Vijfde Hoofdstuk: De Palmerin-Romances.

Vijfde Hoofdstuk: De Palmerin-Romances.MogePalmerin van Engelandbewaard blijven als een merkwaardige relikwie uit de oudheid.Cervantes.De eerste critici van de Spaansche romance schijnen er op uit te zijn geweest in elk dezer dichtwerken den Portugeeschen oorsprong op te sporen. Zij schijnen uit de geschiedenis van deAmadis-serie te hebben opgemaakt, dat elke romantische uiting stamde uit het Lusitanische koninkrijk, terwijl zij toch voortdurend wezen op den grooten invloed, dien de Provençaalsche en Moorsche letterkunde op de Spaansche romance had. Het is precies, alsof men zeggen zou: »Ja, het heldengedicht van Koning Arthur draagt de duidelijke teekenen van een Normandisch-Franschen invloed, maar toch werd het in Wales voor het eerst in letterkundigen vorm gegoten. Engeland? O, Engeland aanvaardde het kunstwerk slechts, dat is alles!«DePalmerin-serie liep in chronologisch opzicht bijna parallel met deAmadis, en volgens de overlevering werd het eerste boek geschreven door een anonieme dame uit Augustabriga. Maar wij hebben alle reden, om, op grond van een gedeelte uitPrimaleón—een onderdeel van het werk—aan te nemen, dat het geschreven werd door Francisco Vasquez de Ciudad Rodrigo. Er is geen vroege Portugeesche uitgave bekend, en de Spaansche editie van de eerste romance dezer seriePalmerin de Oliva, die in 1525 te Sevilla gedruktwerd, was stellig niet de eerste vorm, waarin het werk werd neergelegd. De Engelsche vertaling van Anthony Munday werd in 1588 in eengotischlettertype gedrukt.Palmerin de Oliva.Bij zijn verschijning werdPalmerin de Olivaontvangen met een bijna even groot enthousiasme alsAmadis, waarmede het, waarschijnlijk niet geheel toevallig, veel overeenkomst vertoonde; en ook verschenen er, evenals van deze romance, verrassend snel nieuwe uitgaven en vertalingen van.Het begin vanPalmerin de Olivabrengt ons opnieuw naar het tooverachtige strand van denGouden Hoorn. Reymicio, de Keizer van Constantinopel, had een dochter, Griana genaamd, die hij bestemd had voor Tarisius, den zoon van den Koning van Hongarije, en een neef van de Keizerin. Maar Griana had haar hart geschonken aan Florendos van Macedonië, van wien zij een zoon had. Daar zij den toorn van haar vader vreesde, liet zij toe, dat een dienaar het kind naar een eenzame plek bracht, waar het door een boer werd gevonden, die het meenam naar zijn hut en het opvoedde als zijn eigen zoon, onder den naam van Palmerin de Oliva, omdat hij het gevonden had op een heuvel, die weelderig begroeid was met palm- en olijfboomen.De knaap was tevreden met zijn eenvoudig bestaan, maar toen hij vernam, dat hij geen boerenzoon was, verlangde hij naar het krijgsmansleven. Het lot was hem gunstig. Eens, toen hij door een donker woud dwaalde op zoek naar wild, ontmoette hij een koopman, die door een woesten leeuw aangevallen was. Hij versloeg het dier en hoorde, dat de reiziger uit Constantinopel kwam en op weg was naar zijn eigen land. Palmerin sloot zich bij den koopman aan, en vergezelde hem naar de stadHermide, waar zijn dankbare metgezel hem van wapenen en een paard voorzag. Toen hij zoo was toegerust voor het leven van een ridder, begaf hij zich naar het Hof van Macedonië, waar hij tot ridder geslagen werd door Florendos, den zoon van den Koning van dit rijk, en dus zijn eigen vader.Spoedig deed zich voor Palmerin een gelegenheid voor on zich te onderscheiden. Primaleón, de Koning van Macedonië, was reeds geruimen tijd lijdende aan een gevaarlijke ziekte. Zijne geneesheeren hadden hem verzekerd, dat hij genezen zou, wanneer hij er in slaagde water uit een bepaalde bron te krijgen. Maar deze bron werd bewaakt door een reusachtige slang, die zóó kwaadaardig was, dat het reeds levensgevaarlijk was haar schuilplaats te naderen. Vele ridders hadden het avontuur reeds ondernomen, en waren door het venijnige dier vermorzeld, zoodat het niemand nog gelukt was, den zieken Koning het genezingbrengende water te verschaffen. Dit scheen Palmerin een welkome gelegenheid toe, zijn moed te toonen, en zonder zich goed rekenschap te geven van de groote moeilijkheid dezer onderneming, wierp hij zich in het zadel, en draafde weg in de richting van de bron.De Feeën.Diep doordrongen van de groote eer, die hem met den juist ontvangen ridderslag verleend was, en buitengewoon trotsch op de gouden sporen die aan zijn geharnaste hielen glinsterden was Palmerin niet weinig gevleid door de belangstelling, die hij blijkbaar gewekt had bij een troepje jonge en schoone dames, die zich bij den uitgang van het bosch bevonden en die zijn flinke gestalte met lachende oogen opnamen. Wanneer hij minder vervuld was geweest van zichzelf en zijnpaard, dat hij om den indruk te verhoogen liet huppelen en springen, zou hij gezien hebben, dat de jonkvrouwen, voor wie hij zulk een schitterend figuur wilde slaan, veel te schoon waren voor aardsche wezens; want de dames, die hem met zulk een blijkbaar genoegen bekeken, waren prinsessen uit het geslacht der Feeën, en zij hadden zich op den weg van den jongen ridder geplaatst met het doel, hem met haar toovermacht te helpen.Palmerin begroette haar met alle hoffelijkheid, waartoe hij in staat was.»God behoede u, schoone jonkvrouwen«, zeide hij, terwijl hij zóó diep boog, dat hij bijna de manen van zijn paard raakte, »kunt gij mij ook vertellen, of ik in de buurt ben van de bron, die door de booze slang bewaakt wordt?«»Edele ridder«, antwoordde één der nymphen, »gij zijt slechts een mijl ervan verwijderd. Maar wij smeeken u, keer terug op uwe schreden. Vele ridders, met roem beladen, hebben wij reeds dezen weg zien gaan om te strijden met het monster, dat de bron bewaakt, maar nog nooit keerde één hunner terug«.»Het is niet mijn gewoonte een onderneming op te geven,« zeide Palmerin uit de hoogte. »Heb ik u goed begrepen, dat de bron nog geen mijl van deze plaats verwijderd is?«»Een kleine mijl, Heer Ridder,« antwoordde de fee. En zich tot hare gezellinnen wendende, zeide zij: »Zusters, dit schijnt de jongeling te zijn, dien wij reeds zoo lang verwacht hebben; hij is moedig en standvastig; zullen wij hem de wondergave schenken?«Toen hare gezellinnen hiertoe hare toestemming hadden gegeven, openbaarde zij Palmerin wie zij en hare zusters waren, en zij verzekerde hem, dat waarheen hij gaan zou, of wat hij zou ondernemen, geen monster oftoovenaar macht over hem zou krijgen. Toen wezen zij hem nauwkeuriger den weg naar de schuilplaats der slang en zij verdwenen in het donkere woud.Toen reed hij verder en hij kreeg spoedig de bron in het oog; maar nauwelijks had hij een blik geworpen op het zilveren water, dat uit een groenen heuvel opborrelde, of een vreeselijk gesis waarschuwde hem, dat de giftige bewaker in de nabijheid was. Zonder eenige vrees reed hij echter voorwaarts. Een vuurstraal, komende uit den muil van het monster, spoot over hem heen, maar hij boog zich over het zadel, en ontkwam zóó aan den vuurgloed. En terwijl hij op den venijnigen kop toesprong, die rustte op een nek, dik als een zuil, en die begroeid was met glanzende schubben, sloeg hij ernaar met zijn zwaard. De slang trachtte den ridder en zijn paard te omstrengelen, maar voordat het haar gelukt was, hen in haar doodelijken greep te krijgen, had Palmerin haar den kop afgeslagen.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Bij zijn terugkomst in Macedonië werd de jonge held overladen met verzoeken van allerlei vorsten, die hem met alle geweld in een of andere onderneming wilden betrekken. Palmerin voldeed daaraan met zulk een buitengewone dapperheid, dat zijn roem spoedig verspreid was over geheel Europa, en wij zien hem zelfs strijden in België, waar hij den Duitschen Keizer bevrijdde uit de macht van eenige verraderlijke ridders, die hem in de stad Gent belegerden. Het was bij deze gelegenheid, dat hij de dochter des Keizers, de schoone Polinarda, die hem eens in den droom was verschenen, leerde kennen en haar lief kreeg. Maar de jonge paladijn was van oordeel, dat hij zulk een verheven jonkvrouw slechts waardig zou zijn, wanneer hij vele ridders ter wille van haar had overwonnen, en hij besloot dus, zich in avonturen te begeven, die nog veel moeilijker waren dan die,waardoor hij zich reeds zulk een grooten roem had verworven. Toen hij dus hoorde van een groot tournooi, dat in Frankrijk zou worden gehouden, reisde hij daarheen, en kwam als overwinnaar uit den strijd te voorschijn.Bij zijn terugkomst in Duitschland vond hij den Keizer in een oorlog gewikkeld met den Koning van Engeland, tegen wien hij zich met den Koning van Noorwegen verbonden had. Dit bondgenootschap was echter niet naar den zin van Trineus, den zoon van den Keizer, die de Engelsche koningsdochter Agriola beminde; hij vertrok dus in alle stilte met Palmerin, om den vader zijner geliefde te helpen. Na vele wederwaardigheden slaagden de jonge ridders erin, de Engelsche prinses te ontvoeren. Maar toen zij huiswaarts keerden, werden zij door een hevigen storm overvallen en naar de kust van Morea gedreven. Toen de storm bedaard was, voer Palmerin naar het naburige eiland Calpa, om zich daar bezig te houden met de valkenjacht, en gedurende zijn afwezigheid werd het vaartuig, waarop hij zijne vrienden had achtergelaten, overrompeld door Turksche zeeroovers, die Agriola medevoerden, als een geschenk aan hun Sultan. Trineus was er nog ongelukkiger aan toe, want hij werd aan wal gezet op een woest eiland, waarschijnlijk hetzelfde, waar Circe heerschte, en waar hij oogenblikkelijk veranderd werd in een hond. En om zijn toestand nog vernederender te maken, kreeg hij niet de gedaante van één der edelste soorten van het hondenras, maar van een kleinen schoothond, zooals men ze in damesboudoirs vindt.Intusschen werd Palmerin, die geheel onkundig was van het lot zijner vrienden, op het eiland Calpa ontdekt door Archidiana, de dochter van den Sultan van Babylon, die hem dadelijk in haar dienst nam, en weigerde hem te laten vertrekken. Archidiana had bij den eersten aanblik een hevige hartstocht opgevat voor den schoonenjongen ridder, en de moeilijkheid werd voor hem nog grooter door de wetenschap, dat ook haar nicht Ardemira verliefd op hem was geworden. De ridder wees echter zeer beslist hare vriendelijkheden af, en Ardemira trok zich dit zóó hevig aan, dat zij een bloeduitstorting kreeg en stierf, spoedig nadat het gezelschap aan het Hof van Babylonië was aangekomen. Toen Amaran, de zoon van den Koning van Phrygië, die met haar verloofd was, dit treurig einde vernam, spoedde hij zich naar Babylon, en beschuldigde Archidiana in heftige bewoordingen, de oorzaak te zijn van haar dood, terwijl hij aanbood deze bewering te staven door een tweegevecht. Palmerin ging, zooals dit zijn plicht was, op de uitdaging aan de prinses in; hij versloeg Amaran bij het eerste samentreffen, en verwierf hierdoor de gunst van den Sultan, wien hij bijstond in den oorlog met Phrygië, die het gevolg was van dit tweegevecht.De Sultan was verrukt over zijn militair succes en besloot de grenzen van zijn rijk uit te breiden; met dit doel ondernam hij een veldtocht tegen Constantinopel en Palmerin was genoodzaakt hem hierbij te vergezellen. Maar toen de Babylonische vloot overvallen werd door storm, beval hij de matrozen van zijn eigen schip naar de Duitsche kust te sturen. Daar aangekomen reisde hij naar de hoofdstad, en maakte zich in het geheim bekend bij Polinarda, bij wie hij eenigen tijd bleef.Maar hij werd gekweld door angstige voorgevoelens over zijn vriend Trineus, en dus besloot hij, den ongelukkigen prins te gaan zoeken. Bij zijn tocht door Europa kwam hij ook in de stad Buda, waar hij hoorde, dat Florendos, Prins van Macedonië, kort geleden Tarisius had verslagen, die, zooals men zich zal herinneren, zijn mededinger was geweest naar de hand van Prinses Griana; zij was echter indertijd door haar vader, denheerschzuchtigen keizer van Constantinopel, gedwongen tot een huwelijk met Tarisius. Florendos was gevangen genomen door de bloedverwanten van Tarisius, en naar Constantinopel gevoerd, waar hij aan den schandpaal zou worden verbrand, tegelijk met Griana, die men als zijn medeplichtige beschouwde. Zoodra Palmerin vernam, dat het leven bedreigd werd van hen, die zonder dat hij het wist, zijne ouders waren, begaf hij zich oogenblikkelijk naar Constantinopel, waar hij hun onschuld verdedigde, door in een strijd op leven en dood de neven van Tarisius te verslaan, en waar het hem gelukte, hen te bewaren voor den schandelijken dood, die hen wachtte. Terwijl hij te bed lag om te genezen van zijne wonden, kreeg hij bezoek van de dankbare Griana, die hem aan een moedervlek op zijn gelaat en door de mededeeling, dat hij een vondeling was, als zoon herkende. Toen de Keizer haar verhaal hoorde, nam hij Palmerin vol vreugde tot zich, en hij erkende hem als zijn opvolger.Op zoek naar Trineus.Maar ondanks zijn nieuw verworven macht, vergat Palmerin niet, dat hij zich tot taak had gesteld, zijn verloren vriend Trineus te gaan zoeken. Toen hij hiertoe over de Middellandsche Zee voer, werd hij door een geweldige Turksche vloot overvallen en gevangen genomen. Hij werd naar het paleis van den Sultan gebracht, en slaagde er in Prinses Agriola uit de macht van dezen tiran te bevrijden. Daarna ontvluchtte hij en kwam bij het paleis van een prinses, die Trineus, in zijn gedaante van een schoothondje, ten geschenke had gekregen van de menschen, die hem gevangen hadden. Deze dame had een ernstige verzwering in de neus (een zeer onromantische bijzonderheid!), en verzocht Palmerin haar te vergezellen naar Mussabelin, een Perzisch toovenaar,die haar, zooals zij vast geloofde, zou kunnen bevrijden van deze ellendige ziekte. Maar de Wijze deelde haar mede, dat zij slechts zou kunnen genezen door de bloemen van een boom, die in de nabijheid van »Het Kasteel met de tien Trappen« groeide.Het kasteel, waarvan de Wijze sprak, was echter betooverd; maar Palmerin was tegen alle booze machten beschermd door de wondergave der feeën, en hij begaf zich dus op weg naar het betooverde kasteel, plukte de bloemen van den genezingbrengenden boom, en ving een betooverden vogel, die voorbestemd was het uur van zijn dood aan te kondigen door een bovenaardschen kreet. Vervolgens nam hij de betoovering weg van het kasteel en tegelijkertijd nam Trineus, die hem in de gedaante van een hond gevolgd was, zijn oorspronkelijke gestalte weer aan.De verdere lotgevallen van Palmerin gelijken zooveel op de vorige, dat het monnikenwerk zou zijn, ze alle te verhalen. Van het Hof van den éénen Sultan trekt hij naar dat van den anderen, het ééne wonderbaarlijke avontuur volgt op het andere, en de tweegevechten volgen elkander met groote snelheid op. Eindelijk komen Palmerin en Trineus in Europa terug en beiden huwen de aangebedene huns harten.De priester van Cervantes is wel wat streng in zijn oordeel overPalmerin de Oliva.Toen hij een volgend boek opende, zag hij, dat hetPalmerin de Olivawas. »Ha, heb ik je daar te pakken?« riep de priester, »neem deze Oliva mee, scheur hem in stukken, verbrand hem, en strooi de asch in den wind!« Toch zijn er schitterende bladzijden in de romance, die wij zooeven in groote trekken hebben beschreven, korrels stofgoud in een woestijn van verwarde en oppervlakkige vertelsels, vonken van het genie, zooals wij die hier en daar in Shelley’Zastrozzi,St. Irvyneen andere hysterische uitingen uit zijn studententijd aantreffen.Primaleón.Men is het er algemeen over eens, dat de aard en oorsprong van Primaleón, den zoon en opvolger vanPalmerin de Olivaecht Spaansch zijn; toch vond de schrijver, Francisco Delicado, het raadzaam, wegens de voorliefde van zijn tijdgenooten voor alles wat geheimzinnig en Oostersch was, het aan te kondigen als een vertaling uit het Grieksch. De eerste uitgave verscheen in 1516, en werd spoedig gevolgd door tal van vertalingen, o.a. een Engelsche van de hand van Anthony Munday, uitgegeven in 1589 en opgedragen aan Sir Francis Drake. Deze vertaling bevatte echter slechts dat gedeelte der romance, waarin de heldendaden van Polendos beschreven waren, maar Munday vulde het werk aan in uitgaven, die in 1595 en 1619 het licht zagen. De avonturen van Polendos zijn echter verreweg het beste uit het boek.Polendos was de zoon van de Koningin van Tharsus. Toen hij op zekeren dag huiswaarts keerde van de jacht, zag hij een oud vrouwtje op de treden van het paleis zitten, vanwaar hij haar met groote ruwheid wegschopte. »Je vader Palmerin hielp de ongelukkigen op een andere manier!« riep het besje uit, terwijl zij opstond. Op deze wijze vernam Polendos het geheim zijner geboorte, want hij was inderdaad de zoon van Palmerin en de Koningin van Tharsus. Hij was verrukt door deze wetenschap, en brandde van verlangen, zich te onderscheiden door heldendaden, die zijn edelen vader waardig zouden zijn. Hij begaf zich dus op weg naar Constantinopel, om zich aan zijn vader bekend te maken, en ontmoette op zijn reis vele avonturen. Hij bleef niet lang in de keizerlijke stad, maar trok er op uit, omPrinses Francelina te verlossen uit de macht van een reus en een dwerg, die haar in een betooverd paleis gevangen hielden. Bij zijn terugkomst in Constantinopel onderscheidde hij zich zeer in een tournooi, dat gehouden werd bij gelegenheid van het huwelijk van een der dochters van den Keizer, en Primaleón, de eigenlijke held dezer geschiedenis, de zoon van Palmerin en Polinarda, wenschte zich met zijn halfbroeder te meten; daartoe werd hij tot ridder geslagen en hij kon toen aan den strijd deelnemen. De rest van de romance handelt over de lotgevallen van dezen jongen held en van Duardos (Eduard) van Engeland.Bij één zijner avonturen had Primaleón den zoon der Hertogin van Armedos gedood; de ontroostbare moeder legde de gelofte af, dat zij haar dochter slechts ten huwelijk zou geven aan den man, die haar het hoofd van Primaleón zou brengen. Primaleón versloeg één voor één de minnaars van Gridoina, de dochter der Hertogin, zoodat zij op het laatst zelfs zijn naam verafschuwde; maar op zekeren avond verscheen Primaleón aan het paleis, en terwijl zij niet wist wie hij was, vatte zij een hartstochtelijke liefde voor hem op. Het pand hunner liefde was Platir, wiens lotgevallen door denzelfden schrijver verhaald en in 1533 teValladolidwerden uitgegeven. Wij zullen ons niet bezighouden met deze onbeteekenende romance, maar liever onze aandacht wijden aan zijn opvolger, die zooveel meer onze belangstelling waard is.Palmerin van Engeland.Dit is waarschijnlijk wel de beste romance van de geheele serie. Men zegt, dat de eerste Spaansche uitgave verloren is gegaan, maar een Fransche vertaling ervan verscheen in 1553 te Lyon, en een Italiaansche in 1555te Venetië. Southey houdt echter vol, dat het Spaansche origineel dezer geschiedenis nooit bestaan heeft, en dat zij oorspronkelijk in het Portugeesch geschreven werd. Deze bewering werd echter te niet gedaan, doordat Salva een afschrift van het verdwenen Spaansche werk ontdekte, dat door Luis Kuxtado geschreven was en in twee gedeelten te Toledo verscheen, in 1547 en 1548. Southey trachtte in de Europeesche vertaling vanPalmerin van Engelandaan te toonen, dat een nadere beschouwing van demise en scènehet onweerlegbaar bewijs zou leveren, dat deze romance van zuiver Lusitanischen oorsprong was,—uit welke redeneering duidelijk blijkt, welk een gevaar er schuilt in dergelijke spitsvondige redeneeringen. Met even weinig grond zou men kunnen beweren, dat het werk van Engelschen oorsprong is, omdat het voornamelijk speelt binnen de grenzen van het »gevaarlijke eiland« Brittanje, in welk opzicht het veel overeenkomst vertoont metAmadis.InPalmerin van Engelandvinden wij de levensgeschiedenis van de ouders van den held geschetst. Don Duardos, of Eduard, de zoon van den Koning van Engeland, was gehuwd met Flerida, de dochter van Palmerin de Oliva. Op zekeren dag, toen hij op de jacht was, verdwaalde hij in een Engelsch woud, en kwam terecht in een geheimzinnig kasteel, waar hij gevangen gehouden werd door een reuzin, Eutropa genaamd, wier broeder hij in den strijd gedood had. Maar Dramuziando haar neef, en de zoon van den reus, die door Duardos naar de andere wereld was geholpen, was zachter van gemoed dan zijn geweldige tante, en hij vatte een eigenaardige vriendschap op voor den gevangen Duardos.Intusschen was Flerida doodelijk ongerust geworden over het uitblijven van Duardos, en zij begaf zich, vergezeld van een aantal ridders, op weg om hem te zoeken.Terwijl zij het bosch door trok in de hoop hem te vinden, gaf zij het leven aan twee zonen, die door haar kapelaan onder het loof der boomen gedoopt werden. Nauwelijks was deze plechtigheid afgeloopen, toen een woeste man, die in een verborgen schuilplaats van het woud woonde, uit het dichte gebladerte te voorschijn sprong, de kinderen greep en zich haastig met hen verwijderde. Niemand kon hem tegenhouden, want hij was vergezeld van twee leeuwen, die zóó reusachtig groot waren en verschrikkelijk om te aanschouwen, dat zelfs de dappersten uit het gevolg van Flerida met angst geslagen waren.De boschbewoner bracht de kinderen, die Palmerin en Florian gedoopt waren, naar zijn hol, met het plan, hen voor de leeuwen te werpen. Flerida keerde diep bedroefd naar het paleis terug en zond een boodschapper naar Constantinopel met het bericht van alles wat haar overkomen was. Toen Primaleón de treurige tijding ontvangen had, scheepte hij zich met een aantal ridders in naar Engeland, waar zij hoorden, dat Duardos in het kasteel der reuzin gevangen gehouden werd. Zij trachtten hem te bevrijden, maar begingen de bij dolende ridders gebruikelijke fout, afzonderlijk inplaats van te zamen ten strijde te trekken, zoodat zij gemakkelijk verslagen werden door Dramuziando, die elken nieuwen vijand, die naderde, dwong met hem te vechten.De woeste boschbewoner, die de koninklijke tweelingen had meegenomen als voedsel voor zijne leeuwen, had geen rekening gehouden met zijn vrouw, wier moederlijk instinct zich verzette tegen dien wreeden dood der kinderen. Zij overreedde haar man hen te sparen, en voedde hen op met haar eigen zoon Selvianus. Na verloop van tijd werden zij zeer bedreven in de jacht en den boschbouw, en op één zijner tochten door het woud, toen hij het spoor van een rood hert volgde, ontmoetteFlorian den zoon van den hertog van Wales, Pridos, die hem medenam naar het Engelsche Hof, waar hij bij zijn moeder Flerida gebracht werd. Zij gevoelde zich zeer aangetrokken tot den schuwen knaap, nam hem als haar zoon aan, gaf hem den naam van »Het Kind van het Woud,« en voedde hem op in beschaafde manieren.Op zekeren dag, kort nadat Florian van de boschbewoners gescheiden was, liepen Palmerin en Selvianus langs het strand, en ontdekten een galei, die door den storm op de kust geworpen was. Polendos (wiens vroegere lotgevallen in de romance Primaleón beschreven zijn) stapte aan wal in gezelschap van eenige andere Grieksche ridders, die met hem naar Engeland gekomen waren om Duardos te zoeken. Palmerin en Selvianus vroegen hem, hen mede te nemen op het schip, dat spoedig weer zee koos, en niet lang daarna kwamen zij te Constantinopel aan, waar zij bij den Keizer gebracht werden. Deze wist natuurlijk niets van de afkomst van Palmerin, maar het was hem door brieven, die hij ontvangen had van een zekere »Jonkvrouw van het Bad«, die als beschermengel van den jongen held schijnt te zijn opgetreden, bekend, dat de knaap van hooge geboorte was. De keizer, die door de aanbeveling dezer edele dame zeer vriendelijk gestemd was tegenover Palmerin, sloeg hem tot ridder, en Polinarda, de dochter van Primaleón, gordde hem het zwaard aan. Gedurende het verblijf van Palmerin te Constantinopel werd er een tournooi gehouden, waarin hij en een vreemde ridder, die als devies de beeltenis droeg van een boschbewoner met twee leeuwen, zich onderscheidden door groote dapperheid. De vreemdeling vertrok nogincognito, maar later ontdekte men, dat het Florian was, die van dit oogenblik bekend bleef als »De Ridder met den Boschbewoner.«Palmerin geraakte dadelijk onder de bekoring van prinses Polinarda, maar de heftigheid, waarmede hij om haar hand dong, waarschijnlijk het natuurlijk gevolg van zijn eigenaardige opvoeding, beleedigde de edele jonkvrouw, en zij wees hem de deur. Wanhopig over hare hardvochtigheid, verliet hij de Grieksche hoofdstad en reisde onder den naam van den »Gelukzoeker« naar Engeland, waarheen hij Selvianus als zijn schildknaap mee nam. Op zijn reis daarheen had hij vele avonturen, waarin hij zonder onderscheid gelukkig was, en eindelijk kwam hij in het rijk van zijn grootvader aan. Maar terwijl hij door het bosch trok, waar zijn pleegvader woonde, kwam hij onverwachts tegenover hem te staan, en hij vertelde hem zijne lotgevallen. Daarna haastte hij zich verder, en kwam hij bij een kasteel in de buurt van Londen, waar de slotvoogd hem vroeg voor hem te strijden met den »Ridder met den Boschbewoner«, die zijn zoon gedood had. Hij vertrok dus naar Londen en daagde Florian uit, maar prinses Flerida kwam tusschenbeide en verbood den strijd, die nooit hervat werd, want Palmerin had eindelijk Dramuziando overwonnen en Duardos bevrijd. Het geheim van de geboorte der tweelingen werd door den toovenaar Doliarte geopenbaard en door hun pleegvader bevestigd.Het kasteel Almaurol.Gedreven door de zucht naar avonturen versmaadden Florian en Palmerin het gemakkelijke leven aan het Hof, en zij trokken weer verder. Wij kunnen hen niet volgen door den doolhof van verwikkelingen, waarin zij belandden, maar verscheidene hunner beproevingen, vooral die, welke Palmerin op het »Gevaarlijke Eiland« moest doorstaan, behooren tot het belangrijkste en bekoorlijkste gedeelte van het boek, dat naar hem genoemd is.In verschillende gedeelten der romance speelt de beminnelijke reus Dramuziando een mooie rol, maar zijn tante, de wraakzuchtige Eutropa blijft volharden in haar haat tegen het geslacht der Palmerins, en zij smeedt voortdurend booze plannen tegen hen. Door de macht van den toovenaar Doliarte slaagt zij er echter niet in, hen te vernietigen. Het tooneel der meeste avonturen is het kasteel Almaurol, waar, onder de bewaking van een reus de schoone, doch hooghartige Miraguarda woonde, wier trekken afgebeeld waren op een schild, dat boven de poort van het kasteel was opgehangen. Het werd bewaakt door een stoet van ridders, die verliefd waren geworden op het origineel, en wanneer er andere paladijnen kwamen, die de bekoorlijkheden hunner aangebedenen prezen, dan moesten zij met die ridders strijden. Tot de slachtoffers der schoone Miraguarda behoorde de reus Dramuziando; maar terwijl hij de wacht hield bij het schilderij, werd het geroofd door Alhayzar, den Sultan van Babylon, wiens geliefde Targiana, de dochter van den Sultan van Turkije, hem had bevolen, het haar te brengen als bewijs van zijn trouw.De schrijver der romance schijnt het hier noodig te hebben gevonden, zijne helden naar Constantinopel terug te roepen, om hen in het huwelijk te laten treden met hunne respectieve geliefden. Palmerin werd in den echt verbonden met Polinarda, en zijn broeder Florian met Leonarda, de Koningin van Thracië, zoodat de gelieven allen gelukkig werden gemaakt. De romance eindigt echter volstrekt niet met deze huwelijken, want wij zien allerlei verwikkelingen ontstaan, door de hartstochtelijke liefde, die de Sultansdochter van Turkije opvat voor den pasgehuwden Florian. Deze vroolijke jonge prins had, terwijl hij aan het Hof van haar vader vertoefde, zich de vrijheid gepermitteerd, de jonkvrouw te schaken,en ofschoon zij nu goed en wel gehuwd was met Alhayzar, Sultan van Babylon, en schilderijendief, had zij voor haar vroegeren geliefde nog de oude gevoelens bewaard, die echter vermengd waren met wrok, omdat hij hare bekoorlijkheden vergeten had om de schoonheid der Koningin van Thracië.Om haar jaloersch hart tevreden te stellen, gebruikte zij een toovenaar om de Koningin van Thracië in het verderf te storten. Terwijl de jonge vrouw in de tuinen van haar paleis wandelde, werd zij overvallen door twee reusachtige griffioenen, die haar naar een betooverd kasteel sleurden, waar zij veranderd werd in een groote slang. Haar ontroostbare echtgenoot vond in haar bevrijding een avontuur naar zijn hart, en nadat hij den wijzen Doliarte had geraadpleegd, gelukte het hem de plaats te vinden, waar zijn vrouw gevangen gehouden werd, en hij slaagde erin, de betoovering van haar weg te nemen.Met deze daad beleedigde hij den trotschen Alhayzar in hooge mate; deze besloot dan ook, den smaad, zijn Koningin aangedaan, te wreken, en hij verzocht den Keizer van Constantinopel, Florian aan hem uit te leveren. Natuurlijk ontving hij een weigerend antwoord, waarop hij het Grieksche Rijk binnenviel met een leger van tweehonderdduizend man, die uit alle echte en gefantaseerde koninkrijken en provincies van het Oosten gerecruteerd waren. Er werden drie bloedige veldslagen geleverd, en in den laatsten werd Alhayzar gedood, en het leger der heidenen volkomen vernietigd.Een lofrede van Cervantes.Cervantes is zeer uitbundig in zijn lof over deze romance »DezePalmerin van Engeland«, zegt hij, »moet bewaard blijven als een unicum, en er zou eenkistje voor gemaakt moeten worden, zooals Alexander er een vond onder den buit van Darius.... Dit boek, mijn waarde vriend, is van groot belang, en dat om twee redenen: Ten eerste is het op zichzelf een uitstekend werk, en ten tweede zegt men, dat een wijs Koning van Portugal het geschreven heeft. Alle avonturen in het kasteel van Miraguarda zijn uitstekend en met groote bekwaamheid beschreven; de gesprekken zijn beschaafd en verstandig, en in overeenstemming met de waardigheid en kennis van den spreker. Ik zou dus, meester Nicolaas, met uw verlof willen zeggen, dat deze romance, enAmadis de Galliëruit de vlammen gered moeten worden, en dat de rest zonder verder onderzoek moet worden vernietigd.