Twee en Twintigste Hoofdstuk.

Twee en Twintigste Hoofdstuk.De Pelgrimstocht1.Gegeven te Mekka2.—78 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.O menschen! vreest uwen Heer. Waarlijk, de schok van het laatste uur3zal een vreeselijke zaak wezen.2.Op den dag,waarop gij het zult zien, zal iedere vrouw die zog4geeft, het kind vergeten dat zoogt, en iedere zwangere vrouw zal haren last wegwerpen, en gij zult de mannen schijnbaar dronken zien, maar zij zullen niet wezenlijk beschonken wezen; doch de straf van God zal streng zijn.3.Er is een man die, zonder kennis5, twist nopens God, en iederen oproerigen duivel volgt.4.Omtrent hem is geschreven, dat al wie hem tot beschermer zal kiezen, zekerlijk door hem verleid en door hem in de marteling der hel gevoerd zal worden.5.O menschen! indien gij in twijfel verkeert nopens de opstanding, neemt dan in overweging, dat wij u het eerst schiepen uit stof der aarde, daarna van zaad, daarna van een weinig gestold bloed6, daarna van een stuk vleesch, voor een gedeelte volkomen en voor een gedeelte onvolkomen gevormd, ten einde onze macht duidelijk voor u te maken; en wij deden wat wij verkozen in den schoot blijven, tot den bepaalden tijd der verlossing. Daarna brachten wij u, als kinderen voort; vervolgens veroorloofden wij u, uwen ouderdom van volle kracht te bereiken; de een uwer sterft in zijne jeugd en een ander uwer is uitgesteld tot een hoogen ouderdom, zoo dat hij alles vergeet wat hij wist. Gij zaagt de aarde somtijds opgedroogd en onvruchtbaar; maar indien wij den regen daarop nederzenden, wordt zij in beweging gebracht en zwelt op, en brengt alle soorten van weelderige planten voort.6.Dit toont, dat God de waardheid is; dat hij de dooden ten leven opwekt en dat hij almachtig is.7.Dat het uur des oordeels zekerlijk zal komen, daaraan is geen twijfel en dat God hen zal opwekken die zich in de graven bevinden.8.Er is een man die nopens God twist, zonder een boek dat hem verlicht7.9.Hij wendt zich trotsch af, ten einde de menschen van Gods weg af te leiden. Schande zal hem in deze wereld wachten; en op den dag der opstanding zullen wij hem de marteling der verbranding doen ondergaan.10.Dan zal tot hem gezegd worden: Dit ondergaat hij om hetgeen uwe handen vroeger bedreven; want God is niet onrechtvaardig nopens den mensch.11.Er zijn sommige menschen die God op eenewankelende wijze dienen, staande als bij de grens8van den waren godsdienst. Indien aan een van hen goed wedervaart, is hij voldaan, maar indien hem eenige beproeving overkomt, wendt hij zich af, met verlies in deze en in de volgende wereld. Dit is een duidelijk verderf.12.Hij zal dus naast God aanroepen, wat hem deren noch bevoordeelen kan. Dit is eene dwaling die van de waarheid verwijdert.13.Hij zal dengeen aanroepen, die hem veeleer verderfelijk dan voordeelig is. Dit is zeker een ellendige beschermer, en een ellendige makker.14.Maar God zal hen die gelooven en goede werken verrichten, in tuinen leiden, waarin rivieren stroomen; want God doet wat hem behaagt.15.Laat hij, die denkt dat God zijn gezant in deze wereld en in het toekomstige leven geene hulp zal verleenen, een touw aan den hemel bevestigen en laat hem daarna een eind aan zijn leven maken, en hij zal zien, of zijne kunstgrepen datgene de uitwerking kunnen benemen, welke hem toornig maakt9.16.Zoo zonden wij den Koran neder, zijnde duidelijke teekens; want God leidt wie hem behaagt.17.Wat de ware geloovigen betreft, en de Joden, de Sabbeïsten, de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaars, waarlijk God zal op den dag der opstanding tusschen hen richten; want God is getuige van alle dingen.18.Bemerkt gij niet dat alle