u heeft verboden; weest niet schuldig aan afgodendienst, weest eerbiedig jegens uwe ouders, en doodt uwe kinderen niet, uit vrees tot armoede te vervallen. Wij zorgen voor u en hen; en nadert de hatelijke zonden87niet, zoowel openlijke als geheime, en doodt de ziel niet, welke God u verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak88. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij zoudt begrijpen.153.Raakt het vermogen van den wees niet aan, behalve tot de vermeerdering daarvan, totdat hij de jaren zijner manbaarheid heeft bereikt;en gebruikt eene goede maat en een nauwkeurig gewicht. Wij zullen geene ziel eene last opleggen, dan die zij kan dragen. En als gij recht spreekt, neemt dan de rechtvaardigheid in acht, hetzij dit voor of tegen iemand is, die met u verwant mocht zijn, en vervul Gods verbond. Dit heeft God u bevolen, opdat gij het overwegen en weten zoudt.154.Dit is mijn rechte weg; volg dien dus, en volg niet het pad van anderen, opdat gij niet afgeleid moogt worden van dat van God. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij hem zoudt vreezen.155.Wij gavenMozesook het boek der wet, een volkomen leiding voor hem, die wel wil handelen, en eene verklaring omtrent alle noodige dingen, en eene richting en genadebewijs, opdat de kinderen Israëls aan het verschijnen voor hunnen God zouden gelooven.156.En dit boek, dat wij thans hebben nedergezonden, is gezegend; volg het dus en vrees God, opdat gij genade moogt ondervinden.157.Gij zult niet meer zeggen:De schriften werden alleen aan twee volkeren gezonden, die vóór ons leefden, en wij hebben geene kennisse van hunne plichten.158.Gij zult niet meer zeggen: indien ons een boek met goddelijke openbaringen ware nedergezonden, waarlijk wij zouden beter dan zij zijn geleid geworden89. En thans is eene duidelijke verklaring, en eene richting en eene genade van uwen Heer tot u gekomen; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die leugens omtrent Gods teekenen uitdenkt, en zich van hem afwendt? Wij zullen hen die zich van onze teekenen afwenden, met eene strenge straf beloonen, omdat zij zich hebben afgekeerd.159.Wachten zij tot de engelen tot hen komen, of dat hun Heer komt om hen te straffen, of dat sommige van Gods teekenen hen verrassen? Op den dag waarop sommige van uws Heeren teekenen zullen verschijnen, zal het geloof daaraan geene ziel bevoordeelen, die daaraan niet vroeger geloofde, of in zijn geloof niet goed handelde90. Zeg: indien gij wacht, zullen ook wij wachten.160.Nader hen niet, die eene scheiding in hunnen godsdienst maken91en zich in secten verdeelen; hunne zaak behoort alleen aan God; daarna zal hij hun verklaren, wat zij gedaan hebben.161.Hij, die met goede werken mocht verschijnen, zal daarvoor eene tienvoudige belooning ontvangen; doch hij, die met slechte daden verschijnt, zal slechtseene gelijke straf daarvoor ontvangen, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.162.Zeg: Waarlijk, mijn Heer heeft mij geleid op een rechten weg, eenen waren godsdienst: het geloof vanAbraham, den waren geloovige, en hij was geen afgodendienaar.163.Zeg: Mijne gebeden en mijne aanbidding, en mijn leven en mijn dood zijn Gode gewijd; den Heer van alle schepselen, die geen gelijke heeft. Dit werd mij geboden, en ik ben de eerste Moslem92.164.Zeg: Zal ik een ander Heer begeeren naast God? Hij is toch de Heer van alle dingen. Alle zielen handelen slechts voor zichzelve en geene ziel zal de last van eene andere dragen. Tot uwen Heer zult gij terugkeeren, en hij zal u datgene verklaren waarover gij thans twist.165.Hij is het, die u heeft aangewezen, uwe voorgangers op aarde op te volgen, en sommigen uwer boven anderen in verschillende graden heeft verheven, opdat hij u zou kunnen bewijzen, wat Hij voor u heeft verricht. Uw Heer is stipt in zijne straffen, maar hij is tevens genadig en barmhartig.1Dit hoofdstuk is aldus betiteld, omdat daarin worden behandeld sommige bijgeloovige gewoonten der bewoners vanMekka, die op het vee betrekking hebben.2Behalve zes, of, volgens anderen, drie verzen.3Mahometschijnt hier de oude en sterke stammen vanAdenThamudte bedoelen.4Of zinsbedrog.5GelijkGabriëlgewoonlijk aanMahometverscheen, die, hoewel een profeet, niet in staat was, zijn gezicht te verdragen, als hij in zijn gewonen vorm verscheen; zoodat anderen dit des te minder zouden kunnen doen.6Deze plaats werd geopenbaard, toen de KoreïshietenMahometverhaalden, dat zij de Joden en Christenen nopens hem hadden ondervraagd, en dat die hun hadden verzekerd, dat zij geene melding of beschrijving van hem in hunne schriften vonden. Daarom, zeiden zij: wie legt de getuigenis voor u af, dat gij Gods gezant zijt? (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)7Dat is: zij weten zeer goed datMahometGods gezant is. ZieHoofdstuk II, vers 141.8Zeggende dat de engelen dochters van God zijn, en tusschenpersonen voor ons bij hem, enz.9Zijnde: Uwe afgoden en valsche goden.10Dat is: Hunne ingebeelde goden bewijzen niets te zijn, en verdwijnen als ijdele droombeelden en hersenschimmen.11Om gericht te worden.12De laatste dag wordt hier het uur genoemd, zooals in 1 Johannes vers 25 enz., en de voorafgaande uitdrukking: verschijning voor God op dien dag, kan mede aangenomen worden dat te beteekenen. 1 Thess. IV : 17.13Op deze plaats wordtMahometgelaakt, dat hij geen geduld tegenover de halsstarrigheid zijner landgenooten plaatste over zijne ongepaste begeerte, om te verwezenlijken wat God niet besloten had; te weten de bekeering en redding van alle menschen. (Al Beidâwi.)14Daar zij onbekend waren met Gods almacht, en met het gevolg van hetgeen zij vroegen; hetgeen tot hunne volslagen vernietiging kon voeren.15Daar zij evenzeer onder Gods hoede zijn als het menschelijk geslacht.16Dat is: in de bewaarde tafel, waarop alle goddelijke besluiten zijn opgeschreven, en alle zaken die in de wereld gebeuren (zoowel de kleinste als de meest uitgebreide), nauwkeurig worden opgeschreven. Reeds vroeger is, in den loop van dit werk, hierover bij herhaling gesproken.17Want, volgens het Mahomedaansche geloof, zullen alle schepselen op den dag des laatsten oordeels voor God verschijnen, om rekenschap van hunne daden af te leggen.18Dat is: satan heeft hunne daden verbloemd, of: satan heeft hunne daden geschikt zooals het hem behaagde.19Dat is; wij gaven hunallerleiovervloed, ten einde, nadat zij niet door hunne droefenis werden geleerd, hun voorspoed een valstrik voor hen zou worden, en zij zich zelven spoediger tot vernietiging zouden brengen.20Dat is, volgensAl Beidâwi: óf zonder eenige voorafgaande aankondiging, óf na het geven van eene waarschuwing.21Sommigen zeggen, dat de opperhoofden vanMekkaalle armen uit hunne stad verdreven; hun zeggende totMahomette gaan. Zij deden dit en boden aan, zijnen godsdienst te omhelzen; doch hij maakte eenige zwarigheid, hen te ontvangen, daar hij vreesde, dat de nood en geene oprechte overtuiging de drijfveer was (Al Beidâwi,Jallalo’ddin); waarna deze plaats werd geopenbaard.22Deze plaats moet tot antwoord strekken op de uitdagingen der ongeloovigen, die totMahometzeiden, indien hij een waar profeet was, een stortregen van steenen of een andere wonderdadige straf van den hemel af te bidden, om hen te vernietigen. (AlBeidâwi).23Zie hiervoren vers 38, noot.24Woordelijk zou dit moeten luiden: onze gezanten, nemen ieder uwer op; ontvangen zijn adem, zijne ziel. Die engel heetIrafil.25De lezing van een ander afschrift van den Koran is in den derden persoon. Indien hij ons bevrijdt, enz.26Door tot uwe vroegere afgodendienarij terug te keeren.27Door stormen des hemels; zooals bij de ongeloovigen vanNoachenLoth, en het leger vanAbraha, den heer van den olifant. (Al Beidâwi).28Zooals bijPharaoen zijn leger, en bijKorach, of (gelijk de Mahomedanen hem noemen)Karun. (Al Beidâwi.)29De Muzelmannen maakten de opmerking, dat, indien men zich telkenmale van de ongeloovigen moest verwijderen als zij den nieuwen godsdienst bespotten, men nergens een enkel oogenblik zou kunnen blijven.Mahometvulde daarop het voorschrift van het vorige vers met deze plaats aan.30Dit is de naam dien de Mahomedanen aanAbrahamsvader gaven en die in de H. SchriftTerahwordt genaamd, hoewel sommigen hunner schrijvers beweren, datAzerde zoon was vanTerah(Tarîkh Montakhab, bijd’Herbel.Bibl. Oriënt.p. 12) end’Herbelotzegt, dat de Arabieren hen in hunne geslachtslijsten steeds als verschillende personen beschouwen, maar dat, aangezienAbraham, volgensMozes, de zoon vanTerahwas, door Europeesche schrijvers verondersteld wordt, datTerahdezelfde is als deAzerder Arabieren.31DatAzerofTeraheen afgodendienaar was, wordt algemeen toegegeven; ook kan het niet worden geloochend, daar in de Schrift opzettelijk wordt gezegd, dat hij vreemde goden diende (JosuaXXIV, 2, 14). De Oostersche schrijvers nemen eenparig aan, dat hij een beeldhouwer was en afgodsbeelden vervaardigde; en hij wordt als de eerste voorgesteld, die beelden van klei maakte; alleen schilderijen waren vóór hem in gebruik (Epiphan,Adv.Haer.lib. 1, p. 7, 8), en men veronderstelt, dat die als afgoden werden aangebeden. Men zegt echter dat zijn bedrijf eerbiedwaardig (ZieHyde,de Rel. Vet. Persar, p. 63) en hij een groot man en zeer bevriend metNimrod, zijn schoonvader was (d’Herbel), daar hij afgodsbeelden voor hem maakte en in zijne kunst uitmuntte.32Dat is: Ik ben niet verschrikt door uwe valsche goden, die mij niet kunnen deren, uitgenomen wanneer God het veroorlooft, of wanneer het hem behaagt mij te bedroeven.33De uitleggers verklaren hier het woord onrechtvaardig door afgodendienarij, of openbaar verzet tegen God.34Sommigen passen het woord “zijne†opAbrahamtoe, als de persoon waarvan op deze plaats voornamelijk wordt gesproken; sommigen opNoach; daarJonasenLoth, gelijk zij zeggen, niet vanAbrahamszaad waren; anderen veronderstellen, dat de personen in dit en het volgende vers bedoeld, als de afstammelingen vanAbrahammoeten worden beschouwd en die in het naastvolgende vers als de afstammelingen vanNoach. (Al Beidâwi.)35De Mahomedanen zeggen, dat hij tot het geslacht vanEzaubehoorde. ZieHoofdstuk XXIen XXXVIII.36ZieHoofdstuk XXXVII.37ZieHoofdstuk X, XXI en XXXVII.38ZieHoofdstuk VIIenz.39Dit zijn de Koreïshieten. (Al Beidâwi).40VolgensJallalo’ddinsoordeel is dit vers en ook de beide volgende teMedinageopenbaard.41Door te zeggen, dat, behalve in de tien geboden, God aanMozesvrijheid heeft gegeven, de openbaringen naar zijne keuze in te kleeden.42Daar sommige Arabieren, naar het schijnt, voorgaven, dat indien het hun behaagde, zij een boek konden schrijven, hetwelk in hoedanigheid niet onder den Koran zou staan. Anderen zeggen, dat dit betrekking zou hebben op eenige valsche profeten, die inMahometstijd leefden; zoo alsMoçaïlama,El Aswaden anderen.43Dat is: zonder uw rijkdom, uwe kinderen of uwe vrienden, waarop gij u in uwen leeftijd zoo zeer hebt verlaten.44Of valsche goden.45Betreffende de tusschenkomst uwer afgoden, of het niet gelooven aan toekomstige belooningen en straffen.46ZieHoofdstuk III, vers 26.47Namelijk: in de lendenen uwer vaderen en de ingewanden uwer moeders. (Al Beidâwi).48Dit beteekent de soort van redelijke, onzichtbare wezens, hetzij engelen of duivels, of de tusschensoort, gewoonlijk geniussen genaamd. Eenige der uitleggers verstaan hier engelen, welke door de afgodendienende Arabieren vereerd werden; anderen duivels, hoofdzakelijk omdat, volgens het stelsel der magiërs, de duivel als een soort schepper en als het beginsel van alle kwaad aangezien werd, terwijl God als de oorzaak van al het goede werd beschouwd. (Al Beidâwi.)49Of, letterlijk vertaald, de onbegrijpelijke (Al Beidâwi.)50Dat is: gij werdt hieromtrent door de Joden en Christenen onderricht, en hebt ons alleen stuksgewijze verhaald, wat gij van hen hebt geleerd. Dit werdMahometdoor de ongeloovigen tegengeworpen, daar zij het voor hem onmogelijk hielden, helder en duidelijk over onderwerpen van zoo verheven aard te spreken, zonder goed bekend te zijn met de leeren en de heilige schriften dier godsdiensten.51Hier trachtMahometzijne onmacht tot voortbrenging van een mirakel te verontschuldigen, door te verklaren, dat God het niet geschikt achtte, aan hunne begeerten te voldoen, en ofschoon hij het wel had willen doen, het toch te vergeefs zou zijn geweest; en daar zij niet door den Koran waren overtuigd, zouden zij ook door het grootste mirakel niet overtuigd worden. VergelijkLucasXVI : 31. De laatste woorden van het vers beteekenen eigenlijk: Ach, hoe gaarne zou ik u, geloovigen, willen doen begrijpen, dat zij, de ongeloovigen, er niet aan gelooven.52Namelijk aan den Koran.53De bewoners vanMekkaeischten namelijk datMahomethun een engel zou toonen, die voor hun oog uit den hemel zou nederdalen, of dat hij hunne overleden vaderen zou opwekken, opdat zij met hen zouden kunnen spreken, of dat hij God en zijne engelen zou overhalen, hun in een lichamelijken toestand te verschijnen.54IJdele woorden, welker schijn verleidt en in dwaling brengt.55Sommigen zeggen, dat dit betrekking heeft op de onverwrikbaarheid van Gods besluiten, anderen op zijne bijzondere belofte, dat hij den Koran voor de verdraaiingen en vervalschingen zou bewaren, die, volgens hen, in den Pentateuchus en het Evangelie hebben plaats gehad (Soera XV) en anderen weder op den onschendbaren duur der Mahomedaansche wet, die volgens hen, tot aan het einde der wereld zal voortduren.56ZieHoofdstuk II, vers 168enHoofdstuk V, vers 4.57Dat is: gij moogt van elk dier eten, dat onder het aanroepen van Gods naam is geslacht; waarvan natuurlijk doode dieren, varkensvleesch enz. zijn uitgesloten.58Dat is: de openlijke en verborgen zonde.59Op dezelfde wijze als wij inMekkahebben gedaan.60Dit vers is toepasselijk op de grooten, en de rijke lieden vanMekka, dieMahomethet meest vijandig waren: zij namen de zwakken des volks tegen hem in.61Dat is: eenigerhande vers of plaats van den Koran.62Dit waren de woorden der Koreïshieten, die beweerden, dat er onder hen personen waren, meer waardig Gods zendeling te zijn danMahomet.63Evenals bij vele oude Arabische dichters wordt hier, volgens sommigen, het verontruste hart bij een vogel vergeleken, die de vleugels beweegt. Volgens anderen wordt hier eene onmogelijkheid bedoeld.64Duivels.65Door hen in verzoeking te brengen, of tot zonde te verleiden.66Zijnde de dag der opstanding, waaraan wij op de vorige wereld niet hebben geloofd.67De Mohamedanen gelooven, dat God afgezanten zond, zoowel om geniussen als om menschen te bekeeren. Deze zouden altijd van het menschenras zijn geweest.68Dit is: dat God, alvorens eene stad te straffen, zendelingen stuurde om haar te waarschuwen.69Dit is: Gij kunt voortgaan in uw verzet tegen God en in uw boos opzet jegens mij, en in uw ongeloof volharden; doch ik zal volhardenuwe beleedigingen met geduld te verdragen en de openbaringen mede te deelen, die God mij heeft bevolen (Al Beidâwi).70Dat is: onze afgoden. In deze beteekenis wordt dit woord meermalen op deze plaats gebruikt.71Dit vers heeft betrekking op eenige godsdienstige gebruiken der afgoden dienende Arabieren; zooals de verdeeling der gronden, der vruchten en der oogsten in twee deelen, waarvan een voor de hoogste godheid, en het andere voor de ondergeschikte godheden, was bestemd, die door de afgodsbeelden werden voorgesteld. Het deel van God diende om de armen en de reizigers te voeden, dat der afgoden werd voor de offeranden en tot de bezoldiging der priesters gebruikt. Indien een vrucht afviel van het deel voor God bestemd, gaf men het aan de afgoden; doch men handelde niet zoo in het tegenovergestelde geval; want God, zeiden de afgodendienaars, is rijk, en kan alles ontberen. (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)72Hetzij door de onmenschelijke gewoonte, die bij de Arabieren vanKendahof andere stammen bestond, om hunne dochters levend te verbranden, zoodra zij ter wereld kwamen, indien zij vreesden haar niet te kunnen onderhouden (ZieHoofdstuk LXXXI), of wel door die aan hunne afgoden te offeren.73Door den godsdienst, dienIsmaëlzijnen nakomelingen heeft doen erven, met afschuwelijk bijgeloof te besmetten (Al Beidâwi).74Die zij, in hun bijgeloof, in sommige bijzondere gevallen van zulke diensten verschoonden. (Hoofdstuk V).75ZieHoofdstuk V.76Want indien zulke dieren hunne jongen werpen, mogen zoowel de vrouwen als de mannen daarvan eten.77Daar zij geen duidelijk begrip van Gods Voorzienigheid hebben.78Zie deze Soera, de laatste noot van vers 137.79Of, zooals sommigen deze woorden vertalen: hetzij boomen of planten, die door den arbeid der menschen geplant zijn hetzij die van nature in de woestijnen en op de bergen groeien.80Dat is: geef daarvan aalmoezen aan de armen; en deze aalmoezen waren, zooalsAlBeidâwiopmerkte, wat zij gewoon waren te geven vóór deZacâtwerd ingesteld, hetgeen geschiedde vóórMahometMekkaverliet, waar dit vers werd geopenbaard. Sommigen zijn echter eene andere meening toegedaan, en zeggen om diezelfde reden, dat dit vers teMedinawerd geopenbaard.81Dat is: Geef daarvan niet zooveel aan aalmoezen weg, dat daardoor uwe eigene gezinnen in nood worden gebracht; want weldadigheid begint met zich zelven.82Op deze plaats trachtMahometde Arabieren van hunne bijgeloovige dwaasheid te overtuigen, in het verbieden, hetzij de mannetjes, hetzij de wijfjes of de jongen van deze vier soorten te eten. (AlBeidâwi).83Dat is: vloeibaar bloed, in tegenstelling van lever en milt door de Arabieren verondersteld ook bloed, doch niet vloeibaar, te zijn en welke zij geoorloofd achten. (Al Beidâwi).84Zie Leviticus VII : 23 en III : 16.85Zijnde het vet van den stuit of den staart der schapen, die in het Oosten zeer zwaar zijn, naardien eene kleine tien of twaalf pond en sommigen zelfs zestig pond wegen.86Dit vers en de twee volgende worden doorJallalo’ddinverondersteld teMedinageopenbaard te zijn.87Het oorspronkelijke woord beteekent bijzonder ontucht en gierigheid.88Zoo als moord, afvalligheid of overspel. (Al Beidâwi.)89Door de snelheid van ons begrip, de klaarheid van ons verstand en onze gemakkelijkheid, wetenschappen aan te leeren; zooals blijkt uit onze geschiedenis, dichtkunde en welsprekendheid; desniettegenstaande zijn wij een ongeletterd volk. (Al Beidâwi).90Want geloof in het volgende leven zal geen voordeel aanbrengen voor hen, die in dit leven niet hebben geloofd, noch in dit leven geloofd zonder goede daden.91Dat is: wie in een gedeelte daarvan gelooven, en een ander deel daarvan niet gelooven, of die daarin secten vormen. Men zegt, datMahometheeft verklaard, dat de Joden in eenenzeventig secten waren verdeeld, en de Christenen in tweeënzeventig, en dat zijne eigene volgelingen in drieënzeventig secten gesplitst waren, en dat allen verdoemd zouden worden, bebalve ééne van ieder. (Al Beidâwi.)92ZieHoofdstuk VI; vers 14.