«MetUwverlof, meester Cervantes, zou ik hierover gaarne nog eens metUvan gedachten wisselen; want ofschoonPalmerin van Engelandde beste van deze soort romances is, steekt hij toch niet zóó ver uit boven de andere en zijn zijne fouten ook dezelfde. Zou het ook mogelijk kunnen zijn, dat gij, als een rechtgeaard Spanjaard, deze romance zoo bovenmatig bewondert, omdat gij gelooft, dat zij het werk is van een Koning? En verlaagt gij U niet tot het niveau van een dagblad-criticus, wanneer gij den banvloek uitspreekt over romances, die gij niet gelezen hebt? En kunt gij U, als ridderlijk Castiliaan vereenigen met de minachting, die de schrijver zoo onomwonden toont voor het schoone geslacht, ter wille waarvan alle romances geschreven zijn? Geen goed ridder, geen edelmoedig man zou zooveel onzin hebben kunnen neerschrijven over vrouwelijke ijverzucht, oppervlakkigheid en gebrek aan gezond verstand, en wat nog erger is, hij heeft er marionnetten van gemaakt, die door touwtjes bewogen worden. Voor één ding blijf ik hem echter dankbaar—voor de persoonsbeschrijvingvan den toovenaar Doliarte, dien Wijze, die in het »Dal der Verdoemden« woont, verdiept in het aanschouwen van geheimzinnige zaken. Maar nog meer ben ik hem dankbaar voor de atmosfeer van wonderbaarlijke en bedwelmende betoovering, waarin hij deze geschiedenis heeft gehuld; en wanneer de schrijver U heeft meegesleept in zijn vervoering, en Uwe oogen heeft gesloten voor de gebreken dezer romance, dan moeten wij tot Uw verontschuldiging aanvoeren, dat uwe betooverde oogen niet in staat waren die fouten te zien, en dat zij slecht den uiterlijken glans konden aanschouwen van deze tooverwereld.Hoofdstuk VI: Catalonische Romances.»Romances van een kust van liefde en wijn,Waarin nog klinkt de galm van ’t edel staal,Waaruit ons tegenstraalt een lichte tooverschijn,En woorden ruischen van een langvergeten taal.«De letterkundige geest van Catalonië was van zuiver lyrischen aard, zooals dat vanzelf spreekt bij een land, dat door de natuur zoo heerlijk was uitgedost met een purperen mantel van wijnranken, en dat omspoeld werd door de rustige schoonheid van een droomzee. De epischepoeziëheeft haar vaderland in woeste en door stormen geteisterde landen, waar de windvlagen in wilde zangen de ziel van den mensch wekken tot vurige liederen, en zijn geest ontvankelijk maken voor het rumoer van den krijg. Maar op beschutte kusten, doortrokken met zon, en gekleurd met de warme tinten van den overvloed, worden de aeolische geluiden der zefirs, die zich als zachtklinkende geesten door tuinen en wijngaarden spoeden, omgetooverd in teederder en waziger muziek. Toch ontbraken in deze provincie van minnezangers de ridderlegenden niet; en zelfs ontstonden er twee romances van zulk een groote schoonheid, dat deze in de letterkunde van het Schiereiland zich voor goed een belangrijke plaats veroverd hebben.Partenopex de Blois.De schoone en uitstekend bewerkte romance vanPartenopex de Bloiswas in de dertiende eeuw in het Catalonisch geschreven, en in 1488 gedrukt te Tarragona. Zeer waarschijnlijk was het oorspronkelijk een Fransche romance. Maar het is geen gewone vertaling, en in denloop der tijden werd zij zoo dikwijls omgewerkt, dat zij ten slotte even echt Catalonisch werd als deCidCastiliaansch geworden is. Hier volgt dan de geschiedenis van Ridder Partenopex.Bij den dood van Keizer Julianus van Griekenland, kwam zijn dochter Melior op den troon, een jonkvrouw, die bij de vele buitengewone gaven, die zij bezat, ook nog zeer bedreven was in de tooverkunst. Niettegenstaande hare groote bekwaamheden vonden hare raadslieden het niet geschikt, dat zij zelfstandig zou regeeren, en dus drongen zij er op aan, dat zij een echtgenoot zou kiezen. Zij stonden haar een tijdruimte van twee jaren toe, om een waardig levensgezel te vinden; en om er zeker van te zijn, dat zij iemand zou kiezen, die volkomen haar gelijke in rang zou zijn, zond zij hare afgezanten naar de verschillende hoven van Europa, om daar betrouwbare inlichtingen te krijgen over alle vorsten, die voor haar doel in aanmerking zouden kunnen komen.In dien tijd leefde er in Frankrijk een jongeling van groote schoonheid en dapperheid, een neef van den Koning van Parijs, Partenopex de Blois genaamd. Toen deze op zekeren dag in het gevolg van zijn koninklijken oom in de Ardennen op de jacht was, werd hij van het overige gezelschap afgesneden en verdwaalde hij. Hij was genoodzaakt den nacht in het bosch door te brengen en ontwaakte in den vroegen morgen. Bij zijne pogingen om de omgeving te verkennen, kwam hij bij het strand, waar hij tot zijn verwondering een schitterend vaartuig voor anker zag liggen. In de hoop, dat de bemanning hem den weg naar huis zou kunnen wijzen, begaf hij zich aan boord van het schip, maar vond dit geheel verlaten. Hij was op het punt weer aan land te gaan, toen er plotseling beweging in het vaartuig kwam; het gleed over de baren en kliefde de golven ten slotte met zulk een snelheid, dat Partenopex hetschip onmogelijk meer kon verlaten. Na een even korte als snelle reis landde hij in een baai van een betooverend schoone landstreek. De jonge ridder stapte aan wal, verwijderde zich van de kust en kwam bij een prachtig kasteel. Daar trad hij binnen en zag tot zijn verbazing, dat het even verlaten was als het vaartuig, dat hem naar dit land gevoerd had. De statiekamer was verlicht door den glans van ontelbare diamanten, en de jonge ridder, die langzamerhand uitgehongerd was, zag tot zijn groote blijdschap een uitgezochte maaltijd op tafel staan. Spoedig bemerkte hij, dat alle voorwerpen in het kasteel betooverd waren, want alle heerlijkheden, die in zulk een overvloed waren opgedischt, kwamen vanzelf in zijn mond, en toen hij verzadigd was, verscheen er, als het ware vrij in de lucht bewegende, een brandende toorts, die hem den weg wees naar een slaapkamer, waar onzichtbare handen hem ontkleedden.Toen hij te bed lag, denkende over het vreemde avontuur, dat hem was overkomen, trad een jonkvrouw het vertrek binnen, die hem mededeelde, dat zij Melior, de Keizerin van Griekenland was. Zij vertelde den jongen ridder, dat zij door de verhalen harer afgezanten, liefde voor hem had opgevat, en dat zij het plan had beraamd, hem door toovermiddelen naar haar kasteel te voeren. Zij beval hem in het kasteel te blijven, maar waarschuwde hem, dat, indien hij zou trachten haar weder te zien voordat er twee jaren verloopen waren, hij haar liefde zou verliezen. Daarna verliet zij het vertrek; maar den volgenden morgen verscheen haar zuster Uracla, die hem de schitterendste kleederen bracht.Het Geheimzinnige Kasteel.Het ontbrak Partenopex in het geheimzinnige kasteel van Melior niet aan verstrooiingen van allerlei aard;want de uitgestrekte landerijen en bosschen waardoor het omgeven was, verschaften hem een prachtig jachtterrein, en des avonds werd hij vergast op de heerlijke liederen van onzichtbare zangers. Al het mogelijke en onmogelijke werd gedaan, om zijn verblijf in het slot te veraangenamen, en om hem te boeien. Maar te midden van alle heerlijkheden waardoor hij omringd was, hoorde hij, dat zijn land was aangevallen door vijandelijke troepen. Hij vroeg zijn onzichtbare gebiedster, voor zijn vaderland te mogen strijden, en toen zij van hem de verzekering had gekregen, dat hij zou terugkeeren, stelde zij het tooverschip, waarmede hij in haar rijk geland was, tot zijn beschikking, en kort daarna kwam hij daarmede in Frankrijk aan.Maar toen Partenopex zich zoo spoedig mogelijk naar Parijs begaf, om zijn zwaard in dienst van zijn Koning te stellen, ontmoette hij een ridder, wiens optreden tegenover hem, aanleiding gaf tot een tweegevecht. Toen zij eenigen tijd gestreden hadden, ontdekte Partenopex, dat zijn tegenstander niemand anders was dan Gaudin, de minnaar van Uracla, de zuster van Melior; en van geslagen vijanden werden de twee jonge ridders goede kameraden, die te samen naar het Hof van Parijs reden.Spoedig na zijn terugkomst in de hoofdstad, maakte Partenopex kennis met een nicht van den Paus, Jonkvrouw Angelica, die bij den eersten aanblik verliefd op hem werd. In de eigenaardige opvatting, dat »alles in de liefde geoorloofd is«, onderschepte zij zijne brieven aan Melior, en werd zij op deze wijze ingelicht over zijn hartstocht voor de keizerlijke toovenares. Zij bracht een vromen kluizenaar er toe, zich naar Partenopex te begeven, en hem zijn geliefde af te schilderen als een geest der duisternis, die zóó verdorven was, dat zij zelfs de gedaantehad aangenomen van een duivel met een slangenstaart, een zwarte huid, witte oogen en roode tanden. Partenopex weigerde beslist dit alles te gelooven, maar toen de vijandelijkheden geëindigd waren, en hij weer in het betooverde kasteel was teruggekeerd, hield het verhaal van den kluizenaar hem toch voortdurend bezig, en hij besloot zich zekerheid te verschaffen, want Melior had hem in het donker bezocht en hij wist niet, hoe zij er uit zag.Op zekeren nacht, toen het geheele kasteel in diepe rust was, nam de jonge ridder dus een lamp, en begaf zich naar de kamer, waar hij wist dat Melior sliep. Hij trad onhoorbaar binnen, hield de lamp boven zijn slapende geliefde, en toen hij haar warme menschelijke schoonheid aanschouwde, wist hij, dat alles, wat men hem van haar verteld had, laster was. Maar helaas! toen hij verzonken was in den aanblik van haar bekoorlijken slaap, viel er een druppel olie uit zijn lamp op haar boezem, en zij ontwaakte. In haar woede over zijn ongehoorzaamheid aan hare bevelen, zou zij haar ongelukkigen minnaar stellig op de plaats gedood hebben, indien niet haar zuster Uracla, die op den toornigen uitval van Melior was binnengekomen, het verhoed had; en de vertoornde Keizerin liet hem ten slotte ongedeerd vertrekken.De ongelukkige Partenopex verliet in allerijl het kasteel en kwam na eenigen tijd weer in de donkere bosschen der Ardennen, waar hij besloot te sterven in den strijd met de wilde beesten, die in de donkere schuilhoeken van het gebergte huisden. Maar ofschoon zij zijn paard verslonden, schenen zij niet genegen den ridder aan te vallen. Het gekerm van het ongelukkige dier bracht Uracla, die uitgetrokken was om hem te zoeken, op zijn spoor, en zij nam hem mede naar haar kasteel in Tenedos, om daar te wachten totdat de woede harerzuster bedaard zou zijn. Daarna keerde zij naar de vertoornde Keizerin terug, en haalde haar over, af te kondigen, dat zij haar hand zou schenken aan den overwinnaar in een tournooi, dat zij van plan was uit te schrijven.In allerijl werden de voorbereidingen tot dit tournooi getroffen, en Partenopex wachtte den dag van den strijd af in het kasteel van Uracla in Tenedos. Maar het was hem niet gegeven, daar rustig te verblijven, want Parseis, een der jonkvrouwen van Uracla, vatte een hartstochtelijke liefde voor hem op, die zij hem bekende, toen zij een kleine boottocht met elkander maakten. En juist toen Partenopex, ten zeerste verbaasd, haar wilde afwijzen, werd het lichte vaartuig door een hevigen storm gegrepen, en het paar werd op de kust van Syrië geworpen. Daar werden de beide schipbreukelingen gevangen genomen door de bevolking van dat land; de ridder werd voor hun koning Hermon gebracht, en in den kerker geworpen.Partenopexwas diep bedroefd toen hij vernam, dat Hermon en verscheidene andere ridders naar Constantinopel waren getrokken, om deel te nemen aan het tournooi van Melior, terwijl hij in gevangenschap zuchtte, en alle hoop moest laten varen, de liefde zijner aangebedene door groote dapperheid te herwinnen.Partenopex in de kamer van Melior.Partenopex in de kamer van Melior.Maar Partenopex slaagde erin, de Koningin medelijdend voor hem te stemmen; zij hielp hem zijn Syrische gevangenis te ontvluchten, en bereikte Constantinopel nog juist op tijd om aan het tournooi deel te nemen. Hij had vele en machtige tegenstanders, onder wie de Sultan van Perzië de voornaamste was; maar ten slotte versloeg hij hen allen, en toen hij verzocht zijn loon te mogen ontvangen, werd hij door Melior weer met groote liefde en volkomen vergiffenis aangenomen.Het type van »Partenopex.«De romance van Partenopex behoort tot de groep waartoe Amor en Psyche en Melusine behooren, en waarin de ééne geliefde de andere niet mag aanschouwen, op straffe van verlies van het voorwerp zijner liefde. Onveranderlijk verliezen zij elkander dan ook inderdaad; maar de dichterlijke rechtvaardigheid eischt, dat na vele beproevingen alles weder in orde komt. Dikwijls neemt de man of de vrouw de gedaante van een verscheurend dier of van een slang aan, zooals in de beroemde romance vanMelusine, waarmedePartenopexgroote overeenkomst heeft, zoodat ik de vaste overtuiging heb, dat de schrijver veel daaruit heeft overgenomen. Maar in het verhaal, dat wij zoo juist behandeld hebben, was de slangachtige gedaante der heldin slechts een lasterlijk bedenksel van den jaloerschen geest eener medeminnares, en wij hebben hier dus te maken met een gelukkige variatie van den gebruikelijken vorm der legende, waarin op handige wijze door den schrijver de meer moderne denkbeelden en de oude vormen zijn dooreengemengd. De geschiedenis van Partenopex verdient zeer zeker meer belangstelling van den kant der kenners van het volkslied, dan haar tot nog toe geschonken werd, en ik hoop dus van harte, dat zij de Catalonische zoowel als de Fransche lezing ervan nauwkeurig zullen bestudeeren, opdat zij deze belangrijke legende beter zullen kunnen beoordeelen.Tirante de Witte.Het merkwaardige oude verhaal vanTirante de Wittewas het werk van twee Catalonische schrijvers, Juan Martorell en Juan de Gilha, van wie de laatste den arbeid van den eersten aanvulde. Martorell verklaart, dat hij de romance uit het Engelsch vertaalde,en het heeft er inderdaad ook allen schijn van, dat geheele gedeelten van het gedicht sterk beïnvloed zijn door de oude romanceSir Guy of Warwick. Ik kan echter niets in deze romance ontdekken, dat er op wijst, dat zij bepaald vertaald is, en het lijkt mij het waarschijnlijkst, dat de verklaring van den schrijver moet worden opgevat als een truc, die door de dichters van het oude Spanje veel werd toegepast om hunne geschriften te omgeven met een waas van geheimzinnigheid, of om zich te beschermen tegen de meedoogenlooze kritiek, die in dien tijd, toen ongeveer alle bewoners van het Schiereiland behept schijnen te zijn geweest met een manie voor belletrie, daar gebruikelijk was. De romance werd in 1490 gedrukt. Er wordt in gesproken over de Canarische Eilanden, die in 1326 ontdekt zijn en die zelfs in Spanje vóór het begin der vijftiende eeuw nog slechts weinig bekend waren, zoodat wij wel met zekerheid mogen aannemen, dat deze romance ongeveer in dien tijd geschreven is, vooral ook, omdat er een ridderverhaal,l’Arbre des Bataillesin vermeld wordt, dat eerst in 1390 werd uitgegeven. Het boek werd in het Castiliaansch vertaald, en te Valladolid gedrukt in 1511; kort daarna zag een Italiaansche vertaling van Manfredi het licht, en een Fransche van de hand van den Graaf van Caylus; maar de laatste heeft het oorspronkelijke gedicht vreeselijk verminkt; zelfs heeft hij de voornaamste en ook de minder belangrijke gebeurtenissen veranderd en er iets ziekelijks in gebracht, dat het werk van Martorell ten éénenmale mist.Ter gelegenheid van het huwelijk van een zekeren Koning van Engeland met een schoone en zeer begaafde Prinses van Frankrijk, werden de meest grootsche voorbereidingen getroffen om deze verbintenis waardig te vieren door een schitterend tournooi. Toen Tirante, eenjonge ridder uit Bretagne, van deze preparatieven hoorde, besloot hij aan de ridderspelen deel te nemen, en hij scheepte zich in met een gezelschap jeugdige ridders die hetzelfde plan hadden opgevat, en met wie hij na eenigen tijd in Engeland landde, en de reis naar Windsor aanvaardde. Maar hij werd overmand door de vermoeienissen van de reis, en hij viel in slaap, gewiegd door het sukkeldrafje van zijn uitgeput ros. Het was dan ook niet te verwonderen, dat hij op deze wijze gescheiden werd van zijn veerkrachtiger metgezellen, en dat hij bij zijn ontwaken ontdekte, dat hij geheel alleen op den heirweg reed. Hij gaf zijn paard de sporen en sukkelde eenige mijlen verder, maar spoedig gevoelde hij dringend behoefte aan rust en voedsel en hij zag uit naar een pleisterplaats; hij was zeer verheugd toen hij een nederige hut in het oog kreeg, die hij aanzag voor een kluizenaarswoning, verborgen tusschen de boomen, op eenigen afstand van den grooten weg, en nauwelijks zichtbaar door het dichte gebladerte. Hij steeg af, trad de hut binnen en bevond zich plotseling tegenover een man, die er zeer eigenaardig uitzag in zijn armoedig gewaad, en in wien het geoefend oog van den ridder spoedig een hooggeborene ontdekte. Tirante was dan ook niet bijzonder verbaasd, toen hij zag, dat de kluizenaar verdiept was in de lezing vanl’Arbre des Batailles, een boek vol lessen en wetenswaardigheden op het gebied der ridderlijkheid.De grafelijke kluizenaar.Inderdaad was de kluizenaar niemand anders dan William, Graaf van Warwick, een beroemd ridder, die uit afkeer van de ijdelheden van het Hof, een pelgrimstocht had ondernomen naarJeruzalem. Toen hij bij het Heilige Graf was aangekomen, liet hij het bericht van zijn dood verspreiden; daarna was hij naar Engelandteruggekeerd in de vermomming van een pelgrim en had hij zich teruggetrokken in de hut, waar Tirante hem ontdekte, en die niet ver was verwijderd van het kasteel, waar zijn echtgenoote woonde. Maar zijn afzondering zou niet van langen duur zijn, want toen de machtige Koning der Canarische Eilanden met een reusachtig leger Engeland binnenviel, greep de Graaf naar de wapenen om het beangste volk te hulp te snellen. De aanvallers rukten echter zoo snel voorwaarts, dat de Koning van Engeland spoedig uit Canterbury en Londen moest vluchten en zich genoodzaakt zag een schuilplaats te zoeken in de stad Warwick, waar hij hevig bestookt werd door het Canarische leger. Op dit beslissende oogenblik kwam de Graaf hem te hulp; hij versloeg den Koning der Canarische Eilanden in een tweegevecht, en joeg diens troepen in een hevigen strijd uiteen. Daarna maakte hij zich aan zijn echtgenoote bekend en trok zich weer in de eenzaamheid terug. Al deze bijzonderheden komen overeen met hetgeen beschreven is in de oude Engelsche romanceSir Guy of Warwick.Tirante maakte zich aan den grafelijken kluizenaar bekend, vertelde hem, dat hij zijn naam te danken had aan de omstandigheid, dat zijn vader Heer was van het gebied van Tirraine, dat gedeelte van Frankrijk, dat tegenover de Engelsche kust gelegen was, en dat zijn moeder een dochter was van den Hertog vanBretagne. Ook vertelde hij zijn gastheer, dat hij van plan was deel te nemen aan het tournooi, dat gehouden zou worden ter gelegenheid van het koninklijk huwelijk, waarop de Graaf hem uit het boek, waarin hij bij de komst van Tirante verdiept was, een hoofdstuk voorlas, dat betrekking had op de plichten in het algemeen van den ridder. Hierna las hij hem een verhandeling voor over den wapenhandel en de heldendaden van oude ridders. Toen hij geëindigdhad, zeide hij, dat het reeds laat was, en dat Tirante, daar hij niet bekend was met de wegen in die streek, verstandig zou doen, te vertrekken; hij gaf hem het boek ten geschenke, waaruit hij hem had voorgelezen, en nam afscheid van hem.Een jaar later, toen Tirante als overwinnaar uit het strijdperk was getreden, en met ongeveer veertig jonge ridders de terugreis had aanvaard, kwamen zij ten tweeden male langs de kluizenaarswoning, en hielden daar stil om den Graaf een beleefdheidsbezoek te brengen. Deze vroeg belangstellend, wie zich het meest had onderscheiden bij de ridderspelen, en men vertelde hem, dat Tirante de eerepalm had verworven. Een Fransch ridder, Villermes genaamd, had er zich tegen verzet, dat hij de kleuren droeg van de schoone Agnes, de dochter van den Hertog van Berri; Villermes had hem uitgedaagd tot een tweegevecht op leven en dood, en geëischt, dat zij zich zouden uitrusten met papieren schilden, en helmen van bloemen. Villermes werd in den strijd gedood, en kort nadat Tirante hersteld was van elf wonden, die hij in het gevecht had opgedaan, versloeg hij vier ridders, wapenbroeders, die bleken de Koningen van Polen en Friesland, en de Hertogen van Bourgondië en Beieren te zijn. Een onderdaan van den Koning van Friesland, die den merkwaardigen naam droeg van Kyrie Eleison, of »God ontferm U onzer«, en die een afstammeling was van de oude reuzen, kwam naar Engeland om den dood van zijn meester te wreken. Toen hij echter het graf van zijn vorst aanschouwde, met de wapenen van Tirante, die op de Friesche vlag bevestigd waren, was hij zóó overweldigd door smart, dat hij den geest gaf. Zijn plaats werd ingenomen door zijn broeder, Thomas van Montauban, die een nog reusachtiger gestalte had, maar toch door den jongenBretonschen ridder overwonnen werd, en genoodzaakt was, hem te smeeken zijn leven te sparen.Nadat Tirante afscheid had genomen van den Graaf, keerde hij naar zijn vaderland Bretagne terug, maar hij had nog slechts enkele dagen in zijn voorouderlijk kasteel vertoefd, toen een boodschapper het bericht bracht, dat de Ridders van Rhodes omsingeld waren door de Genuezen en den Sultan van Caïro. Vergezeld door Philips, den jongsten zoon van den Koning van Frankrijk, begaf Tirante zich op weg om het eiland te bevrijden van zijne overweldigers; gedurende zijn reis daarheen hield hij eenigen tijd rust in de omgeving van Palermo. Toen hij eindelijk te Rhodes aankwam, trokken de belegeraars zich haastig terug, en nadat dus Tirante het eiland verlost had van zijne aanvallers, begaf hij zich met zijne manschappen naar Sicilië, waar Prins Philips in het huwelijk trad met de vorstin van dat land. Maar nauwelijks waren de huwelijksfeesten voorbij, of er kwam een heraut van den Keizer van Constantinopel aan het Siciliaansche Hof, met de schokkende mededeeling, dat de vorst van Turkije en de Moorsche Sultan een inval hadden gedaan in het land van zijn meester. Zijn plicht als ridder gebood Tirante den Christenvorst te hulp te komen tegen den heidenschen aanvaller, en dus scheepte hij zich in naar Constantinopel, waar hem bij zijn aankomst het opperbevel over de Grieksche troepen werd opgedragen. Een groot gedeelte der romance is gewijd aan de bijzonderheden van dezen oorlog tegen de Turken, die, zooals vanzelf spreekt, in elk gevecht werden verslagen, zoodat zij ten slotte om een wapenstilstand smeekten. Deze werd hun toegestaan, en gedurende dien rusttijd werden er schitterende feesten en tournooien gehouden.Op dit kritieke oogenblik verscheen de beroemde Urganda in Constantinopel, die haar broeder, den vermaardenArthur, Koning van Brittanje, kwam zoeken. De Keizer daalde af in zijn duisterste kerkers, en vond daar den grootste onder de helden opgesloten in een ijzeren kooi, waar hij zijn laatste levensdagen in de diepste ellende en volkomen verzwakt van geest doorbracht. Nadat men hem zijn oude wapen, het beroemde zwaard Excalibur, in de hand had gegeven, was de ongelukkige Koning in staat, alle vragen, die hem met eenig beleid gesteld werden, te beantwoorden; maar toen men hem het zwaard weer uit de hand nam, verviel hij nog dieper in den toestand van kindschheid. Nadat Urganda een schitterend feestmaal gegeven had, verdween zij met haar bejaarden broeder, en niemand wist, waarheen zij gegaan waren.Tot op dit tijdstip was Tirante er in geslaagd, vrij te blijven van vrouwelijke ketenen, maar ten slotte werd hij toch het gewillig slachtoffer van de schoone oogen der keizersdochter, Prinses Carmesina. Het ging alles tusschen hen naar wensch, totdat een der hofdames van de Prinses, Reposada, die een hartstochtelijke liefde voor den jongen ridder had opgevat, erin slaagde door een valsche list zijn jalousie op te wekken, zoodat hij, tot in het diepst zijner ziel gekwetst door de vermeende trouweloosheid zijner geliefde, zonder afscheid van haar te nemen, zich weder bij het leger voegde. Maar het schip, waarmede hij wegvoer, werd door een hevigen storm overvallen, en naar de kust van Afrika gedreven. Terwijl hij bedroefd aan het strand wandelde, ontmoette Tirante een gezant van den Koning van Tormeceno, die hem naar het Hof bracht, en hem aan zijn gebieder voorstelde, waarna Tirante hem bijstond in de oorlogen, waarin deze vorst natuurlijk gewikkeld was. Toen hij bij zulk een gelegenheid de stad Montagata bestookte, trad een jonkvrouw buiten de poorten, om voor de inwonersom vrede te smeeken. Tot zijn verrassing herkende hij in haar één der hofdames van Prinses Carmesina, die hem de waarheid vertelde omtrent de handelwijze van de valsche Reposada. Hij hief oogenblikkelijk het beleg op, en keerde aan het hoofd van een machtig leger naar Constantinopel terug, om den Griekschen Keizer bij te staan. Door de Turksche vloot te verbranden maakte hij een terugtocht van de troepen des Sultans praktisch onmogelijk, en was hij in staat een zeer voordeeligen vrede te sluiten.Er werden nu schitterende voorbereidingen getroffen tot het huwelijk van Tirante en Carmesina. Maar toen hij na het sluiten van het verdrag op weg was naar Constantinopel, kreeg hij op een dagreis afstand van zijn doel, het bevel, met het binnentrekken van de stad te wachten totdat deze preparatieven voltooid zouden zijn. Terwijl hij dus een wandeling maakte langs een rivier, in gesprek met de Koningen van Ethiopië, Fez en Sicilië, kreeg hij een hevige pleuritis, en ondanks alle goede zorgen van zijn trouwe dienaren, stierf hij kort daarna. Toen de Keizer en de Prinses van zijn dood hoorden, waren zij niet in staat hun verdriet te dragen, en zij stierven op den dag, waarop zij het doodsbericht hadden gekregen.Wij hebben dit keer dus kennis gemaakt met een romance, die niet gelukkig eindigt. Wij weten niet, hoe een dergelijke ontknooping door het Spaansche publiek werd opgenomen, maar het kan niet anders, of de lezers moeten getroffen zijn geweest door de oorspronkelijkheid van het slot. Het blijkt echter duidelijk uit het gunstig oordeel van Cervantes, datTirante de Witteeen lievelingsromance van het Spaansche volk was. »Toen zij een heele verzameling romances tegelijk opnam«, zegt hij, »viel er een op den grond voor de voeten vanden barbier, die den inval had den titel te lezen, en zag, dat hetTirante de Wittewas. God beware mij, riep de priester luidkeels, isTirante de Witteer bij? Geef het mij buurman, want het zal stellig een bron van vreugde en vermaak voor mij zijn! Toen raadde hij de huishoudster aan, het mee naar huis te nemen en het te lezen, »want ofschoon de schrijver verdient te worden opgehangen, omdat hij in vollen ernst zooveel onzin heeft neergeschreven, is het boek toch in zeker opzicht het beste, dat er op de wereld gevonden wordt. Hier eten en slapen de ridders, zij sterven in hun bed, en maken voor hun dood hun testament, natuurlijke zaken, die in alle andere boeken ontbreken.«Schuilt in dit oordeel niet de diepe grond van den afkeer van het onnatuurlijke en onwaarschijnlijke, dat zoo dikwijls de romance kenmerkte, een afkeer, die in zulke kernachtige bewoordingen werd uitgedrukt door den man, die aan het hoofd der oppositie stond?

