De Portugeezen.

De Portugeezen.Veel van hetgeen wij over de Spanjaarden gezegd hebben, is ook van toepassing op hunne buren en tweelingbroeders, de Portugeezen, die den uitersten rand, of zooals Portugeesche dichters zich uitdrukken, “het voorhoofd van Spanje”, van Europa’s hoofd bewonen, en die op ons vasteland slechtseen enkelennabuur, de Spanjaarden, hebben.Onder de zelfstandige volken van ons werelddeel, die eene eigene taal, ontwikkeling en literatuur hebben, is het Portugeesche volk een der jongsten. Zijne losmaking van het overige lichaam van het Pyreneesche schiereiland, dateert eerst van den aanvang der 12deeeuw, en de wasdom dezer nationaliteit is dien ten gevolge nauwelijks zoo oud, als die der oude eiken in onze wouden.Gedurende de lange tijdruimte, die dat tijdstip voorafging, maakten de bewoners van het tegenwoordig Portugal slechts een gedeelte van Spanje uit. Ook viel het hunnen voorouders niet in, zich zelven van het begrip Spanjaard en Spanje uit te sluiten. Zij deelden in alle lotgevallen van het overige Spanje, waarmede zij achtereenvolgens onder de opperheerschappij der Puniërs, Romeinen, Germanen en Arabieren geraakten.De door de Romeinen zoogenaamde Lusitaniërs, die door de dichters en patriotten van het land, als de Portugeezen van den ouden tijd verheerlijkt worden, bewoonden slechts een gedeelte van het tegenwoordige Portugal, en waren ook over een gedeelte van het overige Spanje verbreid. Zij waren een tak van den grooten Iberischen stam, zooals men nog andere in Spanje aantrof, en er vormde zich bij hen een tongval, die niet anders dan als een dialect van den Iberisch-Romaanschen stam beschouwd kan worden, die nietmeerzelfstandige eigendommelijkheden had, dan de Arragonische en Catalonische dialecten ook bezaten. Als een staatkundig en nationaal geheel trad het land, dat wij nu Portugal noemen, in die tijden nooit op. Het had altijd slechts eene provinciale beteekenis, en zoowel de Romeinen als de Gothen en de Arabieren smolten het land, terwijl zij het verschillend verdeelden, met de districten en provinciën van het binnenste gedeelte van het Pyreneesche schiereiland samen.In het jaar 1095 behoorde de Noordelijke helft van het tegenwoordige Portugal tot het Koningrijk Castilië en Leon, de Zuidelijke helft onder den naam Algarvië (d.i. het Westland) tot het Arabische Kalifaat van Cordova.Eerst door het in genoemd jaar plaats hebbend huwelijk eener Castiliaansche Prinses Theresia, met een Franschen Prins, Hendrik van Bourgondië, begon dit anders te worden.Alphonsus VI, Koning van Castilië, verleende aan deze zijne kinderen, als een stadhouderschap, den omtrek van het tegenwoordige Oporto, dat sedert oude tijden den naam “Portus Cale” (de haven van Cale) droeg. Daarom noemde zich genoemde Hendrik van BourgondiëComes Portugalensis(de Graaf van de haven Cale), en reeds zijn zoon Alfonso I, die den omtrek van dit Graafschap vergrootte, nam den titel Koning aan, verdedigde zijne zelfstandigheid tegen Castilië, en moet als de eigenlijke stichter der Portugeesche natie beschouwd worden.Hij en zijne opvolgers breidden, van uit die Noordelijke wieg des volks, van uit het land bij Oporto, tusschen den Minho en Duero, waar ook nog tot in den nieuweren tijd de lotgevallen der natie zoo dikwijls beslist werden, hunne heerschappij en den naam “Portugal” verder naar het Zuiden uit. Zij marcheerden en veroverden langs de kusten van den Atlantischen Oceaan, aan welks strand deze heerschappij ontstaan was, van de eene haven naar de andere, van de eene riviermonding tot de andere, naar beneden toe, terwijl zij de Arabieren eerst uit Coïmbra, daarna uit Santaren, vervolgens met behulp van Vlaamsche en Duitsche kruisvaarders uit het Koninklijke “Lischbuna” (Portugeesch Lisbona) en eindelijk uit Algarvië verdreven, en tegelijkertijd aan de bevrijde volken hunnen, uit het Noorden afkomstigen en met de Galliciërs verwanten, en nu ook weldra gevierden naam “Portugal” mededeelden.Reeds na niet veel meer dan 100 jaren, stond het vaderland dezer Portugeezen reeds kant en klaar zoo daar, als wij het nog in dit oogenblik kennen. Van toen af aan, gingen de Portugeezen zich over zee in de andere werelddeelen uitbreiden. In Europa hebben zij zich sedert dien tijd, dus sedert meer dan 600 jaren niet verder uitgebreid, maar hebben zij,—terwijl zij hun gebied met eene keten van sterke vestingen omgaven en met hunne eenige naburen, de Spanjaarden, daarover een, om zoo te zeggen, nooit eindigenden verdedigingsoorlog voerden,—met buitengewone hardnekkigheid het eens genomen grondgebied weten in bezit te houden. Deze omstandigheid is wellicht eenig in de geschiedenis van Europa. Want omstreeks dien zelfden tijd hebben schier alle andere nationaliteiten en staten van ons werelddeel, zelfs de Britsche eiland-bewoners, hunne grenzen en het gebied waarover zij zich verbreidden, zeer dikwijls veranderd gezien.Deze omstandigheid is daarom des te merkwaardiger, omdat eigenlijk geene zeer scherp afgeteekende natuurlijke grenzen tusschen Portugal en Spanje bestaan. Dezelfde gebergten, hooge plateau’s en rivieren treft men in beide landen aan. Beiden hebben hetzelfde klimaat en brengen dezelfde producten voort, en daar nog bovendien Portugal in het vierhoekige figuur van het Pyreneescheschiereiland geheel invalt, zoo schijnt het, dat de natuur, zoo ergens dan hier, beide landen voor eene eenheid in nationaliteit en heerschappij bestemd heeft.Niettemin bieden beide landen ook eenige natuurlijke contrasten aan, waarop waarschijnlijk dan ook de zedelijke contrasten van beide volken berusten.De Portugeezen hebben zich uitsluitend aan den zoom van den Atlantischen Oceaan opgehouden. Zij hebben alle mondingsgebieden der grootere Spaansche rivieren bezet, en langs dezen zijn zij maar zoover landwaarts ingedrongen, als zij bevaarbaar zijn, terwijl zij den Spanjaarden het bronnengebied en de diep tusschen de bergen ingeslotene bergstroomdalen overlieten.Daar hun land openstaat voor de zee, zoo is ook het klimaat gematigder en vooral vochtiger dan dat van Spanje; Portugal is, geheel anders dan Spanje, een groot regenland. Zijne wijnen hebben dien ten gevolge eene wat mindere natuurlijke hitte dan de Spaansche. Zelfs de Koninklijke wijn van Oporto