EEN ROOVERSBURCHT.EEN ROOVERSBURCHT.EEN ROOVERSBURCHT.In een van de meren van de schotsche Hooglanden staat eene eenzame rots, het toevluchtsoord van de vogels die wij op de plaat zien afgebeeld. Een van deze vogels keert juist naar zijn nest terug, en houdt het voedsel voor zijne hongerige jongen tusschen zijne klauwen. Reeds jaren lang wordt die ongenaakbare klip door deze vogels bewoond; zij broeden en verzorgen er hunne jongen, en de oppervlakte van den top der rots is bijna geheel bedekt door het nest, dat met elk jaar grooter wordt. Nog nooit heeft een menschelijke voet die rots betreden, en nog nooit heeft een hartstochtelijke eieren-verzamelaar naar de gespikkelde eieren gezocht, die er op dat eiland liggen.Het is een prachtig gezicht als een visch-arend zijn prooi vervolgt. Met welk een bevalligheid en gemakkelijkheid zweeft hij met zijne breede vlerken door de lucht! Als hij weet dat alles in zijn nest in orde is, vliegt hij naar den oever van het meer, want dáár is het water minder diep, en kan hij dus beter de visschen zien, waar op hij aast. Als hij dáár is, vliegt bij langzaam heen en weder, en ziet aandachtig naar hetgeen er beneden hem voorvalt; eensklaps houdt hij een oogenblik stil, schiet als een pijl uit den boog in het water, enverdwijnt in de bruischende golven. Spoedig komt hij weer te voorschijn, en nu heeft hij een grooten visch tusschen zijne klauwen; hij schudt de glinsterende waterdroppels uit zijne vederen, even als een hond die in ’t water geweest is, vliegt naar zijn nest terug, en verkondigt zijn geluk door het uiten van schrille kreten. De jongen hooren het welkome geluid, en geven door aanhoudend gepiep hunne dankbaarheid te kennen; zij komen boven het nest uitkijken, en met uitgerekte halzen en uitgespreide vleugelen wachten zij ongeduldig op hun verzorger. Vóór dat de vogel in het nest gaat, vliegt hij er in een halven cirkel om heen, dan strijkt hij neer met den visch, die spoedig door de scherpe bekken van de hongerige jongen aan stukken wordt gescheurd.Ofschoon de visch-arend zeer veel kracht in zijne klauwen heeft, en er zware wonden mee kan toebrengen, is hij toch een van de vreedzaamste en onschadelijkste dieren. Hij leeft bijna in elk werelddeel; men vindt hem vooral langs de kusten van Noord-Amerika, en nu en dan op een van de binnenlandsche meren. Groenland wordt ook somtijds door den visch-arend bezocht, en in den herfst van het jaar 1872 ving de heer Edward Whymper op zijne tochten in dat bijna onbekende land, een zeer schoon exemplaar van een visch-arend; maar het gebeurt toch zelden dat deze vogel zoo ver naar het noorden trekt, want het exemplaar van den heer Whymper is tot heden het eenige ’t welk in dat gedeelte der aarde gedrongen is. Zoodra de winter begint, bezoekt de visch-arend ook dikwijls de Antillen. Men vindt hem ook in Groot-Brittanje, ofschoon tegenwoordig niet zoo veel als vroeger. Hij is ook zeer algemeen in Australië, op de eilanden van den Indischen Archipel, en inIndië. Ongeveer vijf of zes soorten van deze vogels zijn bij de natuurkundigen bekend.Ofschoon de rivieren en meren bij de komst van den visch-arend dikwijls bevroren zijn, en hij daardoor genoodzaakt is langen tijd te vasten, zal hij toch nooit kleinere vogels of zoogdieren tot zijn prooi maken, hetgeen hij door zijn snelle vlucht