Zesde Hoofdstuk.Het Vee1.Gegeven teMekka2.—165 verzen.
Gegeven teMekka2.—165 verzen.
Gegeven teMekka2.—165 verzen.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Geloofd zij God, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis en het licht heeft ingesteld: desniettegenstaande plaatsen zij, die niet in den Heer gelooven, andere goden naast hem.2.Hij is het, die u uit slijk heeft geschapen, en daarna het einde van uw leven heeft bepaald. Dat vooruit bepaalde einde is in zijne macht; nog twijfelt gij er aan.3.Hij is God in den hemel en op aarde; hij weet wat gij heimelijk doet; en wat gij openbaart, en weet wat gij verdient.4.Er kwam geen enkel teeken tot hen, van de teekenen van hunnen Heer, of zij wendden zich er af.5.En zij hebben de waarheid geloochend, nadat zij tot hen was gekomen: maar eene boodschap zal tot hen komen, nopens hetgeen zij bespot hebben.6.Hebben zij niet opgemerkt, hoe vele geslachten wij vóór hen hebben vernietigd. Wij hebben hen op de aarde geplaatst op eene wijze zooals wij u niet hebben geplaatst3. Wij hebben den hemel gezonden om overvloed op hen te doen regenen, en gaven hun rivieren, die onder hunnen voet stroomden; daarna hebben wij hen om hunne zonden vernietigd, en hebben andere geslachten na hen doen opstaan.7.Zelfs indien wij hun een boek hadden nedergezonden, op papier geschreven, en zij hadden het met hunne handen aangeraakt, zouden de ongeloovigen zekerlijk hebben gezegd: Dit is slechts tooverij4.8.Zij zeggen, dat zoolang geen engel tot hen werd nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Maar indien wij een engel hadden nedergezonden, zou hunne zaak reeds bepaald zijn, en zij zouden geen oogenblik berouw gevoeld hebben.9.En indien wij een engel als onzen boodschapper hadden aangewezen, zouden wij hem inden vorm van een mensch5gezonden hebben; en wij zouden dien voor hen hebben gekleed, gelijk zij gekleed zijn.10.Andere apostelen zijn vóór u bespot, maar de straf waarmede zij spotten, heeft de spotters bereikt.11.Zeg hun: Doorloopt de aarde en ziet wat het einde van hen was, die onze profeten van bedrog beschuldigden.12.Zeg: Wien behoort wat hemel en aarde bevatten? Zeg: Aan God. Hij heeft zich zelven barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal u zeker op den dag der opstanding verzamelen; daaraan is geen twijfel. Zij, die niet gelooven, verwoesten hunne eigene zielen.13.Hem behoort alles wat bij nacht of bij dag gebeurt; hij hoort en ziet alles.14.Zeg: Zal ik een anderen beschermer kiezen dan God, de schepper van hemel en aarde, die alles voedt en door niemand gevoed wordt? Zeg: Waarlijk, mij is bevolen, de eerste te zijn die den Islam belijdt en het werd mij gezegd: Gij zult op geenerlei wijze een afgodendienaar zijn.15.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik ongehoorzaam jegens mijnen Heer mocht zijn.16.Indien zij van iemand op dien dag wordt afgewend, zal God genadig omtrent hen zijn geweest, en dat eene blijkbare verlossing zijn.17.Indien God u door eenig leed bedroeft, zal niemand het van u kunnen afnemen, uitgezonderd hij zelf; indien hij echter eene weldaad bewijst, is het omdat hij almachtig is.18.Hij is de opperheer over zijne dienaren; en hij is wijs en alwetend.19.Zeg: Wat is het sterkste bij het afleggen van getuigenis6? Zeg: God; hij is getuige tusschen mij en u. En deze Koran werd mij geopenbaard, opdat ik u daardoor zou waarschuwen, en ook hen tot welke hij zal komen. Gelooft gij inderdaad dat er andere goden behalve God zijn? Zeg: Ik belijd dit niet. Zeg: Waarlijk, hij is eén God en ik ben onschuldig aan hetgeen gij met hem vereenigt.20.Zij, wie wij de schrift hebben gegeven, kennen onzen apostel zooals zij hunne eigene kinderen kennen7: maar zij, die hunne eigene zielen verwoesten, zullen niet gelooven.21.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God verzint8, of zijne teekenen van bedrog beschuldigt? Waarlijk, de booze zal niet bloeien.22.En op den dagder opstanding zullen wij hen allen verzamelen, en dan zullen wij zeggen tot hen, die anderen met God vereenigen: Waar zijn uwe makkers9, van wien gij u verbeeldt, dat zij het van God zijn?23.Maar zij zullen geene andere verontschuldiging hebben, dan dat zij zullen zeggen: Bij God, onzen Heer, zweren wij, dat wij geene afgodendienaars waren.24.Zie hoe zij tegen zich zelven liegen, en hoe de goden zich hebben verborgen, die door hen werden uitgevonden10.25.Er zijn er onder hen, die luisteren, als gij den Koran leest, maar wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij het niet zouden verstaan, en eene doofheid in hunne ooren; en indien zij zelfs alle soorten van teekens zagen, zouden zij er niet aan gelooven; en hunne ongeloovigheid zal zoo groot worden, dat zij zelfs tot u zullen komen om met u te twisten. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit zijn niets anders dan dwaze fabelen uit oude tijden.26.En zij zullen anderen verbieden er aan te gelooven, en zich er verre van verwijderen; maar zij zullen hunne eigene zielen slechts vernietigen, en dat gevoelen zij niet.27.Indien gij hen zaagt, als zij in het vuur der hel zullen worden geplaatst, en zij zullen zeggen: Gave God dat wij in de wereld mochten worden teruggezonden; wij zouden dan de teekens van onzen Heer niet van bedrog beschuldigen, en wij zouden ware geloovigen worden.28.Ja, het is hun duidelijk geworden, wat zij vroeger verborgen, en indien zij zelfs in de wereld werden teruggezonden, zouden zij zekerlijk terugkeeren tot datgene wat hun verboden werd; en zij zijn zekerlijk leugenaars.29.En zij zeggen: Er is geen ander leven dan dit leven; nimmer zullen wij opgewekt worden.30.Maar indien gij kondet zien, als zij voor hunnen Heer zullen worden geplaatst11! Hij zal tot hen zeggen: Was dit niet de waarheid? Zij zullen antwoorden: Ja, bij onzen Heer! God zal zeggen; Onderga dus de straf, omdat gij niet hebt geloofd.31.Zij zijn verloren, die de verschijning voor God in het volgende leven als eene onwaarheid verwerpen, tot op het uur12dat hen onvermijdelijk zal verrassen. Dan zullen zij zeggen: Helaas dat wij gedurende onzen leeftijd ons zelven achteloos hebben vergeten, en zij zullen hunne lasten op hunne schouders dragen; en zal het niet kwaad zijn, waarmede zij beladen zullen wezen?32.Dit tegenwoordige leven is niets anders dan een spel en een ijdel vermaak; maar, waarlijk, het volgende leven, zal beterzijn voor hen die God vreezen. Zult gij dat niet begrijpen?33.Nu weten wij, oMahomet! dat het u grieft wat zij spreken! men beschuldigt niet u van valschheid; maar de ongeloovigen loochenen Gods teekenen.34.En reeds vóór u werden er apostelen voor leugenaars gehouden; zij verdroegen de beschuldigingen en de onrechtvaardigheid, tot op het oogenblik dat onze hulp tot hen kwam; want niemand kan Gods woorden veranderen; en gij hebt eenige inlichting ontvangen omtrent hen, die vroeger door hem werden gezonden.35.Indien hun afkeer u grieft, indien gij een holte kondet opzoeken, waardoor gij tot het binnenste der aarde zoudt kunnen doordringen, of eene ladder, waardoor gij tot in den hemel zoudt kunnen opklimmen, om hun een teeken te kunnen toonen, dan zoudt gij het doen; doch uwe pogingen zouden vruchteloos zijn; want indien het Gode behaagde, zou hij hen allen in de ware richting kunnen leiden; wees dus geen der onwetenden13.36.Hij zal alleen hun een gunstig antwoord geven, die met aandacht zullen luisteren; en God zal de dooden opwekken; want tot hem zullen zij terugkeeren.37.De ongeloovigen zeggen, dat, zoo lang hun geen wonder van den Heer zal worden geopenbaard, zij niet zullen gelooven. Antwoordt: Waarlijk, God is in staat een wonder te doen; maar het grootste deel hunner weet het niet14.38.Er is geene diersoort op de aarde, noch een vogel die met zijne vleugels vliegt, welke niet, gelijk gij, een volk vormt15. Wij hebben niets in het boek onzer besluiten16vergeten; want tot hunnen Heer zullen zij terugkeeren17.39.Zij, die onze teekens van logen beschuldigen, zijn doof en stom en wandelen in duisternis; God zal doen dwalen wien hij wil, en wie hem behaagt, zal hij op den rechten weg brengen.40.Zeg: wat denkt gij? indien Gods straf over u komt, of het uur der opstanding, zult gij dan een ander dan God aanroepen; spreekt, indien gij oprecht zijt?41.Ja! Hij is het dien gij zult aanroepen; en hij zal u bevrijden vanhetgeen u hem doet aanroepen, indien het hem behaagt, en gij zult de goden vergeten die gij met hem vereenigt.42.Wij hebben reeds gezanten gezonden onder de volkeren die vóór u bestonden, en hebben hen door onrust en tegenspoed bedroefd, opdat zij zich zouden vernederen.43.Toen de door ons gezonden droefheid over hen kwam vernederden zij zich niet, maar hunne harten werden versteend, en satan bereidde voor hen wat zij bedreven18.44.En toen zij hadden vergeten, wat hun gewaarschuwd was, openden wij de deuren van alle weldaden voor hen19, tot op het oogenblik, dat zij in vreugde gedompeld over de weldaden die zij hadden ontvangen, eensklaps door ons werden aangegrepen en in wanhoop gestort werden.45.En het grootste gedeelte des volks, dat slecht gehandeld had, werd afgesneden: geloofd zij God, de Heer aller schepselen!46.Zeg: wat denkt gij? indien God uw gehoor en uw gezicht weg nemen, en uwe harten verzegelen zou; welke god, behalve God, zou die u terug geven? Zie, op hoeveel verschillenden wijzen, wij de teekenen van Gods eenheid vertoonen, en toch wenden zij er zich van af.47.Zeg tot hen: wat denkt gij? indien Gods straf onverwachts over u kwame, of openlijk20, zou dan iemand behalve de goddeloozen omkomen?48.Wij zenden onze gezanten niet anders dan goede tijdingen dragende, en bedreigingen aan te kondigen. Wie dus gelooven en berouw gevoelen zullen, over deze zal geene vrees komen; nimmer zullen zij bedroefd worden.49.Maar zij die onze teekens van leugen zullen beschuldigen, zullen door een straf worden overvallen, omdat zij slecht hebben gehandeld.50.Zeg: ik zeg niet tot u, de schatten van God zijn in mijne macht, of dat ik de verborgenheden van God ken; ik zeg u niet dat ik een engel ben: ik volg alleen wat mij werd geopenbaard. Zeg: Zullen de blinde en de ziende gelijk gesteld worden? Zult gij dat niet overwegen?51.Predik het tot hen, die vreezen voor hunnen Heer verzameld te worden; zij zullen schuts noch voorspraak hebben, behalve Hem; misschien zullen zij hem vreezen.52.Verdrijf hen niet, die des ochtends en des avonds God aanroepen, uit begeerte zijn aangezicht te zien21. Het komt u niet toe, een oordeel over henuit te spreken, evenmin als het hun behoort, een oordeel over u uit te spreken: indien gij hen dus verdrijft zult gij tot de onrechtvaardigen behooren.53.Dit hebben wij een deel hunner door een ander deel getoond, opdat zij zouden mogen zeggen: zijn dat diegene onzer, omtrent welke God genadig is geweest? Kent God hen niet, die dankbaar zijn?54.En wanneer zij, die gelooven, tot u komen, zeg: Vrede zij over u. Uw Heer zelf heeft zich de barmhartigheid voorgeschreven; indien een uwer door onwetendheid slecht handelt en daarna berouw gevoelt en boete doet, voor dien zal hij zeker genadig en barmhartig zijn.55.Zoo zetten wij onze teekens duidelijker uiteen, opdat het pad der boozen bekend zou zijn.56.Zeg: Waarlijk, het is mij verboden, de valsche goden te aanbidden, die gij naast God aanroept: Zeg: ik wil uwe begeerten niet volgen; want dan zou ik dwalen, en ik zou nimmer een hunner zijn, die op den rechten weg worden geleid.57.Zeg: ik houd mij aan de verklaring, die ik van mijnen Heer heb ontvangen: doch gij hebt logens nopens hem uitgedacht. Wat gij wilt dat verhaast zal worden, is niet in mijne macht22; het oordeel behoort alleen aan God. Hij zal de waarheid doen kennen, en hij is de beste beslisser.58.Zeg: Indien wat gij wenscht te zien verhaasten in mijne macht ware, zou de zaak tusschen u en mij bepaald zijn; maar God kent den onrechtvaardige.59.Hij bezit de sleutels der geheimen; niemand kent die buiten hem; hij weet wat op het droge land en in de zee is; er valt geen blad af, of hij weet het; nergens is een eenvoudige zaadkorrel in de duistere gedeelten der aarde, nergens een groen of verdord spruitje, dat niet in het duidelijke boek is opgeschreven23.60.Hij is het die maakt dat gij des nachts kunt slapen, en weet wat gij des daags hebt gedaan; hij zal u eens opwekken, opdat de vooruit bestemde eindpaal uws levens vervuld worde; want tot hem zult gij terug keeren en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.61.Hij is de meester zijner dienaren, en hij zendt de beschermengelen, om over u te waken, tot op het oogenblik dat de dood u verrast: dan ontvangen onze gezanten den stervenden mensch, en zij zullen onze bevelen nakomen24.62.Daarna zult gij tot God terugkeeren, uw waren Heer; behoort hem het oordeel niet? Hij is de snelste in het opmaken eener rekening.63.Zeg, wie bevrijdt u van de duisternis des lands en der zee, wanneer gij hem nederig en in stilte aanroept,zeggende: Waarlijk, indien gij ons bevrijdt25van deze gevaren, zullen wij zeker dankbaar zijn?64.Zeg: God bevrijdt u daarvan en van iedere tegenspoed en droefenis, en toch plaatst gij andere goden naast hem26.65.Zeg: Hij is in staat u eene straf te zenden van boven27of van onder uwe voeten28, of de tweedracht onder u te brengen en aan den een de geweldenarijen van den ander te doen gevoelen. Zie hoe verschillend wij onze teekens vertoonen, opdat gij die eindelijk zoudt verstaan.66.Dit volk heeft de openbaring, die gij gebracht hebt, van valschheid beschuldigd, hoewel het de waarheid is. Zeg: Ik ben geen waker over u; iedere profetie heeft haren bepaalden tijd van vervulling; en daarna zult gij dien kennen.67.Als gij hoort, dat de ongeloovigen over onze teekens spreken, verwijder u dan, tot zij een ander onderwerp voor hunne gesprekken hebben gekozen; en indien satan u dit voorschrift doet vergeten, blijf dan niet langer bij de goddeloozen, zoodra gij het u weder herinnert.68.Men zal er geene rekenschap voor vragen aan hen, die God vreezen, doch zij dienen zich te herinneren, dat zij God vreezen29.69.Verwijder u van hen, die hunnen godsdienst als een spel en een tijdverdrijf beschouwen, en welke het tegenwoordige leven heeft verblind, en waarschuw hen, door den Koran, dat eene ziel wordt gestraft voor hetgeen zij heeft bedreven. Zij zal geen schuts of beschermer naast God hebben, en indien zij den grootsten losprijs zouden kunnen betalen, zou die niet worden aangenomen. Zij, die aan het verderf zijn overgegeven, om hetgeen zij hebben gedaan, zullen kokend water moeten drinken, en zij zullen eene strenge straf ondergaan, omdat zij niet geloofd hebben.70.Zeg: Zullen wij, naast God hen aanroepen, die ons nuttig zijn noch bestraffen kunnen? En zullen wij op onzen weg terugkeeren, nadat God ons heeft geleid, evenals hij, die door de duivels op den verkeerden weg werd gebracht, terwijl hij op de aarde ronddoolt en thans makkers heeft, die hem tot den rechten weg terugroepen, zeggende: kom tot ons? Zeg: Gods richting is de ware; men heeft ons bevolen, ons aan den Heer van alle schepselen te onderwerpen.71.Neem de