verkrijgt zijn gloed het meest door de spiritus, die aan het druivensap wordt toegevoegd. De Portugeesche wijnen hebben in het algemeen meer vet, hangen meer aan het glas en zijn zwaarder, dan de drooge, van nature vurige Spaansche wijnen, en ook dit wijst op een karakteristiek verschil tusschen beide landen en volken.Over het algemeen zou men de Portugeezen, de Nederlanders van het Pyreneesche schiereiland kunnen noemen. Zij staan in allerlei opzicht tot de rots- en bergvolken van Spanje, als de Vlamingen en Batavieren tot de Duitschers. Zij zijn, hun oorsprong uit eene haven getrouw—men zou den naamPortugeezeninhavenliedenkunnen vertalen—groote schippers en handelaars geweest. Zij hebben dien ten gevolge ook meer het burgerlijke en neringdoende element in zich opgenomen, dan de ridderlijke Spanjaarden. Zij zijn werkzamer dan deze. Als oude handelsvolken openbaren zij in hun geheele wezen iets weeks en buigzaams, in tegenstelling met de Spanjaarden, die door het harder, hooghartiger, ruwer wezen eens bergvolks bezield schijnen te zijn. Het is een min of meer dergelijk contrast, als men aantreft bij den Skandinavischen stam, in de Denen en Zweden.Veelvuldig openbaart zich die grootere weekheid van het Portugeesche wezen, in hunne taal en literatuur, waarin b.v. de bij de Spanjaarden zoo nationale dramatische en historische voortbrengselen ontbreken, terwijl de herder-dichten door geen volk in zoo hooge mate beoefend werden als door de Portugeezen. Even als de Italianen weinige dichters gehad hebben, die niet iets satirieks hebben voortgebracht, zoo tellen de Portugeezen bijna geen dichter, die niet in eclogen, idyllen, bukolische en erotische gedichten ruimschoots het zijne heeft gedaan. “Elegische sentimentaliteit en droefgeestige zwerving van gedachten, is een hoofdtrek van hun karakter. Zelfs hunne edele ridders en Koningen, die in oude tijden bijna altijd in geestdrift ontstokene dichters waren, zongen in den regel het liefst van Amynthas, Chloë en Daphnis, en in geheel Portugal was bijna iedere berg een Parnassus, iedere bron een Castiliaansche bronwel.”Daardoor verschijnen zij ook overal als de lievelingen van Venus, en in hun groot heldendicht, de Lusiade, treedt in den raad der goden, de godin der liefde op als beschermster en voorspraak van Vasco de Gama en zijnePortugeezen, terwijl Bacchus, de god des wijns, de rol van hunnen tegenstander en verderver speelt, welk laatste, zooals ik hier ter loops opmerk, voor de in het eten en drinken zoo uiterste matige Lusitaniërs, even veel beteekenend is.Even als in de keuze der geliefkoosde onderwerpen hunner dichters, zoo ontmoet men ook in de klanken en in den bouw der Portugeesche taal, iets ongemeens, weeks en zelfs iets zoets,zij begunstigt in hooge mate de uitdrukking van zachte en teedere gevoelens. Zij verwisselt overal de keel- en gehemelteklanken der Spaansche taal in sis- en tongklanken, en brengt meer klinkers bijeen dan de Spaansche.In stede van den ruwen klank, die aan de Spaansche taal eigen is, bezit de Portugeesche meer de gladheid van het Fransch. Zij heeft met deze ook den eigenaardigen neusklank gemeen, die aan het Spaansch geheel vreemd is. Men schrijft dit en veel meer Fransch in het Portugeesch—gedeeltelijk ten minste—aan de eerste grondvesting der Portugeesche zelfstandigheid door bovengenoemden Franschen Prins toe, die met vele Fransche ridders en zangers in het land kwam. De Portugees heeft minder Germaansch of Gothisch, en ook minder Arabisch dan de Spanjaarden behouden.Het Spaansch klinkt indrukwekkender en voornamer dan het Portugeesch, dat b.v. eene menigte volklinkende woorden,—die uit het fraaie land der welluidendheid, uit Italië en uit de taal van Rome, afkomstig zijn en aan wie de Spanjaarden hun Romeinsch karakter lieten—afgekort, verminkt en uitgewischt heeft. Wie zou niet het Spaanschecolor,palacio,pueblo,madre,padre,ponerveel welluidender vinden, dan de Portugeesche veranderingencor,paço,povo,may,pay,por! Het Spaansche oor zijn dergelijke Portugeesche woorden onhoorbaar en zij schijnen hem bedorven, verminkt, plat Spaansch.—Ook in dit opzicht, verhoudt zich het Portugeesch weder nagenoeg tot het Spaansch als het Nederlandsch tot het Opper-Duitsch, welk laatste eveneens zoowel ruwer en volklinkender, als ook voornamer, deftiger en trotscher is dan het weekere en plattere Nederlandsch. Even als het een Duitscher zelden inviel Nederlandsch te leeren en zijne gedachten in die taal in te kleeden, zoo hebben ook de Spanjaarden zich bijna nooit op het Portugeesch toegelegd, terwijl omgekeerd bijna geen Portugeesch dichter genoemd kan worden, die het ook niet in den mannelijken, Castiliaanschen tongval beproefd heeft. Verscheidene Portugeesche classici behooren tot de literatuur van beide volken, wat men zeker van geen Spaanschen dichter zeggen kan.Even als de taal der Spanjaarden, zoo was ook hun geheele leven en hun zijn, oorspronkelijker en rijker ontwikkeld, als zijnde dat van een grootscher, machtiger en talrijker volk. De Spanjaarden hebben in alle soorten der dichtkunst, in alle soorten van kunst en wetenschap uitgemunt. Bij de Portugeezen, die dikwijls slechts naäapten, vindt men menig geheel onbebouwd veld. In het satirieke en komieke genre b.v., waren zij zeer zwak en bewogen zij zich moeilijk. Een zoo fijne en scherpe geest als die van Cervantes werd nooit bij hen geboren. Ook in de schoone kunsten, de architectuur uitgezonderd, hebben de Portugeezen zelden iets groots voortgebracht. Hunne schilders enbeeldhouwers kennen wij niet, terwijl die der Spanjaarden in de wereld algemeen geprezen worden.Over het geheel is, na al wat wij boven opgemerkt hebben, de moreele invloed der Portugeezen op de Spanjaarden gering geweest, terwijl omgekeerd die der Spanjaarden op de Portugeezen zoo groot was, dat men zeggen kan, dat zij hunne naburen aan den oever der zee, meestal op sleeptouw hebben.De Portugeezen hebben in de ontwikkeling hunner beschaving bijna altijd met de Spanjaarden gelijken tred gehouden. De perioden der poëzie en literatuur zijn bij beide volken geheel dezelfde, en evenzoo ook de tijdperken van bloei en verval hunner staatkundige macht. Werden in Spanje de troubadours, de Italianen of de Franschen nageaapt, gelijktijdig geschiedde