en sterke klauwen gemakkelijk zou kunnen doen. Voor de amerikaansche visschers is hij een welkome verschijning, want hij is altijd de voorbode van eene groote hoeveelheid haringen en makrelen, die in dichte massa’s aan den oever komen zwemmen. De visschers laten den visch-arend dan ook altijd ongemoeid, want zijne verschijning voorspelt hun een overvloedigen voordeelig jaar, en zij moeten dan ook niet zien dat een jager het waagt in hunne tegenwoordigheid op een visch-arend te schieten, want dan zou hij er niet goed afkomen. De zwemvogels hebben niets van den visch-arend te vreezen, want hij valt hen nooit aan; in Amerika ziet men zelfs insekten-etende vogels een plaats op zijn nest innemen, en er hun eigen nesten op maken, evenals vasallen die rondom de burcht van hun machtigen heer en meester hutten bouwen.De visch-arend is over ’t algemeen van boven donker-bruin gekleurd, van onderen wit, en de kop wit met bruine vlekken; de vederen aan den nek en hals zijn lichtgeel met bruine strepen; van de oogen tot den opperarm loopt een breede, donkerbruine streep, aan de borst heeft hij enkele pijlvormige vlekken, en de washuid en pooten zijn lichtblauw. De jongen zijn van boven bruin-grijs, van onderen zuiver wit; de volwassene wijfjes zijn moeielijk van de mannetjes te onderscheiden. Onder de teenen heeft de visch-arend zeer scherpe knobbeltjes, waardoor hij met gemak de gladde visschen kan grijpen en vasthouden.In Amerika heeft de visch-arend een gevreesden vijand in den zee-arend, die hem dikwijls zijn prooi ontsteelt. De wijze waarop hij dit doet, is aardig om te zien. Als de visch-arend naar een visch zoekt, gaat de zee-arend in een boom zitten, volgt den visch-arend met gretige blikken, en verliest zijn slachtoffer geen oogenblik uit het oog. Zoodra de visch-arend uit het water komt en zijn zegekreet laat hooren, buigt de zee-arend zijn lichaam, en zit op de takken heen en weer te wiegelen. Als nu de visch-arend zekere hoogte bereikt heeft, vliegt de zee-arend met een schrillen kreet op, om hem te vervolgen. De ongelukkige visch-arend weet maar al te wel van waar die kreet komt, en plotseling begint hij in wijde cirkels te vliegen; de zee-arend doet het zelfde, en nu trachten zij beiden boven elkander te blijven. Hoe bevallig en gemakkelijk zijn hunne bewegingen als zij zoo in kringen naar boven vliegen! Maar nu begint de visch-arend het gewicht van den visch te voelen, en nu kan hij niet meer zoo vlug als zijne krachtige tegenpartij vliegen. Zoodra de zee-arend het overwicht verkrijgt, en boven den visch-arend is gekomen, houdt hij een oogenblik stil, en valt op den visch-arend neer, die, nu hij zich moet verdedigen, den visch laatvallen, waarvoor hij zooveel moeite gedaan heeft. Nu vliegt de vrijpostige roover bliksemsnel naar beneden, vangt den visch voor dat deze in het water valt, en onder zegekreten draagt de zee-arend zijn gestolen buit naar den dichtst bijzijnden boom, om den visch op zijn gemak op te peuzelen; en de ongelukkige visch-arend vliegt weer verder om een anderen visch te zoeken. Op het rustige meer, dat op onze plaat afgebeeld is, ziet men geen gevleugelde roovers die heerschappij voeren over de vreedzame visch-arenden. Jaar in, jaar uit, leven zij veilig op de rots, zoo veilig als in de middeneeuwen een ridder op zijn rooversburcht.