Vijfde Hoofdstuk: De Palmerin-Romances.MogePalmerin van Engelandbewaard blijven als een merkwaardige relikwie uit de oudheid.Cervantes.De eerste critici van de Spaansche romance schijnen er op uit te zijn geweest in elk dezer dichtwerken den Portugeeschen oorsprong op te sporen. Zij schijnen uit de geschiedenis van deAmadis-serie te hebben opgemaakt, dat elke romantische uiting stamde uit het Lusitanische koninkrijk, terwijl zij toch voortdurend wezen op den grooten invloed, dien de Provençaalsche en Moorsche letterkunde op de Spaansche romance had. Het is precies, alsof men zeggen zou: »Ja, het heldengedicht van Koning Arthur draagt de duidelijke teekenen van een Normandisch-Franschen invloed, maar toch werd het in Wales voor het eerst in letterkundigen vorm gegoten. Engeland? O, Engeland aanvaardde het kunstwerk slechts, dat is alles!«DePalmerin-serie liep in chronologisch opzicht bijna parallel met deAmadis, en volgens de overlevering werd het eerste boek geschreven door een anonieme dame uit Augustabriga. Maar wij hebben alle reden, om, op grond van een gedeelte uitPrimaleón—een onderdeel van het werk—aan te nemen, dat het geschreven werd door Francisco Vasquez de Ciudad Rodrigo. Er is geen vroege Portugeesche uitgave bekend, en de Spaansche editie van de eerste romance dezer seriePalmerin de Oliva, die in 1525 te Sevilla gedruktwerd, was stellig niet de eerste vorm, waarin het werk werd neergelegd. De Engelsche vertaling van Anthony Munday werd in 1588 in eengotischlettertype gedrukt.Palmerin de Oliva.Bij zijn verschijning werdPalmerin de Olivaontvangen met een bijna even groot enthousiasme alsAmadis, waarmede het, waarschijnlijk niet geheel toevallig, veel overeenkomst vertoonde; en ook verschenen er, evenals van deze romance, verrassend snel nieuwe uitgaven en vertalingen van.Het begin vanPalmerin de Olivabrengt ons opnieuw naar het tooverachtige strand van denGouden Hoorn. Reymicio, de Keizer van Constantinopel, had een dochter, Griana genaamd, die hij bestemd had voor Tarisius, den zoon van den Koning van Hongarije, en een neef van de Keizerin. Maar Griana had haar hart geschonken aan Florendos van Macedonië, van wien zij een zoon had. Daar zij den toorn van haar vader vreesde, liet zij toe, dat een dienaar het kind naar een eenzame plek bracht, waar het door een boer werd gevonden, die het meenam naar zijn hut en het opvoedde als zijn eigen zoon, onder den naam van Palmerin de Oliva, omdat hij het gevonden had op een heuvel, die weelderig begroeid was met palm- en olijfboomen.De knaap was tevreden met zijn eenvoudig bestaan, maar toen hij vernam, dat hij geen boerenzoon was, verlangde hij naar het krijgsmansleven. Het lot was hem gunstig. Eens, toen hij door een donker woud dwaalde op zoek naar wild, ontmoette hij een koopman, die door een woesten leeuw aangevallen was. Hij versloeg het dier en hoorde, dat de reiziger uit Constantinopel kwam en op weg was naar zijn eigen land. Palmerin sloot zich bij den koopman aan, en vergezelde hem naar de stadHermide, waar zijn dankbare metgezel hem van wapenen en een paard voorzag. Toen hij zoo was toegerust voor het leven van een ridder, begaf hij zich naar het Hof van Macedonië, waar hij tot ridder geslagen werd door Florendos, den zoon van den Koning van dit rijk, en dus zijn eigen vader.Spoedig deed zich voor Palmerin een gelegenheid voor on zich te onderscheiden. Primaleón, de Koning van Macedonië, was reeds geruimen tijd lijdende aan een gevaarlijke ziekte. Zijne geneesheeren hadden hem verzekerd, dat hij genezen zou, wanneer hij er in slaagde water uit een bepaalde bron te krijgen. Maar deze bron werd bewaakt door een reusachtige slang, die zóó kwaadaardig was, dat het reeds levensgevaarlijk was haar schuilplaats te naderen. Vele ridders hadden het avontuur reeds ondernomen, en waren door het venijnige dier vermorzeld, zoodat het niemand nog gelukt was, den zieken Koning het genezingbrengende water te verschaffen. Dit scheen Palmerin een welkome gelegenheid toe, zijn moed te toonen, en zonder zich goed rekenschap te geven van de groote moeilijkheid dezer onderneming, wierp hij zich in het zadel, en draafde weg in de richting van de bron.De Feeën.Diep doordrongen van de groote eer, die hem met den juist ontvangen ridderslag verleend was, en buitengewoon trotsch op de gouden sporen die aan zijn geharnaste hielen glinsterden was Palmerin niet weinig gevleid door de belangstelling, die hij blijkbaar gewekt had bij een troepje jonge en schoone dames, die zich bij den uitgang van het bosch bevonden en die zijn flinke gestalte met lachende oogen opnamen. Wanneer hij minder vervuld was geweest van zichzelf en zijnpaard, dat hij om den indruk te verhoogen liet huppelen en springen, zou hij gezien hebben, dat de jonkvrouwen, voor wie hij zulk een schitterend figuur wilde slaan, veel te schoon waren voor aardsche wezens; want de dames, die hem met zulk een blijkbaar genoegen bekeken, waren prinsessen uit het geslacht der Feeën, en zij hadden zich op den weg van den jongen ridder geplaatst met het doel, hem met haar toovermacht te helpen.Palmerin begroette haar met alle hoffelijkheid, waartoe hij in staat was.»God behoede u, schoone jonkvrouwen«, zeide hij, terwijl hij zóó diep boog, dat hij bijna de manen van zijn paard raakte, »kunt gij mij ook vertellen, of ik in de buurt ben van de bron, die door de booze slang bewaakt wordt?«»Edele ridder«, antwoordde één der nymphen, »gij zijt slechts een mijl ervan verwijderd. Maar wij smeeken u, keer terug op uwe schreden. Vele ridders, met roem beladen, hebben wij reeds dezen weg zien gaan om te strijden met het monster, dat de bron bewaakt, maar nog nooit keerde één hunner terug«.»Het is niet mijn gewoonte een onderneming op te geven,« zeide Palmerin uit de hoogte. »Heb ik u goed begrepen, dat de bron nog geen mijl van deze plaats verwijderd is?«»Een kleine mijl, Heer Ridder,« antwoordde de fee. En zich tot hare gezellinnen wendende, zeide zij: »Zusters, dit schijnt de jongeling te zijn, dien wij reeds zoo lang verwacht hebben; hij is moedig en standvastig; zullen wij hem de wondergave schenken?«Toen hare gezellinnen hiertoe hare toestemming hadden gegeven, openbaarde zij Palmerin wie zij en hare zusters waren, en zij verzekerde hem, dat waarheen hij gaan zou, of wat hij zou ondernemen, geen monster oftoovenaar macht over hem zou krijgen. Toen wezen zij hem nauwkeuriger den weg naar de schuilplaats der slang en zij verdwenen in het donkere woud.Toen reed hij verder en hij kreeg spoedig de bron in het oog; maar nauwelijks had hij een blik geworpen op het zilveren water, dat uit een groenen heuvel opborrelde, of een vreeselijk gesis waarschuwde hem, dat de giftige bewaker in de nabijheid was. Zonder eenige vrees reed hij echter voorwaarts. Een vuurstraal, komende uit den muil van het monster, spoot over hem heen, maar hij boog zich over het zadel, en ontkwam zóó aan den vuurgloed. En terwijl hij op den venijnigen kop toesprong, die rustte op een nek, dik als een zuil, en die begroeid was met glanzende schubben, sloeg hij ernaar met zijn zwaard. De slang trachtte den ridder en zijn paard te omstrengelen, maar voordat het haar gelukt was, hen in haar doodelijken greep te krijgen, had Palmerin haar den kop afgeslagen.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Bij zijn terugkomst in Macedonië werd de jonge held overladen met verzoeken van allerlei vorsten, die hem met alle geweld in een of andere onderneming wilden betrekken. Palmerin voldeed daaraan met zulk een buitengewone dapperheid, dat zijn roem spoedig verspreid was over geheel Europa, en wij zien hem zelfs strijden in België, waar hij den Duitschen Keizer bevrijdde uit de macht van eenige verraderlijke ridders, die hem in de stad Gent belegerden. Het was bij deze gelegenheid, dat hij de dochter des Keizers, de schoone Polinarda, die hem eens in den droom was verschenen, leerde kennen en haar lief kreeg. Maar de jonge paladijn was van oordeel, dat hij zulk een verheven jonkvrouw slechts waardig zou zijn, wanneer hij vele ridders ter wille van haar had overwonnen, en hij besloot dus, zich in avonturen te begeven, die nog veel moeilijker waren dan die,waardoor hij zich reeds zulk een grooten roem had verworven. Toen hij dus hoorde van een groot tournooi, dat in Frankrijk zou worden gehouden, reisde hij daarheen, en kwam als overwinnaar uit den strijd te voorschijn.Bij zijn terugkomst in Duitschland vond hij den Keizer in een oorlog gewikkeld met den Koning van Engeland, tegen wien hij zich met den Koning van Noorwegen verbonden had. Dit bondgenootschap was echter niet naar den zin van Trineus, den zoon van den Keizer, die de Engelsche koningsdochter Agriola beminde; hij vertrok dus in alle stilte met Palmerin, om den vader zijner geliefde te helpen. Na vele wederwaardigheden slaagden de jonge ridders erin, de Engelsche prinses te ontvoeren. Maar toen zij huiswaarts keerden, werden zij door een hevigen storm overvallen en naar de kust van Morea gedreven. Toen de storm bedaard was, voer Palmerin naar het naburige eiland Calpa, om zich daar bezig te houden met de valkenjacht, en gedurende zijn afwezigheid werd het vaartuig, waarop hij zijne vrienden had achtergelaten, overrompeld door Turksche zeeroovers, die Agriola medevoerden, als een geschenk aan hun Sultan. Trineus was er nog ongelukkiger aan toe, want hij werd aan wal gezet op een woest eiland, waarschijnlijk hetzelfde, waar Circe heerschte, en waar hij oogenblikkelijk veranderd werd in een hond. En om zijn toestand nog vernederender te maken, kreeg hij niet de gedaante van één der edelste soorten van het hondenras, maar van een kleinen schoothond, zooals men ze in damesboudoirs vindt.Intusschen werd Palmerin, die geheel onkundig was van het lot zijner vrienden, op het eiland Calpa ontdekt door Archidiana, de dochter van den Sultan van Babylon, die hem dadelijk in haar dienst nam, en weigerde hem te laten vertrekken. Archidiana had bij den eersten aanblik een hevige hartstocht opgevat voor den schoonenjongen ridder, en de moeilijkheid werd voor hem nog grooter door de wetenschap, dat ook haar nicht Ardemira verliefd op hem was geworden. De ridder wees echter zeer beslist hare vriendelijkheden af, en Ardemira trok zich dit zóó hevig aan, dat zij een bloeduitstorting kreeg en stierf, spoedig nadat het gezelschap aan het Hof van Babylonië was aangekomen. Toen Amaran, de zoon van den Koning van Phrygië, die met haar verloofd was, dit treurig einde vernam, spoedde hij zich naar Babylon, en beschuldigde Archidiana in heftige bewoordingen, de oorzaak te zijn van haar dood, terwijl hij aanbood deze bewering te staven door een tweegevecht. Palmerin ging, zooals dit zijn plicht was, op de uitdaging aan de prinses in; hij versloeg Amaran bij het eerste samentreffen, en verwierf hierdoor de gunst van den Sultan, wien hij bijstond in den oorlog met Phrygië, die het gevolg was van dit tweegevecht.De Sultan was verrukt over zijn militair succes en besloot de grenzen van zijn rijk uit te breiden; met dit doel ondernam hij een veldtocht tegen Constantinopel en Palmerin was genoodzaakt hem hierbij te vergezellen. Maar toen de Babylonische vloot overvallen werd door storm, beval hij de matrozen van zijn eigen schip naar de Duitsche kust te sturen. Daar aangekomen reisde hij naar de hoofdstad, en maakte zich in het geheim bekend bij Polinarda, bij wie hij eenigen tijd bleef.Maar hij werd gekweld door angstige voorgevoelens over zijn vriend Trineus, en dus besloot hij, den ongelukkigen prins te gaan zoeken. Bij zijn tocht door Europa kwam hij ook in de stad Buda, waar hij hoorde, dat Florendos, Prins van Macedonië, kort geleden Tarisius had verslagen, die, zooals men zich zal herinneren, zijn mededinger was geweest naar de hand van Prinses Griana; zij was echter indertijd door haar vader, denheerschzuchtigen keizer van Constantinopel, gedwongen tot een huwelijk met Tarisius. Florendos was gevangen genomen door de bloedverwanten van Tarisius, en naar Constantinopel gevoerd, waar hij aan den schandpaal zou worden verbrand, tegelijk met Griana, die men als zijn medeplichtige beschouwde. Zoodra Palmerin vernam, dat het leven bedreigd werd van hen, die zonder dat hij het wist, zijne ouders waren, begaf hij zich oogenblikkelijk naar Constantinopel, waar hij hun onschuld verdedigde, door in een strijd op leven en dood de neven van Tarisius te verslaan, en waar het hem gelukte, hen te bewaren voor den schandelijken dood, die hen wachtte. Terwijl hij te bed lag om te genezen van zijne wonden, kreeg hij bezoek van de dankbare Griana, die hem aan een moedervlek op zijn gelaat en door de mededeeling, dat hij een vondeling was, als zoon herkende. Toen de Keizer haar verhaal hoorde, nam hij Palmerin vol vreugde tot zich, en hij erkende hem als zijn opvolger.Op zoek naar Trineus.Maar ondanks zijn nieuw verworven macht, vergat Palmerin niet, dat hij zich tot taak had gesteld, zijn verloren vriend Trineus te gaan zoeken. Toen hij hiertoe over de Middellandsche Zee voer, werd hij door een geweldige Turksche vloot overvallen en gevangen genomen. Hij werd naar het paleis van den Sultan gebracht, en slaagde er in Prinses Agriola uit de macht van dezen tiran te bevrijden. Daarna ontvluchtte hij en kwam bij het paleis van een prinses, die Trineus, in zijn gedaante van een schoothondje, ten geschenke had gekregen van de menschen, die hem gevangen hadden. Deze dame had een ernstige verzwering in de neus (een zeer onromantische bijzonderheid!), en verzocht Palmerin haar te vergezellen naar Mussabelin, een Perzisch toovenaar,die haar, zooals zij vast geloofde, zou kunnen bevrijden van deze ellendige ziekte. Maar de Wijze deelde haar mede, dat zij slechts zou kunnen genezen door de bloemen van een boom, die in de nabijheid van »Het Kasteel met de tien Trappen« groeide.Het kasteel, waarvan de Wijze sprak, was echter betooverd; maar Palmerin was tegen alle booze machten beschermd door de wondergave der feeën, en hij begaf zich dus op weg naar het betooverde kasteel, plukte de bloemen van den genezingbrengenden boom, en ving een betooverden vogel, die voorbestemd was het uur van zijn dood aan te kondigen door een bovenaardschen kreet. Vervolgens nam hij de betoovering weg van het kasteel en tegelijkertijd nam Trineus, die hem in de gedaante van een hond gevolgd was, zijn oorspronkelijke gestalte weer aan.De verdere lotgevallen van Palmerin gelijken zooveel op de vorige, dat het monnikenwerk zou zijn, ze alle te verhalen. Van het Hof van den éénen Sultan trekt hij naar dat van den anderen, het ééne wonderbaarlijke avontuur volgt op het andere, en de tweegevechten volgen elkander met groote snelheid op. Eindelijk komen Palmerin en Trineus in Europa terug en beiden huwen de aangebedene huns harten.De priester van Cervantes is wel wat streng in zijn oordeel overPalmerin de Oliva.Toen hij een volgend boek opende, zag hij, dat hetPalmerin de Olivawas. »Ha, heb ik je daar te pakken?« riep de priester, »neem deze Oliva mee, scheur hem in stukken, verbrand hem, en strooi de asch in den wind!« Toch zijn er schitterende bladzijden in de romance, die wij zooeven in groote trekken hebben beschreven, korrels stofgoud in een woestijn van verwarde en oppervlakkige vertelsels, vonken van het genie, zooals wij die hier en daar in Shelley’Zastrozzi,St. Irvyneen andere hysterische uitingen uit zijn studententijd aantreffen.Primaleón.Men is het er algemeen over eens, dat de aard en oorsprong van Primaleón, den zoon en opvolger vanPalmerin de Olivaecht Spaansch zijn; toch vond de schrijver, Francisco Delicado, het raadzaam, wegens de voorliefde van zijn tijdgenooten voor alles wat geheimzinnig en Oostersch was, het aan te kondigen als een vertaling uit het Grieksch. De eerste uitgave verscheen in 1516, en werd spoedig gevolgd door tal van vertalingen, o.a. een Engelsche van de hand van Anthony Munday, uitgegeven in 1589 en opgedragen aan Sir Francis Drake. Deze vertaling bevatte echter slechts dat gedeelte der romance, waarin de heldendaden van Polendos beschreven waren, maar Munday vulde het werk aan in uitgaven, die in 1595 en 1619 het licht zagen. De avonturen van Polendos zijn echter verreweg het beste uit het boek.Polendos was de zoon van de Koningin van Tharsus. Toen hij op zekeren dag huiswaarts keerde van de jacht, zag hij een oud vrouwtje op de treden van het paleis zitten, vanwaar hij haar met groote ruwheid wegschopte. »Je vader Palmerin hielp de ongelukkigen op een andere manier!« riep het besje uit, terwijl zij opstond. Op deze wijze vernam Polendos het geheim zijner geboorte, want hij was inderdaad de zoon van Palmerin en de Koningin van Tharsus. Hij was verrukt door deze wetenschap, en brandde van verlangen, zich te onderscheiden door heldendaden, die zijn edelen vader waardig zouden zijn. Hij begaf zich dus op weg naar Constantinopel, om zich aan zijn vader bekend te maken, en ontmoette op zijn reis vele avonturen. Hij bleef niet lang in de keizerlijke stad, maar trok er op uit, omPrinses Francelina te verlossen uit de macht van een reus en een dwerg, die haar in een betooverd paleis gevangen hielden. Bij zijn terugkomst in Constantinopel onderscheidde hij zich zeer in een tournooi, dat gehouden werd bij gelegenheid van het huwelijk van een der dochters van den Keizer, en Primaleón, de eigenlijke held dezer geschiedenis, de zoon van Palmerin en Polinarda, wenschte zich met zijn halfbroeder te meten; daartoe werd hij tot ridder geslagen en hij kon toen aan den strijd deelnemen. De rest van de romance handelt over de lotgevallen van dezen jongen held en van Duardos (Eduard) van Engeland.Bij één zijner avonturen had Primaleón den zoon der Hertogin van Armedos gedood; de ontroostbare moeder legde de gelofte af, dat zij haar dochter slechts ten huwelijk zou geven aan den man, die haar het hoofd van Primaleón zou brengen. Primaleón versloeg één voor één de minnaars van Gridoina, de dochter der Hertogin, zoodat zij op het laatst zelfs zijn naam verafschuwde; maar op zekeren avond verscheen Primaleón aan het paleis, en terwijl zij niet wist wie hij was, vatte zij een hartstochtelijke liefde voor hem op. Het pand hunner liefde was Platir, wiens lotgevallen door denzelfden schrijver verhaald en in 1533 teValladolidwerden uitgegeven. Wij zullen ons niet bezighouden met deze onbeteekenende romance, maar liever onze aandacht wijden aan zijn opvolger, die zooveel meer onze belangstelling waard is.Palmerin van Engeland.Dit is waarschijnlijk wel de beste romance van de geheele serie. Men zegt, dat de eerste Spaansche uitgave verloren is gegaan, maar een Fransche vertaling ervan verscheen in 1553 te Lyon, en een Italiaansche in 1555te Venetië. Southey houdt echter vol, dat het Spaansche origineel dezer geschiedenis nooit bestaan heeft, en dat zij oorspronkelijk in het Portugeesch geschreven werd. Deze bewering werd echter te niet gedaan, doordat Salva een afschrift van het verdwenen Spaansche werk ontdekte, dat door Luis Kuxtado geschreven was en in twee gedeelten te Toledo verscheen, in 1547 en 1548. Southey trachtte in de Europeesche vertaling vanPalmerin van Engelandaan te toonen, dat een nadere beschouwing van demise en scènehet onweerlegbaar bewijs zou leveren, dat deze romance van zuiver Lusitanischen oorsprong was,—uit welke redeneering duidelijk blijkt, welk een gevaar er schuilt in dergelijke spitsvondige redeneeringen. Met even weinig grond zou men kunnen beweren, dat het werk van Engelschen oorsprong is, omdat het voornamelijk speelt binnen de grenzen van het »gevaarlijke eiland« Brittanje, in welk opzicht het veel overeenkomst vertoont metAmadis.InPalmerin van Engelandvinden wij de levensgeschiedenis van de ouders van den held geschetst. Don Duardos, of Eduard, de zoon van den Koning van Engeland, was gehuwd met Flerida, de dochter van Palmerin de Oliva. Op zekeren dag, toen hij op de jacht was, verdwaalde hij in een Engelsch woud, en kwam terecht in een geheimzinnig kasteel, waar hij gevangen gehouden werd door een reuzin, Eutropa genaamd, wier broeder hij in den strijd gedood had. Maar Dramuziando haar neef, en de zoon van den reus, die door Duardos naar de andere wereld was geholpen, was zachter van gemoed dan zijn geweldige tante, en hij vatte een eigenaardige vriendschap op voor den gevangen Duardos.Intusschen was Flerida doodelijk ongerust geworden over het uitblijven van Duardos, en zij begaf zich, vergezeld van een aantal ridders, op weg om hem te zoeken.Terwijl zij het bosch door trok in de hoop hem te vinden, gaf zij het leven aan twee zonen, die door haar kapelaan onder het loof der boomen gedoopt werden. Nauwelijks was deze plechtigheid afgeloopen, toen een woeste man, die in een verborgen schuilplaats van het woud woonde, uit het dichte gebladerte te voorschijn sprong, de kinderen greep en zich haastig met hen verwijderde. Niemand kon hem tegenhouden, want hij was vergezeld van twee leeuwen, die zóó reusachtig groot waren en verschrikkelijk om te aanschouwen, dat zelfs de dappersten uit het gevolg van Flerida met angst geslagen waren.De boschbewoner bracht de kinderen, die Palmerin en Florian gedoopt waren, naar zijn hol, met het plan, hen voor de leeuwen te werpen. Flerida keerde diep bedroefd naar het paleis terug en zond een boodschapper naar Constantinopel met het bericht van alles wat haar overkomen was. Toen Primaleón de treurige tijding ontvangen had, scheepte hij zich met een aantal ridders in naar Engeland, waar zij hoorden, dat Duardos in het kasteel der reuzin gevangen gehouden werd. Zij trachtten hem te bevrijden, maar begingen de bij dolende ridders gebruikelijke fout, afzonderlijk inplaats van te zamen ten strijde te trekken, zoodat zij gemakkelijk verslagen werden door Dramuziando, die elken nieuwen vijand, die naderde, dwong met hem te vechten.De woeste boschbewoner, die de koninklijke tweelingen had meegenomen als voedsel voor zijne leeuwen, had geen rekening gehouden met zijn vrouw, wier moederlijk instinct zich verzette tegen dien wreeden dood der kinderen. Zij overreedde haar man hen te sparen, en voedde hen op met haar eigen zoon Selvianus. Na verloop van tijd werden zij zeer bedreven in de jacht en den boschbouw, en op één zijner tochten door het woud, toen hij het spoor van een rood hert volgde, ontmoetteFlorian den zoon van den hertog van Wales, Pridos, die hem medenam naar het Engelsche Hof, waar hij bij zijn moeder Flerida gebracht werd. Zij gevoelde zich zeer aangetrokken tot den schuwen knaap, nam hem als haar zoon aan, gaf hem den naam van »Het Kind van het Woud,« en voedde hem op in beschaafde manieren.Op zekeren dag, kort nadat Florian van de boschbewoners gescheiden was, liepen Palmerin en Selvianus langs het strand, en ontdekten een galei, die door den storm op de kust geworpen was. Polendos (wiens vroegere lotgevallen in de romance Primaleón beschreven zijn) stapte aan wal in gezelschap van eenige andere Grieksche ridders, die met hem naar Engeland gekomen waren om Duardos te zoeken. Palmerin en Selvianus vroegen hem, hen mede te nemen op het schip, dat spoedig weer zee koos, en niet lang daarna kwamen zij te Constantinopel aan, waar zij bij den Keizer gebracht werden. Deze wist natuurlijk niets van de afkomst van Palmerin, maar het was hem door brieven, die hij ontvangen had van een zekere »Jonkvrouw van het Bad«, die als beschermengel van den jongen held schijnt te zijn opgetreden, bekend, dat de knaap van hooge geboorte was. De keizer, die door de aanbeveling dezer edele dame zeer vriendelijk gestemd was tegenover Palmerin, sloeg hem tot ridder, en Polinarda, de dochter van Primaleón, gordde hem het zwaard aan. Gedurende het verblijf van Palmerin te Constantinopel werd er een tournooi gehouden, waarin hij en een vreemde ridder, die als devies de beeltenis droeg van een boschbewoner met twee leeuwen, zich onderscheidden door groote dapperheid. De vreemdeling vertrok nogincognito, maar later ontdekte men, dat het Florian was, die van dit oogenblik bekend bleef als »De Ridder met den Boschbewoner.«Palmerin geraakte dadelijk onder de bekoring van prinses Polinarda, maar de heftigheid, waarmede hij om haar hand dong, waarschijnlijk het natuurlijk gevolg van zijn eigenaardige opvoeding, beleedigde de edele jonkvrouw, en zij wees hem de deur. Wanhopig over hare hardvochtigheid, verliet hij de Grieksche hoofdstad en reisde onder den naam van den »Gelukzoeker« naar Engeland, waarheen hij Selvianus als zijn schildknaap mee nam. Op zijn reis daarheen had hij vele avonturen, waarin hij zonder onderscheid gelukkig was, en eindelijk kwam hij in het rijk van zijn grootvader aan. Maar terwijl hij door het bosch trok, waar zijn pleegvader woonde, kwam hij onverwachts tegenover hem te staan, en hij vertelde hem zijne lotgevallen. Daarna haastte hij zich verder, en kwam hij bij een kasteel in de buurt van Londen, waar de slotvoogd hem vroeg voor hem te strijden met den »Ridder met den Boschbewoner«, die zijn zoon gedood had. Hij vertrok dus naar Londen en daagde Florian uit, maar prinses Flerida kwam tusschenbeide en verbood den strijd, die nooit hervat werd, want Palmerin had eindelijk Dramuziando overwonnen en Duardos bevrijd. Het geheim van de geboorte der tweelingen werd door den toovenaar Doliarte geopenbaard en door hun pleegvader bevestigd.Het kasteel Almaurol.Gedreven door de zucht naar avonturen versmaadden Florian en Palmerin het gemakkelijke leven aan het Hof, en zij trokken weer verder. Wij kunnen hen niet volgen door den doolhof van verwikkelingen, waarin zij belandden, maar verscheidene hunner beproevingen, vooral die, welke Palmerin op het »Gevaarlijke Eiland« moest doorstaan, behooren tot het belangrijkste en bekoorlijkste gedeelte van het boek, dat naar hem genoemd is.In verschillende gedeelten der romance speelt de beminnelijke reus Dramuziando een mooie rol, maar zijn tante, de wraakzuchtige Eutropa blijft volharden in haar haat tegen het geslacht der Palmerins, en zij smeedt voortdurend booze plannen tegen hen. Door de macht van den toovenaar Doliarte slaagt zij er echter niet in, hen te vernietigen. Het tooneel der meeste avonturen is het kasteel Almaurol, waar, onder de bewaking van een reus de schoone, doch hooghartige Miraguarda woonde, wier trekken afgebeeld waren op een schild, dat boven de poort van het kasteel was opgehangen. Het werd bewaakt door een stoet van ridders, die verliefd waren geworden op het origineel, en wanneer er andere paladijnen kwamen, die de bekoorlijkheden hunner aangebedenen prezen, dan moesten zij met die ridders strijden. Tot de slachtoffers der schoone Miraguarda behoorde de reus Dramuziando; maar terwijl hij de wacht hield bij het schilderij, werd het geroofd door Alhayzar, den Sultan van Babylon, wiens geliefde Targiana, de dochter van den Sultan van Turkije, hem had bevolen, het haar te brengen als bewijs van zijn trouw.De schrijver der romance schijnt het hier noodig te hebben gevonden, zijne helden naar Constantinopel terug te roepen, om hen in het huwelijk te laten treden met hunne respectieve geliefden. Palmerin werd in den echt verbonden met Polinarda, en zijn broeder Florian met Leonarda, de Koningin van Thracië, zoodat de gelieven allen gelukkig werden gemaakt. De romance eindigt echter volstrekt niet met deze huwelijken, want wij zien allerlei verwikkelingen ontstaan, door de hartstochtelijke liefde, die de Sultansdochter van Turkije opvat voor den pasgehuwden Florian. Deze vroolijke jonge prins had, terwijl hij aan het Hof van haar vader vertoefde, zich de vrijheid gepermitteerd, de jonkvrouw te schaken,en ofschoon zij nu goed en wel gehuwd was met Alhayzar, Sultan van Babylon, en schilderijendief, had zij voor haar vroegeren geliefde nog de oude gevoelens bewaard, die echter vermengd waren met wrok, omdat hij hare bekoorlijkheden vergeten had om de schoonheid der Koningin van Thracië.Om haar jaloersch hart tevreden te stellen, gebruikte zij een toovenaar om de Koningin van Thracië in het verderf te storten. Terwijl de jonge vrouw in de tuinen van haar paleis wandelde, werd zij overvallen door twee reusachtige griffioenen, die haar naar een betooverd kasteel sleurden, waar zij veranderd werd in een groote slang. Haar ontroostbare echtgenoot vond in haar bevrijding een avontuur naar zijn hart, en nadat hij den wijzen Doliarte had geraadpleegd, gelukte het hem de plaats te vinden, waar zijn vrouw gevangen gehouden werd, en hij slaagde erin, de betoovering van haar weg te nemen.Met deze daad beleedigde hij den trotschen Alhayzar in hooge mate; deze besloot dan ook, den smaad, zijn Koningin aangedaan, te wreken, en hij verzocht den Keizer van Constantinopel, Florian aan hem uit te leveren. Natuurlijk ontving hij een weigerend antwoord, waarop hij het Grieksche Rijk binnenviel met een leger van tweehonderdduizend man, die uit alle echte en gefantaseerde koninkrijken en provincies van het Oosten gerecruteerd waren. Er werden drie bloedige veldslagen geleverd, en in den laatsten werd Alhayzar gedood, en het leger der heidenen volkomen vernietigd.Een lofrede van Cervantes.Cervantes is zeer uitbundig in zijn lof over deze romance »DezePalmerin van Engeland«, zegt hij, »moet bewaard blijven als een unicum, en er zou eenkistje voor gemaakt moeten worden, zooals Alexander er een vond onder den buit van Darius.... Dit boek, mijn waarde vriend, is van groot belang, en dat om twee redenen: Ten eerste is het op zichzelf een uitstekend werk, en ten tweede zegt men, dat een wijs Koning van Portugal het geschreven heeft. Alle avonturen in het kasteel van Miraguarda zijn uitstekend en met groote bekwaamheid beschreven; de gesprekken zijn beschaafd en verstandig, en in overeenstemming met de waardigheid en kennis van den spreker. Ik zou dus, meester Nicolaas, met uw verlof willen zeggen, dat deze romance, enAmadis de Galliëruit de vlammen gered moeten worden, en dat de rest zonder verder onderzoek moet worden vernietigd.«MetUwverlof, meester Cervantes, zou ik hierover gaarne nog eens metUvan gedachten wisselen; want ofschoonPalmerin van Engelandde beste van deze soort romances is, steekt hij toch niet zóó ver uit boven de andere en zijn zijne fouten ook dezelfde. Zou het ook mogelijk kunnen zijn, dat gij, als een rechtgeaard Spanjaard, deze romance zoo bovenmatig bewondert, omdat gij gelooft, dat zij het werk is van een Koning? En verlaagt gij U niet tot het niveau van een dagblad-criticus, wanneer gij den banvloek uitspreekt over romances, die gij niet gelezen hebt? En kunt gij U, als ridderlijk Castiliaan vereenigen met de minachting, die de schrijver zoo onomwonden toont voor het schoone geslacht, ter wille waarvan alle romances geschreven zijn? Geen goed ridder, geen edelmoedig man zou zooveel onzin hebben kunnen neerschrijven over vrouwelijke ijverzucht, oppervlakkigheid en gebrek aan gezond verstand, en wat nog erger is, hij heeft er marionnetten van gemaakt, die door touwtjes bewogen worden. Voor één ding blijf ik hem echter dankbaar—voor de persoonsbeschrijvingvan den toovenaar Doliarte, dien Wijze, die in het »Dal der Verdoemden« woont, verdiept in het aanschouwen van geheimzinnige zaken. Maar nog meer ben ik hem dankbaar voor de atmosfeer van wonderbaarlijke en bedwelmende betoovering, waarin hij deze geschiedenis heeft gehuld; en wanneer de schrijver U heeft meegesleept in zijn vervoering, en Uwe oogen heeft gesloten voor de gebreken dezer romance, dan moeten wij tot Uw verontschuldiging aanvoeren, dat uwe betooverde oogen niet in staat waren die fouten te zien, en dat zij slecht den uiterlijken glans konden aanschouwen van deze tooverwereld.