zulks in Portugal. Had Spanje wijze, poëtische, de wetenschap hooge eischen stellende Koningen, dan had Portugal die ook. Stond in Spanje een Peter de Wreede aan het hoofd, dan had Portugal ook dergelijke despoten met dergelijke bijnamen. De beroemde Koningen van Portugal, Johan II, Emanuel en Johan III, waren tijdgenooten van de grootste Spaansche monarchen Ferdinand, Karel I en Filips II, en gewoonlijk hadden beide volken gelijktijdig hunne groote mannen en hunne groote omwentelingen.Werd bij de Spanjaarden het Romeinsche recht of de inquisitie of eenige andere heilzame of onheilzame hervorming ingevoerd, zoo duurde het ook niet lang of zij werden ook bij de Portugeezen aangenomen. Hadden de Moriscos of Joden in Spanje vervolgingen der Christenen te lijden, zoo konden zij kort daarna in Portugal op hetzelfde rekenen, ofschoon het hier meestal zachter toeging, daar de Portugeezen zich, als alle handelsvolken, over het algemeen verdraagzamer getoond hebben dan de hooghartige en sombere Spanjaarden.Binnen hetzelfde tiental jaren begaven zich de voornaamste zeehelden der beide volken scheep, en zeilden den aardbol rond, de eenen langs den Oostelijken, de anderen langs den Westelijken weg, ofschoon ter zee, van den beginne af aan, de Portugeezen iets op de Spanjaarden voor hebben gehad. Beide volken gingen, als eene dubbelster, bijna in hetzelfde oogenblik door het zenith hunner macht. En toch vindt men naast al die overeenkomsten in de geschiedenis hunner ontwikkeling, in hun karakter en hunne neigingen, en naast alle opgesomde aesthetische en literarische overeenkomst het merkwaardige, dat zij daarbij altijd in aangeborene vijandschap leefden, steeds de grootste antipathie tegen elkander koesterden, en even als een paar broeders of naburen, die vijandig tegen elkander over staan, alleen door de omstandigheden gedrongen met elkander gelijken tred hebben gehouden, om zoo te zeggen tegen wil en dank, dezelfde melodie, op slechts weinig van elkander verschillende instrumenten, gespeeld hebben.In de oorlogen, die beiden—dikwijls met vreemden verbonden—tegen elkander voerden, hebben de Spanjaarden meestal het overwicht gehad. Ontelbare malen zijn zij Portugal als overwinnaars binnengetrokken, en hebben het nu en dan beheerscht, eens (van 1580 tot 1640) langer dan eene halve eeuw. Niettemin hebben zij het nooit blijvend kunnen verbreken, overmeesteren of met hun land ineensmelten, ofschoon het tot den huidigen dag een lievelingsidéeder Spaansche patriotten is, alle stammen van het Pyreneesche schiereiland,ookde Portugeezen, tot één groot rijk en volk te vereenigen.—En dit is een idée, welks verwezenlijking onze tegenwoordige eeuw met hare handelsvrijheid, hare spoorwegen, kanalen, bevaarbaar gemaakte rivieren, waarmede, de Spanjaarden zoowel als de Portugeezen, de scheidsmuren die tusschen hen bestaan, trachten omver te werpen,misschienbewerken zal.Hebben de Portugeezen reeds in hunne betrekking tot hunne buren, de Spanjaarden, meer eene lijdende of verdedigende, dan eene werkdadige en voorlichtende rol gespeeld, zoo is hunne inwerking op de beschaving van het overig Europa nog van veel minder beteekenis geweest. Van hoe veel meer gewicht zijn niet de Zwitsers en Nederlanders (ook slechts, even als de Portugeezen, kleine volken) voor Europa geworden. Onder de regeering van Koning Emanuel, in de 16deeeuw, was wel bij hen het middenpunt van den Europeeschen handel, was Lissabon wel eene wereldmarkt, waar men alle zeevarende volken aantrof; maar dit duurde niet lang, en van nog korteren duur was de roem van hun Coïmbra, als schitterendste Muzen-zetel van ons werelddeel. Hunne taal heeft men in het overig Europa even weinig geleerd en er even weinig notitie van genomen als b.v. van het Nederlandsch. Hunne taal is bijna even eng begrensd gebleven, als b.v. de tongval der Denen tot Jutland.—Van al hunne talrijke dichters heeft slechtséénzich een Europeeschen naam, in de geschiedenis der Europeesche ontwikkeling eenig gewicht verworven. Wij bedoelen den, door een hoogst ongelukkig noodlot vervolgden, door zijne tijdgenooten niet gewaardeerden, ja geplaagden armen soldaat, dien men later, opdat hij in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien, de hoogst ondichterlijke betrekking van lijkbezorger te Macao, in China gaf; dien men later, wegens eene vergissing in de administratie aan zijne betrekking eigen, in de gevangenis wierp, en ten laatste in een hospitaal als bedelaar liet verkwijnen en sterven. Onder al die mishandelingen en kwellingen, werkte die geestige man steeds aan zijne kunstrijke, prachtige verzen, waarin hij op onsterfelijke wijze den roem zijner landslieden, zijner Koningen en hunner voorvaderen bezong, de Portugeesche dichtervorstCamoëns, wiens Lusiade een bij alle volken bekend en bewonderd, in alle talen der wereld overgezet heldendicht geworden is.Even als deze Camoëns van hunne dichters, zoo is van hunne geschiedschrijvers nagenoeg alleen Barros,—van hunne zeehelden alleen Magellaan, de eerste die een vaart om de wereld deed,—van hunne Vorsten, de groote Emanuel, die zich er op beroemde dat in zijn rijk de zon nooit onderging,—van hunne veldheeren Albuquerque, de veroveraar van Indië,—van hunne staatslieden Pombal, de verdrijver der jezuïten, bij alle Europeanen bekend geworden. Algemeen bekende Spaansche, Italiaansche of Fransche celebriteiten zijn er ontelbaar velen.—Het voornaamste veld van de grootheid en de in de geschiedenis der ontwikkeling bekende werkzaamheid, der aan den uitersten rand van ons werelddeel geborene Portugeezen, ligt buiten Europa, aan gene zijde van den Oceaan, in Afrika, in Indië, in de nieuwe wereld, waar zij aan vele volken hunne taal leerden, hunne beschaving mededeelden; waar zij groote staten,Koningrijken en Keizerrijken stichtten; waar zich hunne geheele nationale neerlijkheidovermachtigontvouwde; waar zij zich echter, tegelijk met de gemakkelijk verworvene rijkdommen en de steeds toenemende luxe, ook de lust tot pronk en den tegenzin in den arbeid eigen maakten, die eene groote verslapping hunnerenergieten gevolge gehad hebben, en waaruit zij zich eerst nu weder, na vele vergeefsche omwentelingen, tot nieuwe nationale werkzaamheid en bloei beginnen te verheffen.