EEN ROOVERSBURCHT.EEN ROOVERSBURCHT.EEN ROOVERSBURCHT.In een van de meren van de schotsche Hooglanden staat eene eenzame rots, het toevluchtsoord van de vogels die wij op de plaat zien afgebeeld. Een van deze vogels keert juist naar zijn nest terug, en houdt het voedsel voor zijne hongerige jongen tusschen zijne klauwen. Reeds jaren lang wordt die ongenaakbare klip door deze vogels bewoond; zij broeden en verzorgen er hunne jongen, en de oppervlakte van den top der rots is bijna geheel bedekt door het nest, dat met elk jaar grooter wordt. Nog nooit heeft een menschelijke voet die rots betreden, en nog nooit heeft een hartstochtelijke eieren-verzamelaar naar de gespikkelde eieren gezocht, die er op dat eiland liggen.Het is een prachtig gezicht als een visch-arend zijn prooi vervolgt. Met welk een bevalligheid en gemakkelijkheid zweeft hij met zijne breede vlerken door de lucht! Als hij weet dat alles in zijn nest in orde is, vliegt hij naar den oever van het meer, want dáár is het water minder diep, en kan hij dus beter de visschen zien, waar op hij aast. Als hij dáár is, vliegt bij langzaam heen en weder, en ziet aandachtig naar hetgeen er beneden hem voorvalt; eensklaps houdt hij een oogenblik stil, schiet als een pijl uit den boog in het water, enverdwijnt in de bruischende golven. Spoedig komt hij weer te voorschijn, en nu heeft hij een grooten visch tusschen zijne klauwen; hij schudt de glinsterende waterdroppels uit zijne vederen, even als een hond die in ’t water geweest is, vliegt naar zijn nest terug, en verkondigt zijn geluk door het uiten van schrille kreten. De jongen hooren het welkome geluid, en geven door aanhoudend gepiep hunne dankbaarheid te kennen; zij komen boven het nest uitkijken, en met uitgerekte halzen en uitgespreide vleugelen wachten zij ongeduldig op hun verzorger. Vóór dat de vogel in het nest gaat, vliegt hij er in een halven cirkel om heen, dan strijkt hij neer met den visch, die spoedig door de scherpe bekken van de hongerige jongen aan stukken wordt gescheurd.Ofschoon de visch-arend zeer veel kracht in zijne klauwen heeft, en er zware wonden mee kan toebrengen, is hij toch een van de vreedzaamste en onschadelijkste dieren. Hij leeft bijna in elk werelddeel; men vindt hem vooral langs de kusten van Noord-Amerika, en nu en dan op een van de binnenlandsche meren. Groenland wordt ook somtijds door den visch-arend bezocht, en in den herfst van het jaar 1872 ving de heer Edward Whymper op zijne tochten in dat bijna onbekende land, een zeer schoon exemplaar van een visch-arend; maar het gebeurt toch zelden dat deze vogel zoo ver naar het noorden trekt, want het exemplaar van den heer Whymper is tot heden het eenige ’t welk in dat gedeelte der aarde gedrongen is. Zoodra de winter begint, bezoekt de visch-arend ook dikwijls de Antillen. Men vindt hem ook in Groot-Brittanje, ofschoon tegenwoordig niet zoo veel als vroeger. Hij is ook zeer algemeen in Australië, op de eilanden van den Indischen Archipel, en inIndië. Ongeveer vijf of zes soorten van deze vogels zijn bij de natuurkundigen bekend.Ofschoon de rivieren en meren bij de komst van den visch-arend dikwijls bevroren zijn, en hij daardoor genoodzaakt is langen tijd te vasten, zal hij toch nooit kleinere vogels of zoogdieren tot zijn prooi maken, hetgeen hij door zijn snelle vlucht en sterke klauwen gemakkelijk zou kunnen doen. Voor de amerikaansche visschers is hij een welkome verschijning, want hij is altijd de voorbode van eene groote hoeveelheid haringen en makrelen, die in dichte massa’s aan den oever komen zwemmen. De visschers laten den visch-arend dan ook altijd ongemoeid, want zijne verschijning voorspelt hun een overvloedigen voordeelig jaar, en zij moeten dan ook niet zien dat een jager het waagt in hunne tegenwoordigheid op een visch-arend te schieten, want dan zou hij er niet goed afkomen. De zwemvogels hebben niets van den visch-arend te vreezen, want hij valt hen nooit aan; in Amerika ziet men zelfs insekten-etende vogels een plaats op zijn nest innemen, en er hun eigen nesten op maken, evenals vasallen die rondom de burcht van hun machtigen heer en meester hutten bouwen.De visch-arend is over ’t algemeen van boven donker-bruin gekleurd, van onderen wit, en de kop wit met bruine vlekken; de vederen aan den nek en hals zijn lichtgeel met bruine strepen; van de oogen tot den opperarm loopt een breede, donkerbruine streep, aan de borst heeft hij enkele