MogePalmerin van Engelandbewaard blijven als een merkwaardige relikwie uit de oudheid.Cervantes.

MogePalmerin van Engelandbewaard blijven als een merkwaardige relikwie uit de oudheid.

Cervantes.

De eerste critici van de Spaansche romance schijnen er op uit te zijn geweest in elk dezer dichtwerken den Portugeeschen oorsprong op te sporen. Zij schijnen uit de geschiedenis van deAmadis-serie te hebben opgemaakt, dat elke romantische uiting stamde uit het Lusitanische koninkrijk, terwijl zij toch voortdurend wezen op den grooten invloed, dien de Provençaalsche en Moorsche letterkunde op de Spaansche romance had. Het is precies, alsof men zeggen zou: »Ja, het heldengedicht van Koning Arthur draagt de duidelijke teekenen van een Normandisch-Franschen invloed, maar toch werd het in Wales voor het eerst in letterkundigen vorm gegoten. Engeland? O, Engeland aanvaardde het kunstwerk slechts, dat is alles!«

DePalmerin-serie liep in chronologisch opzicht bijna parallel met deAmadis, en volgens de overlevering werd het eerste boek geschreven door een anonieme dame uit Augustabriga. Maar wij hebben alle reden, om, op grond van een gedeelte uitPrimaleón—een onderdeel van het werk—aan te nemen, dat het geschreven werd door Francisco Vasquez de Ciudad Rodrigo. Er is geen vroege Portugeesche uitgave bekend, en de Spaansche editie van de eerste romance dezer seriePalmerin de Oliva, die in 1525 te Sevilla gedruktwerd, was stellig niet de eerste vorm, waarin het werk werd neergelegd. De Engelsche vertaling van Anthony Munday werd in 1588 in eengotischlettertype gedrukt.

Palmerin de Oliva.Bij zijn verschijning werdPalmerin de Olivaontvangen met een bijna even groot enthousiasme alsAmadis, waarmede het, waarschijnlijk niet geheel toevallig, veel overeenkomst vertoonde; en ook verschenen er, evenals van deze romance, verrassend snel nieuwe uitgaven en vertalingen van.Het begin vanPalmerin de Olivabrengt ons opnieuw naar het tooverachtige strand van denGouden Hoorn. Reymicio, de Keizer van Constantinopel, had een dochter, Griana genaamd, die hij bestemd had voor Tarisius, den zoon van den Koning van Hongarije, en een neef van de Keizerin. Maar Griana had haar hart geschonken aan Florendos van Macedonië, van wien zij een zoon had. Daar zij den toorn van haar vader vreesde, liet zij toe, dat een dienaar het kind naar een eenzame plek bracht, waar het door een boer werd gevonden, die het meenam naar zijn hut en het opvoedde als zijn eigen zoon, onder den naam van Palmerin de Oliva, omdat hij het gevonden had op een heuvel, die weelderig begroeid was met palm- en olijfboomen.De knaap was tevreden met zijn eenvoudig bestaan, maar toen hij vernam, dat hij geen boerenzoon was, verlangde hij naar het krijgsmansleven. Het lot was hem gunstig. Eens, toen hij door een donker woud dwaalde op zoek naar wild, ontmoette hij een koopman, die door een woesten leeuw aangevallen was. Hij versloeg het dier en hoorde, dat de reiziger uit Constantinopel kwam en op weg was naar zijn eigen land. Palmerin sloot zich bij den koopman aan, en vergezelde hem naar de stadHermide, waar zijn dankbare metgezel hem van wapenen en een paard voorzag. Toen hij zoo was toegerust voor het leven van een ridder, begaf hij zich naar het Hof van Macedonië, waar hij tot ridder geslagen werd door Florendos, den zoon van den Koning van dit rijk, en dus zijn eigen vader.Spoedig deed zich voor Palmerin een gelegenheid voor on zich te onderscheiden. Primaleón, de Koning van Macedonië, was reeds geruimen tijd lijdende aan een gevaarlijke ziekte. Zijne geneesheeren hadden hem verzekerd, dat hij genezen zou, wanneer hij er in slaagde water uit een bepaalde bron te krijgen. Maar deze bron werd bewaakt door een reusachtige slang, die zóó kwaadaardig was, dat het reeds levensgevaarlijk was haar schuilplaats te naderen. Vele ridders hadden het avontuur reeds ondernomen, en waren door het venijnige dier vermorzeld, zoodat het niemand nog gelukt was, den zieken Koning het genezingbrengende water te verschaffen. Dit scheen Palmerin een welkome gelegenheid toe, zijn moed te toonen, en zonder zich goed rekenschap te geven van de groote moeilijkheid dezer onderneming, wierp hij zich in het zadel, en draafde weg in de richting van de bron.

Bij zijn verschijning werdPalmerin de Olivaontvangen met een bijna even groot enthousiasme alsAmadis, waarmede het, waarschijnlijk niet geheel toevallig, veel overeenkomst vertoonde; en ook verschenen er, evenals van deze romance, verrassend snel nieuwe uitgaven en vertalingen van.

Het begin vanPalmerin de Olivabrengt ons opnieuw naar het tooverachtige strand van denGouden Hoorn. Reymicio, de Keizer van Constantinopel, had een dochter, Griana genaamd, die hij bestemd had voor Tarisius, den zoon van den Koning van Hongarije, en een neef van de Keizerin. Maar Griana had haar hart geschonken aan Florendos van Macedonië, van wien zij een zoon had. Daar zij den toorn van haar vader vreesde, liet zij toe, dat een dienaar het kind naar een eenzame plek bracht, waar het door een boer werd gevonden, die het meenam naar zijn hut en het opvoedde als zijn eigen zoon, onder den naam van Palmerin de Oliva, omdat hij het gevonden had op een heuvel, die weelderig begroeid was met palm- en olijfboomen.

De knaap was tevreden met zijn eenvoudig bestaan, maar toen hij vernam, dat hij geen boerenzoon was, verlangde hij naar het krijgsmansleven. Het lot was hem gunstig. Eens, toen hij door een donker woud dwaalde op zoek naar wild, ontmoette hij een koopman, die door een woesten leeuw aangevallen was. Hij versloeg het dier en hoorde, dat de reiziger uit Constantinopel kwam en op weg was naar zijn eigen land. Palmerin sloot zich bij den koopman aan, en vergezelde hem naar de stadHermide, waar zijn dankbare metgezel hem van wapenen en een paard voorzag. Toen hij zoo was toegerust voor het leven van een ridder, begaf hij zich naar het Hof van Macedonië, waar hij tot ridder geslagen werd door Florendos, den zoon van den Koning van dit rijk, en dus zijn eigen vader.

Spoedig deed zich voor Palmerin een gelegenheid voor on zich te onderscheiden. Primaleón, de Koning van Macedonië, was reeds geruimen tijd lijdende aan een gevaarlijke ziekte. Zijne geneesheeren hadden hem verzekerd, dat hij genezen zou, wanneer hij er in slaagde water uit een bepaalde bron te krijgen. Maar deze bron werd bewaakt door een reusachtige slang, die zóó kwaadaardig was, dat het reeds levensgevaarlijk was haar schuilplaats te naderen. Vele ridders hadden het avontuur reeds ondernomen, en waren door het venijnige dier vermorzeld, zoodat het niemand nog gelukt was, den zieken Koning het genezingbrengende water te verschaffen. Dit scheen Palmerin een welkome gelegenheid toe, zijn moed te toonen, en zonder zich goed rekenschap te geven van de groote moeilijkheid dezer onderneming, wierp hij zich in het zadel, en draafde weg in de richting van de bron.

De Feeën.Diep doordrongen van de groote eer, die hem met den juist ontvangen ridderslag verleend was, en buitengewoon trotsch op de gouden sporen die aan zijn geharnaste hielen glinsterden was Palmerin niet weinig gevleid door de belangstelling, die hij blijkbaar gewekt had bij een troepje jonge en schoone dames, die zich bij den uitgang van het bosch bevonden en die zijn flinke gestalte met lachende oogen opnamen. Wanneer hij minder vervuld was geweest van zichzelf en zijnpaard, dat hij om den indruk te verhoogen liet huppelen en springen, zou hij gezien hebben, dat de jonkvrouwen, voor wie hij zulk een schitterend figuur wilde slaan, veel te schoon waren voor aardsche wezens; want de dames, die hem met zulk een blijkbaar genoegen bekeken, waren prinsessen uit het geslacht der Feeën, en zij hadden zich op den weg van den jongen ridder geplaatst met het doel, hem met haar toovermacht te helpen.Palmerin begroette haar met alle hoffelijkheid, waartoe hij in staat was.»God behoede u, schoone jonkvrouwen«, zeide hij, terwijl hij zóó diep boog, dat hij bijna de manen van zijn paard raakte, »kunt gij mij ook vertellen, of ik in de buurt ben van de bron, die door de booze slang bewaakt wordt?«»Edele ridder«, antwoordde één der nymphen, »gij zijt slechts een mijl ervan verwijderd. Maar wij smeeken u, keer terug op uwe schreden. Vele ridders, met roem beladen, hebben wij reeds dezen weg zien gaan om te strijden met het monster, dat de bron bewaakt, maar nog nooit keerde één hunner terug«.»Het is niet mijn gewoonte een onderneming op te geven,« zeide Palmerin uit de hoogte. »Heb ik u goed begrepen, dat de bron nog geen mijl van deze plaats verwijderd is?«»Een kleine mijl, Heer Ridder,« antwoordde de fee. En zich tot hare gezellinnen wendende, zeide zij: »Zusters, dit schijnt de jongeling te zijn, dien wij reeds zoo lang verwacht hebben; hij is moedig en standvastig; zullen wij hem de wondergave schenken?«Toen hare gezellinnen hiertoe hare toestemming hadden gegeven, openbaarde zij Palmerin wie zij en hare zusters waren, en zij verzekerde hem, dat waarheen hij gaan zou, of wat hij zou ondernemen, geen monster oftoovenaar macht over hem zou krijgen. Toen wezen zij hem nauwkeuriger den weg naar de schuilplaats der slang en zij verdwenen in het donkere woud.Toen reed hij verder en hij kreeg spoedig de bron in het oog; maar nauwelijks had hij een blik geworpen op het zilveren water, dat uit een groenen heuvel opborrelde, of een vreeselijk gesis waarschuwde hem, dat de giftige bewaker in de nabijheid was. Zonder eenige vrees reed hij echter voorwaarts. Een vuurstraal, komende uit den muil van het monster, spoot over hem heen, maar hij boog zich over het zadel, en ontkwam zóó aan den vuurgloed. En terwijl hij op den venijnigen kop toesprong, die rustte op een nek, dik als een zuil, en die begroeid was met glanzende schubben, sloeg hij ernaar met zijn zwaard. De slang trachtte den ridder en zijn paard te omstrengelen, maar voordat het haar gelukt was, hen in haar doodelijken greep te krijgen, had Palmerin haar den kop afgeslagen.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Bij zijn terugkomst in Macedonië werd de jonge held overladen met verzoeken van allerlei vorsten, die hem met alle geweld in een of andere onderneming wilden betrekken. Palmerin voldeed daaraan met zulk een buitengewone dapperheid, dat zijn roem spoedig verspreid was over geheel Europa, en wij zien hem zelfs strijden in België, waar hij den Duitschen Keizer bevrijdde uit de macht van eenige verraderlijke ridders, die hem in de stad Gent belegerden. Het was bij deze gelegenheid, dat hij de dochter des Keizers, de schoone Polinarda, die hem eens in den droom was verschenen, leerde kennen en haar lief kreeg. Maar de jonge paladijn was van oordeel, dat hij zulk een verheven jonkvrouw slechts waardig zou zijn, wanneer hij vele ridders ter wille van haar had overwonnen, en hij besloot dus, zich in avonturen te begeven, die nog veel moeilijker waren dan die,waardoor hij zich reeds zulk een grooten roem had verworven. Toen hij dus hoorde van een groot tournooi, dat in Frankrijk zou worden gehouden, reisde hij daarheen, en kwam als overwinnaar uit den strijd te voorschijn.Bij zijn terugkomst in Duitschland vond hij den Keizer in een oorlog gewikkeld met den Koning van Engeland, tegen wien hij zich met den Koning van Noorwegen verbonden had. Dit bondgenootschap was echter niet naar den zin van Trineus, den zoon van den Keizer, die de Engelsche koningsdochter Agriola beminde; hij vertrok dus in alle stilte met Palmerin, om den vader zijner geliefde te helpen. Na vele wederwaardigheden slaagden de jonge ridders erin, de Engelsche prinses te ontvoeren. Maar toen zij huiswaarts keerden, werden zij door een hevigen storm overvallen en naar de kust van Morea gedreven. Toen de storm bedaard was, voer Palmerin naar het naburige eiland Calpa, om zich daar bezig te houden met de valkenjacht, en gedurende zijn afwezigheid werd het vaartuig, waarop hij zijne vrienden had achtergelaten, overrompeld door Turksche zeeroovers, die Agriola medevoerden, als een geschenk aan hun Sultan. Trineus was er nog ongelukkiger aan toe, want hij werd aan wal gezet op een woest eiland, waarschijnlijk hetzelfde, waar Circe heerschte, en waar hij oogenblikkelijk veranderd werd in een hond. En om zijn toestand nog vernederender te maken, kreeg hij niet de gedaante van één der edelste soorten van het hondenras, maar van een kleinen schoothond, zooals men ze in damesboudoirs vindt.Intusschen werd Palmerin, die geheel onkundig was van het lot zijner vrienden, op het eiland Calpa ontdekt door Archidiana, de dochter van den Sultan van Babylon, die hem dadelijk in haar dienst nam, en weigerde hem te laten vertrekken. Archidiana had bij den eersten aanblik een hevige hartstocht opgevat voor den schoonenjongen ridder, en de moeilijkheid werd voor hem nog grooter door de wetenschap, dat ook haar nicht Ardemira verliefd op hem was geworden. De ridder wees echter zeer beslist hare vriendelijkheden af, en Ardemira trok zich dit zóó hevig aan, dat zij een bloeduitstorting kreeg en stierf, spoedig nadat het gezelschap aan het Hof van Babylonië was aangekomen. Toen Amaran, de zoon van den Koning van Phrygië, die met haar verloofd was, dit treurig einde vernam, spoedde hij zich naar Babylon, en beschuldigde Archidiana in heftige bewoordingen, de oorzaak te zijn van haar dood, terwijl hij aanbood deze bewering te staven door een tweegevecht. Palmerin ging, zooals dit zijn plicht was, op de uitdaging aan de prinses in; hij versloeg Amaran bij het eerste samentreffen, en verwierf hierdoor de gunst van den Sultan, wien hij bijstond in den oorlog met Phrygië, die het gevolg was van dit tweegevecht.De Sultan was verrukt over zijn militair succes en besloot de grenzen van zijn rijk uit te breiden; met dit doel ondernam hij een veldtocht tegen Constantinopel en Palmerin was genoodzaakt hem hierbij te vergezellen. Maar toen de Babylonische vloot overvallen werd door storm, beval hij de matrozen van zijn eigen schip naar de Duitsche kust te sturen. Daar aangekomen reisde hij naar de hoofdstad, en maakte zich in het geheim bekend bij Polinarda, bij wie hij eenigen tijd bleef.Maar hij werd gekweld door angstige voorgevoelens over zijn vriend Trineus, en dus besloot hij, den ongelukkigen prins te gaan zoeken. Bij zijn tocht door Europa kwam hij ook in de stad Buda, waar hij hoorde, dat Florendos, Prins van Macedonië, kort geleden Tarisius had verslagen, die, zooals men zich zal herinneren, zijn mededinger was geweest naar de hand van Prinses Griana; zij was echter indertijd door haar vader, denheerschzuchtigen keizer van Constantinopel, gedwongen tot een huwelijk met Tarisius. Florendos was gevangen genomen door de bloedverwanten van Tarisius, en naar Constantinopel gevoerd, waar hij aan den schandpaal zou worden verbrand, tegelijk met Griana, die men als zijn medeplichtige beschouwde. Zoodra Palmerin vernam, dat het leven bedreigd werd van hen, die zonder dat hij het wist, zijne ouders waren, begaf hij zich oogenblikkelijk naar Constantinopel, waar hij hun onschuld verdedigde, door in een strijd op leven en dood de neven van Tarisius te verslaan, en waar het hem gelukte, hen te bewaren voor den schandelijken dood, die hen wachtte. Terwijl hij te bed lag om te genezen van zijne wonden, kreeg hij bezoek van de dankbare Griana, die hem aan een moedervlek op zijn gelaat en door de mededeeling, dat hij een vondeling was, als zoon herkende. Toen de Keizer haar verhaal hoorde, nam hij Palmerin vol vreugde tot zich, en hij erkende hem als zijn opvolger.

Diep doordrongen van de groote eer, die hem met den juist ontvangen ridderslag verleend was, en buitengewoon trotsch op de gouden sporen die aan zijn geharnaste hielen glinsterden was Palmerin niet weinig gevleid door de belangstelling, die hij blijkbaar gewekt had bij een troepje jonge en schoone dames, die zich bij den uitgang van het bosch bevonden en die zijn flinke gestalte met lachende oogen opnamen. Wanneer hij minder vervuld was geweest van zichzelf en zijnpaard, dat hij om den indruk te verhoogen liet huppelen en springen, zou hij gezien hebben, dat de jonkvrouwen, voor wie hij zulk een schitterend figuur wilde slaan, veel te schoon waren voor aardsche wezens; want de dames, die hem met zulk een blijkbaar genoegen bekeken, waren prinsessen uit het geslacht der Feeën, en zij hadden zich op den weg van den jongen ridder geplaatst met het doel, hem met haar toovermacht te helpen.

Palmerin begroette haar met alle hoffelijkheid, waartoe hij in staat was.

»God behoede u, schoone jonkvrouwen«, zeide hij, terwijl hij zóó diep boog, dat hij bijna de manen van zijn paard raakte, »kunt gij mij ook vertellen, of ik in de buurt ben van de bron, die door de booze slang bewaakt wordt?«

»Edele ridder«, antwoordde één der nymphen, »gij zijt slechts een mijl ervan verwijderd. Maar wij smeeken u, keer terug op uwe schreden. Vele ridders, met roem beladen, hebben wij reeds dezen weg zien gaan om te strijden met het monster, dat de bron bewaakt, maar nog nooit keerde één hunner terug«.

»Het is niet mijn gewoonte een onderneming op te geven,« zeide Palmerin uit de hoogte. »Heb ik u goed begrepen, dat de bron nog geen mijl van deze plaats verwijderd is?«

»Een kleine mijl, Heer Ridder,« antwoordde de fee. En zich tot hare gezellinnen wendende, zeide zij: »Zusters, dit schijnt de jongeling te zijn, dien wij reeds zoo lang verwacht hebben; hij is moedig en standvastig; zullen wij hem de wondergave schenken?«

Toen hare gezellinnen hiertoe hare toestemming hadden gegeven, openbaarde zij Palmerin wie zij en hare zusters waren, en zij verzekerde hem, dat waarheen hij gaan zou, of wat hij zou ondernemen, geen monster oftoovenaar macht over hem zou krijgen. Toen wezen zij hem nauwkeuriger den weg naar de schuilplaats der slang en zij verdwenen in het donkere woud.

Toen reed hij verder en hij kreeg spoedig de bron in het oog; maar nauwelijks had hij een blik geworpen op het zilveren water, dat uit een groenen heuvel opborrelde, of een vreeselijk gesis waarschuwde hem, dat de giftige bewaker in de nabijheid was. Zonder eenige vrees reed hij echter voorwaarts. Een vuurstraal, komende uit den muil van het monster, spoot over hem heen, maar hij boog zich over het zadel, en ontkwam zóó aan den vuurgloed. En terwijl hij op den venijnigen kop toesprong, die rustte op een nek, dik als een zuil, en die begroeid was met glanzende schubben, sloeg hij ernaar met zijn zwaard. De slang trachtte den ridder en zijn paard te omstrengelen, maar voordat het haar gelukt was, hen in haar doodelijken greep te krijgen, had Palmerin haar den kop afgeslagen.

Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.

Palmerin ontmoet feeën aan den zoom van het woud.

Bij zijn terugkomst in Macedonië werd de jonge held overladen met verzoeken van allerlei vorsten, die hem met alle geweld in een of andere onderneming wilden betrekken. Palmerin voldeed daaraan met zulk een buitengewone dapperheid, dat zijn roem spoedig verspreid was over geheel Europa, en wij zien hem zelfs strijden in België, waar hij den Duitschen Keizer bevrijdde uit de macht van eenige verraderlijke ridders, die hem in de stad Gent belegerden. Het was bij deze gelegenheid, dat hij de dochter des Keizers, de schoone Polinarda, die hem eens in den droom was verschenen, leerde kennen en haar lief kreeg. Maar de jonge paladijn was van oordeel, dat hij zulk een verheven jonkvrouw slechts waardig zou zijn, wanneer hij vele ridders ter wille van haar had overwonnen, en hij besloot dus, zich in avonturen te begeven, die nog veel moeilijker waren dan die,waardoor hij zich reeds zulk een grooten roem had verworven. Toen hij dus hoorde van een groot tournooi, dat in Frankrijk zou worden gehouden, reisde hij daarheen, en kwam als overwinnaar uit den strijd te voorschijn.

Bij zijn terugkomst in Duitschland vond hij den Keizer in een oorlog gewikkeld met den Koning van Engeland, tegen wien hij zich met den Koning van Noorwegen verbonden had. Dit bondgenootschap was echter niet naar den zin van Trineus, den zoon van den Keizer, die de Engelsche koningsdochter Agriola beminde; hij vertrok dus in alle stilte met Palmerin, om den vader zijner geliefde te helpen. Na vele wederwaardigheden slaagden de jonge ridders erin, de Engelsche prinses te ontvoeren. Maar toen zij huiswaarts keerden, werden zij door een hevigen storm overvallen en naar de kust van Morea gedreven. Toen de storm bedaard was, voer Palmerin naar het naburige eiland Calpa, om zich daar bezig te houden met de valkenjacht, en gedurende zijn afwezigheid werd het vaartuig, waarop hij zijne vrienden had achtergelaten, overrompeld door Turksche zeeroovers, die Agriola medevoerden, als een geschenk aan hun Sultan. Trineus was er nog ongelukkiger aan toe, want hij werd aan wal gezet op een woest eiland, waarschijnlijk hetzelfde, waar Circe heerschte, en waar hij oogenblikkelijk veranderd werd in een hond. En om zijn toestand nog vernederender te maken, kreeg hij niet de gedaante van één der edelste soorten van het hondenras, maar van een kleinen schoothond, zooals men ze in damesboudoirs vindt.

Intusschen werd Palmerin, die geheel onkundig was van het lot zijner vrienden, op het eiland Calpa ontdekt door Archidiana, de dochter van den Sultan van Babylon, die hem dadelijk in haar dienst nam, en weigerde hem te laten vertrekken. Archidiana had bij den eersten aanblik een hevige hartstocht opgevat voor den schoonenjongen ridder, en de moeilijkheid werd voor hem nog grooter door de wetenschap, dat ook haar nicht Ardemira verliefd op hem was geworden. De ridder wees echter zeer beslist hare vriendelijkheden af, en Ardemira trok zich dit zóó hevig aan, dat zij een bloeduitstorting kreeg en stierf, spoedig nadat het gezelschap aan het Hof van Babylonië was aangekomen. Toen Amaran, de zoon van den Koning van Phrygië, die met haar verloofd was, dit treurig einde vernam, spoedde hij zich naar Babylon, en beschuldigde Archidiana in heftige bewoordingen, de oorzaak te zijn van haar dood, terwijl hij aanbood deze bewering te staven door een tweegevecht. Palmerin ging, zooals dit zijn plicht was, op de uitdaging aan de prinses in; hij versloeg Amaran bij het eerste samentreffen, en verwierf hierdoor de gunst van den Sultan, wien hij bijstond in den oorlog met Phrygië, die het gevolg was van dit tweegevecht.

De Sultan was verrukt over zijn militair succes en besloot de grenzen van zijn rijk uit te breiden; met dit doel ondernam hij een veldtocht tegen Constantinopel en Palmerin was genoodzaakt hem hierbij te vergezellen. Maar toen de Babylonische vloot overvallen werd door storm, beval hij de matrozen van zijn eigen schip naar de Duitsche kust te sturen. Daar aangekomen reisde hij naar de hoofdstad, en maakte zich in het geheim bekend bij Polinarda, bij wie hij eenigen tijd bleef.

Maar hij werd gekweld door angstige voorgevoelens over zijn vriend Trineus, en dus besloot hij, den ongelukkigen prins te gaan zoeken. Bij zijn tocht door Europa kwam hij ook in de stad Buda, waar hij hoorde, dat Florendos, Prins van Macedonië, kort geleden Tarisius had verslagen, die, zooals men zich zal herinneren, zijn mededinger was geweest naar de hand van Prinses Griana; zij was echter indertijd door haar vader, denheerschzuchtigen keizer van Constantinopel, gedwongen tot een huwelijk met Tarisius. Florendos was gevangen genomen door de bloedverwanten van Tarisius, en naar Constantinopel gevoerd, waar hij aan den schandpaal zou worden verbrand, tegelijk met Griana, die men als zijn medeplichtige beschouwde. Zoodra Palmerin vernam, dat het leven bedreigd werd van hen, die zonder dat hij het wist, zijne ouders waren, begaf hij zich oogenblikkelijk naar Constantinopel, waar hij hun onschuld verdedigde, door in een strijd op leven en dood de neven van Tarisius te verslaan, en waar het hem gelukte, hen te bewaren voor den schandelijken dood, die hen wachtte. Terwijl hij te bed lag om te genezen van zijne wonden, kreeg hij bezoek van de dankbare Griana, die hem aan een moedervlek op zijn gelaat en door de mededeeling, dat hij een vondeling was, als zoon herkende. Toen de Keizer haar verhaal hoorde, nam hij Palmerin vol vreugde tot zich, en hij erkende hem als zijn opvolger.