De Portugeezen.Veel van hetgeen wij over de Spanjaarden gezegd hebben, is ook van toepassing op hunne buren en tweelingbroeders, de Portugeezen, die den uitersten rand, of zooals Portugeesche dichters zich uitdrukken, “het voorhoofd van Spanje”, van Europa’s hoofd bewonen, en die op ons vasteland slechtseen enkelennabuur, de Spanjaarden, hebben.Onder de zelfstandige volken van ons werelddeel, die eene eigene taal, ontwikkeling en literatuur hebben, is het Portugeesche volk een der jongsten. Zijne losmaking van het overige lichaam van het Pyreneesche schiereiland, dateert eerst van den aanvang der 12deeeuw, en de wasdom dezer nationaliteit is dien ten gevolge nauwelijks zoo oud, als die der oude eiken in onze wouden.Gedurende de lange tijdruimte, die dat tijdstip voorafging, maakten de bewoners van het tegenwoordig Portugal slechts een gedeelte van Spanje uit. Ook viel het hunnen voorouders niet in, zich zelven van het begrip Spanjaard en Spanje uit te sluiten. Zij deelden in alle lotgevallen van het overige Spanje, waarmede zij achtereenvolgens onder de opperheerschappij der Puniërs, Romeinen, Germanen en Arabieren geraakten.De door de Romeinen zoogenaamde Lusitaniërs, die door de dichters en patriotten van het land, als de Portugeezen van den ouden tijd verheerlijkt worden, bewoonden slechts een gedeelte van het tegenwoordige Portugal, en waren ook over een gedeelte van het overige Spanje verbreid. Zij waren een tak van den grooten Iberischen stam, zooals men nog andere in Spanje aantrof, en er vormde zich bij hen een tongval, die niet anders dan als een dialect van den Iberisch-Romaanschen stam beschouwd kan worden, die nietmeerzelfstandige eigendommelijkheden had, dan de Arragonische en Catalonische dialecten ook bezaten. Als een staatkundig en nationaal geheel trad het land, dat wij nu Portugal noemen, in die tijden nooit op. Het had altijd slechts eene provinciale beteekenis, en zoowel de Romeinen als de Gothen en de Arabieren smolten het land, terwijl zij het verschillend verdeelden, met de districten en provinciën van het binnenste gedeelte van het Pyreneesche schiereiland samen.In het jaar 1095 behoorde de Noordelijke helft van het tegenwoordige Portugal tot het Koningrijk Castilië en Leon, de Zuidelijke helft onder den naam Algarvië (d.i. het Westland) tot het Arabische Kalifaat van Cordova.Eerst door het in genoemd jaar plaats hebbend huwelijk eener Castiliaansche Prinses Theresia, met een Franschen Prins, Hendrik van Bourgondië, begon dit anders te worden.Alphonsus VI, Koning van Castilië, verleende aan deze zijne kinderen, als een stadhouderschap, den omtrek van het tegenwoordige Oporto, dat sedert oude tijden den naam “Portus Cale” (de haven van Cale) droeg. Daarom noemde zich genoemde Hendrik van BourgondiëComes Portugalensis(de Graaf van de haven Cale), en reeds zijn zoon Alfonso I, die den omtrek van dit Graafschap vergrootte, nam den titel Koning aan, verdedigde zijne zelfstandigheid tegen Castilië, en moet als de eigenlijke stichter der Portugeesche natie beschouwd worden.Hij en zijne opvolgers breidden, van uit die Noordelijke wieg des volks, van uit het land bij Oporto, tusschen den Minho en Duero, waar ook nog tot in den nieuweren tijd de lotgevallen der natie zoo dikwijls beslist werden, hunne heerschappij en den naam “Portugal” verder naar het Zuiden uit. Zij marcheerden en veroverden langs de kusten van den Atlantischen Oceaan, aan welks strand deze heerschappij ontstaan was, van de eene haven naar de andere, van de eene riviermonding tot de andere, naar beneden toe, terwijl zij de Arabieren eerst uit Coïmbra, daarna uit Santaren, vervolgens met behulp van Vlaamsche en Duitsche kruisvaarders uit het Koninklijke “Lischbuna” (Portugeesch Lisbona) en eindelijk uit Algarvië verdreven, en tegelijkertijd aan de bevrijde volken hunnen, uit het Noorden afkomstigen en met de Galliciërs verwanten, en nu ook weldra gevierden naam “Portugal” mededeelden.Reeds na niet veel meer dan 100 jaren, stond het vaderland dezer Portugeezen reeds kant en klaar zoo daar, als wij het nog in dit oogenblik kennen. Van toen af aan, gingen de Portugeezen zich over zee in de andere werelddeelen uitbreiden. In Europa hebben zij zich sedert dien tijd, dus sedert meer dan 600 jaren niet verder uitgebreid, maar hebben zij,—terwijl zij hun gebied met eene keten van sterke vestingen omgaven en met hunne eenige naburen, de Spanjaarden, daarover een, om zoo te zeggen, nooit eindigenden verdedigingsoorlog voerden,—met buitengewone hardnekkigheid het eens genomen grondgebied weten in bezit te houden. Deze omstandigheid is wellicht eenig in de geschiedenis van Europa. Want omstreeks dien zelfden tijd hebben schier alle andere nationaliteiten en staten van ons werelddeel, zelfs de Britsche eiland-bewoners, hunne grenzen en het gebied waarover zij zich verbreidden, zeer dikwijls veranderd gezien.Deze omstandigheid is daarom des te merkwaardiger, omdat eigenlijk geene zeer scherp afgeteekende natuurlijke grenzen tusschen Portugal en Spanje bestaan. Dezelfde gebergten, hooge plateau’s en rivieren treft men in beide landen aan. Beiden hebben hetzelfde klimaat en brengen dezelfde producten voort, en daar nog bovendien Portugal in het vierhoekige figuur van het Pyreneescheschiereiland geheel invalt, zoo schijnt het, dat de natuur, zoo ergens dan hier, beide landen voor eene eenheid in nationaliteit en heerschappij bestemd heeft.Niettemin bieden beide landen ook eenige natuurlijke contrasten aan, waarop waarschijnlijk dan ook de zedelijke contrasten van beide volken berusten.De Portugeezen hebben zich uitsluitend aan den zoom van den Atlantischen Oceaan opgehouden. Zij hebben alle mondingsgebieden der grootere Spaansche rivieren bezet, en langs dezen zijn zij maar zoover landwaarts ingedrongen, als zij bevaarbaar zijn, terwijl zij den Spanjaarden het bronnengebied en de diep tusschen de bergen ingeslotene bergstroomdalen overlieten.Daar hun land openstaat voor de zee, zoo is ook het klimaat gematigder en vooral vochtiger dan dat van Spanje; Portugal is, geheel anders dan Spanje, een groot regenland. Zijne wijnen hebben dien ten gevolge eene wat mindere natuurlijke hitte dan de Spaansche. Zelfs de Koninklijke wijn van Oporto verkrijgt zijn gloed het meest door de spiritus, die aan het druivensap wordt toegevoegd. De Portugeesche wijnen hebben in het algemeen meer vet, hangen meer aan het glas en zijn zwaarder, dan de drooge, van nature vurige Spaansche wijnen, en ook dit wijst op een karakteristiek verschil tusschen beide landen en volken.Over het algemeen zou men de Portugeezen, de Nederlanders van het Pyreneesche schiereiland kunnen noemen. Zij staan in allerlei opzicht tot de rots- en bergvolken van Spanje, als de Vlamingen en Batavieren tot de Duitschers. Zij zijn, hun oorsprong uit eene haven getrouw—men zou den naamPortugeezeninhavenliedenkunnen vertalen—groote schippers en handelaars geweest. Zij hebben dien ten gevolge ook meer het burgerlijke en neringdoende element in zich opgenomen, dan de ridderlijke Spanjaarden. Zij zijn werkzamer dan deze. Als oude handelsvolken openbaren zij in hun geheele wezen iets weeks en buigzaams, in tegenstelling met de Spanjaarden, die door het harder, hooghartiger, ruwer wezen eens bergvolks bezield schijnen te zijn. Het is een min of meer dergelijk contrast, als men aantreft bij den Skandinavischen stam, in de Denen en Zweden.Veelvuldig openbaart zich die grootere weekheid van het Portugeesche wezen, in hunne taal en literatuur, waarin b.v. de bij de Spanjaarden zoo nationale dramatische en historische voortbrengselen ontbreken, terwijl de herder-dichten door geen volk in zoo hooge mate beoefend werden als door de Portugeezen. Even als de Italianen weinige dichters gehad hebben, die niet iets satirieks hebben voortgebracht, zoo tellen de Portugeezen bijna geen dichter, die niet in eclogen, idyllen, bukolische en erotische gedichten ruimschoots het zijne heeft gedaan. “Elegische sentimentaliteit en droefgeestige zwerving van gedachten, is een hoofdtrek van hun karakter. Zelfs hunne edele ridders en Koningen, die in oude tijden bijna altijd in geestdrift ontstokene dichters waren, zongen in den regel het liefst van Amynthas, Chloë en Daphnis, en in geheel Portugal was bijna iedere berg een Parnassus, iedere bron een Castiliaansche bronwel.”Daardoor verschijnen zij ook overal als de lievelingen van Venus, en in hun groot heldendicht, de Lusiade, treedt in den raad der goden, de godin der liefde op als beschermster en voorspraak van Vasco de Gama en zijnePortugeezen, terwijl Bacchus, de god des wijns, de rol van hunnen tegenstander en verderver speelt, welk laatste, zooals ik hier ter loops opmerk, voor de in het eten en drinken zoo uiterste matige Lusitaniërs, even veel beteekenend is.Even als in de keuze der geliefkoosde onderwerpen hunner dichters, zoo ontmoet men ook in de klanken en in den bouw der Portugeesche taal, iets ongemeens, weeks en zelfs iets zoets,zij begunstigt in hooge mate de uitdrukking van zachte en teedere gevoelens. Zij verwisselt overal de keel- en gehemelteklanken der Spaansche taal in sis- en tongklanken, en brengt meer klinkers bijeen dan de Spaansche.In stede van den ruwen klank, die aan de Spaansche taal eigen is, bezit de Portugeesche meer de gladheid van het Fransch. Zij heeft met deze ook den eigenaardigen neusklank gemeen, die aan het Spaansch geheel vreemd is. Men schrijft dit en veel meer Fransch in het Portugeesch—gedeeltelijk ten minste—aan de eerste grondvesting der Portugeesche zelfstandigheid door bovengenoemden Franschen Prins toe, die met vele Fransche ridders en zangers in het land kwam. De Portugees heeft minder Germaansch of Gothisch, en ook minder Arabisch dan de Spanjaarden behouden.Het Spaansch klinkt indrukwekkender en voornamer dan het Portugeesch, dat b.v. eene menigte volklinkende woorden,—die uit het fraaie land der welluidendheid, uit Italië en uit de taal van Rome, afkomstig zijn en aan wie de Spanjaarden hun Romeinsch karakter lieten—afgekort, verminkt en uitgewischt heeft. Wie zou niet het Spaanschecolor,palacio,pueblo,madre,padre,ponerveel welluidender vinden, dan de Portugeesche veranderingencor,paço,povo,may,pay,por! Het Spaansche oor zijn dergelijke Portugeesche woorden onhoorbaar en zij schijnen hem bedorven, verminkt, plat Spaansch.