pijlvormige vlekken, en de washuid en pooten zijn lichtblauw. De jongen zijn van boven bruin-grijs, van onderen zuiver wit; de volwassene wijfjes zijn moeielijk van de mannetjes te onderscheiden. Onder de teenen heeft de visch-arend zeer scherpe knobbeltjes, waardoor hij met gemak de gladde visschen kan grijpen en vasthouden.In Amerika heeft de visch-arend een gevreesden vijand in den zee-arend, die hem dikwijls zijn prooi ontsteelt. De wijze waarop hij dit doet, is aardig om te zien. Als de visch-arend naar een visch zoekt, gaat de zee-arend in een boom zitten, volgt den visch-arend met gretige blikken, en verliest zijn slachtoffer geen oogenblik uit het oog. Zoodra de visch-arend uit het water komt en zijn zegekreet laat hooren, buigt de zee-arend zijn lichaam, en zit op de takken heen en weer te wiegelen. Als nu de visch-arend zekere hoogte bereikt heeft, vliegt de zee-arend met een schrillen kreet op, om hem te vervolgen. De ongelukkige visch-arend weet maar al te wel van waar die kreet komt, en plotseling begint hij in wijde cirkels te vliegen; de zee-arend doet het zelfde, en nu trachten zij beiden boven elkander te blijven. Hoe bevallig en gemakkelijk zijn hunne bewegingen als zij zoo in kringen naar boven vliegen! Maar nu begint de visch-arend het gewicht van den visch te voelen, en nu kan hij niet meer zoo vlug als zijne krachtige tegenpartij vliegen. Zoodra de zee-arend het overwicht verkrijgt, en boven den visch-arend is gekomen, houdt hij een oogenblik stil, en valt op den visch-arend neer, die, nu hij zich moet verdedigen, den visch laatvallen, waarvoor hij zooveel moeite gedaan heeft. Nu vliegt de vrijpostige roover bliksemsnel naar beneden, vangt den visch voor dat deze in het water valt, en onder zegekreten draagt de zee-arend zijn gestolen buit naar den dichtst bijzijnden boom, om den visch op zijn gemak op te peuzelen; en de ongelukkige visch-arend vliegt weer verder om een anderen visch te zoeken. Op het rustige meer, dat op onze plaat afgebeeld is, ziet men geen gevleugelde roovers die heerschappij voeren over de vreedzame visch-arenden. Jaar in, jaar uit, leven zij veilig op de rots, zoo veilig als in de middeneeuwen een ridder op zijn rooversburcht.
EEN ROOVERSBURCHT.
EEN ROOVERSBURCHT.EEN ROOVERSBURCHT.In een van de meren van de schotsche Hooglanden staat eene eenzame rots, het toevluchtsoord van de vogels die wij op de plaat zien afgebeeld. Een van deze vogels keert juist naar zijn nest terug, en houdt het voedsel voor zijne hongerige jongen tusschen zijne klauwen. Reeds jaren lang wordt die ongenaakbare klip door deze vogels bewoond; zij broeden en verzorgen er hunne jongen, en de oppervlakte van den top der rots is bijna geheel bedekt door het nest, dat met elk jaar grooter wordt. Nog nooit heeft een menschelijke voet die rots betreden, en nog nooit heeft een hartstochtelijke eieren-verzamelaar naar de gespikkelde eieren gezocht, die er op dat eiland liggen.Het is een prachtig gezicht als een visch-arend zijn prooi vervolgt. Met welk een bevalligheid en gemakkelijkheid zweeft hij met zijne breede vlerken door de lucht! Als hij weet dat alles in zijn nest in orde is, vliegt hij naar den oever van het meer, want dáár is het water minder diep, en kan hij dus beter de visschen zien, waar op hij aast. Als hij dáár is, vliegt bij langzaam heen en weder, en ziet aandachtig naar hetgeen er beneden hem voorvalt; eensklaps houdt hij een oogenblik stil, schiet als een pijl uit den boog in het water, enverdwijnt in de bruischende golven. Spoedig komt hij weer te voorschijn, en nu heeft hij een grooten visch tusschen zijne klauwen; hij schudt de glinsterende waterdroppels uit zijne vederen, even als een hond die in ’t water geweest is, vliegt naar zijn nest terug, en verkondigt zijn geluk door het uiten van schrille kreten. De jongen hooren het welkome geluid, en geven door aanhoudend gepiep hunne dankbaarheid te kennen; zij komen boven het nest uitkijken, en met uitgerekte halzen en uitgespreide vleugelen wachten zij ongeduldig op hun verzorger. Vóór dat de vogel in het nest gaat, vliegt hij er in een halven cirkel om heen, dan strijkt hij neer met den visch, die spoedig door de scherpe bekken van de hongerige jongen aan stukken wordt gescheurd.Ofschoon de visch-arend zeer veel kracht in zijne klauwen heeft, en er zware wonden mee kan toebrengen, is hij toch een van de vreedzaamste en onschadelijkste dieren. Hij leeft bijna