bepaalde tijden van het gebedin acht, en vreest hem; want hij is het, voor wien gij zult verzameld worden.72.Hij is het, die de hemelen en de aarde in waarheid heeft geschapen; en wanneer hij tot een ding zegt: wees! dan is het.73.Zijn woord is de waarheid; hem zal het koninkrijk zijn op den dag, waarop de trompet zal klinken: Hij kent wat geheim of openbaar is; Hij is de wijze, de alwetende.74.Abrahamzeide tot zijn vaderAzer30: neemt gij beelden tot goden31)? Waarlijk, ik bemerk, dat gij en uw volk in eene duidelijke dwaling verkeert.75.En zoo deden wijAbrahamhet koninkrijk van hemel en aarde zien, opdat hij een mocht worden van hen, die oprecht gelooven.76.En toen de nacht hem omsluierde, zag hij eene ster, en hij zeide: Dit is mijn Heer; doch toen zij verdween, zeide hij: Ik bemin de goden niet die verdwijnen.77.En toen hij de maan zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn God; doch toen zij verdween, zeide hij: indien God mij niet geleidt, zal ik verdwalen.78.En toen hij de zon zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn heer, dit is de grootste; doch toen zij verdween, zeide hij: O mijn volk! ik ben onschuldig aan datgene, wat gij naast God plaatst.79.Ik wend mijn aangezicht tot hem, die den hemel en de aarde heeft geschapen; ik ben een waar geloovige en ik behoor niet tot de afgodendienaars,80.En zijn volk spotte met hem, en hij zeide: Wilt gij met mij over God twisten? Hij heeft mij op den rechten weg geleid, en ik vrees hen niet, die gij naast hem plaatst, tenzij God iets verlangt; want hij is alwetend32. Zult gij dit niet in overweging nemen?81.En hoe zou ik vreezen, wat zij, naast God plaatsen, naardien gij niet vreest goden naast hem te plaatsen, zonder dat God u daartoe eenige macht heeft gegeven? Zeg: welke der beide partijen is de zekerste, indien gijhet verstaat?82.Zij die gelooven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid omkleeden33, zullen zekerheid genieten en op den rechten weg geleid worden.83.En dit is onze bewijsreden, waarvan wijAbrahamhebben voorzien, opdat hij daarvan tegen zijn volk gebruik zou maken: Wij verheffen hen, die ons behagen; want uw Heer is wijs en alwetend.84.En wij gaven hunIzaakenJacob; en wij hebben hen beiden geleid; en vroeger hadden wij reedsNoachgeleid en onder zijne afstammelingen34hebben wij ookDavidenSalomo, enJob35, enMozesenAärongeleid. Zoo beloonen wij hen, die goed handelen.85.ZachariasenJohannes, enJezusenElias36, waren allen rechtvaardigen.86.EnIsmaël, enElisaenJonas37enLoth38; deze allen hebben wij begunstigd boven alle andere stervelingen.87.Zoo ook hebben wij onder hunne vaderen en hunne kinderen, onder hunne broeders een groot aantal uitverkorenen op den rechten weg geleid.88.Zoo is Gods richting; hij leidt wie hem van zijne dienaren behaagt. Indien de menschen andere goden naast hem plaatsen, zullen hunne daden geheel vruchteloos zijn.89.Deze zijn de personen, welken wij de schrift gaven en wijsheid, en profetie; doch indien deze39daarin niet gelooven, zullen wij de zorg daarvoor aan een volk opdragen, dat daarin zal gelooven.90.Dit zijn de personen, die door God werden geleid; volg daarom hunne richting. Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag van u geene belooning voor het prediken van den Koran; het is slechts eene waarschuwing aan alle schepselen.91.Zij waardeeren God niet zoo als hij het verdient40, als zij zeggen: God heeft niets aan de menschen geopenbaard41. Zeg: Wie heeft dan het boek geopenbaard, datMozesheeft gebracht, om er het licht en den gids der menschen van te maken; het boek, dat gij op bladen schrijft;het boek, dat gij vertoont, en waarvan gij echter een groot gedeelte verbergt? Gij zijt onderricht geworden, van hetgeen gij evenmin als uwe vaderen wist. Zeg hun: God is het, en laten zij zich dan met hunne ijdele gesprekken vermaken.92.Dit boek, hetwelk wij hebben nedergezonden, is gezegend; het bevestigt datgene, wat vóór u werd geopenbaard, en werd u gegeven, opdat gij het zoudt prediken in de stadMekkaen aan hen, die in den omtrek wonen. Zij, die in het volgende leven gelooven, zullen ook daaraan gelooven, en zij zullen den tijd van het gebed nauwkeurig in acht nemen.93.Wie is slechter dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt of zegt! Dit werd mij geopenbaard, als hem niets werd geopenbaard, en die zegt: Ik zal eene openbaring voortbrengen, gelijk aan die, welke door God is nedergezonden?42Indien gij de goddeloozen in de doodsangsten zaagt en de engelen hunne handen uitsteken, zeggende: werpt uwe zielen weg; heden zult gij een strenge straf ondergaan, voor hetgeen gij valsch nopens God hebt gesproken, en omdat gij zijne teekenen hebt versmaad.94.En nu komt gij alleen tot ons43, zooals wij u het eerst schiepen, en liet de weldaden, die wij u hebben geschonken achter u; en wij zien de tusschenpersonen niet, die gij als Gods makkers hebt beschouwd44. De banden, die u vereenigden, zijn gebroken, en wat gij hebt verzonnen, heeft u verlaten45.95.God maakt dat de graankorrel en de dadelpit zich voortplanten. Hij brengt het leven uit den dood voort46. Dit is God. Waarom hebt gij u dus van hem afgewend?96.Hij veroorzaakt, dat de morgen verschijnt, en heeft den nacht bevolen voor de rust, en de zon en de maan tot bepaling van den tijd. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God.97.Hij is het, die de sterren voor u heeft bevolen, dat gij daardoor geleid zoudt worden in de duisternis, te land en ter zee. Wij hebben overal teekens doen schitteren voor hen, die verstaan willen.98.Hij is het die u uit ééne ziel heeft voortgebracht, en eene zekere verzamelplaats en eene rustplaats voor u geschapen heeft47. Wij hebben teekenen doen schitteren voor hen, die verstandig zijn.99.Hij is het, die water van den hemel nederzendt. Daardoordoen wij de spruiten van alle planten ontkiemen; daardoor hebben wij het groen voortgebracht, waaruit wij het graan in aren doen opschieten, en palmboomen, uit welker takken nederhangende, dichte trossen dadels voortkomen, en tuinen met wijngaarden beplant, en olijven en granaatappelen, die op elkander gelijken en van elkander verschillen. Zie op hunne vruchten, als zij vruchten dragen, en hoe zij rijpen. Waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die gelooven.100.Zij hebben de geniussen48met God vereenigd, terwijl hij het is, die ze heeft geschapen. In hunne onwetendheid schrijven zij hem zonen en dochters toe. Geloofd zij hij, en het zij verre van hem, wat zij met hem vereenigen.101.Hij is de maker van hemel en aarde. Hoe zou hij kinderen hebben? hij die geene gezellin heeft? Hij heeft alle dingen geschapen en is alwetend.102.Dit is God uw Heer. Er is geen God buiten hem, de schepper van alle dingen: dien hem dus; want hij zorgt voor alle dingen.103.De blikken der menschen kunnen hem niet bereiken. Hij bereikt alle blikken. Hij is de barmhartige49, de wijze.104.Thans zijn er duidelijke aanwijzingen van uwen Heer tot u gekomen. Hij die deze ziet, ziet ze in zijn eigen voordeel en die er blind voor blijft, het is zijn nadeel. Ik ben uw bewaker niet.105.Zoo verklaren wij onze teekens op verschillende wijzen, opdat zij zouden zeggen, gij hebt met ijver geleerd;50en opdat wij hen er van zouden onderrichten, die ons verstaan.106.Volg datgene, wat u reeds van uwen Heer werd geopenbaard; er is geen God buiten hem; verwijder u dus van de afgodendienaars.107.Indien het Gode had behaagd, zouden zij onschuldig aan afgoderij zijn geweest. Wij hebben u niet tot bewaker over hem aangesteld: noch om op hunne belangen toe te zien.108.Beschimp de godheden niet, die zij naast God aanroepen; zij konden op hunne beurt, in hunne buitensporigheid, God beleedigen. Zoo hebben wij ieder volk zijne daden aangewezen. Later zullen zij tot hunnen Heer terugkeeren, die hun zal herhalen wat zij hebben verricht.109.Zij hebben bij God gezworen, met den meest plechtigen eed, dat indien hun een teeken werd geopenbaard,zij zekerlijk daaraan zouden gelooven. Zeg: Waarlijk, de teekens staan alleen in Gods macht, en hij veroorlooft u niet te begrijpen, dat, als die komen, zij niet zullen gelooven51.110.En wij zullen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden; want zij geloofden er voor de eerste maal niet aan52, en wij zullen hen verlaten, opdat zij in hunne dwaling mogen voortgaan.111.En hoewel wij hun engelen hadden gezonden, en de dood tot hen had gesproken, en wij alle dingen voor hun oog53voor hen hadden verzameld, wilden zij niet gelooven, tot het Gode behaagde; maar het grootste deel hunner weet het niet.112.Zoo hebben wij voor iederen profeet een vijand doen ontstaan; de verleiders van menschen en geniussen, die elkander afzonderlijk klinkende gesprekken54inbliezen, om te verblinden; maar indien het God had behaagd, zouden zij het niet hebben gedaan. Verlaat hen dus, en ook datgene, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.113.Laat de harten van hen, die niet in het volgende leven gelooven, zich daartoe neigen, en laat hen zelven er behagen in scheppen en laat hen winnen wat zij winnen.114.Zal ik een anderen rechter naast God zoeken, om tusschen ons te richten? Hij is het, die u het boek van den Koran heeft toegezonden, onderscheidende goed en kwaad; en zij, welke wij de schrift gaven, weten dat zij van den Heer werd nedergezonden met waarheid. Wees dus niet een van hen, die er aan twijfelen.115.De woorden van uwen Heer zijn volmaakt in waarheid en rechtvaardigheid; er is niemand die deze woorden kan veranderen55. Hij hoort en kent alles.116.Maar indien gij het grootste deel gelooft van hen, die opde aarde zijn, zullen zij u van Gods weg afleiden; zij volgen slechts een onzeker gevoelen en spreken niets dan leugen.117.Waarlijk, God kent hen, die van zijnen weg afgaan, en kent hen wel, die op den rechten weg worden gevoerd.118.Eet van hetgeen, waarbij de naam van God is herdacht56, indien gij aan zijne teekens gelooft57.119.En waarom zoudt gij niet eten van datgene, waarover Gods naam is uitgesproken? aangezien hij u duidelijk verklaarde, wat hij u heeft verboden, uitgenomen datgene, waarvan gij genoodzaakt zijt te eten. Sommigen brengen anderen in dwaling, door hunne hartstochten, zonder kennis te bezitten; maar God kent de zondaren.120.Verlaat het binnenste en het buitenste der zonde58; want zij die de zonde begaan, zullen de belooning ontvangen, naar hetgeen zij hebben verricht.121.Eet dus niet van datgene, waarbij Gods naam niet is herdacht; want dit is zeker zonde. De duivels zullen hunne vrienden ingeven, daarover met u te twisten, doch indien gij hen gehoorzaamt, zijt gij zekerlijk afgodendienaars.122.Zal hij die dood geweest is, en dien wij tot het leven hebben teruggebracht, en dien wij een licht hebben geschonken, waarmede hij onder de menschen zou kunnen wandelen, als degene zijn, die in de duisternis wandelt en die daaruit niet kan geraken? Zoo werden de daden der ongeloovigen vooruit bereid.123.Zoo hebben wij in iedere stad hoofdlieden van de boozen aldaar geplaatst, opdat zij er valstrikken zouden spannen59; doch zij zullen hunne eigene zielen slechts strikken spannen en zij weten het niet60.124.En als hun een teeken61wordt geopenbaard, zeggen zij: wij zullen op geenerlei wijze gelooven, tot ons eene openbaring worde gebracht, evenals diegene, welke aan Gods zendelingen werd gegeven62; God weet het beste, wien hij tot zijnen zendeling zal verkiezen. De schande in Gods aangezicht bedreven, zal op hen vallen, die boos handelen, en eene strenge straf voor het kwaad, dat zij bedreven.125.En hij, wien het Gode behaagt te leiden, zal zijne borst openen om het geloof van den Islam te ontvangen: doch wien het hem zal behagen in dwaling te brengen, diens borst zal hij sluiten en vernauwenals diegene, welke zich ten hemel wil verheffen.63Zoo legt God eene vreeselijke straf aan hen op, die niet gelooven.126.Dit is Gods rechte weg. Thans hebben wij hun, die overdenken willen, onze teekenen duidelijk verklaard.127.Zij zullen eene woonplaats des vredes bij hunnen Heer hebben, en hij zal hun beschermer zijn voor datgene, wat zij hebben gedaan.128.Denk aan den dag, waarop God hen allen verzamelen en zeggen zal: verzameling van geniussen64; gij hebt te veel misbruik van de menschen gemaakt65, en hunne vrienden onder de menschen zullen zeggen: O Heer! de een van ons heeft van den andere diensten genoten en wij zijn tot den gestelden eindpaal66genaderd, dien gij ons hebt bepaald. God zal zeggen: het hellevuur zal uwe woning zijn; daarin zult gij eeuwig verblijven, tot het Gode zal behagen uwe smarten te lenigen; want uw Heer is wijs en alwetend.129.Zoo plaatsen wij sommigen der onrechtvaardigen boven anderen van hen, om hetgeen zij hebben bedreven.130.O verzameling van geniussen en menschen! kwamen er geene zendelingen van u zelven tot u67die u mijne teekens herhaalden, en die u de verschijning van dezen dag voorspelden? Zij zullen antwoorden: wij leggen getuigenis tegen ons zelven af: het tegenwoordige leven verblindde hen, en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren.131.En dit was Gods handelwijze68; want God is niet de verwoester der steden, die haar verdelgt uit boosheid, terwijl hare bewoners zorgeloos waren.132.Ieder zal graden van belooning genieten, naarmate van hetgeen zij zullen bedreven hebben; want God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen zij doen.133.En uw Heer is rijk en vol van barmhartigheid. Indien het hem behaagt, kan hij u vernietigen, en hij kan uit u doen voortkomen wie hem behaagt, zooals hij u uit de nakomelingschap van een ander volk heeft doen voortspruiten.134.Waarlijk, datgene, waarmede men u bedreigt, zal gebeuren, en gij zult het niet kunnen voorkomen.135.Zeg tot de bewoners vanMekka; O mijn volk! handel overeenkomstig uwe kracht; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig mijnen plicht69.136.Enhierna zult gij kennen, wat de belooning van hetparadijsis. De goddeloozen zullen niet bloeien.137.Die vanMekkabestemmen een deel van hetgeen hij in hunnen oogst en onder hun vee heeft doen geboren worden, voor God, en zeggen dit behoort God (volgens hun verbeelding), en dit aan onze gezellen70. En dat wat voor hunne gezellen is bestemd, komt niet tot God, en hetgeen voor God bestemd is, zal tot hunne makkers komen.138.Hoe verkeerd oordeelen zij71. Zoo hebben hunne gezellen verscheidene derafgodendienaarsingegeven, hunne kinderen te dooden72, opdat zij hen in het verderf zouden kunnen voeren, en dat zij hunnen godsdienst duister konden maken, en hen daarin verwarren73. Maar indien het Gode had behaagd, zouden zij dit niet hebben gedaan; verlaat hen dus en datgene wat zij valschelijk uitdenken.139.Zij zeggen ook: Dit vee en deze aardvruchten zijn geheiligd, niemand zal daarvan eten dan die ons behaagt (gelijk zij zich verbeelden); deze dieren mogen niet tot lastdieren gebruikt worden74; en over deze dieren wordt Gods naam niet uitgesproken, als zij die slachten75; zoo denken zij een leugen tegen hem uit, maar God zal hen beloonen voor hetgeen zij valschelijk uitdenken.140.En zij zeggen: De jongen van deze dieren mogen onze mannen eten, maar onze vrouwen niet; doch indien de vrucht on voldragen is, mogen ze beiden haar eten76. God zal hen beloonenvoor hun onderscheid maken. Hij is verstandig en wijs.141.Zij zijn onredbaar verloren, die hunne kinderen dwazelijk, zonder kennis77, hebben vermoord78, en verboden hebben, wat God hun tot voedsel heeft gegeven, terwijl zij eene leugen tegen God uitdachten. Zij dwaalden en werden niet op den rechten weg geleid.142.Hij is het, die de wijngaarden heeft geschapen, zoowel die door houten latwerk zijn gestut, als zij die het niet zijn79, en palmboomen en de granen verschillende soorten voedsel opleverende, en olijven en granaatappelen, die elkander gelijk en niet gelijk zijn. Eet van hunne vruchten als zij vruchten dragen, en betaal den prijs daarvoor op den dag van den oogst80; doch verkwist niet81; want God bemint den verkwister niet.143.En God heeft u sommige dieren gegeven, die tot het dragen van lasten zijn geschapen, en sommigen die alleen geschapen zijn om geslacht te worden. Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, en volg de stappen van satan niet; want hij is uw verklaarde vijand.144.Vier paren vee heeft God u gegeven: een paar schapen en een paar geiten (elk van twee soorten). Zeg tot hen: heeft God de twee mannetjes van de schapen en van de geiten, of de twee wijfjes verboden, of dat wat de lichamen der wijfjes bevatten? Zeg mij met zekerheid, indien gij waarheid spreekt.145.En God gaf u een paar kameelen en een paar runderen. Zeg, heeft hij de twee mannetjes van dezen, of de twee wijfjes verboden, of wat de lichamen der beide wijfjes bevatten82? Waart gij tegenwoordig toen God u dit beval? En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt, opdat hij onverstandige menschen zou kunnen verleiden? Waarlijk, God leidt de onrechtvaardigen niet.146.Zeg: ik vind in datgene, wat mij werd geopenbaard, geenerlei ding verboden om te eten, dan doode dieren, bloed dat gevloeidheeft83en varkensvleesch; want dat is eene afschuwelijkheid, of datgene wat ontwijd is, doordat het in den naam van een ander dan God is gedood. Doch hij, die door den nood mocht gedwongen zijn, en het niet uit ongehoorzaamheid eet, noch met de bedoeling om te zondigen, waarlijk, hem zal God barmhartig en goedertieren zijn.147.Den Joden hebben wij ieder dier verboden, dat eene ongespleten hoef heeft, en wij verboden hun het vet van ossen en schapen, behalve het vet dat zich op hunne schouders en ingewanden84en datgene wat zich aan de beenderen bevindt85. Dat is om hen voor hunne onrechtvaardigheden te straffen; en waarlijk wij spreken de waarheid.148.Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Uw Heer is met eene uitgebreide genade bekleed, maar zijne gestrengheid zal van den booze niet kunnen worden afgewend.149.De afgodendienaars zullen zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij noch onze vaderen afgodendienarij schuldig zijn geweest. Volgens hen zouden wij het gebruik van geenerlei ding verboden hebben. Zoo beschuldigden zij die hen voorafgingen, de profeten van bedrog, tot zij onze gestrenge straf ondervonden. Zeg: indien gij eenige kennis hebt van hetgeen gij zegt, laat het zien; doch gij volgt slechts meeningen en zijt leugenaars.150.Zeg: Alleen God heeft de macht tot de duidelijkste aanwijzing; want indien het hem had behaagd, zou hij u allen hebben geleid.151.Zeg: Breng uwe getuigen bij, die verklaren kunnen, dat God dit heeft verboden. Maar indien zij dit getuigen, getuig dan niet met hen, noch volg de begeerten van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen, en die niet gelooven in het volgende leven, en afgodsbeelden met hunnen Heer gelijk stellen.152.Zeg: Kom86! ik zal u voorlezen, wat uw Heer u heeft verboden; weest niet schuldig aan afgodendienst, weest eerbiedig jegens uwe ouders, en doodt uwe kinderen niet, uit vrees tot armoede te vervallen. Wij zorgen voor u en hen; en nadert de hatelijke zonden87niet, zoowel openlijke als geheime, en doodt de ziel niet, welke God u verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak88. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij zoudt begrijpen.153.Raakt het vermogen van den wees niet aan, behalve tot de vermeerdering daarvan, totdat hij de jaren zijner manbaarheid heeft bereikt;en gebruikt eene goede maat en een nauwkeurig gewicht. Wij zullen geene ziel eene last opleggen, dan die zij kan dragen. En als gij recht spreekt, neemt dan de rechtvaardigheid in acht, hetzij dit voor of tegen iemand is, die met u verwant mocht zijn, en vervul Gods verbond. Dit heeft God u bevolen, opdat gij het overwegen en weten zoudt.154.Dit is mijn rechte weg; volg dien dus, en volg niet het pad van anderen, opdat gij niet afgeleid moogt worden van dat van God. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij hem zoudt vreezen.155.Wij gavenMozesook het boek der wet, een volkomen leiding voor hem, die wel wil handelen, en eene verklaring omtrent alle noodige dingen, en eene richting en genadebewijs, opdat de kinderen Israëls aan het verschijnen voor hunnen God zouden gelooven.156.En dit boek, dat wij thans hebben nedergezonden, is gezegend; volg het dus en vrees God, opdat gij genade moogt ondervinden.157.Gij zult niet meer zeggen:De schriften werden alleen aan twee volkeren gezonden, die vóór ons leefden, en wij hebben geene kennisse van hunne plichten.158.Gij zult niet meer zeggen: indien ons een boek met goddelijke openbaringen ware nedergezonden, waarlijk wij zouden beter dan zij zijn geleid geworden89. En thans is eene duidelijke verklaring, en eene richting en eene genade van uwen Heer tot u gekomen; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die leugens omtrent Gods teekenen uitdenkt, en zich van hem afwendt? Wij zullen hen die zich van onze teekenen afwenden, met eene strenge straf beloonen, omdat zij zich hebben afgekeerd.159.Wachten zij tot de engelen tot hen komen, of dat hun Heer komt om hen te straffen, of dat sommige van Gods teekenen hen verrassen? Op den dag waarop sommige van uws Heeren teekenen zullen verschijnen, zal het geloof daaraan geene ziel bevoordeelen, die daaraan niet vroeger geloofde, of in zijn geloof niet goed handelde90. Zeg: indien gij wacht, zullen ook wij wachten.160.Nader hen niet, die eene scheiding in hunnen godsdienst maken91en zich in secten verdeelen; hunne zaak behoort alleen aan God; daarna zal hij hun verklaren, wat zij gedaan hebben.161.Hij, die met goede werken mocht verschijnen, zal daarvoor eene tienvoudige belooning ontvangen; doch hij, die met slechte daden verschijnt, zal slechtseene gelijke straf daarvoor ontvangen, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.162.Zeg: Waarlijk, mijn Heer heeft mij geleid op een rechten weg, eenen waren godsdienst: het geloof vanAbraham, den waren geloovige, en hij was geen afgodendienaar.163.Zeg: Mijne gebeden en mijne aanbidding, en mijn leven en mijn dood zijn Gode gewijd; den Heer van alle schepselen, die geen gelijke heeft. Dit werd mij geboden, en ik ben de eerste Moslem92.164.Zeg: Zal ik een ander Heer begeeren naast God? Hij is toch de Heer van alle dingen. Alle zielen handelen slechts voor zichzelve en geene ziel zal de last van eene andere dragen. Tot uwen Heer zult gij terugkeeren, en hij zal u datgene verklaren waarover gij thans twist.165.Hij is het, die u heeft aangewezen, uwe voorgangers op aarde op te volgen, en sommigen uwer boven anderen in verschillende graden heeft verheven, opdat hij u zou kunnen bewijzen, wat Hij voor u heeft verricht. Uw Heer is stipt in zijne straffen, maar hij is tevens genadig en barmhartig.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
1.Geloofd zij God, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis en het licht heeft ingesteld: desniettegenstaande plaatsen zij, die niet in den Heer gelooven, andere goden naast hem.2.Hij is het, die u uit slijk heeft geschapen, en daarna het einde van uw leven heeft bepaald. Dat vooruit bepaalde einde is in zijne macht; nog twijfelt gij er aan.3.Hij is God in den hemel en op aarde; hij weet wat gij heimelijk doet; en wat gij openbaart, en weet wat gij verdient.4.Er kwam geen enkel teeken tot hen, van de teekenen van hunnen Heer, of zij wendden zich er af.5.En zij hebben de waarheid geloochend, nadat zij tot hen was gekomen: maar eene boodschap zal tot hen komen, nopens hetgeen zij bespot hebben.6.Hebben zij niet opgemerkt, hoe vele geslachten wij vóór hen hebben vernietigd. Wij hebben hen op de aarde geplaatst op eene wijze zooals wij u niet hebben geplaatst3. Wij hebben den hemel gezonden om overvloed op hen te doen regenen, en gaven hun rivieren, die onder hunnen voet stroomden; daarna hebben wij hen om hunne zonden vernietigd, en hebben andere geslachten na hen doen opstaan.7.Zelfs indien wij hun een boek hadden nedergezonden, op papier geschreven, en zij hadden het met hunne handen aangeraakt, zouden de ongeloovigen zekerlijk hebben gezegd: Dit is slechts tooverij4.8.Zij zeggen, dat zoolang geen engel tot hen werd nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Maar indien wij een engel hadden nedergezonden, zou hunne zaak reeds bepaald zijn, en zij zouden geen oogenblik berouw gevoeld hebben.9.En indien wij een engel als onzen boodschapper hadden aangewezen, zouden wij hem inden vorm van een mensch5gezonden hebben; en wij zouden dien voor hen hebben gekleed, gelijk zij gekleed zijn.10.Andere apostelen zijn vóór u bespot, maar de straf waarmede zij spotten, heeft de spotters bereikt.11.Zeg hun: Doorloopt de aarde en ziet wat het einde van hen was, die onze profeten van bedrog beschuldigden.12.Zeg: Wien behoort wat hemel en aarde bevatten? Zeg: Aan God. Hij heeft zich zelven barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal u zeker op den dag der opstanding verzamelen; daaraan is geen twijfel. Zij, die niet gelooven, verwoesten hunne eigene zielen.13.Hem behoort alles wat bij nacht of bij dag gebeurt; hij hoort en ziet alles.14.Zeg: Zal ik een anderen beschermer kiezen dan God, de schepper van hemel en aarde, die alles voedt en door niemand gevoed wordt? Zeg: Waarlijk, mij is bevolen, de eerste te zijn die den Islam belijdt en het werd mij gezegd: Gij zult op geenerlei wijze een afgodendienaar zijn.15.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik ongehoorzaam jegens mijnen Heer mocht zijn.16.Indien zij van iemand op dien dag wordt afgewend, zal God genadig omtrent hen zijn geweest, en dat eene blijkbare verlossing zijn.17.Indien God u door eenig leed bedroeft, zal niemand het van u kunnen afnemen, uitgezonderd hij zelf; indien hij echter eene weldaad bewijst, is het omdat hij almachtig is.18.Hij is de opperheer over zijne dienaren; en hij is wijs en alwetend.19.Zeg: Wat is het sterkste bij het afleggen van getuigenis6? Zeg: God; hij is getuige tusschen mij en u. En deze Koran werd mij geopenbaard, opdat ik u daardoor zou waarschuwen, en ook hen tot welke hij zal komen. Gelooft gij inderdaad dat er andere goden behalve God zijn? Zeg: Ik belijd dit niet. Zeg: Waarlijk, hij is eén God en ik ben onschuldig aan hetgeen gij met hem vereenigt.20.Zij, wie wij de schrift hebben gegeven, kennen onzen apostel zooals zij hunne eigene kinderen kennen7: maar zij, die hunne eigene zielen verwoesten, zullen niet gelooven.21.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God verzint8, of zijne teekenen van bedrog beschuldigt? Waarlijk, de booze zal niet bloeien.22.En op den dagder opstanding zullen wij hen allen verzamelen, en dan zullen wij zeggen tot hen, die anderen met God vereenigen: Waar zijn uwe makkers9, van wien gij u verbeeldt, dat zij het van God zijn?23.Maar zij zullen geene andere verontschuldiging hebben, dan dat zij zullen zeggen: Bij God, onzen Heer, zweren wij, dat wij geene afgodendienaars waren.24.Zie hoe zij tegen zich zelven liegen, en hoe de goden zich hebben verborgen, die door hen werden uitgevonden10.25.Er zijn er onder hen, die luisteren, als gij den Koran leest, maar wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij het niet zouden verstaan, en eene doofheid in hunne ooren; en indien zij zelfs alle soorten van teekens zagen, zouden zij er niet aan gelooven; en hunne ongeloovigheid zal zoo groot worden, dat zij zelfs tot u zullen komen om met u te twisten. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit zijn niets anders dan dwaze fabelen uit oude tijden.26.En zij zullen anderen verbieden er aan te gelooven, en zich er verre van verwijderen; maar zij zullen hunne eigene zielen slechts vernietigen, en dat gevoelen zij niet.27.Indien gij hen zaagt, als zij in het vuur der hel zullen worden geplaatst, en zij zullen zeggen: Gave God dat wij in de wereld mochten worden teruggezonden; wij zouden dan de teekens van onzen Heer niet van bedrog beschuldigen, en wij zouden ware geloovigen worden.28.Ja, het is hun duidelijk geworden, wat zij vroeger verborgen, en indien zij zelfs in de wereld werden teruggezonden, zouden zij zekerlijk terugkeeren tot datgene wat hun verboden werd; en zij zijn zekerlijk leugenaars.29.En zij zeggen: Er is geen ander leven dan dit leven; nimmer zullen wij opgewekt worden.30.Maar indien gij kondet zien, als zij voor hunnen Heer zullen worden geplaatst11! Hij zal tot hen zeggen: Was dit niet de waarheid? Zij zullen antwoorden: Ja, bij onzen Heer! God zal zeggen; Onderga dus de straf, omdat gij niet hebt geloofd.31.Zij zijn verloren, die de verschijning voor God in het volgende leven als eene onwaarheid verwerpen, tot op het uur12dat hen onvermijdelijk zal verrassen. Dan zullen zij zeggen: Helaas dat wij gedurende onzen leeftijd ons zelven achteloos hebben vergeten, en zij zullen hunne lasten op hunne schouders dragen; en zal het niet kwaad zijn, waarmede zij beladen zullen wezen?32.Dit tegenwoordige leven is niets anders dan een spel en een ijdel vermaak; maar, waarlijk, het volgende leven, zal beterzijn voor hen die God vreezen. Zult gij dat niet begrijpen?33.Nu weten wij, oMahomet! dat het u grieft wat zij spreken! men beschuldigt niet u van valschheid; maar de ongeloovigen loochenen Gods teekenen.34.En reeds vóór u werden er apostelen voor leugenaars gehouden; zij verdroegen de beschuldigingen en de onrechtvaardigheid, tot op het oogenblik dat onze hulp tot hen kwam; want niemand kan Gods woorden veranderen; en gij hebt eenige inlichting ontvangen omtrent hen, die vroeger door hem werden gezonden.35.Indien hun afkeer u grieft, indien gij een holte kondet opzoeken, waardoor gij tot het binnenste der aarde zoudt kunnen doordringen, of eene ladder, waardoor gij tot in den hemel zoudt kunnen opklimmen, om hun een teeken te kunnen toonen, dan zoudt gij het doen; doch uwe pogingen zouden vruchteloos zijn; want indien het Gode behaagde, zou hij hen allen in de ware richting kunnen leiden; wees dus geen der onwetenden13.36.Hij zal alleen hun een gunstig antwoord geven, die met aandacht zullen luisteren; en God zal de dooden opwekken; want tot hem zullen zij terugkeeren.37.De ongeloovigen zeggen, dat, zoo lang hun geen wonder van den Heer zal worden geopenbaard, zij niet zullen