Op zoek naar Trineus.Maar ondanks zijn nieuw verworven macht, vergat Palmerin niet, dat hij zich tot taak had gesteld, zijn verloren vriend Trineus te gaan zoeken. Toen hij hiertoe over de Middellandsche Zee voer, werd hij door een geweldige Turksche vloot overvallen en gevangen genomen. Hij werd naar het paleis van den Sultan gebracht, en slaagde er in Prinses Agriola uit de macht van dezen tiran te bevrijden. Daarna ontvluchtte hij en kwam bij het paleis van een prinses, die Trineus, in zijn gedaante van een schoothondje, ten geschenke had gekregen van de menschen, die hem gevangen hadden. Deze dame had een ernstige verzwering in de neus (een zeer onromantische bijzonderheid!), en verzocht Palmerin haar te vergezellen naar Mussabelin, een Perzisch toovenaar,die haar, zooals zij vast geloofde, zou kunnen bevrijden van deze ellendige ziekte. Maar de Wijze deelde haar mede, dat zij slechts zou kunnen genezen door de bloemen van een boom, die in de nabijheid van »Het Kasteel met de tien Trappen« groeide.Het kasteel, waarvan de Wijze sprak, was echter betooverd; maar Palmerin was tegen alle booze machten beschermd door de wondergave der feeën, en hij begaf zich dus op weg naar het betooverde kasteel, plukte de bloemen van den genezingbrengenden boom, en ving een betooverden vogel, die voorbestemd was het uur van zijn dood aan te kondigen door een bovenaardschen kreet. Vervolgens nam hij de betoovering weg van het kasteel en tegelijkertijd nam Trineus, die hem in de gedaante van een hond gevolgd was, zijn oorspronkelijke gestalte weer aan.De verdere lotgevallen van Palmerin gelijken zooveel op de vorige, dat het monnikenwerk zou zijn, ze alle te verhalen. Van het Hof van den éénen Sultan trekt hij naar dat van den anderen, het ééne wonderbaarlijke avontuur volgt op het andere, en de tweegevechten volgen elkander met groote snelheid op. Eindelijk komen Palmerin en Trineus in Europa terug en beiden huwen de aangebedene huns harten.De priester van Cervantes is wel wat streng in zijn oordeel overPalmerin de Oliva.Toen hij een volgend boek opende, zag hij, dat hetPalmerin de Olivawas. »Ha, heb ik je daar te pakken?« riep de priester, »neem deze Oliva mee, scheur hem in stukken, verbrand hem, en strooi de asch in den wind!« Toch zijn er schitterende bladzijden in de romance, die wij zooeven in groote trekken hebben beschreven, korrels stofgoud in een woestijn van verwarde en oppervlakkige vertelsels, vonken van het genie, zooals wij die hier en daar in Shelley’Zastrozzi,St. Irvyneen andere hysterische uitingen uit zijn studententijd aantreffen.

Maar ondanks zijn nieuw verworven macht, vergat Palmerin niet, dat hij zich tot taak had gesteld, zijn verloren vriend Trineus te gaan zoeken. Toen hij hiertoe over de Middellandsche Zee voer, werd hij door een geweldige Turksche vloot overvallen en gevangen genomen. Hij werd naar het paleis van den Sultan gebracht, en slaagde er in Prinses Agriola uit de macht van dezen tiran te bevrijden. Daarna ontvluchtte hij en kwam bij het paleis van een prinses, die Trineus, in zijn gedaante van een schoothondje, ten geschenke had gekregen van de menschen, die hem gevangen hadden. Deze dame had een ernstige verzwering in de neus (een zeer onromantische bijzonderheid!), en verzocht Palmerin haar te vergezellen naar Mussabelin, een Perzisch toovenaar,die haar, zooals zij vast geloofde, zou kunnen bevrijden van deze ellendige ziekte. Maar de Wijze deelde haar mede, dat zij slechts zou kunnen genezen door de bloemen van een boom, die in de nabijheid van »Het Kasteel met de tien Trappen« groeide.

Het kasteel, waarvan de Wijze sprak, was echter betooverd; maar Palmerin was tegen alle booze machten beschermd door de wondergave der feeën, en hij begaf zich dus op weg naar het betooverde kasteel, plukte de bloemen van den genezingbrengenden boom, en ving een betooverden vogel, die voorbestemd was het uur van zijn dood aan te kondigen door een bovenaardschen kreet. Vervolgens nam hij de betoovering weg van het kasteel en tegelijkertijd nam Trineus, die hem in de gedaante van een hond gevolgd was, zijn oorspronkelijke gestalte weer aan.

De verdere lotgevallen van Palmerin gelijken zooveel op de vorige, dat het monnikenwerk zou zijn, ze alle te verhalen. Van het Hof van den éénen Sultan trekt hij naar dat van den anderen, het ééne wonderbaarlijke avontuur volgt op het andere, en de tweegevechten volgen elkander met groote snelheid op. Eindelijk komen Palmerin en Trineus in Europa terug en beiden huwen de aangebedene huns harten.

De priester van Cervantes is wel wat streng in zijn oordeel overPalmerin de Oliva.Toen hij een volgend boek opende, zag hij, dat hetPalmerin de Olivawas. »Ha, heb ik je daar te pakken?« riep de priester, »neem deze Oliva mee, scheur hem in stukken, verbrand hem, en strooi de asch in den wind!« Toch zijn er schitterende bladzijden in de romance, die wij zooeven in groote trekken hebben beschreven, korrels stofgoud in een woestijn van verwarde en oppervlakkige vertelsels, vonken van het genie, zooals wij die hier en daar in Shelley’Zastrozzi,St. Irvyneen andere hysterische uitingen uit zijn studententijd aantreffen.

Primaleón.Men is het er algemeen over eens, dat de aard en oorsprong van Primaleón, den zoon en opvolger vanPalmerin de Olivaecht Spaansch zijn; toch vond de schrijver, Francisco Delicado, het raadzaam, wegens de voorliefde van zijn tijdgenooten voor alles wat geheimzinnig en Oostersch was, het aan te kondigen als een vertaling uit het Grieksch. De eerste uitgave verscheen in 1516, en werd spoedig gevolgd door tal van vertalingen, o.a. een Engelsche van de hand van Anthony Munday, uitgegeven in 1589 en opgedragen aan Sir Francis Drake. Deze vertaling bevatte echter slechts dat gedeelte der romance, waarin de heldendaden van Polendos beschreven waren, maar Munday vulde het werk aan in uitgaven, die in 1595 en 1619 het licht zagen. De avonturen van Polendos zijn echter verreweg het beste uit het boek.Polendos was de zoon van de Koningin van Tharsus. Toen hij op zekeren dag huiswaarts keerde van de jacht, zag hij een oud vrouwtje op de treden van het paleis zitten, vanwaar hij haar met groote ruwheid wegschopte. »Je vader Palmerin hielp de ongelukkigen op een andere manier!« riep het besje uit, terwijl zij opstond. Op deze wijze vernam Polendos het geheim zijner geboorte, want hij was inderdaad de zoon van Palmerin en de Koningin van Tharsus. Hij was verrukt door deze wetenschap, en brandde van verlangen, zich te onderscheiden door heldendaden, die zijn edelen vader waardig zouden zijn. Hij begaf zich dus op weg naar Constantinopel, om zich aan zijn vader bekend te maken, en ontmoette op zijn reis vele avonturen. Hij bleef niet lang in de keizerlijke stad, maar trok er op uit, omPrinses Francelina te verlossen uit de macht van een reus en een dwerg, die haar in een betooverd paleis gevangen hielden. Bij zijn terugkomst in Constantinopel onderscheidde hij zich zeer in een tournooi, dat gehouden werd bij gelegenheid van het huwelijk van een der dochters van den Keizer, en Primaleón, de eigenlijke held dezer geschiedenis, de zoon van Palmerin en Polinarda, wenschte zich met zijn halfbroeder te meten; daartoe werd hij tot ridder geslagen en hij kon toen aan den strijd deelnemen. De rest van de romance handelt over de lotgevallen van dezen jongen held en van Duardos (Eduard) van Engeland.Bij één zijner avonturen had Primaleón den zoon der Hertogin van Armedos gedood; de ontroostbare moeder legde de gelofte af, dat zij haar dochter slechts ten huwelijk zou geven aan den man, die haar het hoofd van Primaleón zou brengen. Primaleón versloeg één voor één de minnaars van Gridoina, de dochter der Hertogin, zoodat zij op het laatst zelfs zijn naam verafschuwde; maar op zekeren avond verscheen Primaleón aan het paleis, en terwijl zij niet wist wie hij was, vatte zij een hartstochtelijke liefde voor hem op. Het pand hunner liefde was Platir, wiens lotgevallen door denzelfden schrijver verhaald en in 1533 teValladolidwerden uitgegeven. Wij zullen ons niet bezighouden met deze onbeteekenende romance, maar liever onze aandacht wijden aan zijn opvolger, die zooveel meer onze belangstelling waard is.

Men is het er algemeen over eens, dat de aard en oorsprong van Primaleón, den zoon en opvolger vanPalmerin de Olivaecht Spaansch zijn; toch vond de schrijver, Francisco Delicado, het raadzaam, wegens de voorliefde van zijn tijdgenooten voor alles wat geheimzinnig en Oostersch was, het aan te kondigen als een vertaling uit het Grieksch. De eerste uitgave verscheen in 1516, en werd spoedig gevolgd door tal van vertalingen, o.a. een Engelsche van de hand van Anthony Munday, uitgegeven in 1589 en opgedragen aan Sir Francis Drake. Deze vertaling bevatte echter slechts dat gedeelte der romance, waarin de heldendaden van Polendos beschreven waren, maar Munday vulde het werk aan in uitgaven, die in 1595 en 1619 het licht zagen. De avonturen van Polendos zijn echter verreweg het beste uit het boek.

Polendos was de zoon van de Koningin van Tharsus. Toen hij op zekeren dag huiswaarts keerde van de jacht, zag hij een oud vrouwtje op de treden van het paleis zitten, vanwaar hij haar met groote ruwheid wegschopte. »Je vader Palmerin hielp de ongelukkigen op een andere manier!« riep het besje uit, terwijl zij opstond. Op deze wijze vernam Polendos het geheim zijner geboorte, want hij was inderdaad de zoon van Palmerin en de Koningin van Tharsus. Hij was verrukt door deze wetenschap, en brandde van verlangen, zich te onderscheiden door heldendaden, die zijn edelen vader waardig zouden zijn. Hij begaf zich dus op weg naar Constantinopel, om zich aan zijn vader bekend te maken, en ontmoette op zijn reis vele avonturen. Hij bleef niet lang in de keizerlijke stad, maar trok er op uit, omPrinses Francelina te verlossen uit de macht van een reus en een dwerg, die haar in een betooverd paleis gevangen hielden. Bij zijn terugkomst in Constantinopel onderscheidde hij zich zeer in een tournooi, dat gehouden werd bij gelegenheid van het huwelijk van een der dochters van den Keizer, en Primaleón, de eigenlijke held dezer geschiedenis, de zoon van Palmerin en Polinarda, wenschte zich met zijn halfbroeder te meten; daartoe werd hij tot ridder geslagen en hij kon toen aan den strijd deelnemen. De rest van de romance handelt over de lotgevallen van dezen jongen held en van Duardos (Eduard) van Engeland.

Bij één zijner avonturen had Primaleón den zoon der Hertogin van Armedos gedood; de ontroostbare moeder legde de gelofte af, dat zij haar dochter slechts ten huwelijk zou geven aan den man, die haar het hoofd van Primaleón zou brengen. Primaleón versloeg één voor één de minnaars van Gridoina, de dochter der Hertogin, zoodat zij op het laatst zelfs zijn naam verafschuwde; maar op zekeren avond verscheen Primaleón aan het paleis, en terwijl zij niet wist wie hij was, vatte zij een hartstochtelijke liefde voor hem op. Het pand hunner liefde was Platir, wiens lotgevallen door denzelfden schrijver verhaald en in 1533 teValladolidwerden uitgegeven. Wij zullen ons niet bezighouden met deze onbeteekenende romance, maar liever onze aandacht wijden aan zijn opvolger, die zooveel meer onze belangstelling waard is.

Palmerin van Engeland.Dit is waarschijnlijk wel de beste romance van de geheele serie. Men zegt, dat de eerste Spaansche uitgave verloren is gegaan, maar een Fransche vertaling ervan verscheen in 1553 te Lyon, en een Italiaansche in 1555te Venetië. Southey houdt echter vol, dat het Spaansche origineel dezer geschiedenis nooit bestaan heeft, en dat zij oorspronkelijk in het Portugeesch geschreven werd. Deze bewering werd echter te niet gedaan, doordat Salva een afschrift van het verdwenen Spaansche werk ontdekte, dat door Luis Kuxtado geschreven was en in twee gedeelten te Toledo verscheen, in 1547 en 1548. Southey trachtte in de Europeesche vertaling vanPalmerin van Engelandaan te toonen, dat een nadere beschouwing van demise en scènehet onweerlegbaar bewijs zou leveren, dat deze romance van zuiver Lusitanischen oorsprong was,—uit welke redeneering duidelijk blijkt, welk een gevaar er schuilt in dergelijke spitsvondige redeneeringen. Met even weinig grond zou men kunnen beweren, dat het werk van Engelschen oorsprong is, omdat het voornamelijk speelt binnen de grenzen van het »gevaarlijke eiland« Brittanje, in welk opzicht het veel overeenkomst vertoont metAmadis.InPalmerin van Engelandvinden wij de levensgeschiedenis van de ouders van den held geschetst. Don Duardos, of Eduard, de zoon van den Koning van Engeland, was gehuwd met Flerida, de dochter van Palmerin de Oliva. Op zekeren dag, toen hij op de jacht was, verdwaalde hij in een Engelsch woud, en kwam terecht in een geheimzinnig kasteel, waar hij gevangen gehouden werd door een reuzin, Eutropa genaamd, wier broeder hij in den strijd gedood had. Maar Dramuziando haar neef, en de zoon van den reus, die door Duardos naar de andere wereld was geholpen, was zachter van gemoed dan zijn geweldige tante, en hij vatte een eigenaardige vriendschap op voor den gevangen Duardos.Intusschen was Flerida doodelijk ongerust geworden over het uitblijven van Duardos, en zij begaf zich, vergezeld van een aantal ridders, op weg om hem te zoeken.Terwijl zij het bosch door trok in de hoop hem te vinden, gaf zij het leven aan twee zonen, die door haar kapelaan onder het loof der boomen gedoopt werden. Nauwelijks was deze plechtigheid afgeloopen, toen een woeste man, die in een verborgen schuilplaats van het woud woonde, uit het dichte gebladerte te voorschijn sprong, de kinderen greep en zich haastig met hen verwijderde. Niemand kon hem tegenhouden, want hij was vergezeld van twee leeuwen, die zóó reusachtig groot waren en verschrikkelijk om te aanschouwen, dat zelfs de dappersten uit het gevolg van Flerida met angst geslagen waren.De boschbewoner bracht de kinderen, die Palmerin en Florian gedoopt waren, naar zijn hol, met het plan, hen voor de leeuwen te werpen. Flerida keerde diep bedroefd naar het paleis terug en zond een boodschapper naar Constantinopel met het bericht van alles wat haar overkomen was. Toen Primaleón de treurige tijding ontvangen had, scheepte hij zich met een aantal ridders in naar Engeland, waar zij hoorden, dat Duardos in het kasteel der reuzin gevangen gehouden werd. Zij trachtten hem te bevrijden, maar begingen de bij dolende ridders gebruikelijke fout, afzonderlijk inplaats van te zamen ten strijde te trekken, zoodat zij gemakkelijk verslagen werden door Dramuziando, die elken nieuwen vijand, die naderde, dwong met hem te vechten.De woeste boschbewoner, die de koninklijke tweelingen had meegenomen als voedsel voor zijne leeuwen, had geen rekening gehouden met zijn vrouw, wier moederlijk instinct zich verzette tegen dien wreeden dood der kinderen. Zij overreedde haar man hen te sparen, en voedde hen op met haar eigen zoon Selvianus. Na verloop van tijd werden zij zeer bedreven in de jacht en den boschbouw, en op één zijner tochten door het woud, toen hij het spoor van een rood hert volgde, ontmoetteFlorian den zoon van den hertog van Wales, Pridos, die hem medenam naar het Engelsche Hof, waar hij bij zijn moeder Flerida gebracht werd. Zij gevoelde zich zeer aangetrokken tot den schuwen knaap, nam hem als haar zoon aan, gaf hem den naam van »Het Kind van het Woud,« en voedde hem op in beschaafde manieren.Op zekeren dag, kort nadat Florian van de boschbewoners gescheiden was, liepen Palmerin en Selvianus langs het strand, en ontdekten een galei, die door den storm op de kust geworpen was. Polendos (wiens vroegere lotgevallen in de romance Primaleón beschreven zijn) stapte aan wal in gezelschap van eenige andere Grieksche ridders, die met hem naar Engeland gekomen waren om Duardos te zoeken. Palmerin en Selvianus vroegen hem, hen mede te nemen op het schip, dat spoedig weer zee koos, en niet lang daarna kwamen zij te Constantinopel aan, waar zij bij den Keizer gebracht werden. Deze wist natuurlijk niets van de afkomst van Palmerin, maar het was hem door brieven, die hij ontvangen had van een zekere »Jonkvrouw van het Bad«, die als beschermengel van den jongen held schijnt te zijn opgetreden, bekend, dat de knaap van hooge geboorte was. De keizer, die door de aanbeveling dezer edele dame zeer vriendelijk gestemd was tegenover Palmerin, sloeg hem tot ridder, en Polinarda, de dochter van Primaleón, gordde hem het zwaard aan. Gedurende het verblijf van Palmerin te Constantinopel werd er een tournooi gehouden, waarin hij en een vreemde ridder, die als devies de beeltenis droeg van een boschbewoner met twee leeuwen, zich onderscheidden door groote dapperheid. De vreemdeling vertrok nogincognito, maar later ontdekte men, dat het Florian was, die van dit oogenblik bekend bleef als »De Ridder met den Boschbewoner.«Palmerin geraakte dadelijk onder de bekoring van prinses Polinarda, maar de heftigheid, waarmede hij om haar hand dong, waarschijnlijk het natuurlijk gevolg van zijn eigenaardige opvoeding, beleedigde de edele jonkvrouw, en zij wees hem de deur. Wanhopig over hare hardvochtigheid, verliet hij de Grieksche hoofdstad en reisde onder den naam van den »Gelukzoeker« naar Engeland, waarheen hij Selvianus als zijn schildknaap mee nam. Op zijn reis daarheen had hij vele avonturen, waarin hij zonder onderscheid gelukkig was, en eindelijk kwam hij in het rijk van zijn grootvader aan. Maar terwijl hij door het bosch trok, waar zijn pleegvader woonde, kwam hij onverwachts tegenover hem te staan, en hij vertelde hem zijne lotgevallen. Daarna haastte hij zich verder, en kwam hij bij een kasteel in de buurt van Londen, waar de slotvoogd hem vroeg voor hem te strijden met den »Ridder met den Boschbewoner«, die zijn zoon gedood had. Hij vertrok dus naar Londen en daagde Florian uit, maar prinses Flerida kwam tusschenbeide en verbood den strijd, die nooit hervat werd, want Palmerin had eindelijk Dramuziando overwonnen en Duardos bevrijd. Het geheim van de geboorte der tweelingen werd door den toovenaar Doliarte geopenbaard en door hun pleegvader bevestigd.

Dit is waarschijnlijk wel de beste romance van de geheele serie. Men zegt, dat de eerste Spaansche uitgave verloren is gegaan, maar een Fransche vertaling ervan verscheen in 1553 te Lyon, en een Italiaansche in 1555te Venetië. Southey houdt echter vol, dat het Spaansche origineel dezer geschiedenis nooit bestaan heeft, en dat zij oorspronkelijk in het Portugeesch geschreven werd. Deze bewering werd echter te niet gedaan, doordat Salva een afschrift van het verdwenen Spaansche werk ontdekte, dat door Luis Kuxtado geschreven was en in twee gedeelten te Toledo verscheen, in 1547 en 1548. Southey trachtte in de Europeesche vertaling vanPalmerin van Engelandaan te toonen, dat een nadere beschouwing van demise en scènehet onweerlegbaar bewijs zou leveren, dat deze romance van zuiver Lusitanischen oorsprong was,—uit welke redeneering duidelijk blijkt, welk een gevaar er schuilt in dergelijke spitsvondige redeneeringen. Met even weinig grond zou men kunnen beweren, dat het werk van Engelschen oorsprong is, omdat het voornamelijk speelt binnen de grenzen van het »gevaarlijke eiland« Brittanje, in welk opzicht het veel overeenkomst vertoont metAmadis.

InPalmerin van Engelandvinden wij de levensgeschiedenis van de ouders van den held geschetst. Don Duardos, of Eduard, de zoon van den Koning van Engeland, was gehuwd met Flerida, de dochter van Palmerin de Oliva. Op zekeren dag, toen hij op de jacht was, verdwaalde hij in een Engelsch woud, en kwam terecht in een geheimzinnig kasteel, waar hij gevangen gehouden werd door een reuzin, Eutropa genaamd, wier broeder hij in den strijd gedood had. Maar Dramuziando haar neef, en de zoon van den reus, die door Duardos naar de andere wereld was geholpen, was zachter van gemoed dan zijn geweldige tante, en hij vatte een eigenaardige vriendschap op voor den gevangen Duardos.

Intusschen was Flerida doodelijk ongerust geworden over het uitblijven van Duardos, en zij begaf zich, vergezeld van een aantal ridders, op weg om hem te zoeken.Terwijl zij het bosch door trok in de hoop hem te vinden, gaf zij het leven aan twee zonen, die door haar kapelaan onder het loof der boomen gedoopt werden. Nauwelijks was deze plechtigheid afgeloopen, toen een woeste man, die in een verborgen schuilplaats van het woud woonde, uit het dichte gebladerte te voorschijn sprong, de kinderen greep en zich haastig met hen verwijderde. Niemand kon hem tegenhouden, want hij was vergezeld van twee leeuwen, die zóó reusachtig groot waren en verschrikkelijk om te aanschouwen, dat zelfs de dappersten uit het gevolg van Flerida met angst geslagen waren.

De boschbewoner bracht de kinderen, die Palmerin en Florian gedoopt waren, naar zijn hol, met het plan, hen voor de leeuwen te werpen. Flerida keerde diep bedroefd naar het paleis terug en zond een boodschapper naar Constantinopel met het bericht van alles wat haar overkomen was. Toen Primaleón de treurige tijding ontvangen had, scheepte hij zich met een aantal ridders in naar Engeland, waar zij hoorden, dat Duardos in het kasteel der reuzin gevangen gehouden werd. Zij trachtten hem te bevrijden, maar begingen de bij dolende ridders gebruikelijke fout, afzonderlijk inplaats van te zamen ten strijde te trekken, zoodat zij gemakkelijk verslagen werden door Dramuziando, die elken nieuwen vijand, die naderde, dwong met hem te vechten.

De woeste boschbewoner, die de koninklijke tweelingen had meegenomen als voedsel voor zijne leeuwen, had geen rekening gehouden met zijn vrouw, wier moederlijk instinct zich verzette tegen dien wreeden dood der kinderen. Zij overreedde haar man hen te sparen, en voedde hen op met haar eigen zoon Selvianus. Na verloop van tijd werden zij zeer bedreven in de jacht en den boschbouw, en op één zijner tochten door het woud, toen hij het spoor van een rood hert volgde, ontmoetteFlorian den zoon van den hertog van Wales, Pridos, die hem medenam naar het Engelsche Hof, waar hij bij zijn moeder Flerida gebracht werd. Zij gevoelde zich zeer aangetrokken tot den schuwen knaap, nam hem als haar zoon aan, gaf hem den naam van »Het Kind van het Woud,« en voedde hem op in beschaafde manieren.

Op zekeren dag, kort nadat Florian van de boschbewoners gescheiden was, liepen Palmerin en Selvianus langs het strand, en ontdekten een galei, die door den storm op de kust geworpen was. Polendos (wiens vroegere lotgevallen in de romance Primaleón beschreven zijn) stapte aan wal in gezelschap van eenige andere Grieksche ridders, die met hem naar Engeland gekomen waren om Duardos te zoeken. Palmerin en Selvianus vroegen hem, hen mede te nemen op het schip, dat spoedig weer zee koos, en niet lang daarna kwamen zij te Constantinopel aan, waar zij bij den Keizer gebracht werden. Deze wist natuurlijk niets van de afkomst van Palmerin, maar het was hem door brieven, die hij ontvangen had van een zekere »Jonkvrouw van het Bad«, die als beschermengel van den jongen held schijnt te zijn opgetreden, bekend, dat de knaap van hooge geboorte was. De keizer, die door de aanbeveling dezer edele dame zeer vriendelijk gestemd was tegenover Palmerin, sloeg hem tot ridder, en Polinarda, de dochter van Primaleón, gordde hem het zwaard aan. Gedurende het verblijf van Palmerin te Constantinopel werd er een tournooi gehouden, waarin hij en een vreemde ridder, die als devies de beeltenis droeg van een boschbewoner met twee leeuwen, zich onderscheidden door groote dapperheid. De vreemdeling vertrok nogincognito, maar later ontdekte men, dat het Florian was, die van dit oogenblik bekend bleef als »De Ridder met den Boschbewoner.«

Palmerin geraakte dadelijk onder de bekoring van prinses Polinarda, maar de heftigheid, waarmede hij om haar hand dong, waarschijnlijk het natuurlijk gevolg van zijn eigenaardige opvoeding, beleedigde de edele jonkvrouw, en zij wees hem de deur. Wanhopig over hare hardvochtigheid, verliet hij de Grieksche hoofdstad en reisde onder den naam van den »Gelukzoeker« naar Engeland, waarheen hij Selvianus als zijn schildknaap mee nam. Op zijn reis daarheen had hij vele avonturen, waarin hij zonder onderscheid gelukkig was, en eindelijk kwam hij in het rijk van zijn grootvader aan. Maar terwijl hij door het bosch trok, waar zijn pleegvader woonde, kwam hij onverwachts tegenover hem te staan, en hij vertelde hem zijne lotgevallen. Daarna haastte hij zich verder, en kwam hij bij een kasteel in de buurt van Londen, waar de slotvoogd hem vroeg voor hem te strijden met den »Ridder met den Boschbewoner«, die zijn zoon gedood had. Hij vertrok dus naar Londen en daagde Florian uit, maar prinses Flerida kwam tusschenbeide en verbood den strijd, die nooit hervat werd, want Palmerin had eindelijk Dramuziando overwonnen en Duardos bevrijd. Het geheim van de geboorte der tweelingen werd door den toovenaar Doliarte geopenbaard en door hun pleegvader bevestigd.

Het kasteel Almaurol.Gedreven door de zucht naar avonturen versmaadden Florian en Palmerin het gemakkelijke leven aan het Hof, en zij trokken weer verder. Wij kunnen hen niet volgen door den doolhof van verwikkelingen, waarin zij belandden, maar verscheidene hunner beproevingen, vooral die, welke Palmerin op het »Gevaarlijke Eiland« moest doorstaan, behooren tot het belangrijkste en bekoorlijkste gedeelte van het boek, dat naar hem genoemd is.In verschillende gedeelten der romance speelt de beminnelijke reus Dramuziando een mooie rol, maar zijn tante, de wraakzuchtige Eutropa blijft volharden in haar haat tegen het geslacht der Palmerins, en zij smeedt voortdurend booze plannen tegen hen. Door de macht van den toovenaar Doliarte slaagt zij er echter niet in, hen te vernietigen. Het tooneel der meeste avonturen is het kasteel Almaurol, waar, onder de bewaking van een reus de schoone, doch hooghartige Miraguarda woonde, wier trekken afgebeeld waren op een schild, dat boven de poort van het kasteel was opgehangen. Het werd bewaakt door een stoet van ridders, die verliefd waren geworden op het origineel, en wanneer er andere paladijnen kwamen, die de bekoorlijkheden hunner aangebedenen prezen, dan moesten zij met die ridders strijden. Tot de slachtoffers der schoone Miraguarda behoorde de reus Dramuziando; maar terwijl hij de wacht hield bij het schilderij, werd het geroofd door Alhayzar, den Sultan van Babylon, wiens geliefde Targiana, de dochter van den Sultan van Turkije, hem had bevolen, het haar te brengen als bewijs van zijn trouw.De schrijver der romance schijnt het hier noodig te hebben gevonden, zijne helden naar Constantinopel terug te roepen, om hen in het huwelijk te laten treden met hunne respectieve geliefden. Palmerin werd in den echt verbonden met Polinarda, en zijn broeder Florian met Leonarda, de Koningin van Thracië, zoodat de gelieven allen gelukkig werden gemaakt. De romance eindigt echter volstrekt niet met deze huwelijken, want wij zien allerlei verwikkelingen ontstaan, door de hartstochtelijke liefde, die de Sultansdochter van Turkije opvat voor den pasgehuwden Florian. Deze vroolijke jonge prins had, terwijl hij aan het Hof van haar vader vertoefde, zich de vrijheid gepermitteerd, de jonkvrouw te schaken,en ofschoon zij nu goed en wel gehuwd was met Alhayzar, Sultan van Babylon, en schilderijendief, had zij voor haar vroegeren geliefde nog de oude gevoelens bewaard, die echter vermengd waren met wrok, omdat hij hare bekoorlijkheden vergeten had om de schoonheid der Koningin van Thracië.Om haar jaloersch hart tevreden te stellen, gebruikte zij een toovenaar om de Koningin van Thracië in het verderf te storten. Terwijl de jonge vrouw in de tuinen van haar paleis wandelde, werd zij overvallen door twee reusachtige griffioenen, die haar naar een betooverd kasteel sleurden, waar zij veranderd werd in een groote slang. Haar ontroostbare echtgenoot vond in haar bevrijding een avontuur naar zijn hart, en nadat hij den wijzen Doliarte had geraadpleegd, gelukte het hem de plaats te vinden, waar zijn vrouw gevangen gehouden werd, en hij slaagde erin, de betoovering van haar weg te nemen.Met deze daad beleedigde hij den trotschen Alhayzar in hooge mate; deze besloot dan ook, den smaad, zijn Koningin aangedaan, te wreken, en hij verzocht den Keizer van Constantinopel, Florian aan hem uit te leveren. Natuurlijk ontving hij een weigerend antwoord, waarop hij het Grieksche Rijk binnenviel met een leger van tweehonderdduizend man, die uit alle echte en gefantaseerde koninkrijken en provincies van het Oosten gerecruteerd waren. Er werden drie bloedige veldslagen geleverd, en in den laatsten werd Alhayzar gedood, en het leger der heidenen volkomen vernietigd.