—Ook in dit opzicht, verhoudt zich het Portugeesch weder nagenoeg tot het Spaansch als het Nederlandsch tot het Opper-Duitsch, welk laatste eveneens zoowel ruwer en volklinkender, als ook voornamer, deftiger en trotscher is dan het weekere en plattere Nederlandsch. Even als het een Duitscher zelden inviel Nederlandsch te leeren en zijne gedachten in die taal in te kleeden, zoo hebben ook de Spanjaarden zich bijna nooit op het Portugeesch toegelegd, terwijl omgekeerd bijna geen Portugeesch dichter genoemd kan worden, die het ook niet in den mannelijken, Castiliaanschen tongval beproefd heeft. Verscheidene Portugeesche classici behooren tot de literatuur van beide volken, wat men zeker van geen Spaanschen dichter zeggen kan.Even als de taal der Spanjaarden, zoo was ook hun geheele leven en hun zijn, oorspronkelijker en rijker ontwikkeld, als zijnde dat van een grootscher, machtiger en talrijker volk. De Spanjaarden hebben in alle soorten der dichtkunst, in alle soorten van kunst en wetenschap uitgemunt. Bij de Portugeezen, die dikwijls slechts naäapten, vindt men menig geheel onbebouwd veld. In het satirieke en komieke genre b.v., waren zij zeer zwak en bewogen zij zich moeilijk. Een zoo fijne en scherpe geest als die van Cervantes werd nooit bij hen geboren. Ook in de schoone kunsten, de architectuur uitgezonderd, hebben de Portugeezen zelden iets groots voortgebracht. Hunne schilders enbeeldhouwers kennen wij niet, terwijl die der Spanjaarden in de wereld algemeen geprezen worden.Over het geheel is, na al wat wij boven opgemerkt hebben, de moreele invloed der Portugeezen op de Spanjaarden gering geweest, terwijl omgekeerd die der Spanjaarden op de Portugeezen zoo groot was, dat men zeggen kan, dat zij hunne naburen aan den oever der zee, meestal op sleeptouw hebben.De Portugeezen hebben in de ontwikkeling hunner beschaving bijna altijd met de Spanjaarden gelijken tred gehouden. De perioden der poëzie en literatuur zijn bij beide volken geheel dezelfde, en evenzoo ook de tijdperken van bloei en verval hunner staatkundige macht. Werden in Spanje de troubadours, de Italianen of de Franschen nageaapt, gelijktijdig geschiedde zulks in Portugal. Had Spanje wijze, poëtische, de wetenschap hooge eischen stellende Koningen, dan had Portugal die ook. Stond in Spanje een Peter de Wreede aan het hoofd, dan had Portugal ook dergelijke despoten met dergelijke bijnamen. De beroemde Koningen van Portugal, Johan II, Emanuel en Johan III, waren tijdgenooten van de grootste Spaansche monarchen Ferdinand, Karel I en Filips II, en gewoonlijk hadden beide volken gelijktijdig hunne groote mannen en hunne groote omwentelingen.Werd bij de Spanjaarden het Romeinsche recht of de inquisitie of eenige andere heilzame of onheilzame hervorming ingevoerd, zoo duurde het ook niet lang of zij werden ook bij de Portugeezen aangenomen. Hadden de Moriscos of Joden in Spanje vervolgingen der Christenen te lijden, zoo konden zij kort daarna in Portugal op hetzelfde rekenen, ofschoon het hier meestal zachter toeging, daar de Portugeezen zich, als alle handelsvolken, over het algemeen verdraagzamer getoond hebben dan de hooghartige en sombere Spanjaarden.Binnen hetzelfde tiental jaren begaven zich de voornaamste zeehelden der beide volken scheep, en zeilden den aardbol rond, de eenen langs den Oostelijken, de anderen langs den Westelijken weg, ofschoon ter zee, van den beginne af aan, de Portugeezen iets op de Spanjaarden voor hebben gehad. Beide volken gingen, als eene dubbelster, bijna in hetzelfde oogenblik door het zenith hunner macht. En toch vindt men naast al die overeenkomsten in de geschiedenis hunner ontwikkeling, in hun karakter en hunne neigingen, en naast alle opgesomde aesthetische en literarische overeenkomst het merkwaardige, dat zij daarbij altijd in aangeborene vijandschap leefden, steeds de grootste antipathie tegen elkander koesterden, en even als een paar broeders of naburen, die vijandig tegen elkander over staan, alleen door de omstandigheden gedrongen met elkander gelijken tred hebben gehouden, om zoo te zeggen tegen wil en dank, dezelfde melodie, op slechts weinig van elkander verschillende instrumenten, gespeeld hebben.In de oorlogen, die beiden—dikwijls met vreemden verbonden—tegen elkander voerden, hebben de Spanjaarden meestal het overwicht gehad. Ontelbare malen zijn zij Portugal als overwinnaars binnengetrokken, en hebben het nu en dan beheerscht, eens (van 1580 tot 1640) langer dan eene halve eeuw. Niettemin hebben zij het nooit blijvend kunnen verbreken, overmeesteren of met hun land ineensmelten, ofschoon het tot den huidigen dag een lievelingsidéeder Spaansche patriotten is, alle stammen van het Pyreneesche schiereiland,ookde Portugeezen, tot één groot rijk en volk te vereenigen.—En dit is een idée, welks verwezenlijking onze tegenwoordige eeuw met hare handelsvrijheid, hare spoorwegen, kanalen, bevaarbaar gemaakte rivieren, waarmede, de Spanjaarden zoowel als de Portugeezen, de scheidsmuren die tusschen hen bestaan, trachten omver te werpen,misschienbewerken zal.Hebben de Portugeezen reeds in hunne betrekking tot hunne buren, de Spanjaarden, meer eene lijdende of verdedigende, dan eene werkdadige en voorlichtende rol gespeeld, zoo is hunne inwerking op de beschaving van het overig Europa nog van veel minder beteekenis geweest. Van hoe veel meer gewicht zijn niet de Zwitsers en Nederlanders (ook slechts, even als de Portugeezen, kleine volken) voor Europa geworden. Onder de regeering van Koning Emanuel, in de 16deeeuw, was wel bij hen het middenpunt van den Europeeschen handel, was Lissabon wel eene wereldmarkt, waar men alle zeevarende volken aantrof; maar dit duurde niet lang, en van nog korteren duur was de roem van hun Coïmbra, als schitterendste Muzen-zetel van ons werelddeel. Hunne taal heeft men in het overig Europa even weinig geleerd en er even weinig notitie van genomen als b.v. van het Nederlandsch. Hunne taal is bijna even eng begrensd gebleven, als b.v. de tongval der Denen tot Jutland.—Van al hunne talrijke dichters heeft slechtséénzich een Europeeschen naam, in de geschiedenis der Europeesche ontwikkeling eenig gewicht verworven. Wij bedoelen den, door een hoogst ongelukkig noodlot vervolgden, door zijne tijdgenooten niet gewaardeerden, ja geplaagden armen soldaat, dien men later, opdat hij in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien, de hoogst ondichterlijke betrekking van lijkbezorger te Macao, in China gaf; dien men later, wegens eene vergissing in de administratie aan zijne betrekking eigen, in de gevangenis wierp, en ten laatste in een hospitaal als bedelaar liet verkwijnen en sterven. Onder al die mishandelingen en kwellingen, werkte die geestige man steeds aan zijne kunstrijke, prachtige verzen, waarin hij op onsterfelijke wijze den roem zijner landslieden, zijner Koningen en hunner voorvaderen bezong, de Portugeesche dichtervorstCamoëns, wiens Lusiade een bij alle volken bekend en bewonderd, in alle talen der wereld overgezet heldendicht geworden is.Even als deze Camoëns van hunne dichters, zoo is van hunne geschiedschrijvers nagenoeg alleen Barros,—van hunne zeehelden alleen Magellaan, de eerste die een vaart om de wereld deed,—van hunne Vorsten, de groote Emanuel, die zich er op beroemde dat in zijn rijk de zon nooit onderging,—van hunne veldheeren Albuquerque, de veroveraar van Indië,—van hunne staatslieden Pombal, de verdrijver der jezuïten, bij alle Europeanen bekend geworden. Algemeen bekende Spaansche, Italiaansche of Fransche celebriteiten zijn er ontelbaar velen.—Het voornaamste veld van de grootheid en de in de geschiedenis der ontwikkeling bekende werkzaamheid, der aan den uitersten rand van ons werelddeel geborene Portugeezen, ligt buiten Europa, aan gene zijde van den Oceaan, in Afrika, in Indië, in de nieuwe wereld, waar zij aan vele volken hunne taal leerden, hunne beschaving mededeelden; waar zij groote staten,Koningrijken en Keizerrijken stichtten; waar zich hunne geheele nationale neerlijkheidovermachtigontvouwde; waar zij zich echter, tegelijk met de gemakkelijk verworvene rijkdommen en de steeds toenemende luxe, ook de lust tot pronk en den tegenzin in den arbeid eigen maakten, die eene groote verslapping hunnerenergieten gevolge gehad hebben, en waaruit zij zich eerst nu weder, na vele vergeefsche omwentelingen, tot nieuwe nationale werkzaamheid en bloei beginnen te verheffen.