gelooven. Antwoordt: Waarlijk, God is in staat een wonder te doen; maar het grootste deel hunner weet het niet14.38.Er is geene diersoort op de aarde, noch een vogel die met zijne vleugels vliegt, welke niet, gelijk gij, een volk vormt15. Wij hebben niets in het boek onzer besluiten16vergeten; want tot hunnen Heer zullen zij terugkeeren17.39.Zij, die onze teekens van logen beschuldigen, zijn doof en stom en wandelen in duisternis; God zal doen dwalen wien hij wil, en wie hem behaagt, zal hij op den rechten weg brengen.40.Zeg: wat denkt gij? indien Gods straf over u komt, of het uur der opstanding, zult gij dan een ander dan God aanroepen; spreekt, indien gij oprecht zijt?41.Ja! Hij is het dien gij zult aanroepen; en hij zal u bevrijden vanhetgeen u hem doet aanroepen, indien het hem behaagt, en gij zult de goden vergeten die gij met hem vereenigt.42.Wij hebben reeds gezanten gezonden onder de volkeren die vóór u bestonden, en hebben hen door onrust en tegenspoed bedroefd, opdat zij zich zouden vernederen.43.Toen de door ons gezonden droefheid over hen kwam vernederden zij zich niet, maar hunne harten werden versteend, en satan bereidde voor hen wat zij bedreven18.44.En toen zij hadden vergeten, wat hun gewaarschuwd was, openden wij de deuren van alle weldaden voor hen19, tot op het oogenblik, dat zij in vreugde gedompeld over de weldaden die zij hadden ontvangen, eensklaps door ons werden aangegrepen en in wanhoop gestort werden.45.En het grootste gedeelte des volks, dat slecht gehandeld had, werd afgesneden: geloofd zij God, de Heer aller schepselen!46.Zeg: wat denkt gij? indien God uw gehoor en uw gezicht weg nemen, en uwe harten verzegelen zou; welke god, behalve God, zou die u terug geven? Zie, op hoeveel verschillenden wijzen, wij de teekenen van Gods eenheid vertoonen, en toch wenden zij er zich van af.47.Zeg tot hen: wat denkt gij? indien Gods straf onverwachts over u kwame, of openlijk20, zou dan iemand behalve de goddeloozen omkomen?48.Wij zenden onze gezanten niet anders dan goede tijdingen dragende, en bedreigingen aan te kondigen. Wie dus gelooven en berouw gevoelen zullen, over deze zal geene vrees komen; nimmer zullen zij bedroefd worden.49.Maar zij die onze teekens van leugen zullen beschuldigen, zullen door een straf worden overvallen, omdat zij slecht hebben gehandeld.50.Zeg: ik zeg niet tot u, de schatten van God zijn in mijne macht, of dat ik de verborgenheden van God ken; ik zeg u niet dat ik een engel ben: ik volg alleen wat mij werd geopenbaard. Zeg: Zullen de blinde en de ziende gelijk gesteld worden? Zult gij dat niet overwegen?51.Predik het tot hen, die vreezen voor hunnen Heer verzameld te worden; zij zullen schuts noch voorspraak hebben, behalve Hem; misschien zullen zij hem vreezen.52.Verdrijf hen niet, die des ochtends en des avonds God aanroepen, uit begeerte zijn aangezicht te zien21. Het komt u niet toe, een oordeel over henuit te spreken, evenmin als het hun behoort, een oordeel over u uit te spreken: indien gij hen dus verdrijft zult gij tot de onrechtvaardigen behooren.53.Dit hebben wij een deel hunner door een ander deel getoond, opdat zij zouden mogen zeggen: zijn dat diegene onzer, omtrent welke God genadig is geweest? Kent God hen niet, die dankbaar zijn?54.En wanneer zij, die gelooven, tot u komen, zeg: Vrede zij over u. Uw Heer zelf heeft zich de barmhartigheid voorgeschreven; indien een uwer door onwetendheid slecht handelt en daarna berouw gevoelt en boete doet, voor dien zal hij zeker genadig en barmhartig zijn.55.Zoo zetten wij onze teekens duidelijker uiteen, opdat het pad der boozen bekend zou zijn.56.Zeg: Waarlijk, het is mij verboden, de valsche goden te aanbidden, die gij naast God aanroept: Zeg: ik wil uwe begeerten niet volgen; want dan zou ik dwalen, en ik zou nimmer een hunner zijn, die op den rechten weg worden geleid.57.Zeg: ik houd mij aan de verklaring, die ik van mijnen Heer heb ontvangen: doch gij hebt logens nopens hem uitgedacht. Wat gij wilt dat verhaast zal worden, is niet in mijne macht22; het oordeel behoort alleen aan God. Hij zal de waarheid doen kennen, en hij is de beste beslisser.58.Zeg: Indien wat gij wenscht te zien verhaasten in mijne macht ware, zou de zaak tusschen u en mij bepaald zijn; maar God kent den onrechtvaardige.59.Hij bezit de sleutels der geheimen; niemand kent die buiten hem; hij weet wat op het droge land en in de zee is; er valt geen blad af, of hij weet het; nergens is een eenvoudige zaadkorrel in de duistere gedeelten der aarde, nergens een groen of verdord spruitje, dat niet in het duidelijke boek is opgeschreven23.60.Hij is het die maakt dat gij des nachts kunt slapen, en weet wat gij des daags hebt gedaan; hij zal u eens opwekken, opdat de vooruit bestemde eindpaal uws levens vervuld worde; want tot hem zult gij terug keeren en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.61.Hij is de meester zijner dienaren, en hij zendt de beschermengelen, om over u te waken, tot op het oogenblik dat de dood u verrast: dan ontvangen onze gezanten den stervenden mensch, en zij zullen onze bevelen nakomen24.62.Daarna zult gij tot God terugkeeren, uw waren Heer; behoort hem het oordeel niet? Hij is de snelste in het opmaken eener rekening.63.Zeg, wie bevrijdt u van de duisternis des lands en der zee, wanneer gij hem nederig en in stilte aanroept,zeggende: Waarlijk, indien gij ons bevrijdt25van deze gevaren, zullen wij zeker dankbaar zijn?64.Zeg: God bevrijdt u daarvan en van iedere tegenspoed en droefenis, en toch plaatst gij andere goden naast hem26.65.Zeg: Hij is in staat u eene straf te zenden van boven27of van onder uwe voeten28, of de tweedracht onder u te brengen en aan den een de geweldenarijen van den ander te doen gevoelen. Zie hoe verschillend wij onze teekens vertoonen, opdat gij die eindelijk zoudt verstaan.66.Dit volk heeft de openbaring, die gij gebracht hebt, van valschheid beschuldigd, hoewel het de waarheid is. Zeg: Ik ben geen waker over u; iedere profetie heeft haren bepaalden tijd van vervulling; en daarna zult gij dien kennen.67.Als gij hoort, dat de ongeloovigen over onze teekens spreken, verwijder u dan, tot zij een ander onderwerp voor hunne gesprekken hebben gekozen; en indien satan u dit voorschrift doet vergeten, blijf dan niet langer bij de goddeloozen, zoodra gij het u weder herinnert.68.Men zal er geene rekenschap voor vragen aan hen, die God vreezen, doch zij dienen zich te herinneren, dat zij God vreezen29.69.Verwijder u van hen, die hunnen godsdienst als een spel en een tijdverdrijf beschouwen, en welke het tegenwoordige leven heeft verblind, en waarschuw hen, door den Koran, dat eene ziel wordt gestraft voor hetgeen zij heeft bedreven. Zij zal geen schuts of beschermer naast God hebben, en indien zij den grootsten losprijs zouden kunnen betalen, zou die niet worden aangenomen. Zij, die aan het verderf zijn overgegeven, om hetgeen zij hebben gedaan, zullen kokend water moeten drinken, en zij zullen eene strenge straf ondergaan, omdat zij niet geloofd hebben.70.Zeg: Zullen wij, naast God hen aanroepen, die ons nuttig zijn noch bestraffen kunnen? En zullen wij op onzen weg terugkeeren, nadat God ons heeft geleid, evenals hij, die door de duivels op den verkeerden weg werd gebracht, terwijl hij op de aarde ronddoolt en thans makkers heeft, die hem tot den rechten weg terugroepen, zeggende: kom tot ons? Zeg: Gods richting is de ware; men heeft ons bevolen, ons aan den Heer van alle schepselen te onderwerpen.71.Neem de bepaalde tijden van het gebedin acht, en vreest hem; want hij is het, voor wien gij zult verzameld worden.72.Hij is het, die de hemelen en de aarde in waarheid heeft geschapen; en wanneer hij tot een ding zegt: wees! dan is het.73.Zijn woord is de waarheid; hem zal het koninkrijk zijn op den dag, waarop de trompet zal klinken: Hij kent wat geheim of openbaar is; Hij is de wijze, de alwetende.74.Abrahamzeide tot zijn vaderAzer30: neemt gij beelden tot goden31)? Waarlijk, ik bemerk, dat gij en uw volk in eene duidelijke dwaling verkeert.75.En zoo deden wijAbrahamhet koninkrijk van hemel en aarde zien, opdat hij een mocht worden van hen, die oprecht gelooven.76.En toen de nacht hem omsluierde, zag hij eene ster, en hij zeide: Dit is mijn Heer; doch toen zij verdween, zeide hij: Ik bemin de goden niet die verdwijnen.77.En toen hij de maan zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn God; doch toen zij verdween, zeide hij: indien God mij niet geleidt, zal ik verdwalen.78.En toen hij de zon zag opgaan, zeide hij: Dit is mijn heer, dit is de grootste; doch toen zij verdween, zeide hij: O mijn volk! ik ben onschuldig aan datgene, wat gij naast God plaatst.79.Ik wend mijn aangezicht tot hem, die den hemel en de aarde heeft geschapen; ik ben een waar geloovige en ik behoor niet tot de afgodendienaars,80.En zijn volk spotte met hem, en hij zeide: Wilt gij met mij over God twisten? Hij heeft mij op den rechten weg geleid, en ik vrees hen niet, die gij naast hem plaatst, tenzij God iets verlangt; want hij is alwetend32. Zult gij dit niet in overweging nemen?81.En hoe zou ik vreezen, wat zij, naast God plaatsen, naardien gij niet vreest goden naast hem te plaatsen, zonder dat God u daartoe eenige macht heeft gegeven? Zeg: welke der beide partijen is de zekerste, indien gijhet verstaat?82.Zij die gelooven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid omkleeden33, zullen zekerheid genieten en op den rechten weg geleid worden.83.En dit is onze bewijsreden, waarvan wijAbrahamhebben voorzien, opdat hij daarvan tegen zijn volk gebruik zou maken: Wij verheffen hen, die ons behagen; want uw Heer is wijs en alwetend.84.En wij gaven hunIzaakenJacob; en wij hebben hen beiden geleid; en vroeger hadden wij reedsNoachgeleid en onder zijne afstammelingen34hebben wij ookDavidenSalomo, enJob35, enMozesenAärongeleid. Zoo beloonen wij hen, die goed handelen.85.ZachariasenJohannes, enJezusenElias36, waren allen rechtvaardigen.86.EnIsmaël, enElisaenJonas37enLoth38; deze allen hebben wij begunstigd boven alle andere stervelingen.87.Zoo ook hebben wij onder hunne vaderen en hunne kinderen, onder hunne broeders een groot aantal uitverkorenen op den rechten weg geleid.88.Zoo is Gods richting; hij leidt wie hem van zijne dienaren behaagt. Indien de menschen andere goden naast hem plaatsen, zullen hunne daden geheel vruchteloos zijn.89.Deze zijn de personen, welken wij de schrift gaven en wijsheid, en profetie; doch indien deze39daarin niet gelooven, zullen wij de zorg daarvoor aan een volk opdragen, dat daarin zal gelooven.90.Dit zijn de personen, die door God werden geleid; volg daarom hunne richting. Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag van u geene belooning voor het prediken van den Koran; het is slechts eene waarschuwing aan alle schepselen.91.Zij waardeeren God niet zoo als hij het verdient40, als zij zeggen: God heeft niets aan de menschen geopenbaard41. Zeg: Wie heeft dan het boek geopenbaard, datMozesheeft gebracht, om er het licht en den gids der menschen van te maken; het boek, dat gij op bladen schrijft;het boek, dat gij vertoont, en waarvan gij echter een groot gedeelte verbergt? Gij zijt onderricht geworden, van hetgeen gij evenmin als uwe vaderen wist. Zeg hun: God is het, en laten zij zich dan met hunne ijdele gesprekken vermaken.92.Dit boek, hetwelk wij hebben nedergezonden, is gezegend; het bevestigt datgene, wat vóór u werd geopenbaard, en werd u gegeven, opdat gij het zoudt prediken in de stadMekkaen aan hen, die in den omtrek wonen. Zij, die in het volgende leven gelooven, zullen ook daaraan gelooven, en zij zullen den tijd van het gebed nauwkeurig in acht nemen.93.Wie is slechter dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt of zegt! Dit werd mij geopenbaard, als hem niets werd geopenbaard, en die zegt: Ik zal eene openbaring voortbrengen, gelijk aan die, welke door God is nedergezonden?42Indien gij de goddeloozen in de doodsangsten zaagt en de engelen hunne handen uitsteken, zeggende: werpt uwe zielen weg; heden zult gij een strenge straf ondergaan, voor hetgeen gij valsch nopens God hebt gesproken, en omdat gij zijne teekenen hebt versmaad.94.En nu komt gij alleen tot ons43, zooals wij u het eerst schiepen, en liet de weldaden, die wij u hebben geschonken achter u; en wij zien de tusschenpersonen niet, die gij als Gods makkers hebt beschouwd44. De banden, die u vereenigden, zijn gebroken, en wat gij hebt verzonnen, heeft u verlaten45.95.God maakt dat de graankorrel en de dadelpit zich voortplanten. Hij brengt het leven uit den dood voort46. Dit is God. Waarom hebt gij u dus van hem afgewend?96.Hij veroorzaakt, dat de morgen verschijnt, en heeft den nacht bevolen voor de rust, en de zon en de maan tot bepaling van den tijd. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God.97.Hij is het, die de sterren voor u heeft bevolen, dat gij daardoor geleid zoudt worden in de duisternis, te land en ter zee. Wij hebben overal teekens doen schitteren voor hen, die verstaan willen.98.Hij is het die u uit ééne ziel heeft voortgebracht, en eene zekere verzamelplaats en eene rustplaats voor u geschapen heeft47. Wij hebben teekenen doen schitteren voor hen, die verstandig zijn.99.Hij is het, die water van den hemel nederzendt. Daardoordoen wij de spruiten van alle planten ontkiemen; daardoor hebben wij het groen voortgebracht, waaruit wij het graan in aren doen opschieten, en palmboomen, uit welker takken nederhangende, dichte trossen dadels voortkomen, en tuinen met wijngaarden beplant, en olijven en granaatappelen, die op elkander gelijken en van elkander verschillen. Zie op hunne vruchten, als zij vruchten dragen, en hoe zij rijpen. Waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die gelooven.100.Zij hebben de geniussen48met God vereenigd, terwijl hij het is, die ze heeft geschapen. In hunne onwetendheid schrijven zij hem zonen en dochters toe. Geloofd zij hij, en het zij verre van hem, wat zij met hem vereenigen.101.Hij is de maker van hemel en aarde. Hoe zou hij kinderen hebben? hij die geene gezellin heeft? Hij heeft alle dingen geschapen en is alwetend.102.Dit is God uw Heer. Er is geen God buiten hem, de schepper van alle dingen: dien hem dus; want hij zorgt voor alle dingen.103.De blikken der menschen kunnen hem niet bereiken. Hij bereikt alle blikken. Hij is de barmhartige49, de wijze.104.Thans zijn er duidelijke aanwijzingen van uwen Heer tot u gekomen. Hij die deze ziet, ziet ze in zijn eigen voordeel en die er blind voor blijft, het is zijn nadeel. Ik ben uw bewaker niet.105.Zoo verklaren wij onze teekens op verschillende wijzen, opdat zij zouden zeggen, gij hebt met ijver geleerd;50en opdat wij hen er van zouden onderrichten, die ons verstaan.106.Volg datgene, wat u reeds van uwen Heer werd geopenbaard; er is geen God buiten hem; verwijder u dus van de afgodendienaars.107.Indien het Gode had behaagd, zouden zij onschuldig aan afgoderij zijn geweest. Wij hebben u niet tot bewaker over hem aangesteld: noch om op hunne belangen toe te zien.108.Beschimp de godheden niet, die zij naast