Gedreven door de zucht naar avonturen versmaadden Florian en Palmerin het gemakkelijke leven aan het Hof, en zij trokken weer verder. Wij kunnen hen niet volgen door den doolhof van verwikkelingen, waarin zij belandden, maar verscheidene hunner beproevingen, vooral die, welke Palmerin op het »Gevaarlijke Eiland« moest doorstaan, behooren tot het belangrijkste en bekoorlijkste gedeelte van het boek, dat naar hem genoemd is.

In verschillende gedeelten der romance speelt de beminnelijke reus Dramuziando een mooie rol, maar zijn tante, de wraakzuchtige Eutropa blijft volharden in haar haat tegen het geslacht der Palmerins, en zij smeedt voortdurend booze plannen tegen hen. Door de macht van den toovenaar Doliarte slaagt zij er echter niet in, hen te vernietigen. Het tooneel der meeste avonturen is het kasteel Almaurol, waar, onder de bewaking van een reus de schoone, doch hooghartige Miraguarda woonde, wier trekken afgebeeld waren op een schild, dat boven de poort van het kasteel was opgehangen. Het werd bewaakt door een stoet van ridders, die verliefd waren geworden op het origineel, en wanneer er andere paladijnen kwamen, die de bekoorlijkheden hunner aangebedenen prezen, dan moesten zij met die ridders strijden. Tot de slachtoffers der schoone Miraguarda behoorde de reus Dramuziando; maar terwijl hij de wacht hield bij het schilderij, werd het geroofd door Alhayzar, den Sultan van Babylon, wiens geliefde Targiana, de dochter van den Sultan van Turkije, hem had bevolen, het haar te brengen als bewijs van zijn trouw.

De schrijver der romance schijnt het hier noodig te hebben gevonden, zijne helden naar Constantinopel terug te roepen, om hen in het huwelijk te laten treden met hunne respectieve geliefden. Palmerin werd in den echt verbonden met Polinarda, en zijn broeder Florian met Leonarda, de Koningin van Thracië, zoodat de gelieven allen gelukkig werden gemaakt. De romance eindigt echter volstrekt niet met deze huwelijken, want wij zien allerlei verwikkelingen ontstaan, door de hartstochtelijke liefde, die de Sultansdochter van Turkije opvat voor den pasgehuwden Florian. Deze vroolijke jonge prins had, terwijl hij aan het Hof van haar vader vertoefde, zich de vrijheid gepermitteerd, de jonkvrouw te schaken,en ofschoon zij nu goed en wel gehuwd was met Alhayzar, Sultan van Babylon, en schilderijendief, had zij voor haar vroegeren geliefde nog de oude gevoelens bewaard, die echter vermengd waren met wrok, omdat hij hare bekoorlijkheden vergeten had om de schoonheid der Koningin van Thracië.

Om haar jaloersch hart tevreden te stellen, gebruikte zij een toovenaar om de Koningin van Thracië in het verderf te storten. Terwijl de jonge vrouw in de tuinen van haar paleis wandelde, werd zij overvallen door twee reusachtige griffioenen, die haar naar een betooverd kasteel sleurden, waar zij veranderd werd in een groote slang. Haar ontroostbare echtgenoot vond in haar bevrijding een avontuur naar zijn hart, en nadat hij den wijzen Doliarte had geraadpleegd, gelukte het hem de plaats te vinden, waar zijn vrouw gevangen gehouden werd, en hij slaagde erin, de betoovering van haar weg te nemen.

Met deze daad beleedigde hij den trotschen Alhayzar in hooge mate; deze besloot dan ook, den smaad, zijn Koningin aangedaan, te wreken, en hij verzocht den Keizer van Constantinopel, Florian aan hem uit te leveren. Natuurlijk ontving hij een weigerend antwoord, waarop hij het Grieksche Rijk binnenviel met een leger van tweehonderdduizend man, die uit alle echte en gefantaseerde koninkrijken en provincies van het Oosten gerecruteerd waren. Er werden drie bloedige veldslagen geleverd, en in den laatsten werd Alhayzar gedood, en het leger der heidenen volkomen vernietigd.

Een lofrede van Cervantes.Cervantes is zeer uitbundig in zijn lof over deze romance »DezePalmerin van Engeland«, zegt hij, »moet bewaard blijven als een unicum, en er zou eenkistje voor gemaakt moeten worden, zooals Alexander er een vond onder den buit van Darius.... Dit boek, mijn waarde vriend, is van groot belang, en dat om twee redenen: Ten eerste is het op zichzelf een uitstekend werk, en ten tweede zegt men, dat een wijs Koning van Portugal het geschreven heeft. Alle avonturen in het kasteel van Miraguarda zijn uitstekend en met groote bekwaamheid beschreven; de gesprekken zijn beschaafd en verstandig, en in overeenstemming met de waardigheid en kennis van den spreker. Ik zou dus, meester Nicolaas, met uw verlof willen zeggen, dat deze romance, enAmadis de Galliëruit de vlammen gered moeten worden, en dat de rest zonder verder onderzoek moet worden vernietigd.«MetUwverlof, meester Cervantes, zou ik hierover gaarne nog eens metUvan gedachten wisselen; want ofschoonPalmerin van Engelandde beste van deze soort romances is, steekt hij toch niet zóó ver uit boven de andere en zijn zijne fouten ook dezelfde. Zou het ook mogelijk kunnen zijn, dat gij, als een rechtgeaard Spanjaard, deze romance zoo bovenmatig bewondert, omdat gij gelooft, dat zij het werk is van een Koning? En verlaagt gij U niet tot het niveau van een dagblad-criticus, wanneer gij den banvloek uitspreekt over romances, die gij niet gelezen hebt? En kunt gij U, als ridderlijk Castiliaan vereenigen met de minachting, die de schrijver zoo onomwonden toont voor het schoone geslacht, ter wille waarvan alle romances geschreven zijn? Geen goed ridder, geen edelmoedig man zou zooveel onzin hebben kunnen neerschrijven over vrouwelijke ijverzucht, oppervlakkigheid en gebrek aan gezond verstand, en wat nog erger is, hij heeft er marionnetten van gemaakt, die door touwtjes bewogen worden. Voor één ding blijf ik hem echter dankbaar—voor de persoonsbeschrijvingvan den toovenaar Doliarte, dien Wijze, die in het »Dal der Verdoemden« woont, verdiept in het aanschouwen van geheimzinnige zaken. Maar nog meer ben ik hem dankbaar voor de atmosfeer van wonderbaarlijke en bedwelmende betoovering, waarin hij deze geschiedenis heeft gehuld; en wanneer de schrijver U heeft meegesleept in zijn vervoering, en Uwe oogen heeft gesloten voor de gebreken dezer romance, dan moeten wij tot Uw verontschuldiging aanvoeren, dat uwe betooverde oogen niet in staat waren die fouten te zien, en dat zij slecht den uiterlijken glans konden aanschouwen van deze tooverwereld.

Cervantes is zeer uitbundig in zijn lof over deze romance »DezePalmerin van Engeland«, zegt hij, »moet bewaard blijven als een unicum, en er zou eenkistje voor gemaakt moeten worden, zooals Alexander er een vond onder den buit van Darius.... Dit boek, mijn waarde vriend, is van groot belang, en dat om twee redenen: Ten eerste is het op zichzelf een uitstekend werk, en ten tweede zegt men, dat een wijs Koning van Portugal het geschreven heeft. Alle avonturen in het kasteel van Miraguarda zijn uitstekend en met groote bekwaamheid beschreven; de gesprekken zijn beschaafd en verstandig, en in overeenstemming met de waardigheid en kennis van den spreker. Ik zou dus, meester Nicolaas, met uw verlof willen zeggen, dat deze romance, enAmadis de Galliëruit de vlammen gered moeten worden, en dat de rest zonder verder onderzoek moet worden vernietigd.«

MetUwverlof, meester Cervantes, zou ik hierover gaarne nog eens metUvan gedachten wisselen; want ofschoonPalmerin van Engelandde beste van deze soort romances is, steekt hij toch niet zóó ver uit boven de andere en zijn zijne fouten ook dezelfde. Zou het ook mogelijk kunnen zijn, dat gij, als een rechtgeaard Spanjaard, deze romance zoo bovenmatig bewondert, omdat gij gelooft, dat zij het werk is van een Koning? En verlaagt gij U niet tot het niveau van een dagblad-criticus, wanneer gij den banvloek uitspreekt over romances, die gij niet gelezen hebt? En kunt gij U, als ridderlijk Castiliaan vereenigen met de minachting, die de schrijver zoo onomwonden toont voor het schoone geslacht, ter wille waarvan alle romances geschreven zijn? Geen goed ridder, geen edelmoedig man zou zooveel onzin hebben kunnen neerschrijven over vrouwelijke ijverzucht, oppervlakkigheid en gebrek aan gezond verstand, en wat nog erger is, hij heeft er marionnetten van gemaakt, die door touwtjes bewogen worden. Voor één ding blijf ik hem echter dankbaar—voor de persoonsbeschrijvingvan den toovenaar Doliarte, dien Wijze, die in het »Dal der Verdoemden« woont, verdiept in het aanschouwen van geheimzinnige zaken. Maar nog meer ben ik hem dankbaar voor de atmosfeer van wonderbaarlijke en bedwelmende betoovering, waarin hij deze geschiedenis heeft gehuld; en wanneer de schrijver U heeft meegesleept in zijn vervoering, en Uwe oogen heeft gesloten voor de gebreken dezer romance, dan moeten wij tot Uw verontschuldiging aanvoeren, dat uwe betooverde oogen niet in staat waren die fouten te zien, en dat zij slecht den uiterlijken glans konden aanschouwen van deze tooverwereld.

Hoofdstuk VI: Catalonische Romances.»Romances van een kust van liefde en wijn,Waarin nog klinkt de galm van ’t edel staal,Waaruit ons tegenstraalt een lichte tooverschijn,En woorden ruischen van een langvergeten taal.«De letterkundige geest van Catalonië was van zuiver lyrischen aard, zooals dat vanzelf spreekt bij een land, dat door de natuur zoo heerlijk was uitgedost met een purperen mantel van wijnranken, en dat omspoeld werd door de rustige schoonheid van een droomzee. De epischepoeziëheeft haar vaderland in woeste en door stormen geteisterde landen, waar de windvlagen in wilde zangen de ziel van den mensch wekken tot vurige liederen, en zijn geest ontvankelijk maken voor het rumoer van den krijg. Maar op beschutte kusten, doortrokken met zon, en gekleurd met de warme tinten van den overvloed, worden de aeolische geluiden der zefirs, die zich als zachtklinkende geesten door tuinen en wijngaarden spoeden, omgetooverd in teederder en waziger muziek. Toch ontbraken in deze provincie van minnezangers de ridderlegenden niet; en zelfs ontstonden er twee romances van zulk een groote schoonheid, dat deze in de letterkunde van het Schiereiland zich voor goed een belangrijke plaats veroverd hebben.Partenopex de Blois.De schoone en uitstekend bewerkte romance vanPartenopex de Bloiswas in de dertiende eeuw in het Catalonisch geschreven, en in 1488 gedrukt te Tarragona. Zeer waarschijnlijk was het oorspronkelijk een Fransche romance. Maar het is geen gewone vertaling, en in denloop der tijden werd zij zoo dikwijls omgewerkt, dat zij ten slotte even echt Catalonisch werd als deCidCastiliaansch geworden is. Hier volgt dan de geschiedenis van Ridder Partenopex.Bij den dood van Keizer Julianus van Griekenland, kwam zijn dochter Melior op den troon, een jonkvrouw, die bij de vele buitengewone gaven, die zij bezat, ook nog zeer bedreven was in de tooverkunst. Niettegenstaande hare groote bekwaamheden vonden hare raadslieden het niet geschikt, dat zij zelfstandig zou regeeren, en dus drongen zij er op aan, dat zij een echtgenoot zou kiezen. Zij stonden haar een tijdruimte van twee jaren toe, om een waardig levensgezel te vinden; en om er zeker van te zijn, dat zij iemand zou kiezen, die volkomen haar gelijke in rang zou zijn, zond zij hare afgezanten naar de verschillende hoven van Europa, om daar betrouwbare inlichtingen te krijgen over alle vorsten, die voor haar doel in aanmerking zouden kunnen komen.In dien tijd leefde er in Frankrijk een jongeling van groote schoonheid en dapperheid, een neef van den Koning van Parijs, Partenopex de Blois genaamd. Toen deze op zekeren dag in het gevolg van zijn koninklijken oom in de Ardennen op de jacht was, werd hij van het overige gezelschap afgesneden en verdwaalde hij. Hij was genoodzaakt den nacht in het bosch door te brengen en ontwaakte in den vroegen morgen. Bij zijne pogingen om de omgeving te verkennen, kwam hij bij het strand, waar hij tot zijn verwondering een schitterend vaartuig voor anker zag liggen. In de hoop, dat de bemanning hem den weg naar huis zou kunnen wijzen, begaf hij zich aan boord van het schip, maar vond dit geheel verlaten. Hij was op het punt weer aan land te gaan, toen er plotseling beweging in het vaartuig kwam; het gleed over de baren en kliefde de golven ten slotte met zulk een snelheid, dat Partenopex hetschip onmogelijk meer kon verlaten. Na een even korte als snelle reis landde hij in een baai van een betooverend schoone landstreek. De jonge ridder stapte aan wal, verwijderde zich van de kust en kwam bij een prachtig kasteel. Daar trad hij binnen en zag tot zijn verbazing, dat het even verlaten was als het vaartuig, dat hem naar dit land gevoerd had. De statiekamer was verlicht door den glans van ontelbare diamanten, en de jonge ridder, die langzamerhand uitgehongerd was, zag tot zijn groote blijdschap een uitgezochte maaltijd op tafel staan. Spoedig bemerkte hij, dat alle voorwerpen in het kasteel betooverd waren, want alle heerlijkheden, die in zulk een overvloed waren opgedischt, kwamen vanzelf in zijn mond, en toen hij verzadigd was, verscheen er, als het ware vrij in de lucht bewegende, een brandende toorts, die hem den weg wees naar een slaapkamer, waar onzichtbare handen hem ontkleedden.Toen hij te bed lag, denkende over het vreemde avontuur, dat hem was overkomen, trad een jonkvrouw het vertrek binnen, die hem mededeelde, dat zij Melior, de Keizerin van Griekenland was. Zij vertelde den jongen ridder, dat zij door de verhalen harer afgezanten, liefde voor hem had opgevat, en dat zij het plan had beraamd, hem door toovermiddelen naar haar kasteel te voeren. Zij beval hem in het kasteel te blijven, maar waarschuwde hem, dat, indien hij zou trachten haar weder te zien voordat er twee jaren verloopen waren, hij haar liefde zou verliezen. Daarna verliet zij het vertrek; maar den volgenden morgen verscheen haar zuster Uracla, die hem de schitterendste kleederen bracht.Het Geheimzinnige Kasteel.Het ontbrak Partenopex in het geheimzinnige kasteel van Melior niet aan verstrooiingen van allerlei aard;want de uitgestrekte landerijen en bosschen waardoor het omgeven was, verschaften hem een prachtig jachtterrein, en des avonds werd hij vergast op de heerlijke liederen van onzichtbare zangers. Al het mogelijke en onmogelijke werd gedaan, om zijn verblijf in het slot te veraangenamen, en om hem te boeien. Maar te midden van alle heerlijkheden waardoor hij omringd was, hoorde hij, dat zijn land was aangevallen door vijandelijke troepen. Hij vroeg zijn onzichtbare gebiedster, voor zijn vaderland te mogen strijden, en toen zij van hem de verzekering had gekregen, dat hij zou terugkeeren, stelde zij het tooverschip, waarmede hij in haar rijk geland was, tot zijn beschikking, en kort daarna kwam hij daarmede in Frankrijk aan.Maar toen Partenopex zich zoo spoedig mogelijk naar Parijs begaf, om zijn zwaard in dienst van zijn Koning te stellen, ontmoette hij een ridder, wiens optreden tegenover hem, aanleiding gaf tot een tweegevecht. Toen zij eenigen tijd gestreden hadden, ontdekte Partenopex, dat zijn tegenstander niemand anders was dan Gaudin, de minnaar van Uracla, de zuster van Melior; en van geslagen vijanden werden de twee jonge ridders goede kameraden, die te samen naar het Hof van Parijs reden.Spoedig na zijn terugkomst in de hoofdstad, maakte Partenopex kennis met een nicht van den Paus, Jonkvrouw Angelica, die bij den eersten aanblik verliefd op hem werd. In de eigenaardige opvatting, dat »alles in de liefde geoorloofd is«, onderschepte zij zijne brieven aan Melior, en werd zij op deze wijze ingelicht over zijn hartstocht voor de keizerlijke toovenares. Zij bracht een vromen kluizenaar er toe, zich naar Partenopex te begeven, en hem zijn geliefde af te schilderen als een geest der duisternis, die zóó verdorven was, dat zij zelfs de gedaantehad aangenomen van een duivel met een slangenstaart, een zwarte huid, witte oogen en roode tanden. Partenopex weigerde beslist dit alles te gelooven, maar toen de vijandelijkheden geëindigd waren, en hij weer in het betooverde kasteel was teruggekeerd, hield het verhaal van den kluizenaar hem toch voortdurend bezig, en hij besloot zich zekerheid te verschaffen, want Melior had hem in het donker bezocht en hij wist niet, hoe zij er uit zag.Op zekeren nacht, toen het geheele kasteel in diepe rust was, nam de jonge ridder dus een lamp, en begaf zich naar de kamer, waar hij wist dat Melior sliep. Hij trad onhoorbaar binnen, hield de lamp boven zijn slapende geliefde, en toen hij haar warme menschelijke schoonheid aanschouwde, wist hij, dat alles, wat men hem van haar verteld had, laster was. Maar helaas! toen hij verzonken was in den aanblik van haar bekoorlijken slaap, viel er een druppel olie uit zijn lamp op haar boezem, en zij ontwaakte. In haar woede over zijn ongehoorzaamheid aan hare bevelen, zou zij haar ongelukkigen minnaar stellig op de plaats gedood hebben, indien niet haar zuster Uracla, die op den toornigen uitval van Melior was binnengekomen, het verhoed had; en de vertoornde Keizerin liet hem ten slotte ongedeerd vertrekken.De ongelukkige Partenopex verliet in allerijl het kasteel en kwam na eenigen tijd weer in de donkere bosschen der Ardennen, waar hij besloot te sterven in den strijd met de wilde beesten, die in de donkere schuilhoeken van het gebergte huisden. Maar ofschoon zij zijn paard verslonden, schenen zij niet genegen den ridder aan te vallen. Het gekerm van het ongelukkige dier bracht Uracla, die uitgetrokken was om hem te zoeken, op zijn spoor, en zij nam hem mede naar haar kasteel in Tenedos, om daar te wachten totdat de woede harerzuster bedaard zou zijn. Daarna keerde zij naar de vertoornde Keizerin terug, en haalde haar over, af te kondigen, dat zij haar hand zou schenken aan den overwinnaar in een tournooi, dat zij van plan was uit te schrijven.In allerijl werden de voorbereidingen tot dit tournooi getroffen, en Partenopex wachtte den dag van den strijd af in het kasteel van Uracla in Tenedos. Maar het was hem niet gegeven, daar rustig te verblijven, want Parseis, een der jonkvrouwen van Uracla, vatte een hartstochtelijke liefde voor hem op, die zij hem bekende, toen zij een kleine boottocht met elkander maakten. En juist toen Partenopex, ten zeerste verbaasd, haar wilde afwijzen, werd het lichte vaartuig door een hevigen storm gegrepen, en het paar werd op de kust van Syrië geworpen. Daar werden de beide schipbreukelingen gevangen genomen door de bevolking van dat land; de ridder werd voor hun koning Hermon gebracht, en in den kerker geworpen.Partenopexwas diep bedroefd toen hij vernam, dat Hermon en verscheidene andere ridders naar Constantinopel waren getrokken, om deel te nemen aan het tournooi van Melior, terwijl hij in gevangenschap zuchtte, en alle hoop moest laten varen, de liefde zijner aangebedene door groote dapperheid te herwinnen.Partenopex in de kamer van Melior.Partenopex in de kamer van Melior.Maar Partenopex slaagde erin, de Koningin medelijdend voor hem te stemmen; zij hielp hem zijn Syrische gevangenis te ontvluchten, en bereikte Constantinopel nog juist op tijd om aan het tournooi deel te nemen. Hij had vele en machtige tegenstanders, onder wie de Sultan van Perzië de voornaamste was; maar ten slotte versloeg hij hen allen, en toen hij verzocht zijn loon te mogen ontvangen, werd hij door Melior weer met groote liefde en volkomen vergiffenis aangenomen.Het type van »Partenopex.«De romance van Partenopex behoort tot de groep waartoe Amor en Psyche en Melusine behooren, en waarin de ééne geliefde de andere niet mag aanschouwen, op straffe van verlies van het voorwerp zijner liefde. Onveranderlijk verliezen zij elkander dan ook inderdaad; maar de dichterlijke rechtvaardigheid eischt, dat na vele beproevingen alles weder in orde komt. Dikwijls neemt de man of de vrouw de gedaante van een verscheurend dier of van een slang aan, zooals in de beroemde romance vanMelusine, waarmedePartenopexgroote overeenkomst heeft, zoodat ik de vaste overtuiging heb, dat de schrijver veel daaruit heeft overgenomen. Maar in het verhaal, dat wij zoo juist behandeld hebben, was de slangachtige gedaante der heldin slechts een lasterlijk bedenksel van den jaloerschen geest eener medeminnares, en wij hebben hier dus te maken met een gelukkige variatie van den gebruikelijken vorm der legende, waarin op handige wijze door den schrijver de meer moderne denkbeelden en de oude vormen zijn dooreengemengd. De geschiedenis van Partenopex verdient zeer zeker meer belangstelling van den kant der kenners van het volkslied, dan haar tot nog toe geschonken werd, en ik hoop dus van harte, dat zij de Catalonische zoowel als de Fransche lezing ervan nauwkeurig zullen bestudeeren, opdat zij deze belangrijke legende beter zullen kunnen beoordeelen.Tirante de Witte.Het merkwaardige oude verhaal vanTirante de Wittewas het werk van twee Catalonische schrijvers, Juan Martorell en Juan de Gilha, van wie de laatste den arbeid van den eersten aanvulde. Martorell verklaart, dat hij de romance uit het Engelsch vertaalde,en het heeft er inderdaad ook allen schijn van, dat geheele gedeelten van het gedicht sterk beïnvloed zijn door de oude romanceSir Guy of Warwick. Ik kan echter niets in deze romance ontdekken, dat er op wijst, dat zij bepaald vertaald is, en het lijkt mij het waarschijnlijkst, dat de verklaring van den schrijver moet worden opgevat als een truc, die door de dichters van het oude Spanje veel werd toegepast om hunne geschriften te omgeven met een waas van geheimzinnigheid, of om zich te beschermen tegen de meedoogenlooze kritiek, die in dien tijd, toen ongeveer alle bewoners van het Schiereiland behept schijnen te zijn geweest met een manie voor belletrie, daar gebruikelijk was. De romance werd in 1490 gedrukt. Er wordt in gesproken over de Canarische Eilanden, die in 1326 ontdekt zijn en die zelfs in Spanje vóór het begin der vijftiende eeuw nog slechts weinig bekend waren, zoodat wij wel met zekerheid mogen aannemen, dat deze romance ongeveer in dien tijd geschreven is, vooral ook, omdat er een ridderverhaal,l’Arbre des Bataillesin vermeld wordt, dat eerst in 1390 werd uitgegeven. Het boek werd in het Castiliaansch vertaald, en te Valladolid gedrukt in 1511; kort daarna zag een Italiaansche vertaling van Manfredi het licht, en een Fransche van de hand van den Graaf van Caylus; maar de laatste heeft het oorspronkelijke gedicht vreeselijk verminkt; zelfs heeft hij de voornaamste en ook de minder belangrijke gebeurtenissen veranderd en er iets ziekelijks in gebracht, dat het werk van Martorell ten éénenmale mist.Ter gelegenheid van het huwelijk van een zekeren Koning van Engeland met een schoone en zeer begaafde Prinses van Frankrijk, werden de meest grootsche voorbereidingen getroffen om deze verbintenis waardig te vieren door een schitterend tournooi. Toen Tirante, eenjonge ridder uit Bretagne, van deze preparatieven hoorde, besloot hij aan de ridderspelen deel te nemen, en hij scheepte zich in met een gezelschap jeugdige ridders die hetzelfde plan hadden opgevat, en met wie hij na eenigen tijd in Engeland landde, en de reis naar Windsor aanvaardde. Maar hij werd overmand door de vermoeienissen van de reis, en hij viel in slaap, gewiegd door het sukkeldrafje van zijn uitgeput ros. Het was dan ook niet te verwonderen, dat hij op deze wijze gescheiden werd van zijn veerkrachtiger metgezellen, en dat hij bij zijn ontwaken ontdekte, dat hij geheel alleen op den heirweg reed. Hij gaf zijn paard de sporen en sukkelde eenige mijlen verder, maar spoedig gevoelde hij dringend behoefte aan rust en voedsel en hij zag uit naar een pleisterplaats; hij was zeer verheugd toen hij een nederige hut in het oog kreeg, die hij aanzag voor een kluizenaarswoning, verborgen tusschen de boomen, op eenigen afstand van den grooten weg, en nauwelijks zichtbaar door het dichte gebladerte. Hij steeg af, trad de hut binnen en bevond zich plotseling tegenover een man, die er zeer eigenaardig uitzag in zijn armoedig gewaad, en in wien het geoefend oog van den ridder spoedig een hooggeborene ontdekte. Tirante was dan ook niet bijzonder verbaasd, toen hij zag, dat de kluizenaar verdiept was in de lezing vanl’Arbre des Batailles, een boek vol lessen en wetenswaardigheden op het gebied der ridderlijkheid.De grafelijke kluizenaar.Inderdaad was de kluizenaar niemand anders dan William, Graaf van Warwick, een beroemd ridder, die uit afkeer van de ijdelheden van het Hof, een pelgrimstocht had ondernomen naarJeruzalem. Toen hij bij het Heilige Graf was aangekomen, liet hij het bericht van zijn dood verspreiden; daarna was hij naar Engelandteruggekeerd in de vermomming van een pelgrim en had hij zich teruggetrokken in de hut, waar Tirante hem ontdekte, en die niet ver was verwijderd van het kasteel, waar zijn echtgenoote woonde. Maar zijn afzondering zou niet van langen duur zijn, want toen de machtige Koning der Canarische Eilanden met een reusachtig leger Engeland binnenviel, greep de Graaf naar de wapenen om het beangste volk te hulp te snellen. De aanvallers rukten echter zoo snel voorwaarts, dat de Koning van Engeland spoedig uit Canterbury en Londen moest vluchten en zich genoodzaakt zag een schuilplaats te zoeken in de stad Warwick, waar hij hevig bestookt werd door het Canarische leger. Op dit beslissende oogenblik kwam de Graaf hem te hulp; hij versloeg den Koning der Canarische Eilanden in een tweegevecht, en joeg diens troepen in een hevigen strijd uiteen. Daarna maakte hij zich aan zijn echtgenoote bekend en trok zich weer in de eenzaamheid terug. Al deze bijzonderheden komen overeen met hetgeen beschreven is in de oude Engelsche romanceSir Guy of Warwick.Tirante maakte zich aan den grafelijken kluizenaar bekend, vertelde hem, dat hij zijn naam te danken had aan de omstandigheid, dat zijn vader Heer was van het gebied van Tirraine, dat gedeelte van Frankrijk, dat tegenover de Engelsche kust gelegen was, en dat zijn moeder een dochter was van den Hertog vanBretagne. Ook vertelde hij zijn gastheer, dat hij van plan was deel te nemen aan het tournooi, dat gehouden zou worden ter gelegenheid van het koninklijk huwelijk, waarop de Graaf hem uit het boek, waarin hij bij de komst van Tirante verdiept was, een hoofdstuk voorlas, dat betrekking had op de plichten in het algemeen van den ridder. Hierna las hij hem een verhandeling voor over den wapenhandel en de heldendaden van oude ridders. Toen hij geëindigdhad, zeide hij, dat het reeds laat was, en dat Tirante, daar hij niet bekend was met de wegen in die streek, verstandig zou doen, te vertrekken; hij gaf hem het boek ten geschenke, waaruit hij hem had voorgelezen, en nam afscheid van hem.Een jaar later, toen Tirante als overwinnaar uit het strijdperk was getreden, en met ongeveer veertig jonge ridders de terugreis had aanvaard, kwamen zij ten tweeden male langs de kluizenaarswoning, en hielden daar stil om den Graaf een beleefdheidsbezoek te brengen. Deze vroeg belangstellend, wie zich het meest had onderscheiden bij de ridderspelen, en men vertelde hem, dat Tirante de eerepalm had verworven. Een Fransch ridder, Villermes genaamd, had er zich tegen verzet, dat hij de kleuren droeg van de schoone Agnes, de dochter van den Hertog van Berri; Villermes had hem uitgedaagd tot een tweegevecht op leven en dood, en geëischt, dat zij zich zouden uitrusten met papieren schilden, en helmen van bloemen. Villermes werd in den strijd gedood, en kort nadat Tirante hersteld was van elf wonden, die hij in het gevecht had opgedaan, versloeg hij vier ridders, wapenbroeders, die bleken de Koningen van Polen en Friesland, en de Hertogen van Bourgondië en Beieren te zijn. Een onderdaan van den Koning van Friesland, die den merkwaardigen naam droeg van Kyrie Eleison, of »God ontferm U onzer«, en die een afstammeling was van de oude reuzen, kwam naar Engeland om den dood van zijn meester te wreken. Toen hij echter het graf van zijn vorst aanschouwde, met de wapenen van Tirante, die op de Friesche vlag bevestigd waren, was hij zóó overweldigd door smart, dat hij den geest gaf. Zijn plaats werd ingenomen door zijn broeder, Thomas van Montauban, die een nog reusachtiger gestalte had, maar toch door den jongenBretonschen ridder overwonnen werd, en genoodzaakt was, hem te smeeken zijn leven te sparen.Nadat Tirante afscheid had genomen van den Graaf, keerde hij naar zijn vaderland Bretagne terug, maar hij had nog slechts enkele dagen in zijn voorouderlijk kasteel vertoefd, toen een boodschapper het bericht bracht, dat de Ridders van Rhodes omsingeld waren door de Genuezen en den Sultan van Caïro. Vergezeld door Philips, den jongsten zoon van den Koning van Frankrijk, begaf Tirante zich op weg om het eiland te bevrijden van zijne overweldigers; gedurende zijn reis daarheen hield hij eenigen tijd rust in de omgeving van Palermo. Toen hij eindelijk te Rhodes aankwam, trokken de belegeraars zich haastig terug, en nadat dus Tirante het eiland verlost had van zijne aanvallers, begaf hij zich met zijne manschappen naar Sicilië, waar Prins Philips in het huwelijk trad met de vorstin van dat land. Maar nauwelijks waren de huwelijksfeesten voorbij, of er kwam een heraut van den Keizer van Constantinopel aan het Siciliaansche Hof, met de schokkende mededeeling, dat de vorst van Turkije en de Moorsche Sultan een inval hadden gedaan in het land van zijn meester. Zijn plicht als ridder gebood Tirante den Christenvorst te hulp te komen tegen den heidenschen aanvaller, en dus scheepte hij zich in naar Constantinopel, waar hem bij zijn aankomst het opperbevel over de Grieksche troepen werd opgedragen. Een groot gedeelte der romance is gewijd aan de bijzonderheden van dezen oorlog tegen de Turken, die, zooals vanzelf spreekt, in elk gevecht werden verslagen, zoodat zij ten slotte om een wapenstilstand smeekten. Deze werd hun toegestaan, en gedurende dien rusttijd werden er schitterende feesten en tournooien gehouden.Op dit kritieke oogenblik verscheen de beroemde Urganda in Constantinopel, die haar broeder, den vermaardenArthur, Koning van Brittanje, kwam zoeken. De Keizer daalde af in zijn duisterste kerkers, en vond daar den grootste onder de helden opgesloten in een ijzeren kooi, waar hij zijn laatste levensdagen in de diepste ellende en volkomen verzwakt van geest doorbracht. Nadat men hem zijn oude wapen, het beroemde zwaard Excalibur, in de hand had gegeven, was de ongelukkige Koning in staat, alle vragen, die hem met eenig beleid gesteld werden, te beantwoorden; maar toen men hem het zwaard weer uit de hand nam, verviel hij nog dieper in den toestand van kindschheid. Nadat Urganda een schitterend feestmaal gegeven had, verdween zij met haar bejaarden broeder, en niemand wist, waarheen zij gegaan waren.Tot op dit tijdstip was Tirante er in geslaagd, vrij te blijven van vrouwelijke ketenen, maar ten slotte werd hij toch het gewillig slachtoffer van de schoone oogen der keizersdochter, Prinses Carmesina. Het ging alles tusschen hen naar wensch, totdat een der hofdames van de Prinses, Reposada, die een hartstochtelijke liefde voor den jongen ridder had opgevat, erin slaagde door een valsche list zijn jalousie op te wekken, zoodat hij, tot in het diepst zijner ziel gekwetst door de vermeende trouweloosheid zijner geliefde, zonder afscheid van haar te nemen, zich weder bij het leger voegde. Maar het schip, waarmede hij wegvoer, werd door een hevigen storm overvallen, en naar de kust van Afrika gedreven. Terwijl hij bedroefd aan het strand wandelde, ontmoette Tirante een gezant van den Koning van Tormeceno, die hem naar het Hof bracht, en hem aan zijn gebieder voorstelde, waarna Tirante hem bijstond in de oorlogen, waarin deze vorst natuurlijk gewikkeld was. Toen hij bij zulk een gelegenheid de stad Montagata bestookte, trad een jonkvrouw buiten de poorten, om voor de inwonersom vrede te smeeken. Tot zijn verrassing herkende hij in haar één der hofdames van Prinses Carmesina, die hem de waarheid vertelde omtrent de handelwijze van de valsche Reposada. Hij hief oogenblikkelijk het beleg op, en keerde aan het hoofd van een machtig leger naar Constantinopel terug, om den Griekschen Keizer bij te staan. Door de Turksche vloot te verbranden maakte hij een terugtocht van de troepen des Sultans praktisch onmogelijk, en was hij in staat een zeer voordeeligen vrede te sluiten.Er werden nu schitterende voorbereidingen getroffen tot het huwelijk van Tirante en Carmesina. Maar toen hij na het sluiten van het verdrag op weg was naar Constantinopel, kreeg hij op een dagreis afstand van zijn doel, het bevel, met het binnentrekken van de stad te wachten totdat deze preparatieven voltooid zouden zijn. Terwijl hij dus een wandeling maakte langs een rivier, in gesprek met de Koningen van Ethiopië, Fez en Sicilië, kreeg hij een hevige pleuritis, en ondanks alle goede zorgen van zijn trouwe dienaren, stierf hij kort daarna. Toen de Keizer en de Prinses van zijn dood hoorden, waren zij niet in staat hun verdriet te dragen, en zij stierven op den dag, waarop zij het doodsbericht hadden gekregen.Wij hebben dit keer dus kennis gemaakt met een romance, die niet gelukkig eindigt. Wij weten niet, hoe een dergelijke ontknooping door het Spaansche publiek werd opgenomen, maar het kan niet anders, of de lezers moeten getroffen zijn geweest door de oorspronkelijkheid van het slot. Het blijkt echter duidelijk uit het gunstig oordeel van Cervantes, datTirante de Witteeen lievelingsromance van het Spaansche volk was. »Toen zij een heele verzameling romances tegelijk opnam«, zegt hij, »viel er een op den grond voor de voeten vanden barbier, die den inval had den titel te lezen, en zag, dat hetTirante de Wittewas. God beware mij, riep de priester luidkeels, isTirante de Witteer bij? Geef het mij buurman, want het zal stellig een bron van vreugde en vermaak voor mij zijn! Toen raadde hij de huishoudster aan, het mee naar huis te nemen en het te lezen, »want ofschoon de schrijver verdient te worden opgehangen, omdat hij in vollen ernst zooveel onzin heeft neergeschreven, is het boek toch in zeker opzicht het beste, dat er op de wereld gevonden wordt. Hier eten en slapen de ridders, zij sterven in hun bed, en maken voor hun dood hun testament, natuurlijke zaken, die in alle andere boeken ontbreken.«Schuilt in dit oordeel niet de diepe grond van den afkeer van het onnatuurlijke en onwaarschijnlijke, dat zoo dikwijls de romance kenmerkte, een afkeer, die in zulke kernachtige bewoordingen werd uitgedrukt door den man, die aan het hoofd der oppositie stond?