Veel van hetgeen wij over de Spanjaarden gezegd hebben, is ook van toepassing op hunne buren en tweelingbroeders, de Portugeezen, die den uitersten rand, of zooals Portugeesche dichters zich uitdrukken, “het voorhoofd van Spanje”, van Europa’s hoofd bewonen, en die op ons vasteland slechtseen enkelennabuur, de Spanjaarden, hebben.

Onder de zelfstandige volken van ons werelddeel, die eene eigene taal, ontwikkeling en literatuur hebben, is het Portugeesche volk een der jongsten. Zijne losmaking van het overige lichaam van het Pyreneesche schiereiland, dateert eerst van den aanvang der 12deeeuw, en de wasdom dezer nationaliteit is dien ten gevolge nauwelijks zoo oud, als die der oude eiken in onze wouden.

Gedurende de lange tijdruimte, die dat tijdstip voorafging, maakten de bewoners van het tegenwoordig Portugal slechts een gedeelte van Spanje uit. Ook viel het hunnen voorouders niet in, zich zelven van het begrip Spanjaard en Spanje uit te sluiten. Zij deelden in alle lotgevallen van het overige Spanje, waarmede zij achtereenvolgens onder de opperheerschappij der Puniërs, Romeinen, Germanen en Arabieren geraakten.

De door de Romeinen zoogenaamde Lusitaniërs, die door de dichters en patriotten van het land, als de Portugeezen van den ouden tijd verheerlijkt worden, bewoonden slechts een gedeelte van het tegenwoordige Portugal, en waren ook over een gedeelte van het overige Spanje verbreid. Zij waren een tak van den grooten Iberischen stam, zooals men nog andere in Spanje aantrof, en er vormde zich bij hen een tongval, die niet anders dan als een dialect van den Iberisch-Romaanschen stam beschouwd kan worden, die nietmeerzelfstandige eigendommelijkheden had, dan de Arragonische en Catalonische dialecten ook bezaten. Als een staatkundig en nationaal geheel trad het land, dat wij nu Portugal noemen, in die tijden nooit op. Het had altijd slechts eene provinciale beteekenis, en zoowel de Romeinen als de Gothen en de Arabieren smolten het land, terwijl zij het verschillend verdeelden, met de districten en provinciën van het binnenste gedeelte van het Pyreneesche schiereiland samen.

In het jaar 1095 behoorde de Noordelijke helft van het tegenwoordige Portugal tot het Koningrijk Castilië en Leon, de Zuidelijke helft onder den naam Algarvië (d.i. het Westland) tot het Arabische Kalifaat van Cordova.

Eerst door het in genoemd jaar plaats hebbend huwelijk eener Castiliaansche Prinses Theresia, met een Franschen Prins, Hendrik van Bourgondië, begon dit anders te worden.

Alphonsus VI, Koning van Castilië, verleende aan deze zijne kinderen, als een stadhouderschap, den omtrek van het tegenwoordige Oporto, dat sedert oude tijden den naam “Portus Cale” (de haven van Cale) droeg. Daarom noemde zich genoemde Hendrik van BourgondiëComes Portugalensis(de Graaf van de haven Cale), en reeds zijn zoon Alfonso I, die den omtrek van dit Graafschap vergrootte, nam den titel Koning aan, verdedigde zijne zelfstandigheid tegen Castilië, en moet als de eigenlijke stichter der Portugeesche natie beschouwd worden.

Hij en zijne opvolgers breidden, van uit die Noordelijke wieg des volks, van uit het land bij Oporto, tusschen den Minho en Duero, waar ook nog tot in den nieuweren tijd de lotgevallen der natie zoo dikwijls beslist werden, hunne heerschappij en den naam “Portugal” verder naar het Zuiden uit. Zij marcheerden en veroverden langs de kusten van den Atlantischen Oceaan, aan welks strand deze heerschappij ontstaan was, van de eene haven naar de andere, van de eene riviermonding tot de andere, naar beneden toe, terwijl zij de Arabieren eerst uit Coïmbra, daarna uit Santaren, vervolgens met behulp van Vlaamsche en Duitsche kruisvaarders uit het Koninklijke “Lischbuna” (Portugeesch Lisbona) en eindelijk uit Algarvië verdreven, en tegelijkertijd aan de bevrijde volken hunnen, uit het Noorden afkomstigen en met de Galliciërs verwanten, en nu ook weldra gevierden naam “Portugal” mededeelden.

Reeds na niet veel meer dan 100 jaren, stond het vaderland dezer Portugeezen reeds kant en klaar zoo daar, als wij het nog in dit oogenblik kennen. Van toen af aan, gingen de Portugeezen zich over zee in de andere werelddeelen uitbreiden. In Europa hebben zij zich sedert dien tijd, dus sedert meer dan 600 jaren niet verder uitgebreid, maar hebben zij,—terwijl zij hun gebied met eene keten van sterke vestingen omgaven en met hunne eenige naburen, de Spanjaarden, daarover een, om zoo te zeggen, nooit eindigenden verdedigingsoorlog voerden,—met buitengewone hardnekkigheid het eens genomen grondgebied weten in bezit te houden. Deze omstandigheid is wellicht eenig in de geschiedenis van Europa. Want omstreeks dien zelfden tijd hebben schier alle andere nationaliteiten en staten van ons werelddeel, zelfs de Britsche eiland-bewoners, hunne grenzen en het gebied waarover zij zich verbreidden, zeer dikwijls veranderd gezien.