God aanroepen; zij konden op hunne beurt, in hunne buitensporigheid, God beleedigen. Zoo hebben wij ieder volk zijne daden aangewezen. Later zullen zij tot hunnen Heer terugkeeren, die hun zal herhalen wat zij hebben verricht.109.Zij hebben bij God gezworen, met den meest plechtigen eed, dat indien hun een teeken werd geopenbaard,zij zekerlijk daaraan zouden gelooven. Zeg: Waarlijk, de teekens staan alleen in Gods macht, en hij veroorlooft u niet te begrijpen, dat, als die komen, zij niet zullen gelooven51.110.En wij zullen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden; want zij geloofden er voor de eerste maal niet aan52, en wij zullen hen verlaten, opdat zij in hunne dwaling mogen voortgaan.111.En hoewel wij hun engelen hadden gezonden, en de dood tot hen had gesproken, en wij alle dingen voor hun oog53voor hen hadden verzameld, wilden zij niet gelooven, tot het Gode behaagde; maar het grootste deel hunner weet het niet.112.Zoo hebben wij voor iederen profeet een vijand doen ontstaan; de verleiders van menschen en geniussen, die elkander afzonderlijk klinkende gesprekken54inbliezen, om te verblinden; maar indien het God had behaagd, zouden zij het niet hebben gedaan. Verlaat hen dus, en ook datgene, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.113.Laat de harten van hen, die niet in het volgende leven gelooven, zich daartoe neigen, en laat hen zelven er behagen in scheppen en laat hen winnen wat zij winnen.114.Zal ik een anderen rechter naast God zoeken, om tusschen ons te richten? Hij is het, die u het boek van den Koran heeft toegezonden, onderscheidende goed en kwaad; en zij, welke wij de schrift gaven, weten dat zij van den Heer werd nedergezonden met waarheid. Wees dus niet een van hen, die er aan twijfelen.115.De woorden van uwen Heer zijn volmaakt in waarheid en rechtvaardigheid; er is niemand die deze woorden kan veranderen55. Hij hoort en kent alles.116.Maar indien gij het grootste deel gelooft van hen, die opde aarde zijn, zullen zij u van Gods weg afleiden; zij volgen slechts een onzeker gevoelen en spreken niets dan leugen.117.Waarlijk, God kent hen, die van zijnen weg afgaan, en kent hen wel, die op den rechten weg worden gevoerd.118.Eet van hetgeen, waarbij de naam van God is herdacht56, indien gij aan zijne teekens gelooft57.119.En waarom zoudt gij niet eten van datgene, waarover Gods naam is uitgesproken? aangezien hij u duidelijk verklaarde, wat hij u heeft verboden, uitgenomen datgene, waarvan gij genoodzaakt zijt te eten. Sommigen brengen anderen in dwaling, door hunne hartstochten, zonder kennis te bezitten; maar God kent de zondaren.120.Verlaat het binnenste en het buitenste der zonde58; want zij die de zonde begaan, zullen de belooning ontvangen, naar hetgeen zij hebben verricht.121.Eet dus niet van datgene, waarbij Gods naam niet is herdacht; want dit is zeker zonde. De duivels zullen hunne vrienden ingeven, daarover met u te twisten, doch indien gij hen gehoorzaamt, zijt gij zekerlijk afgodendienaars.122.Zal hij die dood geweest is, en dien wij tot het leven hebben teruggebracht, en dien wij een licht hebben geschonken, waarmede hij onder de menschen zou kunnen wandelen, als degene zijn, die in de duisternis wandelt en die daaruit niet kan geraken? Zoo werden de daden der ongeloovigen vooruit bereid.123.Zoo hebben wij in iedere stad hoofdlieden van de boozen aldaar geplaatst, opdat zij er valstrikken zouden spannen59; doch zij zullen hunne eigene zielen slechts strikken spannen en zij weten het niet60.124.En als hun een teeken61wordt geopenbaard, zeggen zij: wij zullen op geenerlei wijze gelooven, tot ons eene openbaring worde gebracht, evenals diegene, welke aan Gods zendelingen werd gegeven62; God weet het beste, wien hij tot zijnen zendeling zal verkiezen. De schande in Gods aangezicht bedreven, zal op hen vallen, die boos handelen, en eene strenge straf voor het kwaad, dat zij bedreven.125.En hij, wien het Gode behaagt te leiden, zal zijne borst openen om het geloof van den Islam te ontvangen: doch wien het hem zal behagen in dwaling te brengen, diens borst zal hij sluiten en vernauwenals diegene, welke zich ten hemel wil verheffen.63Zoo legt God eene vreeselijke straf aan hen op, die niet gelooven.126.Dit is Gods rechte weg. Thans hebben wij hun, die overdenken willen, onze teekenen duidelijk verklaard.127.Zij zullen eene woonplaats des vredes bij hunnen Heer hebben, en hij zal hun beschermer zijn voor datgene, wat zij hebben gedaan.128.Denk aan den dag, waarop God hen allen verzamelen en zeggen zal: verzameling van geniussen64; gij hebt te veel misbruik van de menschen gemaakt65, en hunne vrienden onder de menschen zullen zeggen: O Heer! de een van ons heeft van den andere diensten genoten en wij zijn tot den gestelden eindpaal66genaderd, dien gij ons hebt bepaald. God zal zeggen: het hellevuur zal uwe woning zijn; daarin zult gij eeuwig verblijven, tot het Gode zal behagen uwe smarten te lenigen; want uw Heer is wijs en alwetend.129.Zoo plaatsen wij sommigen der onrechtvaardigen boven anderen van hen, om hetgeen zij hebben bedreven.130.O verzameling van geniussen en menschen! kwamen er geene zendelingen van u zelven tot u67die u mijne teekens herhaalden, en die u de verschijning van dezen dag voorspelden? Zij zullen antwoorden: wij leggen getuigenis tegen ons zelven af: het tegenwoordige leven verblindde hen, en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren.131.En dit was Gods handelwijze68; want God is niet de verwoester der steden, die haar verdelgt uit boosheid, terwijl hare bewoners zorgeloos waren.132.Ieder zal graden van belooning genieten, naarmate van hetgeen zij zullen bedreven hebben; want God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen zij doen.133.En uw Heer is rijk en vol van barmhartigheid. Indien het hem behaagt, kan hij u vernietigen, en hij kan uit u doen voortkomen wie hem behaagt, zooals hij u uit de nakomelingschap van een ander volk heeft doen voortspruiten.134.Waarlijk, datgene, waarmede men u bedreigt, zal gebeuren, en gij zult het niet kunnen voorkomen.135.Zeg tot de bewoners vanMekka; O mijn volk! handel overeenkomstig uwe kracht; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig mijnen plicht69.136.Enhierna zult gij kennen, wat de belooning van hetparadijsis. De goddeloozen zullen niet bloeien.137.Die vanMekkabestemmen een deel van hetgeen hij in hunnen oogst en onder hun vee heeft doen geboren worden, voor God, en zeggen dit behoort God (volgens hun verbeelding), en dit aan onze gezellen70. En dat wat voor hunne gezellen is bestemd, komt niet tot God, en hetgeen voor God bestemd is, zal tot hunne makkers komen.138.Hoe verkeerd oordeelen zij71. Zoo hebben hunne gezellen verscheidene derafgodendienaarsingegeven, hunne kinderen te dooden72, opdat zij hen in het verderf zouden kunnen voeren, en dat zij hunnen godsdienst duister konden maken, en hen daarin verwarren73. Maar indien het Gode had behaagd, zouden zij dit niet hebben gedaan; verlaat hen dus en datgene wat zij valschelijk uitdenken.139.Zij zeggen ook: Dit vee en deze aardvruchten zijn geheiligd, niemand zal daarvan eten dan die ons behaagt (gelijk zij zich verbeelden); deze dieren mogen niet tot lastdieren gebruikt worden74; en over deze dieren wordt Gods naam niet uitgesproken, als zij die slachten75; zoo denken zij een leugen tegen hem uit, maar God zal hen beloonen voor hetgeen zij valschelijk uitdenken.140.En zij zeggen: De jongen van deze dieren mogen onze mannen eten, maar onze vrouwen niet; doch indien de vrucht on voldragen is, mogen ze beiden haar eten76. God zal hen beloonenvoor hun onderscheid maken. Hij is verstandig en wijs.141.Zij zijn onredbaar verloren, die hunne kinderen dwazelijk, zonder kennis77, hebben vermoord78, en verboden hebben, wat God hun tot voedsel heeft gegeven, terwijl zij eene leugen tegen God uitdachten. Zij dwaalden en werden niet op den rechten weg geleid.142.Hij is het, die de wijngaarden heeft geschapen, zoowel die door houten latwerk zijn gestut, als zij die het niet zijn79, en palmboomen en de granen verschillende soorten voedsel opleverende, en olijven en granaatappelen, die elkander gelijk en niet gelijk zijn. Eet van hunne vruchten als zij vruchten dragen, en betaal den prijs daarvoor op den dag van den oogst80; doch verkwist niet81; want God bemint den verkwister niet.143.En God heeft u sommige dieren gegeven, die tot het dragen van lasten zijn geschapen, en sommigen die alleen geschapen zijn om geslacht te worden. Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, en volg de stappen van satan niet; want hij is uw verklaarde vijand.144.Vier paren vee heeft God u gegeven: een paar schapen en een paar geiten (elk van twee soorten). Zeg tot hen: heeft God de twee mannetjes van de schapen en van de geiten, of de twee wijfjes verboden, of dat wat de lichamen der wijfjes bevatten? Zeg mij met zekerheid, indien gij waarheid spreekt.145.En God gaf u een paar kameelen en een paar runderen. Zeg, heeft hij de twee mannetjes van dezen, of de twee wijfjes verboden, of wat de lichamen der beide wijfjes bevatten82? Waart gij tegenwoordig toen God u dit beval? En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt, opdat hij onverstandige menschen zou kunnen verleiden? Waarlijk, God leidt de onrechtvaardigen niet.146.Zeg: ik vind in datgene, wat mij werd geopenbaard, geenerlei ding verboden om te eten, dan doode dieren, bloed dat gevloeidheeft83en varkensvleesch; want dat is eene afschuwelijkheid, of datgene wat ontwijd is, doordat het in den naam van een ander dan God is gedood. Doch hij, die door den nood mocht gedwongen zijn, en het niet uit ongehoorzaamheid eet, noch met de bedoeling om te zondigen, waarlijk, hem zal God barmhartig en goedertieren zijn.147.Den Joden hebben wij ieder dier verboden, dat eene ongespleten hoef heeft, en wij verboden hun het vet van ossen en schapen, behalve het vet dat zich op hunne schouders en ingewanden84en datgene wat zich aan de beenderen bevindt85. Dat is om hen voor hunne onrechtvaardigheden te straffen; en waarlijk wij spreken de waarheid.148.Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Uw Heer is met eene uitgebreide genade bekleed, maar zijne gestrengheid zal van den booze niet kunnen worden afgewend.149.De afgodendienaars zullen zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij noch onze vaderen afgodendienarij schuldig zijn geweest. Volgens hen zouden wij het gebruik van geenerlei ding verboden hebben. Zoo beschuldigden zij die hen voorafgingen, de profeten van bedrog, tot zij onze gestrenge straf ondervonden. Zeg: indien gij eenige kennis hebt van hetgeen gij zegt, laat het zien; doch gij volgt slechts meeningen en zijt leugenaars.150.Zeg: Alleen God heeft de macht tot de duidelijkste aanwijzing; want indien het hem had behaagd, zou hij u allen hebben geleid.151.Zeg: Breng uwe getuigen bij, die verklaren kunnen, dat God dit heeft verboden. Maar indien zij dit getuigen, getuig dan niet met hen, noch volg de begeerten van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen, en die niet gelooven in het volgende leven, en afgodsbeelden met hunnen Heer gelijk stellen.152.Zeg: Kom86! ik zal u voorlezen, wat uw Heer u heeft verboden; weest niet schuldig aan afgodendienst, weest eerbiedig jegens uwe ouders, en doodt uwe kinderen niet, uit vrees tot armoede te vervallen. Wij zorgen voor u en hen; en nadert de hatelijke zonden87niet, zoowel openlijke als geheime, en doodt de ziel niet, welke God u verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak88. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij zoudt begrijpen.153.Raakt het vermogen van den wees niet aan, behalve tot de vermeerdering daarvan, totdat hij de jaren zijner manbaarheid heeft bereikt;en gebruikt eene goede maat en een nauwkeurig gewicht. Wij zullen geene ziel eene last opleggen, dan die zij kan dragen. En als gij recht spreekt, neemt dan de rechtvaardigheid in acht, hetzij dit voor of tegen iemand is, die met u verwant mocht zijn, en vervul Gods verbond. Dit heeft God u bevolen, opdat gij het overwegen en weten zoudt.154.Dit is mijn rechte weg; volg dien dus, en volg niet het pad van anderen, opdat gij niet afgeleid moogt worden van dat van God. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij hem zoudt vreezen.155.Wij gavenMozesook het boek der wet, een volkomen leiding voor hem, die wel wil handelen, en eene verklaring omtrent alle noodige dingen, en eene richting en genadebewijs, opdat de kinderen Israëls aan het verschijnen voor hunnen God zouden gelooven.156.En dit boek, dat wij thans hebben nedergezonden, is gezegend; volg het dus en vrees God, opdat gij genade moogt ondervinden.157.Gij zult niet meer zeggen:De schriften werden alleen aan twee volkeren gezonden, die vóór ons leefden, en wij hebben geene kennisse van hunne plichten.158.Gij zult niet meer zeggen: indien ons een boek met goddelijke openbaringen ware nedergezonden, waarlijk wij zouden beter dan zij zijn geleid geworden89. En thans is eene duidelijke verklaring, en eene richting en eene genade van uwen Heer tot u gekomen; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die leugens omtrent Gods teekenen uitdenkt, en zich van hem afwendt? Wij zullen hen die zich van onze teekenen afwenden, met eene strenge straf beloonen, omdat zij zich hebben afgekeerd.159.Wachten zij tot de engelen tot hen komen, of dat hun Heer komt om hen te straffen, of dat sommige van Gods teekenen hen verrassen? Op den dag waarop sommige van uws Heeren teekenen zullen verschijnen, zal het geloof daaraan geene ziel bevoordeelen, die daaraan niet vroeger geloofde, of in zijn geloof niet goed handelde90. Zeg: indien gij wacht, zullen ook wij wachten.160.Nader hen niet, die eene scheiding in hunnen godsdienst maken91en zich in secten verdeelen; hunne zaak behoort alleen aan God; daarna zal hij hun verklaren, wat zij gedaan hebben.161.Hij, die met goede werken mocht verschijnen, zal daarvoor eene tienvoudige belooning ontvangen; doch hij, die met slechte daden verschijnt, zal slechtseene gelijke straf daarvoor ontvangen, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.162.Zeg: Waarlijk, mijn Heer heeft mij geleid op een rechten weg, eenen waren godsdienst: het geloof vanAbraham, den waren geloovige, en hij was geen afgodendienaar.163.Zeg: Mijne gebeden en mijne aanbidding, en mijn leven en mijn dood zijn Gode gewijd; den Heer van alle schepselen, die geen gelijke heeft. Dit werd mij geboden, en ik ben de eerste Moslem92.164.Zeg: Zal ik een ander Heer begeeren naast God? Hij is toch de Heer van alle dingen. Alle zielen handelen slechts voor zichzelve en geene ziel zal de last van eene andere dragen. Tot uwen Heer zult gij terugkeeren, en hij zal u datgene verklaren waarover gij thans twist.165.Hij is het, die u heeft aangewezen, uwe voorgangers op aarde op te volgen, en sommigen uwer boven anderen in verschillende graden heeft verheven, opdat hij u zou kunnen bewijzen, wat Hij voor u heeft verricht. Uw Heer is stipt in zijne straffen, maar hij is tevens genadig en barmhartig.