»Romances van een kust van liefde en wijn,Waarin nog klinkt de galm van ’t edel staal,Waaruit ons tegenstraalt een lichte tooverschijn,En woorden ruischen van een langvergeten taal.«

»Romances van een kust van liefde en wijn,Waarin nog klinkt de galm van ’t edel staal,Waaruit ons tegenstraalt een lichte tooverschijn,En woorden ruischen van een langvergeten taal.«

»Romances van een kust van liefde en wijn,

Waarin nog klinkt de galm van ’t edel staal,

Waaruit ons tegenstraalt een lichte tooverschijn,

En woorden ruischen van een langvergeten taal.«

De letterkundige geest van Catalonië was van zuiver lyrischen aard, zooals dat vanzelf spreekt bij een land, dat door de natuur zoo heerlijk was uitgedost met een purperen mantel van wijnranken, en dat omspoeld werd door de rustige schoonheid van een droomzee. De epischepoeziëheeft haar vaderland in woeste en door stormen geteisterde landen, waar de windvlagen in wilde zangen de ziel van den mensch wekken tot vurige liederen, en zijn geest ontvankelijk maken voor het rumoer van den krijg. Maar op beschutte kusten, doortrokken met zon, en gekleurd met de warme tinten van den overvloed, worden de aeolische geluiden der zefirs, die zich als zachtklinkende geesten door tuinen en wijngaarden spoeden, omgetooverd in teederder en waziger muziek. Toch ontbraken in deze provincie van minnezangers de ridderlegenden niet; en zelfs ontstonden er twee romances van zulk een groote schoonheid, dat deze in de letterkunde van het Schiereiland zich voor goed een belangrijke plaats veroverd hebben.

Partenopex de Blois.De schoone en uitstekend bewerkte romance vanPartenopex de Bloiswas in de dertiende eeuw in het Catalonisch geschreven, en in 1488 gedrukt te Tarragona. Zeer waarschijnlijk was het oorspronkelijk een Fransche romance. Maar het is geen gewone vertaling, en in denloop der tijden werd zij zoo dikwijls omgewerkt, dat zij ten slotte even echt Catalonisch werd als deCidCastiliaansch geworden is. Hier volgt dan de geschiedenis van Ridder Partenopex.Bij den dood van Keizer Julianus van Griekenland, kwam zijn dochter Melior op den troon, een jonkvrouw, die bij de vele buitengewone gaven, die zij bezat, ook nog zeer bedreven was in de tooverkunst. Niettegenstaande hare groote bekwaamheden vonden hare raadslieden het niet geschikt, dat zij zelfstandig zou regeeren, en dus drongen zij er op aan, dat zij een echtgenoot zou kiezen. Zij stonden haar een tijdruimte van twee jaren toe, om een waardig levensgezel te vinden; en om er zeker van te zijn, dat zij iemand zou kiezen, die volkomen haar gelijke in rang zou zijn, zond zij hare afgezanten naar de verschillende hoven van Europa, om daar betrouwbare inlichtingen te krijgen over alle vorsten, die voor haar doel in aanmerking zouden kunnen komen.In dien tijd leefde er in Frankrijk een jongeling van groote schoonheid en dapperheid, een neef van den Koning van Parijs, Partenopex de Blois genaamd. Toen deze op zekeren dag in het gevolg van zijn koninklijken oom in de Ardennen op de jacht was, werd hij van het overige gezelschap afgesneden en verdwaalde hij. Hij was genoodzaakt den nacht in het bosch door te brengen en ontwaakte in den vroegen morgen. Bij zijne pogingen om de omgeving te verkennen, kwam hij bij het strand, waar hij tot zijn verwondering een schitterend vaartuig voor anker zag liggen. In de hoop, dat de bemanning hem den weg naar huis zou kunnen wijzen, begaf hij zich aan boord van het schip, maar vond dit geheel verlaten. Hij was op het punt weer aan land te gaan, toen er plotseling beweging in het vaartuig kwam; het gleed over de baren en kliefde de golven ten slotte met zulk een snelheid, dat Partenopex hetschip onmogelijk meer kon verlaten. Na een even korte als snelle reis landde hij in een baai van een betooverend schoone landstreek. De jonge ridder stapte aan wal, verwijderde zich van de kust en kwam bij een prachtig kasteel. Daar trad hij binnen en zag tot zijn verbazing, dat het even verlaten was als het vaartuig, dat hem naar dit land gevoerd had. De statiekamer was verlicht door den glans van ontelbare diamanten, en de jonge ridder, die langzamerhand uitgehongerd was, zag tot zijn groote blijdschap een uitgezochte maaltijd op tafel staan. Spoedig bemerkte hij, dat alle voorwerpen in het kasteel betooverd waren, want alle heerlijkheden, die in zulk een overvloed waren opgedischt, kwamen vanzelf in zijn mond, en toen hij verzadigd was, verscheen er, als het ware vrij in de lucht bewegende, een brandende toorts, die hem den weg wees naar een slaapkamer, waar onzichtbare handen hem ontkleedden.Toen hij te bed lag, denkende over het vreemde avontuur, dat hem was overkomen, trad een jonkvrouw het vertrek binnen, die hem mededeelde, dat zij Melior, de Keizerin van Griekenland was. Zij vertelde den jongen ridder, dat zij door de verhalen harer afgezanten, liefde voor hem had opgevat, en dat zij het plan had beraamd, hem door toovermiddelen naar haar kasteel te voeren. Zij beval hem in het kasteel te blijven, maar waarschuwde hem, dat, indien hij zou trachten haar weder te zien voordat er twee jaren verloopen waren, hij haar liefde zou verliezen. Daarna verliet zij het vertrek; maar den volgenden morgen verscheen haar zuster Uracla, die hem de schitterendste kleederen bracht.

De schoone en uitstekend bewerkte romance vanPartenopex de Bloiswas in de dertiende eeuw in het Catalonisch geschreven, en in 1488 gedrukt te Tarragona. Zeer waarschijnlijk was het oorspronkelijk een Fransche romance. Maar het is geen gewone vertaling, en in denloop der tijden werd zij zoo dikwijls omgewerkt, dat zij ten slotte even echt Catalonisch werd als deCidCastiliaansch geworden is. Hier volgt dan de geschiedenis van Ridder Partenopex.

Bij den dood van Keizer Julianus van Griekenland, kwam zijn dochter Melior op den troon, een jonkvrouw, die bij de vele buitengewone gaven, die zij bezat, ook nog zeer bedreven was in de tooverkunst. Niettegenstaande hare groote bekwaamheden vonden hare raadslieden het niet geschikt, dat zij zelfstandig zou regeeren, en dus drongen zij er op aan, dat zij een echtgenoot zou kiezen. Zij stonden haar een tijdruimte van twee jaren toe, om een waardig levensgezel te vinden; en om er zeker van te zijn, dat zij iemand zou kiezen, die volkomen haar gelijke in rang zou zijn, zond zij hare afgezanten naar de verschillende hoven van Europa, om daar betrouwbare inlichtingen te krijgen over alle vorsten, die voor haar doel in aanmerking zouden kunnen komen.

In dien tijd leefde er in Frankrijk een jongeling van groote schoonheid en dapperheid, een neef van den Koning van Parijs, Partenopex de Blois genaamd. Toen deze op zekeren dag in het gevolg van zijn koninklijken oom in de Ardennen op de jacht was, werd hij van het overige gezelschap afgesneden en verdwaalde hij. Hij was genoodzaakt den nacht in het bosch door te brengen en ontwaakte in den vroegen morgen. Bij zijne pogingen om de omgeving te verkennen, kwam hij bij het strand, waar hij tot zijn verwondering een schitterend vaartuig voor anker zag liggen. In de hoop, dat de bemanning hem den weg naar huis zou kunnen wijzen, begaf hij zich aan boord van het schip, maar vond dit geheel verlaten. Hij was op het punt weer aan land te gaan, toen er plotseling beweging in het vaartuig kwam; het gleed over de baren en kliefde de golven ten slotte met zulk een snelheid, dat Partenopex hetschip onmogelijk meer kon verlaten. Na een even korte als snelle reis landde hij in een baai van een betooverend schoone landstreek. De jonge ridder stapte aan wal, verwijderde zich van de kust en kwam bij een prachtig kasteel. Daar trad hij binnen en zag tot zijn verbazing, dat het even verlaten was als het vaartuig, dat hem naar dit land gevoerd had. De statiekamer was verlicht door den glans van ontelbare diamanten, en de jonge ridder, die langzamerhand uitgehongerd was, zag tot zijn groote blijdschap een uitgezochte maaltijd op tafel staan. Spoedig bemerkte hij, dat alle voorwerpen in het kasteel betooverd waren, want alle heerlijkheden, die in zulk een overvloed waren opgedischt, kwamen vanzelf in zijn mond, en toen hij verzadigd was, verscheen er, als het ware vrij in de lucht bewegende, een brandende toorts, die hem den weg wees naar een slaapkamer, waar onzichtbare handen hem ontkleedden.

Toen hij te bed lag, denkende over het vreemde avontuur, dat hem was overkomen, trad een jonkvrouw het vertrek binnen, die hem mededeelde, dat zij Melior, de Keizerin van Griekenland was. Zij vertelde den jongen ridder, dat zij door de verhalen harer afgezanten, liefde voor hem had opgevat, en dat zij het plan had beraamd, hem door toovermiddelen naar haar kasteel te voeren. Zij beval hem in het kasteel te blijven, maar waarschuwde hem, dat, indien hij zou trachten haar weder te zien voordat er twee jaren verloopen waren, hij haar liefde zou verliezen. Daarna verliet zij het vertrek; maar den volgenden morgen verscheen haar zuster Uracla, die hem de schitterendste kleederen bracht.

Het Geheimzinnige Kasteel.Het ontbrak Partenopex in het geheimzinnige kasteel van Melior niet aan verstrooiingen van allerlei aard;want de uitgestrekte landerijen en bosschen waardoor het omgeven was, verschaften hem een prachtig jachtterrein, en des avonds werd hij vergast op de heerlijke liederen van onzichtbare zangers. Al het mogelijke en onmogelijke werd gedaan, om zijn verblijf in het slot te veraangenamen, en om hem te boeien. Maar te midden van alle heerlijkheden waardoor hij omringd was, hoorde hij, dat zijn land was aangevallen door vijandelijke troepen. Hij vroeg zijn onzichtbare gebiedster, voor zijn vaderland te mogen strijden, en toen zij van hem de verzekering had gekregen, dat hij zou terugkeeren, stelde zij het tooverschip, waarmede hij in haar rijk geland was, tot zijn beschikking, en kort daarna kwam hij daarmede in Frankrijk aan.Maar toen Partenopex zich zoo spoedig mogelijk naar Parijs begaf, om zijn zwaard in dienst van zijn Koning te stellen, ontmoette hij een ridder, wiens optreden tegenover hem, aanleiding gaf tot een tweegevecht. Toen zij eenigen tijd gestreden hadden, ontdekte Partenopex, dat zijn tegenstander niemand anders was dan Gaudin, de minnaar van Uracla, de zuster van Melior; en van geslagen vijanden werden de twee jonge ridders goede kameraden, die te samen naar het Hof van Parijs reden.Spoedig na zijn terugkomst in de hoofdstad, maakte Partenopex kennis met een nicht van den Paus, Jonkvrouw Angelica, die bij den eersten aanblik verliefd op hem werd. In de eigenaardige opvatting, dat »alles in de liefde geoorloofd is«, onderschepte zij zijne brieven aan Melior, en werd zij op deze wijze ingelicht over zijn hartstocht voor de keizerlijke toovenares. Zij bracht een vromen kluizenaar er toe, zich naar Partenopex te begeven, en hem zijn geliefde af te schilderen als een geest der duisternis, die zóó verdorven was, dat zij zelfs de gedaantehad aangenomen van een duivel met een slangenstaart, een zwarte huid, witte oogen en roode tanden. Partenopex weigerde beslist dit alles te gelooven, maar toen de vijandelijkheden geëindigd waren, en hij weer in het betooverde kasteel was teruggekeerd, hield het verhaal van den kluizenaar hem toch voortdurend bezig, en hij besloot zich zekerheid te verschaffen, want Melior had hem in het donker bezocht en hij wist niet, hoe zij er uit zag.Op zekeren nacht, toen het geheele kasteel in diepe rust was, nam de jonge ridder dus een lamp, en begaf zich naar de kamer, waar hij wist dat Melior sliep. Hij trad onhoorbaar binnen, hield de lamp boven zijn slapende geliefde, en toen hij haar warme menschelijke schoonheid aanschouwde, wist hij, dat alles, wat men hem van haar verteld had, laster was. Maar helaas! toen hij verzonken was in den aanblik van haar bekoorlijken slaap, viel er een druppel olie uit zijn lamp op haar boezem, en zij ontwaakte. In haar woede over zijn ongehoorzaamheid aan hare bevelen, zou zij haar ongelukkigen minnaar stellig op de plaats gedood hebben, indien niet haar zuster Uracla, die op den toornigen uitval van Melior was binnengekomen, het verhoed had; en de vertoornde Keizerin liet hem ten slotte ongedeerd vertrekken.De ongelukkige Partenopex verliet in allerijl het kasteel en kwam na eenigen tijd weer in de donkere bosschen der Ardennen, waar hij besloot te sterven in den strijd met de wilde beesten, die in de donkere schuilhoeken van het gebergte huisden. Maar ofschoon zij zijn paard verslonden, schenen zij niet genegen den ridder aan te vallen. Het gekerm van het ongelukkige dier bracht Uracla, die uitgetrokken was om hem te zoeken, op zijn spoor, en zij nam hem mede naar haar kasteel in Tenedos, om daar te wachten totdat de woede harerzuster bedaard zou zijn. Daarna keerde zij naar de vertoornde Keizerin terug, en haalde haar over, af te kondigen, dat zij haar hand zou schenken aan den overwinnaar in een tournooi, dat zij van plan was uit te schrijven.In allerijl werden de voorbereidingen tot dit tournooi getroffen, en Partenopex wachtte den dag van den strijd af in het kasteel van Uracla in Tenedos. Maar het was hem niet gegeven, daar rustig te verblijven, want Parseis, een der jonkvrouwen van Uracla, vatte een hartstochtelijke liefde voor hem op, die zij hem bekende, toen zij een kleine boottocht met elkander maakten. En juist toen Partenopex, ten zeerste verbaasd, haar wilde afwijzen, werd het lichte vaartuig door een hevigen storm gegrepen, en het paar werd op de kust van Syrië geworpen. Daar werden de beide schipbreukelingen gevangen genomen door de bevolking van dat land; de ridder werd voor hun koning Hermon gebracht, en in den kerker geworpen.Partenopexwas diep bedroefd toen hij vernam, dat Hermon en verscheidene andere ridders naar Constantinopel waren getrokken, om deel te nemen aan het tournooi van Melior, terwijl hij in gevangenschap zuchtte, en alle hoop moest laten varen, de liefde zijner aangebedene door groote dapperheid te herwinnen.Partenopex in de kamer van Melior.Partenopex in de kamer van Melior.Maar Partenopex slaagde erin, de Koningin medelijdend voor hem te stemmen; zij hielp hem zijn Syrische gevangenis te ontvluchten, en bereikte Constantinopel nog juist op tijd om aan het tournooi deel te nemen. Hij had vele en machtige tegenstanders, onder wie de Sultan van Perzië de voornaamste was; maar ten slotte versloeg hij hen allen, en toen hij verzocht zijn loon te mogen ontvangen, werd hij door Melior weer met groote liefde en volkomen vergiffenis aangenomen.

Het ontbrak Partenopex in het geheimzinnige kasteel van Melior niet aan verstrooiingen van allerlei aard;want de uitgestrekte landerijen en bosschen waardoor het omgeven was, verschaften hem een prachtig jachtterrein, en des avonds werd hij vergast op de heerlijke liederen van onzichtbare zangers. Al het mogelijke en onmogelijke werd gedaan, om zijn verblijf in het slot te veraangenamen, en om hem te boeien. Maar te midden van alle heerlijkheden waardoor hij omringd was, hoorde hij, dat zijn land was aangevallen door vijandelijke troepen. Hij vroeg zijn onzichtbare gebiedster, voor zijn vaderland te mogen strijden, en toen zij van hem de verzekering had gekregen, dat hij zou terugkeeren, stelde zij het tooverschip, waarmede hij in haar rijk geland was, tot zijn beschikking, en kort daarna kwam hij daarmede in Frankrijk aan.

Maar toen Partenopex zich zoo spoedig mogelijk naar Parijs begaf, om zijn zwaard in dienst van zijn Koning te stellen, ontmoette hij een ridder, wiens optreden tegenover hem, aanleiding gaf tot een tweegevecht. Toen zij eenigen tijd gestreden hadden, ontdekte Partenopex, dat zijn tegenstander niemand anders was dan Gaudin, de minnaar van Uracla, de zuster van Melior; en van geslagen vijanden werden de twee jonge ridders goede kameraden, die te samen naar het Hof van Parijs reden.

Spoedig na zijn terugkomst in de hoofdstad, maakte Partenopex kennis met een nicht van den Paus, Jonkvrouw Angelica, die bij den eersten aanblik verliefd op hem werd. In de eigenaardige opvatting, dat »alles in de liefde geoorloofd is«, onderschepte zij zijne brieven aan Melior, en werd zij op deze wijze ingelicht over zijn hartstocht voor de keizerlijke toovenares. Zij bracht een vromen kluizenaar er toe, zich naar Partenopex te begeven, en hem zijn geliefde af te schilderen als een geest der duisternis, die zóó verdorven was, dat zij zelfs de gedaantehad aangenomen van een duivel met een slangenstaart, een zwarte huid, witte oogen en roode tanden. Partenopex weigerde beslist dit alles te gelooven, maar toen de vijandelijkheden geëindigd waren, en hij weer in het betooverde kasteel was teruggekeerd, hield het verhaal van den kluizenaar hem toch voortdurend bezig, en hij besloot zich zekerheid te verschaffen, want Melior had hem in het donker bezocht en hij wist niet, hoe zij er uit zag.

Op zekeren nacht, toen het geheele kasteel in diepe rust was, nam de jonge ridder dus een lamp, en begaf zich naar de kamer, waar hij wist dat Melior sliep. Hij trad onhoorbaar binnen, hield de lamp boven zijn slapende geliefde, en toen hij haar warme menschelijke schoonheid aanschouwde, wist hij, dat alles, wat men hem van haar verteld had, laster was. Maar helaas! toen hij verzonken was in den aanblik van haar bekoorlijken slaap, viel er een druppel olie uit zijn lamp op haar boezem, en zij ontwaakte. In haar woede over zijn ongehoorzaamheid aan hare bevelen, zou zij haar ongelukkigen minnaar stellig op de plaats gedood hebben, indien niet haar zuster Uracla, die op den toornigen uitval van Melior was binnengekomen, het verhoed had; en de vertoornde Keizerin liet hem ten slotte ongedeerd vertrekken.

De ongelukkige Partenopex verliet in allerijl het kasteel en kwam na eenigen tijd weer in de donkere bosschen der Ardennen, waar hij besloot te sterven in den strijd met de wilde beesten, die in de donkere schuilhoeken van het gebergte huisden. Maar ofschoon zij zijn paard verslonden, schenen zij niet genegen den ridder aan te vallen. Het gekerm van het ongelukkige dier bracht Uracla, die uitgetrokken was om hem te zoeken, op zijn spoor, en zij nam hem mede naar haar kasteel in Tenedos, om daar te wachten totdat de woede harerzuster bedaard zou zijn. Daarna keerde zij naar de vertoornde Keizerin terug, en haalde haar over, af te kondigen, dat zij haar hand zou schenken aan den overwinnaar in een tournooi, dat zij van plan was uit te schrijven.

In allerijl werden de voorbereidingen tot dit tournooi getroffen, en Partenopex wachtte den dag van den strijd af in het kasteel van Uracla in Tenedos. Maar het was hem niet gegeven, daar rustig te verblijven, want Parseis, een der jonkvrouwen van Uracla, vatte een hartstochtelijke liefde voor hem op, die zij hem bekende, toen zij een kleine boottocht met elkander maakten. En juist toen Partenopex, ten zeerste verbaasd, haar wilde afwijzen, werd het lichte vaartuig door een hevigen storm gegrepen, en het paar werd op de kust van Syrië geworpen. Daar werden de beide schipbreukelingen gevangen genomen door de bevolking van dat land; de ridder werd voor hun koning Hermon gebracht, en in den kerker geworpen.

Partenopexwas diep bedroefd toen hij vernam, dat Hermon en verscheidene andere ridders naar Constantinopel waren getrokken, om deel te nemen aan het tournooi van Melior, terwijl hij in gevangenschap zuchtte, en alle hoop moest laten varen, de liefde zijner aangebedene door groote dapperheid te herwinnen.

Partenopex in de kamer van Melior.Partenopex in de kamer van Melior.

Partenopex in de kamer van Melior.

Maar Partenopex slaagde erin, de Koningin medelijdend voor hem te stemmen; zij hielp hem zijn Syrische gevangenis te ontvluchten, en bereikte Constantinopel nog juist op tijd om aan het tournooi deel te nemen. Hij had vele en machtige tegenstanders, onder wie de Sultan van Perzië de voornaamste was; maar ten slotte versloeg hij hen allen, en toen hij verzocht zijn loon te mogen ontvangen, werd hij door Melior weer met groote liefde en volkomen vergiffenis aangenomen.

Het type van »Partenopex.«De romance van Partenopex behoort tot de groep waartoe Amor en Psyche en Melusine behooren, en waarin de ééne geliefde de andere niet mag aanschouwen, op straffe van verlies van het voorwerp zijner liefde. Onveranderlijk verliezen zij elkander dan ook inderdaad; maar de dichterlijke rechtvaardigheid eischt, dat na vele beproevingen alles weder in orde komt. Dikwijls neemt de man of de vrouw de gedaante van een verscheurend dier of van een slang aan, zooals in de beroemde romance vanMelusine, waarmedePartenopexgroote overeenkomst heeft, zoodat ik de vaste overtuiging heb, dat de schrijver veel daaruit heeft overgenomen. Maar in het verhaal, dat wij zoo juist behandeld hebben, was de slangachtige gedaante der heldin slechts een lasterlijk bedenksel van den jaloerschen geest eener medeminnares, en wij hebben hier dus te maken met een gelukkige variatie van den gebruikelijken vorm der legende, waarin op handige wijze door den schrijver de meer moderne denkbeelden en de oude vormen zijn dooreengemengd. De geschiedenis van Partenopex verdient zeer zeker meer belangstelling van den kant der kenners van het volkslied, dan haar tot nog toe geschonken werd, en ik hoop dus van harte, dat zij de Catalonische zoowel als de Fransche lezing ervan nauwkeurig zullen bestudeeren, opdat zij deze belangrijke legende beter zullen kunnen beoordeelen.