Deze omstandigheid is daarom des te merkwaardiger, omdat eigenlijk geene zeer scherp afgeteekende natuurlijke grenzen tusschen Portugal en Spanje bestaan. Dezelfde gebergten, hooge plateau’s en rivieren treft men in beide landen aan. Beiden hebben hetzelfde klimaat en brengen dezelfde producten voort, en daar nog bovendien Portugal in het vierhoekige figuur van het Pyreneescheschiereiland geheel invalt, zoo schijnt het, dat de natuur, zoo ergens dan hier, beide landen voor eene eenheid in nationaliteit en heerschappij bestemd heeft.

Niettemin bieden beide landen ook eenige natuurlijke contrasten aan, waarop waarschijnlijk dan ook de zedelijke contrasten van beide volken berusten.

De Portugeezen hebben zich uitsluitend aan den zoom van den Atlantischen Oceaan opgehouden. Zij hebben alle mondingsgebieden der grootere Spaansche rivieren bezet, en langs dezen zijn zij maar zoover landwaarts ingedrongen, als zij bevaarbaar zijn, terwijl zij den Spanjaarden het bronnengebied en de diep tusschen de bergen ingeslotene bergstroomdalen overlieten.

Daar hun land openstaat voor de zee, zoo is ook het klimaat gematigder en vooral vochtiger dan dat van Spanje; Portugal is, geheel anders dan Spanje, een groot regenland. Zijne wijnen hebben dien ten gevolge eene wat mindere natuurlijke hitte dan de Spaansche. Zelfs de Koninklijke wijn van Oporto verkrijgt zijn gloed het meest door de spiritus, die aan het druivensap wordt toegevoegd. De Portugeesche wijnen hebben in het algemeen meer vet, hangen meer aan het glas en zijn zwaarder, dan de drooge, van nature vurige Spaansche wijnen, en ook dit wijst op een karakteristiek verschil tusschen beide landen en volken.

Over het algemeen zou men de Portugeezen, de Nederlanders van het Pyreneesche schiereiland kunnen noemen. Zij staan in allerlei opzicht tot de rots- en bergvolken van Spanje, als de Vlamingen en Batavieren tot de Duitschers. Zij zijn, hun oorsprong uit eene haven getrouw—men zou den naamPortugeezeninhavenliedenkunnen vertalen—groote schippers en handelaars geweest. Zij hebben dien ten gevolge ook meer het burgerlijke en neringdoende element in zich opgenomen, dan de ridderlijke Spanjaarden. Zij zijn werkzamer dan deze. Als oude handelsvolken openbaren zij in hun geheele wezen iets weeks en buigzaams, in tegenstelling met de Spanjaarden, die door het harder, hooghartiger, ruwer wezen eens bergvolks bezield schijnen te zijn. Het is een min of meer dergelijk contrast, als men aantreft bij den Skandinavischen stam, in de Denen en Zweden.

Veelvuldig openbaart zich die grootere weekheid van het Portugeesche wezen, in hunne taal en literatuur, waarin b.v. de bij de Spanjaarden zoo nationale dramatische en historische voortbrengselen ontbreken, terwijl de herder-dichten door geen volk in zoo hooge mate beoefend werden als door de Portugeezen. Even als de Italianen weinige dichters gehad hebben, die niet iets satirieks hebben voortgebracht, zoo tellen de Portugeezen bijna geen dichter, die niet in eclogen, idyllen, bukolische en erotische gedichten ruimschoots het zijne heeft gedaan. “Elegische sentimentaliteit en droefgeestige zwerving van gedachten, is een hoofdtrek van hun karakter. Zelfs hunne edele ridders en Koningen, die in oude tijden bijna altijd in geestdrift ontstokene dichters waren, zongen in den regel het liefst van Amynthas, Chloë en Daphnis, en in geheel Portugal was bijna iedere berg een Parnassus, iedere bron een Castiliaansche bronwel.”

Daardoor verschijnen zij ook overal als de lievelingen van Venus, en in hun groot heldendicht, de Lusiade, treedt in den raad der goden, de godin der liefde op als beschermster en voorspraak van Vasco de Gama en zijnePortugeezen, terwijl Bacchus, de god des wijns, de rol van hunnen tegenstander en verderver speelt, welk laatste, zooals ik hier ter loops opmerk, voor de in het eten en drinken zoo uiterste matige Lusitaniërs, even veel beteekenend is.

Even als in de keuze der geliefkoosde onderwerpen hunner dichters, zoo ontmoet men ook in de klanken en in den bouw der Portugeesche taal, iets ongemeens, weeks en zelfs iets zoets,zij begunstigt in hooge mate de uitdrukking van zachte en teedere gevoelens. Zij verwisselt overal de keel- en gehemelteklanken der Spaansche taal in sis- en tongklanken, en brengt meer klinkers bijeen dan de Spaansche.

In stede van den ruwen klank, die aan de Spaansche taal eigen is, bezit de Portugeesche meer de gladheid van het Fransch. Zij heeft met deze ook den eigenaardigen neusklank gemeen, die aan het Spaansch geheel vreemd is. Men schrijft dit en veel meer Fransch in het Portugeesch—gedeeltelijk ten minste—aan de eerste grondvesting der Portugeesche zelfstandigheid door bovengenoemden Franschen Prins toe, die met vele Fransche ridders en zangers in het land kwam. De Portugees heeft minder Germaansch of Gothisch, en ook minder Arabisch dan de Spanjaarden behouden.

Het Spaansch klinkt indrukwekkender en voornamer dan het Portugeesch, dat b.v. eene menigte volklinkende woorden,—die uit het fraaie land der welluidendheid, uit Italië en uit de taal van Rome, afkomstig zijn en aan wie de Spanjaarden hun Romeinsch karakter lieten—afgekort, verminkt en uitgewischt heeft. Wie zou niet het Spaanschecolor,palacio,pueblo,madre,padre,ponerveel welluidender vinden, dan de Portugeesche veranderingencor,paço,povo,may,pay,por! Het Spaansche oor zijn dergelijke Portugeesche woorden onhoorbaar en zij schijnen hem bedorven, verminkt, plat Spaansch.—Ook in dit opzicht, verhoudt zich het Portugeesch weder nagenoeg tot het Spaansch als het Nederlandsch tot het Opper-Duitsch, welk laatste eveneens zoowel ruwer en volklinkender, als ook voornamer, deftiger en trotscher is dan het weekere en plattere Nederlandsch. Even als het een Duitscher zelden inviel Nederlandsch te leeren en zijne gedachten in die taal in te kleeden, zoo hebben ook de Spanjaarden zich bijna nooit op het Portugeesch toegelegd, terwijl omgekeerd bijna geen Portugeesch dichter genoemd kan worden, die het ook niet in den mannelijken, Castiliaanschen tongval beproefd heeft. Verscheidene Portugeesche classici behooren tot de literatuur van beide volken, wat men zeker van geen Spaanschen dichter zeggen kan.

Even als de taal der Spanjaarden, zoo was ook hun geheele leven en hun zijn, oorspronkelijker en rijker ontwikkeld, als zijnde dat van een grootscher, machtiger en talrijker volk. De Spanjaarden hebben in alle soorten der dichtkunst, in alle soorten van kunst en wetenschap uitgemunt. Bij de Portugeezen, die dikwijls slechts naäapten, vindt men menig geheel onbebouwd veld. In het satirieke en komieke genre b.v., waren zij zeer zwak en bewogen zij zich moeilijk. Een zoo fijne en scherpe geest als die van Cervantes werd nooit bij hen geboren. Ook in de schoone kunsten, de architectuur uitgezonderd, hebben de Portugeezen zelden iets groots voortgebracht. Hunne schilders enbeeldhouwers kennen wij niet, terwijl die der Spanjaarden in de wereld algemeen geprezen worden.