in elk werelddeel; men vindt hem vooral langs de kusten van Noord-Amerika, en nu en dan op een van de binnenlandsche meren. Groenland wordt ook somtijds door den visch-arend bezocht, en in den herfst van het jaar 1872 ving de heer Edward Whymper op zijne tochten in dat bijna onbekende land, een zeer schoon exemplaar van een visch-arend; maar het gebeurt toch zelden dat deze vogel zoo ver naar het noorden trekt, want het exemplaar van den heer Whymper is tot heden het eenige ’t welk in dat gedeelte der aarde gedrongen is. Zoodra de winter begint, bezoekt de visch-arend ook dikwijls de Antillen. Men vindt hem ook in Groot-Brittanje, ofschoon tegenwoordig niet zoo veel als vroeger. Hij is ook zeer algemeen in Australië, op de eilanden van den Indischen Archipel, en inIndië. Ongeveer vijf of zes soorten van deze vogels zijn bij de natuurkundigen bekend.Ofschoon de rivieren en meren bij de komst van den visch-arend dikwijls bevroren zijn, en hij daardoor genoodzaakt is langen tijd te vasten, zal hij toch nooit kleinere vogels of zoogdieren tot zijn prooi maken, hetgeen hij door zijn snelle vlucht en sterke klauwen gemakkelijk zou kunnen doen. Voor de amerikaansche visschers is hij een welkome verschijning, want hij is altijd de voorbode van eene groote hoeveelheid haringen en makrelen, die in dichte massa’s aan den oever komen zwemmen. De visschers laten den visch-arend dan ook altijd ongemoeid, want zijne verschijning voorspelt hun een overvloedigen voordeelig jaar, en zij moeten dan ook niet zien dat een jager het waagt in hunne tegenwoordigheid op een visch-arend te schieten, want dan zou hij er niet goed afkomen. De zwemvogels hebben niets van den visch-arend te vreezen, want hij valt hen nooit aan; in Amerika ziet men zelfs insekten-etende vogels een plaats op zijn nest innemen, en er hun eigen nesten op maken, evenals vasallen die rondom de burcht van hun machtigen heer en meester hutten bouwen.De visch-arend is over ’t algemeen van boven donker-bruin gekleurd, van onderen wit, en de kop wit met bruine vlekken; de vederen aan den nek en hals zijn lichtgeel met bruine strepen; van de oogen tot den opperarm loopt een breede, donkerbruine streep, aan de borst heeft hij enkele pijlvormige vlekken, en de washuid en pooten zijn lichtblauw. De jongen zijn van boven bruin-grijs, van onderen zuiver wit; de volwassene wijfjes zijn moeielijk van de mannetjes te onderscheiden. Onder de teenen heeft de visch-arend zeer scherpe knobbeltjes, waardoor hij met gemak de gladde visschen kan grijpen en vasthouden.In Amerika heeft de visch-arend een gevreesden vijand in den zee-arend, die hem dikwijls zijn prooi ontsteelt. De wijze waarop hij dit doet, is aardig om te zien. Als de visch-arend naar een visch zoekt, gaat de zee-arend in een boom zitten, volgt den visch-arend met gretige blikken, en verliest zijn slachtoffer geen oogenblik uit het oog. Zoodra de visch-arend uit het water komt en zijn zegekreet laat hooren, buigt de zee-arend zijn lichaam, en zit op de takken heen en weer te wiegelen. Als nu de visch-arend zekere hoogte bereikt heeft, vliegt de zee-arend met een schrillen kreet op, om hem te vervolgen. De ongelukkige visch-arend weet maar al te wel van waar die kreet komt, en plotseling begint hij in wijde cirkels te vliegen; de zee-arend doet het zelfde, en nu trachten zij beiden boven elkander te blijven. Hoe bevallig en gemakkelijk zijn hunne bewegingen als zij zoo in kringen naar boven vliegen! Maar nu begint de visch-arend het gewicht van den visch te voelen, en nu kan hij niet meer zoo vlug als zijne krachtige tegenpartij vliegen. Zoodra de zee-arend het overwicht verkrijgt, en boven den visch-arend is gekomen, houdt hij een oogenblik stil, en valt op den visch-arend neer, die, nu hij zich moet verdedigen, den visch laatvallen, waarvoor hij zooveel moeite gedaan heeft. Nu vliegt de vrijpostige roover bliksemsnel naar beneden, vangt den visch voor dat deze in het water valt, en onder zegekreten draagt de zee-arend zijn gestolen buit naar den dichtst bijzijnden boom, om den visch op zijn gemak op te peuzelen; en de ongelukkige visch-arend vliegt weer verder om een anderen visch te zoeken. Op het rustige meer, dat op onze plaat afgebeeld is, ziet men geen gevleugelde roovers die heerschappij voeren over de vreedzame visch-arenden. Jaar in, jaar uit, leven zij veilig op de rots, zoo veilig als in de middeneeuwen een ridder op zijn rooversburcht.