De romance van Partenopex behoort tot de groep waartoe Amor en Psyche en Melusine behooren, en waarin de ééne geliefde de andere niet mag aanschouwen, op straffe van verlies van het voorwerp zijner liefde. Onveranderlijk verliezen zij elkander dan ook inderdaad; maar de dichterlijke rechtvaardigheid eischt, dat na vele beproevingen alles weder in orde komt. Dikwijls neemt de man of de vrouw de gedaante van een verscheurend dier of van een slang aan, zooals in de beroemde romance vanMelusine, waarmedePartenopexgroote overeenkomst heeft, zoodat ik de vaste overtuiging heb, dat de schrijver veel daaruit heeft overgenomen. Maar in het verhaal, dat wij zoo juist behandeld hebben, was de slangachtige gedaante der heldin slechts een lasterlijk bedenksel van den jaloerschen geest eener medeminnares, en wij hebben hier dus te maken met een gelukkige variatie van den gebruikelijken vorm der legende, waarin op handige wijze door den schrijver de meer moderne denkbeelden en de oude vormen zijn dooreengemengd. De geschiedenis van Partenopex verdient zeer zeker meer belangstelling van den kant der kenners van het volkslied, dan haar tot nog toe geschonken werd, en ik hoop dus van harte, dat zij de Catalonische zoowel als de Fransche lezing ervan nauwkeurig zullen bestudeeren, opdat zij deze belangrijke legende beter zullen kunnen beoordeelen.

Tirante de Witte.Het merkwaardige oude verhaal vanTirante de Wittewas het werk van twee Catalonische schrijvers, Juan Martorell en Juan de Gilha, van wie de laatste den arbeid van den eersten aanvulde. Martorell verklaart, dat hij de romance uit het Engelsch vertaalde,en het heeft er inderdaad ook allen schijn van, dat geheele gedeelten van het gedicht sterk beïnvloed zijn door de oude romanceSir Guy of Warwick. Ik kan echter niets in deze romance ontdekken, dat er op wijst, dat zij bepaald vertaald is, en het lijkt mij het waarschijnlijkst, dat de verklaring van den schrijver moet worden opgevat als een truc, die door de dichters van het oude Spanje veel werd toegepast om hunne geschriften te omgeven met een waas van geheimzinnigheid, of om zich te beschermen tegen de meedoogenlooze kritiek, die in dien tijd, toen ongeveer alle bewoners van het Schiereiland behept schijnen te zijn geweest met een manie voor belletrie, daar gebruikelijk was. De romance werd in 1490 gedrukt. Er wordt in gesproken over de Canarische Eilanden, die in 1326 ontdekt zijn en die zelfs in Spanje vóór het begin der vijftiende eeuw nog slechts weinig bekend waren, zoodat wij wel met zekerheid mogen aannemen, dat deze romance ongeveer in dien tijd geschreven is, vooral ook, omdat er een ridderverhaal,l’Arbre des Bataillesin vermeld wordt, dat eerst in 1390 werd uitgegeven. Het boek werd in het Castiliaansch vertaald, en te Valladolid gedrukt in 1511; kort daarna zag een Italiaansche vertaling van Manfredi het licht, en een Fransche van de hand van den Graaf van Caylus; maar de laatste heeft het oorspronkelijke gedicht vreeselijk verminkt; zelfs heeft hij de voornaamste en ook de minder belangrijke gebeurtenissen veranderd en er iets ziekelijks in gebracht, dat het werk van Martorell ten éénenmale mist.Ter gelegenheid van het huwelijk van een zekeren Koning van Engeland met een schoone en zeer begaafde Prinses van Frankrijk, werden de meest grootsche voorbereidingen getroffen om deze verbintenis waardig te vieren door een schitterend tournooi. Toen Tirante, eenjonge ridder uit Bretagne, van deze preparatieven hoorde, besloot hij aan de ridderspelen deel te nemen, en hij scheepte zich in met een gezelschap jeugdige ridders die hetzelfde plan hadden opgevat, en met wie hij na eenigen tijd in Engeland landde, en de reis naar Windsor aanvaardde. Maar hij werd overmand door de vermoeienissen van de reis, en hij viel in slaap, gewiegd door het sukkeldrafje van zijn uitgeput ros. Het was dan ook niet te verwonderen, dat hij op deze wijze gescheiden werd van zijn veerkrachtiger metgezellen, en dat hij bij zijn ontwaken ontdekte, dat hij geheel alleen op den heirweg reed. Hij gaf zijn paard de sporen en sukkelde eenige mijlen verder, maar spoedig gevoelde hij dringend behoefte aan rust en voedsel en hij zag uit naar een pleisterplaats; hij was zeer verheugd toen hij een nederige hut in het oog kreeg, die hij aanzag voor een kluizenaarswoning, verborgen tusschen de boomen, op eenigen afstand van den grooten weg, en nauwelijks zichtbaar door het dichte gebladerte. Hij steeg af, trad de hut binnen en bevond zich plotseling tegenover een man, die er zeer eigenaardig uitzag in zijn armoedig gewaad, en in wien het geoefend oog van den ridder spoedig een hooggeborene ontdekte. Tirante was dan ook niet bijzonder verbaasd, toen hij zag, dat de kluizenaar verdiept was in de lezing vanl’Arbre des Batailles, een boek vol lessen en wetenswaardigheden op het gebied der ridderlijkheid.

Het merkwaardige oude verhaal vanTirante de Wittewas het werk van twee Catalonische schrijvers, Juan Martorell en Juan de Gilha, van wie de laatste den arbeid van den eersten aanvulde. Martorell verklaart, dat hij de romance uit het Engelsch vertaalde,en het heeft er inderdaad ook allen schijn van, dat geheele gedeelten van het gedicht sterk beïnvloed zijn door de oude romanceSir Guy of Warwick. Ik kan echter niets in deze romance ontdekken, dat er op wijst, dat zij bepaald vertaald is, en het lijkt mij het waarschijnlijkst, dat de verklaring van den schrijver moet worden opgevat als een truc, die door de dichters van het oude Spanje veel werd toegepast om hunne geschriften te omgeven met een waas van geheimzinnigheid, of om zich te beschermen tegen de meedoogenlooze kritiek, die in dien tijd, toen ongeveer alle bewoners van het Schiereiland behept schijnen te zijn geweest met een manie voor belletrie, daar gebruikelijk was. De romance werd in 1490 gedrukt. Er wordt in gesproken over de Canarische Eilanden, die in 1326 ontdekt zijn en die zelfs in Spanje vóór het begin der vijftiende eeuw nog slechts weinig bekend waren, zoodat wij wel met zekerheid mogen aannemen, dat deze romance ongeveer in dien tijd geschreven is, vooral ook, omdat er een ridderverhaal,l’Arbre des Bataillesin vermeld wordt, dat eerst in 1390 werd uitgegeven. Het boek werd in het Castiliaansch vertaald, en te Valladolid gedrukt in 1511; kort daarna zag een Italiaansche vertaling van Manfredi het licht, en een Fransche van de hand van den Graaf van Caylus; maar de laatste heeft het oorspronkelijke gedicht vreeselijk verminkt; zelfs heeft hij de voornaamste en ook de minder belangrijke gebeurtenissen veranderd en er iets ziekelijks in gebracht, dat het werk van Martorell ten éénenmale mist.

Ter gelegenheid van het huwelijk van een zekeren Koning van Engeland met een schoone en zeer begaafde Prinses van Frankrijk, werden de meest grootsche voorbereidingen getroffen om deze verbintenis waardig te vieren door een schitterend tournooi. Toen Tirante, eenjonge ridder uit Bretagne, van deze preparatieven hoorde, besloot hij aan de ridderspelen deel te nemen, en hij scheepte zich in met een gezelschap jeugdige ridders die hetzelfde plan hadden opgevat, en met wie hij na eenigen tijd in Engeland landde, en de reis naar Windsor aanvaardde. Maar hij werd overmand door de vermoeienissen van de reis, en hij viel in slaap, gewiegd door het sukkeldrafje van zijn uitgeput ros. Het was dan ook niet te verwonderen, dat hij op deze wijze gescheiden werd van zijn veerkrachtiger metgezellen, en dat hij bij zijn ontwaken ontdekte, dat hij geheel alleen op den heirweg reed. Hij gaf zijn paard de sporen en sukkelde eenige mijlen verder, maar spoedig gevoelde hij dringend behoefte aan rust en voedsel en hij zag uit naar een pleisterplaats; hij was zeer verheugd toen hij een nederige hut in het oog kreeg, die hij aanzag voor een kluizenaarswoning, verborgen tusschen de boomen, op eenigen afstand van den grooten weg, en nauwelijks zichtbaar door het dichte gebladerte. Hij steeg af, trad de hut binnen en bevond zich plotseling tegenover een man, die er zeer eigenaardig uitzag in zijn armoedig gewaad, en in wien het geoefend oog van den ridder spoedig een hooggeborene ontdekte. Tirante was dan ook niet bijzonder verbaasd, toen hij zag, dat de kluizenaar verdiept was in de lezing vanl’Arbre des Batailles, een boek vol lessen en wetenswaardigheden op het gebied der ridderlijkheid.

De grafelijke kluizenaar.Inderdaad was de kluizenaar niemand anders dan William, Graaf van Warwick, een beroemd ridder, die uit afkeer van de ijdelheden van het Hof, een pelgrimstocht had ondernomen naarJeruzalem. Toen hij bij het Heilige Graf was aangekomen, liet hij het bericht van zijn dood verspreiden; daarna was hij naar Engelandteruggekeerd in de vermomming van een pelgrim en had hij zich teruggetrokken in de hut, waar Tirante hem ontdekte, en die niet ver was verwijderd van het kasteel, waar zijn echtgenoote woonde. Maar zijn afzondering zou niet van langen duur zijn, want toen de machtige Koning der Canarische Eilanden met een reusachtig leger Engeland binnenviel, greep de Graaf naar de wapenen om het beangste volk te hulp te snellen. De aanvallers rukten echter zoo snel voorwaarts, dat de Koning van Engeland spoedig uit Canterbury en Londen moest vluchten en zich genoodzaakt zag een schuilplaats te zoeken in de stad Warwick, waar hij hevig bestookt werd door het Canarische leger. Op dit beslissende oogenblik kwam de Graaf hem te hulp; hij versloeg den Koning der Canarische Eilanden in een tweegevecht, en joeg diens troepen in een hevigen strijd uiteen. Daarna maakte hij zich aan zijn echtgenoote bekend en trok zich weer in de eenzaamheid terug. Al deze bijzonderheden komen overeen met hetgeen beschreven is in de oude Engelsche romanceSir Guy of Warwick.Tirante maakte zich aan den grafelijken kluizenaar bekend, vertelde hem, dat hij zijn naam te danken had aan de omstandigheid, dat zijn vader Heer was van het gebied van Tirraine, dat gedeelte van Frankrijk, dat tegenover de Engelsche kust gelegen was, en dat zijn moeder een dochter was van den Hertog vanBretagne. Ook vertelde hij zijn gastheer, dat hij van plan was deel te nemen aan het tournooi, dat gehouden zou worden ter gelegenheid van het koninklijk huwelijk, waarop de Graaf hem uit het boek, waarin hij bij de komst van Tirante verdiept was, een hoofdstuk voorlas, dat betrekking had op de plichten in het algemeen van den ridder. Hierna las hij hem een verhandeling voor over den wapenhandel en de heldendaden van oude ridders. Toen hij geëindigdhad, zeide hij, dat het reeds laat was, en dat Tirante, daar hij niet bekend was met de wegen in die streek, verstandig zou doen, te vertrekken; hij gaf hem het boek ten geschenke, waaruit hij hem had voorgelezen, en nam afscheid van hem.Een jaar later, toen Tirante als overwinnaar uit het strijdperk was getreden, en met ongeveer veertig jonge ridders de terugreis had aanvaard, kwamen zij ten tweeden male langs de kluizenaarswoning, en hielden daar stil om den Graaf een beleefdheidsbezoek te brengen. Deze vroeg belangstellend, wie zich het meest had onderscheiden bij de ridderspelen, en men vertelde hem, dat Tirante de eerepalm had verworven. Een Fransch ridder, Villermes genaamd, had er zich tegen verzet, dat hij de kleuren droeg van de schoone Agnes, de dochter van den Hertog van Berri; Villermes had hem uitgedaagd tot een tweegevecht op leven en dood, en geëischt, dat zij zich zouden uitrusten met papieren schilden, en helmen van bloemen. Villermes werd in den strijd gedood, en kort nadat Tirante hersteld was van elf wonden, die hij in het gevecht had opgedaan, versloeg hij vier ridders, wapenbroeders, die bleken de Koningen van Polen en Friesland, en de Hertogen van Bourgondië en Beieren te zijn. Een onderdaan van den Koning van Friesland, die den merkwaardigen naam droeg van Kyrie Eleison, of »God ontferm U onzer«, en die een afstammeling was van de oude reuzen, kwam naar Engeland om den dood van zijn meester te wreken. Toen hij echter het graf van zijn vorst aanschouwde, met de wapenen van Tirante, die op de Friesche vlag bevestigd waren, was hij zóó overweldigd door smart, dat hij den geest gaf. Zijn plaats werd ingenomen door zijn broeder, Thomas van Montauban, die een nog reusachtiger gestalte had, maar toch door den jongenBretonschen ridder overwonnen werd, en genoodzaakt was, hem te smeeken zijn leven te sparen.Nadat Tirante afscheid had genomen van den Graaf, keerde hij naar zijn vaderland Bretagne terug, maar hij had nog slechts enkele dagen in zijn voorouderlijk kasteel vertoefd, toen een boodschapper het bericht bracht, dat de Ridders van Rhodes omsingeld waren door de Genuezen en den Sultan van Caïro. Vergezeld door Philips, den jongsten zoon van den Koning van Frankrijk, begaf Tirante zich op weg om het eiland te bevrijden van zijne overweldigers; gedurende zijn reis daarheen hield hij eenigen tijd rust in de omgeving van Palermo. Toen hij eindelijk te Rhodes aankwam, trokken de belegeraars zich haastig terug, en nadat dus Tirante het eiland verlost had van zijne aanvallers, begaf hij zich met zijne manschappen naar Sicilië, waar Prins Philips in het huwelijk trad met de vorstin van dat land. Maar nauwelijks waren de huwelijksfeesten voorbij, of er kwam een heraut van den Keizer van Constantinopel aan het Siciliaansche Hof, met de schokkende mededeeling, dat de vorst van Turkije en de Moorsche Sultan een inval hadden gedaan in het land van zijn meester. Zijn plicht als ridder gebood Tirante den Christenvorst te hulp te komen tegen den heidenschen aanvaller, en dus scheepte hij zich in naar Constantinopel, waar hem bij zijn aankomst het opperbevel over de Grieksche troepen werd opgedragen. Een groot gedeelte der romance is gewijd aan de bijzonderheden van dezen oorlog tegen de Turken, die, zooals vanzelf spreekt, in elk gevecht werden verslagen, zoodat zij ten slotte om een wapenstilstand smeekten. Deze werd hun toegestaan, en gedurende dien rusttijd werden er schitterende feesten en tournooien gehouden.Op dit kritieke oogenblik verscheen de beroemde Urganda in Constantinopel, die haar broeder, den vermaardenArthur, Koning van Brittanje, kwam zoeken. De Keizer daalde af in zijn duisterste kerkers, en vond daar den grootste onder de helden opgesloten in een ijzeren kooi, waar hij zijn laatste levensdagen in de diepste ellende en volkomen verzwakt van geest doorbracht. Nadat men hem zijn oude wapen, het beroemde zwaard Excalibur, in de hand had gegeven, was de ongelukkige Koning in staat, alle vragen, die hem met eenig beleid gesteld werden, te beantwoorden; maar toen men hem het zwaard weer uit de hand nam, verviel hij nog dieper in den toestand van kindschheid. Nadat Urganda een schitterend feestmaal gegeven had, verdween zij met haar bejaarden broeder, en niemand wist, waarheen zij gegaan waren.Tot op dit tijdstip was Tirante er in geslaagd, vrij te blijven van vrouwelijke ketenen, maar ten slotte werd hij toch het gewillig slachtoffer van de schoone oogen der keizersdochter, Prinses Carmesina. Het ging alles tusschen hen naar wensch, totdat een der hofdames van de Prinses, Reposada, die een hartstochtelijke liefde voor den jongen ridder had opgevat, erin slaagde door een valsche list zijn jalousie op te wekken, zoodat hij, tot in het diepst zijner ziel gekwetst door de vermeende trouweloosheid zijner geliefde, zonder afscheid van haar te nemen, zich weder bij het leger voegde. Maar het schip, waarmede hij wegvoer, werd door een hevigen storm overvallen, en naar de kust van Afrika gedreven. Terwijl hij bedroefd aan het strand wandelde, ontmoette Tirante een gezant van den Koning van Tormeceno, die hem naar het Hof bracht, en hem aan zijn gebieder voorstelde, waarna Tirante hem bijstond in de oorlogen, waarin deze vorst natuurlijk gewikkeld was. Toen hij bij zulk een gelegenheid de stad Montagata bestookte, trad een jonkvrouw buiten de poorten, om voor de inwonersom vrede te smeeken. Tot zijn verrassing herkende hij in haar één der hofdames van Prinses Carmesina, die hem de waarheid vertelde omtrent de handelwijze van de valsche Reposada. Hij hief oogenblikkelijk het beleg op, en keerde aan het hoofd van een machtig leger naar Constantinopel terug, om den Griekschen Keizer bij te staan. Door de Turksche vloot te verbranden maakte hij een terugtocht van de troepen des Sultans praktisch onmogelijk, en was hij in staat een zeer voordeeligen vrede te sluiten.Er werden nu schitterende voorbereidingen getroffen tot het huwelijk van Tirante en Carmesina. Maar toen hij na het sluiten van het verdrag op weg was naar Constantinopel, kreeg hij op een dagreis afstand van zijn doel, het bevel, met het binnentrekken van de stad te wachten totdat deze preparatieven voltooid zouden zijn. Terwijl hij dus een wandeling maakte langs een rivier, in gesprek met de Koningen van Ethiopië, Fez en Sicilië, kreeg hij een hevige pleuritis, en ondanks alle goede zorgen van zijn trouwe dienaren, stierf hij kort daarna. Toen de Keizer en de Prinses van zijn dood hoorden, waren zij niet in staat hun verdriet te dragen, en zij stierven op den dag, waarop zij het doodsbericht hadden gekregen.Wij hebben dit keer dus kennis gemaakt met een romance, die niet gelukkig eindigt. Wij weten niet, hoe een dergelijke ontknooping door het Spaansche publiek werd opgenomen, maar het kan niet anders, of de lezers moeten getroffen zijn geweest door de oorspronkelijkheid van het slot. Het blijkt echter duidelijk uit het gunstig oordeel van Cervantes, datTirante de Witteeen lievelingsromance van het Spaansche volk was. »Toen zij een heele verzameling romances tegelijk opnam«, zegt hij, »viel er een op den grond voor de voeten vanden barbier, die den inval had den titel te lezen, en zag, dat hetTirante de Wittewas. God beware mij, riep de priester luidkeels, isTirante de Witteer bij? Geef het mij buurman, want het zal stellig een bron van vreugde en vermaak voor mij zijn! Toen raadde hij de huishoudster aan, het mee naar huis te nemen en het te lezen, »want ofschoon de schrijver verdient te worden opgehangen, omdat hij in vollen ernst zooveel onzin heeft neergeschreven, is het boek toch in zeker opzicht het beste, dat er op de wereld gevonden wordt. Hier eten en slapen de ridders, zij sterven in hun bed, en maken voor hun dood hun testament, natuurlijke zaken, die in alle andere boeken ontbreken.«Schuilt in dit oordeel niet de diepe grond van den afkeer van het onnatuurlijke en onwaarschijnlijke, dat zoo dikwijls de romance kenmerkte, een afkeer, die in zulke kernachtige bewoordingen werd uitgedrukt door den man, die aan het hoofd der oppositie stond?

Inderdaad was de kluizenaar niemand anders dan William, Graaf van Warwick, een beroemd ridder, die uit afkeer van de ijdelheden van het Hof, een pelgrimstocht had ondernomen naarJeruzalem. Toen hij bij het Heilige Graf was aangekomen, liet hij het bericht van zijn dood verspreiden; daarna was hij naar Engelandteruggekeerd in de vermomming van een pelgrim en had hij zich teruggetrokken in de hut, waar Tirante hem ontdekte, en die niet ver was verwijderd van het kasteel, waar zijn echtgenoote woonde. Maar zijn afzondering zou niet van langen duur zijn, want toen de machtige Koning der Canarische Eilanden met een reusachtig leger Engeland binnenviel, greep de Graaf naar de wapenen om het beangste volk te hulp te snellen. De aanvallers rukten echter zoo snel voorwaarts, dat de Koning van Engeland spoedig uit Canterbury en Londen moest vluchten en zich genoodzaakt zag een schuilplaats te zoeken in de stad Warwick, waar hij hevig bestookt werd door het Canarische leger. Op dit beslissende oogenblik kwam de Graaf hem te hulp; hij versloeg den Koning der Canarische Eilanden in een tweegevecht, en joeg diens troepen in een hevigen strijd uiteen. Daarna maakte hij zich aan zijn echtgenoote bekend en trok zich weer in de eenzaamheid terug. Al deze bijzonderheden komen overeen met hetgeen beschreven is in de oude Engelsche romanceSir Guy of Warwick.

Tirante maakte zich aan den grafelijken kluizenaar bekend, vertelde hem, dat hij zijn naam te danken had aan de omstandigheid, dat zijn vader Heer was van het gebied van Tirraine, dat gedeelte van Frankrijk, dat tegenover de Engelsche kust gelegen was, en dat zijn moeder een dochter was van den Hertog vanBretagne. Ook vertelde hij zijn gastheer, dat hij van plan was deel te nemen aan het tournooi, dat gehouden zou worden ter gelegenheid van het koninklijk huwelijk, waarop de Graaf hem uit het boek, waarin hij bij de komst van Tirante verdiept was, een hoofdstuk voorlas, dat betrekking had op de plichten in het algemeen van den ridder. Hierna las hij hem een verhandeling voor over den wapenhandel en de heldendaden van oude ridders. Toen hij geëindigdhad, zeide hij, dat het reeds laat was, en dat Tirante, daar hij niet bekend was met de wegen in die streek, verstandig zou doen, te vertrekken; hij gaf hem het boek ten geschenke, waaruit hij hem had voorgelezen, en nam afscheid van hem.

Een jaar later, toen Tirante als overwinnaar uit het strijdperk was getreden, en met ongeveer veertig jonge ridders de terugreis had aanvaard, kwamen zij ten tweeden male langs de kluizenaarswoning, en hielden daar stil om den Graaf een beleefdheidsbezoek te brengen. Deze vroeg belangstellend, wie zich het meest had onderscheiden bij de ridderspelen, en men vertelde hem, dat Tirante de eerepalm had verworven. Een Fransch ridder, Villermes genaamd, had er zich tegen verzet, dat hij de kleuren droeg van de schoone Agnes, de dochter van den Hertog van Berri; Villermes had hem uitgedaagd tot een tweegevecht op leven en dood, en geëischt, dat zij zich zouden uitrusten met papieren schilden, en helmen van bloemen. Villermes werd in den strijd gedood, en kort nadat Tirante hersteld was van elf wonden, die hij in het gevecht had opgedaan, versloeg hij vier ridders, wapenbroeders, die bleken de Koningen van Polen en Friesland, en de Hertogen van Bourgondië en Beieren te zijn. Een onderdaan van den Koning van Friesland, die den merkwaardigen naam droeg van Kyrie Eleison, of »God ontferm U onzer«, en die een afstammeling was van de oude reuzen, kwam naar Engeland om den dood van zijn meester te wreken. Toen hij echter het graf van zijn vorst aanschouwde, met de wapenen van Tirante, die op de Friesche vlag bevestigd waren, was hij zóó overweldigd door smart, dat hij den geest gaf. Zijn plaats werd ingenomen door zijn broeder, Thomas van Montauban, die een nog reusachtiger gestalte had, maar toch door den jongenBretonschen ridder overwonnen werd, en genoodzaakt was, hem te smeeken zijn leven te sparen.

Nadat Tirante afscheid had genomen van den Graaf, keerde hij naar zijn vaderland Bretagne terug, maar hij had nog slechts enkele dagen in zijn voorouderlijk kasteel vertoefd, toen een boodschapper het bericht bracht, dat de Ridders van Rhodes omsingeld waren door de Genuezen en den Sultan van Caïro. Vergezeld door Philips, den jongsten zoon van den Koning van Frankrijk, begaf Tirante zich op weg om het eiland te bevrijden van zijne overweldigers; gedurende zijn reis daarheen hield hij eenigen tijd rust in de omgeving van Palermo. Toen hij eindelijk te Rhodes aankwam, trokken de belegeraars zich haastig terug, en nadat dus Tirante het eiland verlost had van zijne aanvallers, begaf hij zich met zijne manschappen naar Sicilië, waar Prins Philips in het huwelijk trad met de vorstin van dat land. Maar nauwelijks waren de huwelijksfeesten voorbij, of er kwam een heraut van den Keizer van Constantinopel aan het Siciliaansche Hof, met de schokkende mededeeling, dat de vorst van Turkije en de Moorsche Sultan een inval hadden gedaan in het land van zijn meester. Zijn plicht als ridder gebood Tirante den Christenvorst te hulp te komen tegen den heidenschen aanvaller, en dus scheepte hij zich in naar Constantinopel, waar hem bij zijn aankomst het opperbevel over de Grieksche troepen werd opgedragen. Een groot gedeelte der romance is gewijd aan de bijzonderheden van dezen oorlog tegen de Turken, die, zooals vanzelf spreekt, in elk gevecht werden verslagen, zoodat zij ten slotte om een wapenstilstand smeekten. Deze werd hun toegestaan, en gedurende dien rusttijd werden er schitterende feesten en tournooien gehouden.

Op dit kritieke oogenblik verscheen de beroemde Urganda in Constantinopel, die haar broeder, den vermaardenArthur, Koning van Brittanje, kwam zoeken. De Keizer daalde af in zijn duisterste kerkers, en vond daar den grootste onder de helden opgesloten in een ijzeren kooi, waar hij zijn laatste levensdagen in de diepste ellende en volkomen verzwakt van geest doorbracht. Nadat men hem zijn oude wapen, het beroemde zwaard Excalibur, in de hand had gegeven, was de ongelukkige Koning in staat, alle vragen, die hem met eenig beleid gesteld werden, te beantwoorden; maar toen men hem het zwaard weer uit de hand nam, verviel hij nog dieper in den toestand van kindschheid. Nadat Urganda een schitterend feestmaal gegeven had, verdween zij met haar bejaarden broeder, en niemand wist, waarheen zij gegaan waren.

Tot op dit tijdstip was Tirante er in geslaagd, vrij te blijven van vrouwelijke ketenen, maar ten slotte werd hij toch het gewillig slachtoffer van de schoone oogen der keizersdochter, Prinses Carmesina. Het ging alles tusschen hen naar wensch, totdat een der hofdames van de Prinses, Reposada, die een hartstochtelijke liefde voor den jongen ridder had opgevat, erin slaagde door een valsche list zijn jalousie op te wekken, zoodat hij, tot in het diepst zijner ziel gekwetst door de vermeende trouweloosheid zijner geliefde, zonder afscheid van haar te nemen, zich weder bij het leger voegde. Maar het schip, waarmede hij wegvoer, werd door een hevigen storm overvallen, en naar de kust van Afrika gedreven. Terwijl hij bedroefd aan het strand wandelde, ontmoette Tirante een gezant van den Koning van Tormeceno, die hem naar het Hof bracht, en hem aan zijn gebieder voorstelde, waarna Tirante hem bijstond in de oorlogen, waarin deze vorst natuurlijk gewikkeld was. Toen hij bij zulk een gelegenheid de stad Montagata bestookte, trad een jonkvrouw buiten de poorten, om voor de inwonersom vrede te smeeken. Tot zijn verrassing herkende hij in haar één der hofdames van Prinses Carmesina, die hem de waarheid vertelde omtrent de handelwijze van de valsche Reposada. Hij hief oogenblikkelijk het beleg op, en keerde aan het hoofd van een machtig leger naar Constantinopel terug, om den Griekschen Keizer bij te staan. Door de Turksche vloot te verbranden maakte hij een terugtocht van de troepen des Sultans praktisch onmogelijk, en was hij in staat een zeer voordeeligen vrede te sluiten.

Er werden nu schitterende voorbereidingen getroffen tot het huwelijk van Tirante en Carmesina. Maar toen hij na het sluiten van het verdrag op weg was naar Constantinopel, kreeg hij op een dagreis afstand van zijn doel, het bevel, met het binnentrekken van de stad te wachten totdat deze preparatieven voltooid zouden zijn. Terwijl hij dus een wandeling maakte langs een rivier, in gesprek met de Koningen van Ethiopië, Fez en Sicilië, kreeg hij een hevige pleuritis, en ondanks alle goede zorgen van zijn trouwe dienaren, stierf hij kort daarna. Toen de Keizer en de Prinses van zijn dood hoorden, waren zij niet in staat hun verdriet te dragen, en zij stierven op den dag, waarop zij het doodsbericht hadden gekregen.

Wij hebben dit keer dus kennis gemaakt met een romance, die niet gelukkig eindigt. Wij weten niet, hoe een dergelijke ontknooping door het Spaansche publiek werd opgenomen, maar het kan niet anders, of de lezers moeten getroffen zijn geweest door de oorspronkelijkheid van het slot. Het blijkt echter duidelijk uit het gunstig oordeel van Cervantes, datTirante de Witteeen lievelingsromance van het Spaansche volk was. »Toen zij een heele verzameling romances tegelijk opnam«, zegt hij, »viel er een op den grond voor de voeten vanden barbier, die den inval had den titel te lezen, en zag, dat hetTirante de Wittewas. God beware mij, riep de priester luidkeels, isTirante de Witteer bij? Geef het mij buurman, want het zal stellig een bron van vreugde en vermaak voor mij zijn! Toen raadde hij de huishoudster aan, het mee naar huis te nemen en het te lezen, »want ofschoon de schrijver verdient te worden opgehangen, omdat hij in vollen ernst zooveel onzin heeft neergeschreven, is het boek toch in zeker opzicht het beste, dat er op de wereld gevonden wordt. Hier eten en slapen de ridders, zij sterven in hun bed, en maken voor hun dood hun testament, natuurlijke zaken, die in alle andere boeken ontbreken.«

Schuilt in dit oordeel niet de diepe grond van den afkeer van het onnatuurlijke en onwaarschijnlijke, dat zoo dikwijls de romance kenmerkte, een afkeer, die in zulke kernachtige bewoordingen werd uitgedrukt door den man, die aan het hoofd der oppositie stond?


Back to IndexNext