1Dit hoofdstuk is aldus betiteld, omdat daarin worden behandeld sommige bijgeloovige gewoonten der bewoners vanMekka, die op het vee betrekking hebben.2Behalve zes, of, volgens anderen, drie verzen.3Mahometschijnt hier de oude en sterke stammen vanAdenThamudte bedoelen.4Of zinsbedrog.5GelijkGabriëlgewoonlijk aanMahometverscheen, die, hoewel een profeet, niet in staat was, zijn gezicht te verdragen, als hij in zijn gewonen vorm verscheen; zoodat anderen dit des te minder zouden kunnen doen.6Deze plaats werd geopenbaard, toen de KoreïshietenMahometverhaalden, dat zij de Joden en Christenen nopens hem hadden ondervraagd, en dat die hun hadden verzekerd, dat zij geene melding of beschrijving van hem in hunne schriften vonden. Daarom, zeiden zij: wie legt de getuigenis voor u af, dat gij Gods gezant zijt? (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)7Dat is: zij weten zeer goed datMahometGods gezant is. ZieHoofdstuk II, vers 141.8Zeggende dat de engelen dochters van God zijn, en tusschenpersonen voor ons bij hem, enz.9Zijnde: Uwe afgoden en valsche goden.10Dat is: Hunne ingebeelde goden bewijzen niets te zijn, en verdwijnen als ijdele droombeelden en hersenschimmen.11Om gericht te worden.12De laatste dag wordt hier het uur genoemd, zooals in 1 Johannes vers 25 enz., en de voorafgaande uitdrukking: verschijning voor God op dien dag, kan mede aangenomen worden dat te beteekenen. 1 Thess. IV : 17.13Op deze plaats wordtMahometgelaakt, dat hij geen geduld tegenover de halsstarrigheid zijner landgenooten plaatste over zijne ongepaste begeerte, om te verwezenlijken wat God niet besloten had; te weten de bekeering en redding van alle menschen. (Al Beidâwi.)14Daar zij onbekend waren met Gods almacht, en met het gevolg van hetgeen zij vroegen; hetgeen tot hunne volslagen vernietiging kon voeren.15Daar zij evenzeer onder Gods hoede zijn als het menschelijk geslacht.16Dat is: in de bewaarde tafel, waarop alle goddelijke besluiten zijn opgeschreven, en alle zaken die in de wereld gebeuren (zoowel de kleinste als de meest uitgebreide), nauwkeurig worden opgeschreven. Reeds vroeger is, in den loop van dit werk, hierover bij herhaling gesproken.17Want, volgens het Mahomedaansche geloof, zullen alle schepselen op den dag des laatsten oordeels voor God verschijnen, om rekenschap van hunne daden af te leggen.18Dat is: satan heeft hunne daden verbloemd, of: satan heeft hunne daden geschikt zooals het hem behaagde.19Dat is; wij gaven hunallerleiovervloed, ten einde, nadat zij niet door hunne droefenis werden geleerd, hun voorspoed een valstrik voor hen zou worden, en zij zich zelven spoediger tot vernietiging zouden brengen.20Dat is, volgensAl Beidâwi: óf zonder eenige voorafgaande aankondiging, óf na het geven van eene waarschuwing.21Sommigen zeggen, dat de opperhoofden vanMekkaalle armen uit hunne stad verdreven; hun zeggende totMahomette gaan. Zij deden dit en boden aan, zijnen godsdienst te omhelzen; doch hij maakte eenige zwarigheid, hen te ontvangen, daar hij vreesde, dat de nood en geene oprechte overtuiging de drijfveer was (Al Beidâwi,Jallalo’ddin); waarna deze plaats werd geopenbaard.22Deze plaats moet tot antwoord strekken op de uitdagingen der ongeloovigen, die totMahometzeiden, indien hij een waar profeet was, een stortregen van steenen of een andere wonderdadige straf van den hemel af te bidden, om hen te vernietigen. (AlBeidâwi).23Zie hiervoren vers 38, noot.24Woordelijk zou dit moeten luiden: onze gezanten, nemen ieder uwer op; ontvangen zijn adem, zijne ziel. Die engel heetIrafil.25De lezing van een ander afschrift van den Koran is in den derden persoon. Indien hij ons bevrijdt, enz.26Door tot uwe vroegere afgodendienarij terug te keeren.27Door stormen des hemels; zooals bij de ongeloovigen vanNoachenLoth, en het leger vanAbraha, den heer van den olifant. (Al Beidâwi).28Zooals bijPharaoen zijn leger, en bijKorach, of (gelijk de Mahomedanen hem noemen)Karun. (Al Beidâwi.)29De Muzelmannen maakten de opmerking, dat, indien men zich telkenmale van de ongeloovigen moest verwijderen als zij den nieuwen godsdienst bespotten, men nergens een enkel oogenblik zou kunnen blijven.Mahometvulde daarop het voorschrift van het vorige vers met deze plaats aan.30Dit is de naam dien de Mahomedanen aanAbrahamsvader gaven en die in de H. SchriftTerahwordt genaamd, hoewel sommigen hunner schrijvers beweren, datAzerde zoon was vanTerah(Tarîkh Montakhab, bijd’Herbel.Bibl. Oriënt.p. 12) end’Herbelotzegt, dat de Arabieren hen in hunne geslachtslijsten steeds als verschillende personen beschouwen, maar dat, aangezienAbraham, volgensMozes, de zoon vanTerahwas, door Europeesche schrijvers verondersteld wordt, datTerahdezelfde is als deAzerder Arabieren.31DatAzerofTeraheen afgodendienaar was, wordt algemeen toegegeven; ook kan het niet worden geloochend, daar in de Schrift opzettelijk wordt gezegd, dat hij vreemde goden diende (JosuaXXIV, 2, 14). De Oostersche schrijvers nemen eenparig aan, dat hij een beeldhouwer was en afgodsbeelden vervaardigde; en hij wordt als de eerste voorgesteld, die beelden van klei maakte; alleen schilderijen waren vóór hem in gebruik (Epiphan,Adv.Haer.lib. 1, p. 7, 8), en men veronderstelt, dat die als afgoden werden aangebeden. Men zegt echter dat zijn bedrijf eerbiedwaardig (ZieHyde,de Rel. Vet. Persar, p. 63) en hij een groot man en zeer bevriend metNimrod, zijn schoonvader was (d’Herbel), daar hij afgodsbeelden voor hem maakte en in zijne kunst uitmuntte.32Dat is: Ik ben niet verschrikt door uwe valsche goden, die mij niet kunnen deren, uitgenomen wanneer God het veroorlooft, of wanneer het hem behaagt mij te bedroeven.33De uitleggers verklaren hier het woord onrechtvaardig door afgodendienarij, of openbaar verzet tegen God.34Sommigen passen het woord “zijne†opAbrahamtoe, als de persoon waarvan op deze plaats voornamelijk wordt gesproken; sommigen opNoach; daarJonasenLoth, gelijk zij zeggen, niet vanAbrahamszaad waren; anderen veronderstellen, dat de personen in dit en het volgende vers bedoeld, als de afstammelingen vanAbrahammoeten worden beschouwd en die in het naastvolgende vers als de afstammelingen vanNoach. (Al Beidâwi.)35De Mahomedanen zeggen, dat hij tot het geslacht vanEzaubehoorde. ZieHoofdstuk XXIen XXXVIII.36ZieHoofdstuk XXXVII.37ZieHoofdstuk X, XXI en XXXVII.38ZieHoofdstuk VIIenz.39Dit zijn de Koreïshieten. (Al Beidâwi).40VolgensJallalo’ddinsoordeel is dit vers en ook de beide volgende teMedinageopenbaard.41Door te zeggen, dat, behalve in de tien geboden, God aanMozesvrijheid heeft gegeven, de openbaringen naar zijne keuze in te kleeden.42Daar sommige Arabieren, naar het schijnt, voorgaven, dat indien het hun behaagde, zij een boek konden schrijven, hetwelk in hoedanigheid niet onder den Koran zou staan. Anderen zeggen, dat dit betrekking zou hebben op eenige valsche profeten, die inMahometstijd leefden; zoo alsMoçaïlama,El Aswaden anderen.43Dat is: zonder uw rijkdom, uwe kinderen of uwe vrienden, waarop gij u in uwen leeftijd zoo zeer hebt verlaten.44Of valsche goden.45Betreffende de tusschenkomst uwer afgoden, of het niet gelooven aan toekomstige belooningen en straffen.46ZieHoofdstuk III, vers 26.47Namelijk: in de lendenen uwer vaderen en de ingewanden uwer moeders. (Al Beidâwi).48Dit beteekent de soort van redelijke, onzichtbare wezens, hetzij engelen of duivels, of de tusschensoort, gewoonlijk geniussen genaamd. Eenige der uitleggers verstaan hier engelen, welke door de afgodendienende Arabieren vereerd werden; anderen duivels, hoofdzakelijk omdat, volgens het stelsel der magiërs, de duivel als een soort schepper en als het beginsel van alle kwaad aangezien werd, terwijl God als de oorzaak van al het goede werd beschouwd. (Al Beidâwi.)49Of, letterlijk vertaald, de onbegrijpelijke (Al Beidâwi.)50Dat is: gij werdt hieromtrent door de Joden en Christenen onderricht, en hebt ons alleen stuksgewijze verhaald, wat gij van hen hebt geleerd. Dit werdMahometdoor de ongeloovigen tegengeworpen, daar zij het voor hem onmogelijk hielden, helder en duidelijk over onderwerpen van zoo verheven aard te spreken, zonder goed bekend te zijn met de leeren en de heilige schriften dier godsdiensten.51Hier trachtMahometzijne onmacht tot voortbrenging van een mirakel te verontschuldigen, door te verklaren, dat God het niet geschikt achtte, aan hunne begeerten te voldoen, en ofschoon hij het wel had willen doen, het toch te vergeefs zou zijn geweest; en daar zij niet door den Koran waren overtuigd, zouden zij ook door het grootste mirakel niet overtuigd worden. VergelijkLucasXVI : 31. De laatste woorden van het vers beteekenen eigenlijk: Ach, hoe gaarne zou ik u, geloovigen, willen doen begrijpen, dat zij, de ongeloovigen, er niet aan gelooven.52Namelijk aan den Koran.53De bewoners vanMekkaeischten namelijk datMahomethun een engel zou toonen, die voor hun oog uit den hemel zou nederdalen, of dat hij hunne overleden vaderen zou opwekken, opdat zij met hen zouden kunnen spreken, of dat hij God en zijne engelen zou overhalen, hun in een lichamelijken toestand te verschijnen.54IJdele woorden, welker schijn verleidt en in dwaling brengt.55Sommigen zeggen, dat dit betrekking heeft op de onverwrikbaarheid van Gods besluiten, anderen op zijne bijzondere belofte, dat hij den Koran voor de verdraaiingen en vervalschingen zou bewaren, die, volgens hen, in den Pentateuchus en het Evangelie hebben plaats gehad (Soera XV) en anderen weder op den onschendbaren duur der Mahomedaansche wet, die volgens hen, tot aan het einde der wereld zal voortduren.56ZieHoofdstuk II, vers 168enHoofdstuk V, vers 4.57Dat is: gij moogt van elk dier eten, dat onder het aanroepen van Gods naam is geslacht; waarvan natuurlijk doode dieren, varkensvleesch enz. zijn uitgesloten.58Dat is: de openlijke en verborgen zonde.59Op dezelfde wijze als wij inMekkahebben gedaan.60Dit vers is toepasselijk op de grooten, en de rijke lieden vanMekka, dieMahomethet meest vijandig waren: zij namen de zwakken des volks tegen hem in.61Dat is: eenigerhande vers of plaats van den Koran.62Dit waren de woorden der Koreïshieten, die beweerden, dat er onder hen personen waren, meer waardig Gods zendeling te zijn danMahomet.63Evenals bij vele oude Arabische dichters wordt hier, volgens sommigen, het verontruste hart bij een vogel vergeleken, die de vleugels beweegt. Volgens anderen wordt hier eene onmogelijkheid bedoeld.64Duivels.65Door hen in verzoeking te brengen, of tot zonde te verleiden.66Zijnde de dag der opstanding, waaraan wij op de vorige wereld niet hebben geloofd.67De Mohamedanen gelooven, dat God afgezanten zond, zoowel om geniussen als om menschen te bekeeren. Deze zouden altijd van het menschenras zijn geweest.68Dit is: dat God, alvorens eene stad te straffen, zendelingen stuurde om haar te waarschuwen.69Dit is: Gij kunt voortgaan in uw verzet tegen God en in uw boos opzet jegens mij, en in uw ongeloof volharden; doch ik zal volhardenuwe beleedigingen met geduld te verdragen en de openbaringen mede te deelen, die God mij heeft bevolen (Al Beidâwi).70Dat is: onze afgoden. In deze beteekenis wordt dit woord meermalen op deze plaats gebruikt.71Dit vers heeft betrekking op eenige godsdienstige gebruiken der afgoden dienende Arabieren; zooals de verdeeling der gronden, der vruchten en der oogsten in twee deelen, waarvan een voor de hoogste godheid, en het andere voor de ondergeschikte godheden, was bestemd, die door de afgodsbeelden werden voorgesteld. Het deel van God diende om de armen en de reizigers te voeden, dat der afgoden werd voor de offeranden en tot de bezoldiging der priesters gebruikt. Indien een vrucht afviel van het deel voor God bestemd, gaf men het aan de afgoden; doch men handelde niet zoo in het tegenovergestelde geval; want God, zeiden de afgodendienaars, is rijk, en kan alles ontberen. (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)72Hetzij door de onmenschelijke gewoonte, die bij de Arabieren vanKendahof andere stammen bestond, om hunne dochters levend te verbranden, zoodra zij ter wereld kwamen, indien zij vreesden haar niet te kunnen onderhouden (ZieHoofdstuk LXXXI), of wel door die aan hunne afgoden te offeren.73Door den godsdienst, dienIsmaëlzijnen nakomelingen heeft doen erven, met afschuwelijk bijgeloof te besmetten (Al Beidâwi).74Die zij, in hun bijgeloof, in sommige bijzondere gevallen van zulke diensten verschoonden. (Hoofdstuk V).75ZieHoofdstuk V.76Want indien zulke dieren hunne jongen werpen, mogen zoowel de vrouwen als de mannen daarvan eten.77Daar zij geen duidelijk begrip van Gods Voorzienigheid hebben.78Zie deze Soera, de laatste noot van vers 137.79Of, zooals sommigen deze woorden vertalen: hetzij boomen of planten, die door den arbeid der menschen geplant zijn hetzij die van nature in de woestijnen en op de bergen groeien.80Dat is: geef daarvan aalmoezen aan de armen; en deze aalmoezen waren, zooalsAlBeidâwiopmerkte, wat zij gewoon waren te geven vóór deZacâtwerd ingesteld, hetgeen geschiedde vóórMahometMekkaverliet, waar dit vers werd geopenbaard. Sommigen zijn echter eene andere meening toegedaan, en zeggen om diezelfde reden, dat dit vers teMedinawerd geopenbaard.81Dat is: Geef daarvan niet zooveel aan aalmoezen weg, dat daardoor uwe eigene gezinnen in nood worden gebracht; want weldadigheid begint met zich zelven.82Op deze plaats trachtMahometde Arabieren van hunne bijgeloovige dwaasheid te overtuigen, in het verbieden, hetzij de mannetjes, hetzij de wijfjes of de jongen van deze vier soorten te eten. (AlBeidâwi).83Dat is: vloeibaar bloed, in tegenstelling van lever en milt door de Arabieren verondersteld ook bloed, doch niet vloeibaar, te zijn en welke zij geoorloofd achten. (Al Beidâwi).84Zie Leviticus VII : 23 en III : 16.85Zijnde het vet van den stuit of den staart der schapen, die in het Oosten zeer zwaar zijn, naardien eene kleine tien of twaalf pond en sommigen zelfs zestig pond wegen.86Dit vers en de twee volgende worden doorJallalo’ddinverondersteld teMedinageopenbaard te zijn.87Het oorspronkelijke woord beteekent bijzonder ontucht en gierigheid.88Zoo als moord, afvalligheid of overspel. (Al Beidâwi.)89Door de snelheid van ons begrip, de klaarheid van ons verstand en onze gemakkelijkheid, wetenschappen aan te leeren; zooals blijkt uit onze geschiedenis, dichtkunde en welsprekendheid; desniettegenstaande zijn wij een ongeletterd volk. (Al Beidâwi).90Want geloof in het volgende leven zal geen voordeel aanbrengen voor hen, die in dit leven niet hebben geloofd, noch in dit leven geloofd zonder goede daden.91Dat is: wie in een gedeelte daarvan gelooven, en een ander deel daarvan niet gelooven, of die daarin secten vormen. Men zegt, datMahometheeft verklaard, dat de Joden in eenenzeventig secten waren verdeeld, en de Christenen in tweeënzeventig, en dat zijne eigene volgelingen in drieënzeventig secten gesplitst waren, en dat allen verdoemd zouden worden, bebalve ééne van ieder. (Al Beidâwi.)92ZieHoofdstuk VI; vers 14.
1Dit hoofdstuk is aldus betiteld, omdat daarin worden behandeld sommige bijgeloovige gewoonten der bewoners vanMekka, die op het vee betrekking hebben.
2Behalve zes, of, volgens anderen, drie verzen.