EEN ROOVERSBURCHT.EEN ROOVERSBURCHT.
EEN ROOVERSBURCHT.
In een van de meren van de schotsche Hooglanden staat eene eenzame rots, het toevluchtsoord van de vogels die wij op de plaat zien afgebeeld. Een van deze vogels keert juist naar zijn nest terug, en houdt het voedsel voor zijne hongerige jongen tusschen zijne klauwen. Reeds jaren lang wordt die ongenaakbare klip door deze vogels bewoond; zij broeden en verzorgen er hunne jongen, en de oppervlakte van den top der rots is bijna geheel bedekt door het nest, dat met elk jaar grooter wordt. Nog nooit heeft een menschelijke voet die rots betreden, en nog nooit heeft een hartstochtelijke eieren-verzamelaar naar de gespikkelde eieren gezocht, die er op dat eiland liggen.
Het is een prachtig gezicht als een visch-arend zijn prooi vervolgt. Met welk een bevalligheid en gemakkelijkheid zweeft hij met zijne breede vlerken door de lucht! Als hij weet dat alles in zijn nest in orde is, vliegt hij naar den oever van het meer, want dáár is het water minder diep, en kan hij dus beter de visschen zien, waar op hij aast. Als hij dáár is, vliegt bij langzaam heen en weder, en ziet aandachtig naar hetgeen er beneden hem voorvalt; eensklaps houdt hij een oogenblik stil, schiet als een pijl uit den boog in het water, enverdwijnt in de bruischende golven. Spoedig komt hij weer te voorschijn, en nu heeft hij een grooten visch tusschen zijne klauwen; hij schudt de glinsterende waterdroppels uit zijne vederen, even als een hond die in ’t water geweest is, vliegt naar zijn nest terug, en verkondigt zijn geluk door het uiten van schrille kreten. De jongen hooren het welkome geluid, en geven door aanhoudend gepiep hunne dankbaarheid te kennen; zij komen boven het nest uitkijken, en met uitgerekte halzen en uitgespreide vleugelen wachten zij ongeduldig op hun verzorger. Vóór dat de vogel in het nest gaat, vliegt hij er in een halven cirkel om heen, dan strijkt hij neer met den visch, die spoedig door de scherpe bekken van de hongerige jongen aan stukken wordt gescheurd.
Ofschoon de visch-arend zeer veel kracht in zijne klauwen heeft, en er zware wonden mee kan toebrengen, is hij toch een van de vreedzaamste en onschadelijkste dieren. Hij leeft bijna in elk werelddeel; men vindt hem vooral langs de kusten van Noord-Amerika, en nu en dan op een van de binnenlandsche meren. Groenland wordt ook somtijds door den visch-arend bezocht, en in den herfst van het jaar 1872 ving de heer Edward Whymper op zijne tochten in dat bijna onbekende land, een zeer schoon exemplaar van een visch-arend; maar het gebeurt toch zelden dat deze vogel zoo ver naar het noorden trekt, want het exemplaar van den heer Whymper is tot heden het eenige ’t welk in dat gedeelte der aarde gedrongen is. Zoodra de winter begint, bezoekt de visch-arend ook dikwijls de Antillen. Men vindt hem ook in Groot-Brittanje, ofschoon tegenwoordig niet zoo veel als vroeger. Hij is ook zeer algemeen in Australië, op de eilanden van den Indischen Archipel, en inIndië. Ongeveer vijf of zes soorten van deze vogels zijn bij de natuurkundigen bekend.