Over het geheel is, na al wat wij boven opgemerkt hebben, de moreele invloed der Portugeezen op de Spanjaarden gering geweest, terwijl omgekeerd die der Spanjaarden op de Portugeezen zoo groot was, dat men zeggen kan, dat zij hunne naburen aan den oever der zee, meestal op sleeptouw hebben.

De Portugeezen hebben in de ontwikkeling hunner beschaving bijna altijd met de Spanjaarden gelijken tred gehouden. De perioden der poëzie en literatuur zijn bij beide volken geheel dezelfde, en evenzoo ook de tijdperken van bloei en verval hunner staatkundige macht. Werden in Spanje de troubadours, de Italianen of de Franschen nageaapt, gelijktijdig geschiedde zulks in Portugal. Had Spanje wijze, poëtische, de wetenschap hooge eischen stellende Koningen, dan had Portugal die ook. Stond in Spanje een Peter de Wreede aan het hoofd, dan had Portugal ook dergelijke despoten met dergelijke bijnamen. De beroemde Koningen van Portugal, Johan II, Emanuel en Johan III, waren tijdgenooten van de grootste Spaansche monarchen Ferdinand, Karel I en Filips II, en gewoonlijk hadden beide volken gelijktijdig hunne groote mannen en hunne groote omwentelingen.

Werd bij de Spanjaarden het Romeinsche recht of de inquisitie of eenige andere heilzame of onheilzame hervorming ingevoerd, zoo duurde het ook niet lang of zij werden ook bij de Portugeezen aangenomen. Hadden de Moriscos of Joden in Spanje vervolgingen der Christenen te lijden, zoo konden zij kort daarna in Portugal op hetzelfde rekenen, ofschoon het hier meestal zachter toeging, daar de Portugeezen zich, als alle handelsvolken, over het algemeen verdraagzamer getoond hebben dan de hooghartige en sombere Spanjaarden.

Binnen hetzelfde tiental jaren begaven zich de voornaamste zeehelden der beide volken scheep, en zeilden den aardbol rond, de eenen langs den Oostelijken, de anderen langs den Westelijken weg, ofschoon ter zee, van den beginne af aan, de Portugeezen iets op de Spanjaarden voor hebben gehad. Beide volken gingen, als eene dubbelster, bijna in hetzelfde oogenblik door het zenith hunner macht. En toch vindt men naast al die overeenkomsten in de geschiedenis hunner ontwikkeling, in hun karakter en hunne neigingen, en naast alle opgesomde aesthetische en literarische overeenkomst het merkwaardige, dat zij daarbij altijd in aangeborene vijandschap leefden, steeds de grootste antipathie tegen elkander koesterden, en even als een paar broeders of naburen, die vijandig tegen elkander over staan, alleen door de omstandigheden gedrongen met elkander gelijken tred hebben gehouden, om zoo te zeggen tegen wil en dank, dezelfde melodie, op slechts weinig van elkander verschillende instrumenten, gespeeld hebben.

In de oorlogen, die beiden—dikwijls met vreemden verbonden—tegen elkander voerden, hebben de Spanjaarden meestal het overwicht gehad. Ontelbare malen zijn zij Portugal als overwinnaars binnengetrokken, en hebben het nu en dan beheerscht, eens (van 1580 tot 1640) langer dan eene halve eeuw. Niettemin hebben zij het nooit blijvend kunnen verbreken, overmeesteren of met hun land ineensmelten, ofschoon het tot den huidigen dag een lievelingsidéeder Spaansche patriotten is, alle stammen van het Pyreneesche schiereiland,ookde Portugeezen, tot één groot rijk en volk te vereenigen.—En dit is een idée, welks verwezenlijking onze tegenwoordige eeuw met hare handelsvrijheid, hare spoorwegen, kanalen, bevaarbaar gemaakte rivieren, waarmede, de Spanjaarden zoowel als de Portugeezen, de scheidsmuren die tusschen hen bestaan, trachten omver te werpen,misschienbewerken zal.

Hebben de Portugeezen reeds in hunne betrekking tot hunne buren, de Spanjaarden, meer eene lijdende of verdedigende, dan eene werkdadige en voorlichtende rol gespeeld, zoo is hunne inwerking op de beschaving van het overig Europa nog van veel minder beteekenis geweest. Van hoe veel meer gewicht zijn niet de Zwitsers en Nederlanders (ook slechts, even als de Portugeezen, kleine volken) voor Europa geworden. Onder de regeering van Koning Emanuel, in de 16deeeuw, was wel bij hen het middenpunt van den Europeeschen handel, was Lissabon wel eene wereldmarkt, waar men alle zeevarende volken aantrof; maar dit duurde niet lang, en van nog korteren duur was de roem van hun Coïmbra, als schitterendste Muzen-zetel van ons werelddeel. Hunne taal heeft men in het overig Europa even weinig geleerd en er even weinig notitie van genomen als b.v. van het Nederlandsch. Hunne taal is bijna even eng begrensd gebleven, als b.v. de tongval der Denen tot Jutland.—Van al hunne talrijke dichters heeft slechtséénzich een Europeeschen naam, in de geschiedenis der Europeesche ontwikkeling eenig gewicht verworven. Wij bedoelen den, door een hoogst ongelukkig noodlot vervolgden, door zijne tijdgenooten niet gewaardeerden, ja geplaagden armen soldaat, dien men later, opdat hij in zijn levensonderhoud zou kunnen voorzien, de hoogst ondichterlijke betrekking van lijkbezorger te Macao, in China gaf; dien men later, wegens eene vergissing in de administratie aan zijne betrekking eigen, in de gevangenis wierp, en ten laatste in een hospitaal als bedelaar liet verkwijnen en sterven. Onder al die mishandelingen en kwellingen, werkte die geestige man steeds aan zijne kunstrijke, prachtige verzen, waarin hij op onsterfelijke wijze den roem zijner landslieden, zijner Koningen en hunner voorvaderen bezong, de Portugeesche dichtervorstCamoëns, wiens Lusiade een bij alle volken bekend en bewonderd, in alle talen der wereld overgezet heldendicht geworden is.

Even als deze Camoëns van hunne dichters, zoo is van hunne geschiedschrijvers nagenoeg alleen Barros,—van hunne zeehelden alleen Magellaan, de eerste die een vaart om de wereld deed,—van hunne Vorsten, de groote Emanuel, die zich er op beroemde dat in zijn rijk de zon nooit onderging,—van hunne veldheeren Albuquerque, de veroveraar van Indië,—van hunne staatslieden Pombal, de verdrijver der jezuïten, bij alle Europeanen bekend geworden. Algemeen bekende Spaansche, Italiaansche of Fransche celebriteiten zijn er ontelbaar velen.—

Het voornaamste veld van de grootheid en de in de geschiedenis der ontwikkeling bekende werkzaamheid, der aan den uitersten rand van ons werelddeel geborene Portugeezen, ligt buiten Europa, aan gene zijde van den Oceaan, in Afrika, in Indië, in de nieuwe wereld, waar zij aan vele volken hunne taal leerden, hunne beschaving mededeelden; waar zij groote staten,Koningrijken en Keizerrijken stichtten; waar zich hunne geheele nationale neerlijkheidovermachtigontvouwde; waar zij zich echter, tegelijk met de gemakkelijk verworvene rijkdommen en de steeds toenemende luxe, ook de lust tot pronk en den tegenzin in den arbeid eigen maakten, die eene groote verslapping hunnerenergieten gevolge gehad hebben, en waaruit zij zich eerst nu weder, na vele vergeefsche omwentelingen, tot nieuwe nationale werkzaamheid en bloei beginnen te verheffen.


Back to IndexNext