3Mahometschijnt hier de oude en sterke stammen vanAdenThamudte bedoelen.
4Of zinsbedrog.
5GelijkGabriëlgewoonlijk aanMahometverscheen, die, hoewel een profeet, niet in staat was, zijn gezicht te verdragen, als hij in zijn gewonen vorm verscheen; zoodat anderen dit des te minder zouden kunnen doen.
6Deze plaats werd geopenbaard, toen de KoreïshietenMahometverhaalden, dat zij de Joden en Christenen nopens hem hadden ondervraagd, en dat die hun hadden verzekerd, dat zij geene melding of beschrijving van hem in hunne schriften vonden. Daarom, zeiden zij: wie legt de getuigenis voor u af, dat gij Gods gezant zijt? (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)
7Dat is: zij weten zeer goed datMahometGods gezant is. ZieHoofdstuk II, vers 141.
8Zeggende dat de engelen dochters van God zijn, en tusschenpersonen voor ons bij hem, enz.
9Zijnde: Uwe afgoden en valsche goden.
10Dat is: Hunne ingebeelde goden bewijzen niets te zijn, en verdwijnen als ijdele droombeelden en hersenschimmen.
11Om gericht te worden.
12De laatste dag wordt hier het uur genoemd, zooals in 1 Johannes vers 25 enz., en de voorafgaande uitdrukking: verschijning voor God op dien dag, kan mede aangenomen worden dat te beteekenen. 1 Thess. IV : 17.
13Op deze plaats wordtMahometgelaakt, dat hij geen geduld tegenover de halsstarrigheid zijner landgenooten plaatste over zijne ongepaste begeerte, om te verwezenlijken wat God niet besloten had; te weten de bekeering en redding van alle menschen. (Al Beidâwi.)
14Daar zij onbekend waren met Gods almacht, en met het gevolg van hetgeen zij vroegen; hetgeen tot hunne volslagen vernietiging kon voeren.
15Daar zij evenzeer onder Gods hoede zijn als het menschelijk geslacht.
16Dat is: in de bewaarde tafel, waarop alle goddelijke besluiten zijn opgeschreven, en alle zaken die in de wereld gebeuren (zoowel de kleinste als de meest uitgebreide), nauwkeurig worden opgeschreven. Reeds vroeger is, in den loop van dit werk, hierover bij herhaling gesproken.
17Want, volgens het Mahomedaansche geloof, zullen alle schepselen op den dag des laatsten oordeels voor God verschijnen, om rekenschap van hunne daden af te leggen.
18Dat is: satan heeft hunne daden verbloemd, of: satan heeft hunne daden geschikt zooals het hem behaagde.
19Dat is; wij gaven hunallerleiovervloed, ten einde, nadat zij niet door hunne droefenis werden geleerd, hun voorspoed een valstrik voor hen zou worden, en zij zich zelven spoediger tot vernietiging zouden brengen.
20Dat is, volgensAl Beidâwi: óf zonder eenige voorafgaande aankondiging, óf na het geven van eene waarschuwing.
21Sommigen zeggen, dat de opperhoofden vanMekkaalle armen uit hunne stad verdreven; hun zeggende totMahomette gaan. Zij deden dit en boden aan, zijnen godsdienst te omhelzen; doch hij maakte eenige zwarigheid, hen te ontvangen, daar hij vreesde, dat de nood en geene oprechte overtuiging de drijfveer was (Al Beidâwi,Jallalo’ddin); waarna deze plaats werd geopenbaard.
22Deze plaats moet tot antwoord strekken op de uitdagingen der ongeloovigen, die totMahometzeiden, indien hij een waar profeet was, een stortregen van steenen of een andere wonderdadige straf van den hemel af te bidden, om hen te vernietigen. (AlBeidâwi).
23Zie hiervoren vers 38, noot.
24Woordelijk zou dit moeten luiden: onze gezanten, nemen ieder uwer op; ontvangen zijn adem, zijne ziel. Die engel heetIrafil.
25De lezing van een ander afschrift van den Koran is in den derden persoon. Indien hij ons bevrijdt, enz.
26Door tot uwe vroegere afgodendienarij terug te keeren.
27Door stormen des hemels; zooals bij de ongeloovigen vanNoachenLoth, en het leger vanAbraha, den heer van den olifant. (Al Beidâwi).
28Zooals bijPharaoen zijn leger, en bijKorach, of (gelijk de Mahomedanen hem noemen)Karun. (Al Beidâwi.)
29De Muzelmannen maakten de opmerking, dat, indien men zich telkenmale van de ongeloovigen moest verwijderen als zij den nieuwen godsdienst bespotten, men nergens een enkel oogenblik zou kunnen blijven.Mahometvulde daarop het voorschrift van het vorige vers met deze plaats aan.
30Dit is de naam dien de Mahomedanen aanAbrahamsvader gaven en die in de H. SchriftTerahwordt genaamd, hoewel sommigen hunner schrijvers beweren, datAzerde zoon was vanTerah(Tarîkh Montakhab, bijd’Herbel.Bibl. Oriënt.p. 12) end’Herbelotzegt, dat de Arabieren hen in hunne geslachtslijsten steeds als verschillende personen beschouwen, maar dat, aangezienAbraham, volgensMozes, de zoon vanTerahwas, door Europeesche schrijvers verondersteld wordt, datTerahdezelfde is als deAzerder Arabieren.
31DatAzerofTeraheen afgodendienaar was, wordt algemeen toegegeven; ook kan het niet worden geloochend, daar in de Schrift opzettelijk wordt gezegd, dat hij vreemde goden diende (JosuaXXIV, 2, 14). De Oostersche schrijvers nemen eenparig aan, dat hij een beeldhouwer was en afgodsbeelden vervaardigde; en hij wordt als de eerste voorgesteld, die beelden van klei maakte; alleen schilderijen waren vóór hem in gebruik (Epiphan,Adv.Haer.lib. 1, p. 7, 8), en men veronderstelt, dat die als afgoden werden aangebeden. Men zegt echter dat zijn bedrijf eerbiedwaardig (ZieHyde,de Rel. Vet. Persar, p. 63) en hij een groot man en zeer bevriend metNimrod, zijn schoonvader was (d’Herbel), daar hij afgodsbeelden voor hem maakte en in zijne kunst uitmuntte.
32Dat is: Ik ben niet verschrikt door uwe valsche goden, die mij niet kunnen deren, uitgenomen wanneer God het veroorlooft, of wanneer het hem behaagt mij te bedroeven.
33De uitleggers verklaren hier het woord onrechtvaardig door afgodendienarij, of openbaar verzet tegen God.
34Sommigen passen het woord “zijne†opAbrahamtoe, als de persoon waarvan op deze plaats voornamelijk wordt gesproken; sommigen opNoach; daarJonasenLoth, gelijk zij zeggen, niet vanAbrahamszaad waren; anderen veronderstellen, dat de personen in dit en het volgende vers bedoeld, als de afstammelingen vanAbrahammoeten worden beschouwd en die in het naastvolgende vers als de afstammelingen vanNoach. (Al Beidâwi.)
35De Mahomedanen zeggen, dat hij tot het geslacht vanEzaubehoorde. ZieHoofdstuk XXIen XXXVIII.
36ZieHoofdstuk XXXVII.
37ZieHoofdstuk X, XXI en XXXVII.
38ZieHoofdstuk VIIenz.
39Dit zijn de Koreïshieten. (Al Beidâwi).
40VolgensJallalo’ddinsoordeel is dit vers en ook de beide volgende teMedinageopenbaard.
41Door te zeggen, dat, behalve in de tien geboden, God aanMozesvrijheid heeft gegeven, de openbaringen naar zijne keuze in te kleeden.
42Daar sommige Arabieren, naar het schijnt, voorgaven, dat indien het hun behaagde, zij een boek konden schrijven, hetwelk in hoedanigheid niet onder den Koran zou staan. Anderen zeggen, dat dit betrekking zou hebben op eenige valsche profeten, die inMahometstijd leefden; zoo alsMoçaïlama,El Aswaden anderen.
43Dat is: zonder uw rijkdom, uwe kinderen of uwe vrienden, waarop gij u in uwen leeftijd zoo zeer hebt verlaten.
44Of valsche goden.
45Betreffende de tusschenkomst uwer afgoden, of het niet gelooven aan toekomstige belooningen en straffen.
46ZieHoofdstuk III, vers 26.
47Namelijk: in de lendenen uwer vaderen en de ingewanden uwer moeders. (Al Beidâwi).
48Dit beteekent de soort van redelijke, onzichtbare wezens, hetzij engelen of duivels, of de tusschensoort, gewoonlijk geniussen genaamd. Eenige der uitleggers verstaan hier engelen, welke door de afgodendienende Arabieren vereerd werden; anderen duivels, hoofdzakelijk omdat, volgens het stelsel der magiërs, de duivel als een soort schepper en als het beginsel van alle kwaad aangezien werd, terwijl God als de oorzaak van al het goede werd beschouwd. (Al Beidâwi.)
49Of, letterlijk vertaald, de onbegrijpelijke (Al Beidâwi.)
50Dat is: gij werdt hieromtrent door de Joden en Christenen onderricht, en hebt ons alleen stuksgewijze verhaald, wat gij van hen hebt geleerd. Dit werdMahometdoor de ongeloovigen tegengeworpen, daar zij het voor hem onmogelijk hielden, helder en duidelijk over onderwerpen van zoo verheven aard te spreken, zonder goed bekend te zijn met de leeren en de heilige schriften dier godsdiensten.
51Hier trachtMahometzijne onmacht tot voortbrenging van een mirakel te verontschuldigen, door te verklaren, dat God het niet geschikt achtte, aan hunne begeerten te voldoen, en ofschoon hij het wel had willen doen, het toch te vergeefs zou zijn geweest; en daar zij niet door den Koran waren overtuigd, zouden zij ook door het grootste mirakel niet overtuigd worden. VergelijkLucasXVI : 31. De laatste woorden van het vers beteekenen eigenlijk: Ach, hoe gaarne zou ik u, geloovigen, willen doen begrijpen, dat zij, de ongeloovigen, er niet aan gelooven.
52Namelijk aan den Koran.
53De bewoners vanMekkaeischten namelijk datMahomethun een engel zou toonen, die voor hun oog uit den hemel zou nederdalen, of dat hij hunne overleden vaderen zou opwekken, opdat zij met hen zouden kunnen spreken, of dat hij God en zijne engelen zou overhalen, hun in een lichamelijken toestand te verschijnen.
54IJdele woorden, welker schijn verleidt en in dwaling brengt.
55Sommigen zeggen, dat dit betrekking heeft op de onverwrikbaarheid van Gods besluiten, anderen op zijne bijzondere belofte, dat hij den Koran voor de verdraaiingen en vervalschingen zou bewaren, die, volgens hen, in den Pentateuchus en het Evangelie hebben plaats gehad (Soera XV) en anderen weder op den onschendbaren duur der Mahomedaansche wet, die volgens hen, tot aan het einde der wereld zal voortduren.
56ZieHoofdstuk II, vers 168enHoofdstuk V, vers 4.
57Dat is: gij moogt van elk dier eten, dat onder het aanroepen van Gods naam is geslacht; waarvan natuurlijk doode dieren, varkensvleesch enz. zijn uitgesloten.
58Dat is: de openlijke en verborgen zonde.
59Op dezelfde wijze als wij inMekkahebben gedaan.
60Dit vers is toepasselijk op de grooten, en de rijke lieden vanMekka, dieMahomethet meest vijandig waren: zij namen de zwakken des volks tegen hem in.
61Dat is: eenigerhande vers of plaats van den Koran.
62Dit waren de woorden der Koreïshieten, die beweerden, dat er onder hen personen waren, meer waardig Gods zendeling te zijn danMahomet.
63Evenals bij vele oude Arabische dichters wordt hier, volgens sommigen, het verontruste hart bij een vogel vergeleken, die de vleugels beweegt. Volgens anderen wordt hier eene onmogelijkheid bedoeld.
64Duivels.
65Door hen in verzoeking te brengen, of tot zonde te verleiden.
66Zijnde de dag der opstanding, waaraan wij op de vorige wereld niet hebben geloofd.
67De Mohamedanen gelooven, dat God afgezanten zond, zoowel om geniussen als om menschen te bekeeren. Deze zouden altijd van het menschenras zijn geweest.
68Dit is: dat God, alvorens eene stad te straffen, zendelingen stuurde om haar te waarschuwen.
69Dit is: Gij kunt voortgaan in uw verzet tegen God en in uw boos opzet jegens mij, en in uw ongeloof volharden; doch ik zal volhardenuwe beleedigingen met geduld te verdragen en de openbaringen mede te deelen, die God mij heeft bevolen (Al Beidâwi).
70Dat is: onze afgoden. In deze beteekenis wordt dit woord meermalen op deze plaats gebruikt.
71Dit vers heeft betrekking op eenige godsdienstige gebruiken der afgoden dienende Arabieren; zooals de verdeeling der gronden, der vruchten en der oogsten in twee deelen, waarvan een voor de hoogste godheid, en het andere voor de ondergeschikte godheden, was bestemd, die door de afgodsbeelden werden voorgesteld. Het deel van God diende om de armen en de reizigers te voeden, dat der afgoden werd voor de offeranden en tot de bezoldiging der priesters gebruikt. Indien een vrucht afviel van het deel voor God bestemd, gaf men het aan de afgoden; doch men handelde niet zoo in het tegenovergestelde geval; want God, zeiden de afgodendienaars, is rijk, en kan alles ontberen. (Al Beidâwi,Jallalo’ddin.)
72Hetzij door de onmenschelijke gewoonte, die bij de Arabieren vanKendahof andere stammen bestond, om hunne dochters levend te verbranden, zoodra zij ter wereld kwamen, indien zij vreesden haar niet te kunnen onderhouden (ZieHoofdstuk LXXXI), of wel door die aan hunne afgoden te offeren.
73Door den godsdienst, dienIsmaëlzijnen nakomelingen heeft doen erven, met afschuwelijk bijgeloof te besmetten (Al Beidâwi).
74Die zij, in hun bijgeloof, in sommige bijzondere gevallen van zulke diensten verschoonden. (Hoofdstuk V).
75ZieHoofdstuk V.
76Want indien zulke dieren hunne jongen werpen, mogen zoowel de vrouwen als de mannen daarvan eten.
77Daar zij geen duidelijk begrip van Gods Voorzienigheid hebben.
78Zie deze Soera, de laatste noot van vers 137.
79Of, zooals sommigen deze woorden vertalen: hetzij boomen of planten, die door den arbeid der menschen geplant zijn hetzij die van nature in de woestijnen en op de bergen groeien.
80Dat is: geef daarvan aalmoezen aan de armen; en deze aalmoezen waren, zooalsAlBeidâwiopmerkte, wat zij gewoon waren te geven vóór deZacâtwerd ingesteld, hetgeen geschiedde vóórMahometMekkaverliet, waar dit vers werd geopenbaard. Sommigen zijn echter eene andere meening toegedaan, en zeggen om diezelfde reden, dat dit vers teMedinawerd geopenbaard.
81Dat is: Geef daarvan niet zooveel aan aalmoezen weg, dat daardoor uwe eigene gezinnen in nood worden gebracht; want weldadigheid begint met zich zelven.
82Op deze plaats trachtMahometde Arabieren van hunne bijgeloovige dwaasheid te overtuigen, in het verbieden, hetzij de mannetjes, hetzij de wijfjes of de jongen van deze vier soorten te eten. (AlBeidâwi).
83Dat is: vloeibaar bloed, in tegenstelling van lever en milt door de Arabieren verondersteld ook bloed, doch niet vloeibaar, te zijn en welke zij geoorloofd achten. (Al Beidâwi).
84Zie Leviticus VII : 23 en III : 16.
85Zijnde het vet van den stuit of den staart der schapen, die in het Oosten zeer zwaar zijn, naardien eene kleine tien of twaalf pond en sommigen zelfs zestig pond wegen.
86Dit vers en de twee volgende worden doorJallalo’ddinverondersteld teMedinageopenbaard te zijn.
87Het oorspronkelijke woord beteekent bijzonder ontucht en gierigheid.
88Zoo als moord, afvalligheid of overspel. (Al Beidâwi.)
89Door de snelheid van ons begrip, de klaarheid van ons verstand en onze gemakkelijkheid, wetenschappen aan te leeren; zooals blijkt uit onze geschiedenis, dichtkunde en welsprekendheid; desniettegenstaande zijn wij een ongeletterd volk. (Al Beidâwi).
90Want geloof in het volgende leven zal geen voordeel aanbrengen voor hen, die in dit leven niet hebben geloofd, noch in dit leven geloofd zonder goede daden.
91Dat is: wie in een gedeelte daarvan gelooven, en een ander deel daarvan niet gelooven, of die daarin secten vormen. Men zegt, datMahometheeft verklaard, dat de Joden in eenenzeventig secten waren verdeeld, en de Christenen in tweeënzeventig, en dat zijne eigene volgelingen in drieënzeventig secten gesplitst waren, en dat allen verdoemd zouden worden, bebalve ééne van ieder. (Al Beidâwi.)
92ZieHoofdstuk VI; vers 14.