Ofschoon de rivieren en meren bij de komst van den visch-arend dikwijls bevroren zijn, en hij daardoor genoodzaakt is langen tijd te vasten, zal hij toch nooit kleinere vogels of zoogdieren tot zijn prooi maken, hetgeen hij door zijn snelle vlucht en sterke klauwen gemakkelijk zou kunnen doen. Voor de amerikaansche visschers is hij een welkome verschijning, want hij is altijd de voorbode van eene groote hoeveelheid haringen en makrelen, die in dichte massa’s aan den oever komen zwemmen. De visschers laten den visch-arend dan ook altijd ongemoeid, want zijne verschijning voorspelt hun een overvloedigen voordeelig jaar, en zij moeten dan ook niet zien dat een jager het waagt in hunne tegenwoordigheid op een visch-arend te schieten, want dan zou hij er niet goed afkomen. De zwemvogels hebben niets van den visch-arend te vreezen, want hij valt hen nooit aan; in Amerika ziet men zelfs insekten-etende vogels een plaats op zijn nest innemen, en er hun eigen nesten op maken, evenals vasallen die rondom de burcht van hun machtigen heer en meester hutten bouwen.
De visch-arend is over ’t algemeen van boven donker-bruin gekleurd, van onderen wit, en de kop wit met bruine vlekken; de vederen aan den nek en hals zijn lichtgeel met bruine strepen; van de oogen tot den opperarm loopt een breede, donkerbruine streep, aan de borst heeft hij enkele pijlvormige vlekken, en de washuid en pooten zijn lichtblauw. De jongen zijn van boven bruin-grijs, van onderen zuiver wit; de volwassene wijfjes zijn moeielijk van de mannetjes te onderscheiden. Onder de teenen heeft de visch-arend zeer scherpe knobbeltjes, waardoor hij met gemak de gladde visschen kan grijpen en vasthouden.
In Amerika heeft de visch-arend een gevreesden vijand in den zee-arend, die hem dikwijls zijn prooi ontsteelt. De wijze waarop hij dit doet, is aardig om te zien. Als de visch-arend naar een visch zoekt, gaat de zee-arend in een boom zitten, volgt den visch-arend met gretige blikken, en verliest zijn slachtoffer geen oogenblik uit het oog. Zoodra de visch-arend uit het water komt en zijn zegekreet laat hooren, buigt de zee-arend zijn lichaam, en zit op de takken heen en weer te wiegelen. Als nu de visch-arend zekere hoogte bereikt heeft, vliegt de zee-arend met een schrillen kreet op, om hem te vervolgen. De ongelukkige visch-arend weet maar al te wel van waar die kreet komt, en plotseling begint hij in wijde cirkels te vliegen; de zee-arend doet het zelfde, en nu trachten zij beiden boven elkander te blijven. Hoe bevallig en gemakkelijk zijn hunne bewegingen als zij zoo in kringen naar boven vliegen! Maar nu begint de visch-arend het gewicht van den visch te voelen, en nu kan hij niet meer zoo vlug als zijne krachtige tegenpartij vliegen. Zoodra de zee-arend het overwicht verkrijgt, en boven den visch-arend is gekomen, houdt hij een oogenblik stil, en valt op den visch-arend neer, die, nu hij zich moet verdedigen, den visch laatvallen, waarvoor hij zooveel moeite gedaan heeft. Nu vliegt de vrijpostige roover bliksemsnel naar beneden, vangt den visch voor dat deze in het water valt, en onder zegekreten draagt de zee-arend zijn gestolen buit naar den dichtst bijzijnden boom, om den visch op zijn gemak op te peuzelen; en de ongelukkige visch-arend vliegt weer verder om een anderen visch te zoeken. Op het rustige meer, dat op onze plaat afgebeeld is, ziet men geen gevleugelde roovers die heerschappij voeren over de vreedzame visch-arenden. Jaar in, jaar uit, leven zij veilig op de rots, zoo veilig als in de middeneeuwen een ridder op zijn rooversburcht.