schepselen, zoowel in den hemel als op de aarde God aanbidden10; de zon, de maan, de sterren, de bergen, de boomen, de dieren en een groot gedeelte der menschen? Maar velen hebben eene kastijding verdiend.19.En hij dien God verachtelijk zal hebben gemaakt, zal door niemand vereerd worden; want God doet wat hem behaagt.20.Er zijn twee tegenovergestelde partijen, die nopens hunnen Heer twisten11. En zij die niet gelooven, zullen met kleederen van vuur omhangen worden, en kokend water zal op hunne hoofden gegoten worden.21.Hunne ingewanden en hunne huiden zullen daardoor verteerd, en zij zullen met ijzeren staven geslagen worden.22.Zoo dikwijls zij, door de smart hunner martelingen, zullen trachten de hel te verlaten, zullen zij daar weder worden teruggebracht en hunne pijnigers zullen tot hen zeggen: Ondergaat de pijn der verbranding.23.God zal hen die gelooven en rechtvaardig handelen, in tuinenvoeren, waarin rivieren stroomen; zij zullen daar versierd worden met gouden armbanden en paarlen, en hunne kleederen zullen van zijde wezen.24.Zij worden tot goede woorden12en op een heerlijken weg geleid.25.Maar zij die ongeloovig zullen wezen, den weg van God versperren en de menschen verhinderen, den heiligen tempel vanMekkate bezoeken, welke wij hebben aangewezen tot eene plaats van aanbidding voor alle menschen; want zoowel de inwoners als de vreemdelingen hebben een gelijk recht dien te bezoeken.26.En wie trachten zal dien op goddelooze wijze te ontheiligen, hen zullen wij een gestrenge straf doen lijden.27.Herinner u, dat wij de plek van het gebouw van denCaabatot een verblijf aanAbrahamgaven13, zeggende: Vereenig niets met mij, en houdt mijn huis rein voor hen die het bezoeken, en die opstaan en nederbuigen om te aanbidden.28.En verkondig het volk een plechtigen pelgrimstocht14. Laten zij te voet of op snel loopende kameelen uit verwijderde streken tot u komen.29.Opdat zij getuigen mogen zijn van de voordeelen die voor hen voortspruiten uit het bezoeken van deze heilige plaats15, en dat zij den naam van God mogen herdenken op de bepaalde dagen16, uit dankbaarheid voor de kudden, welke hij hun heeft geschonken. Eet dus daarvan, en voedt den nooddruftige en den arme.30.Laat hen daarna een einde maken aan de achteloosheid nopens hunne personen17, en laat hen hunnegeloften voldoen18en om het oude huis trekken19.31.Laat hen dit doen. En wie de heilige geboden van God in acht zal nemen20, zal eene belooning bij God vinden. Alle soorten van vee zijn u geoorloofd te eten, uitgenomen wat u reeds in vroegere plaatsen van den Koran als verboden is voorgelezen. Ontvliedt den gruwel der afgoden en vermijdt onwaarheid te spreken21.32.Weest God onderworpen en vereenigt geene andere goden met hem; want wie een ander met God verbindt, is gelijk aan datgene, wat van den hemel valt, wat de vogels wegvoeren of de wind naar eene ver verwijderde plaats overbrengt22.33.Dit is zoo. Wie Gods gedenkteekenen eerbiedigt23, verricht eene daad die uit de vroomheid des harten ontspruit.34.Gij verkrijgt verschillende voordeelen van het vee, tot offeranden aangewezen, tot den tijd voor de slachting bepaald; en de plaats der offerande zal in het oude huis zijn.35.Voor de belijders van iederen godsdienst24hebben wij verschillende riten vastgesteld,opdat zij den naam van God zouden mogen herdenken bij het slachten van het vee, dat hij voor hen heeft geschapen. Uw God is een eenig God, onderwerp u dus geheel aan hem en breng goede tijdingen aan hen, die zich ootmoedig betoonen.36.Wier harten, als Gods naam wordt vermeld, door vrees, worden getroffen, en hun, die geduldig doorstaan wat hun overkomt, die hunne gebeden in acht nemen, en aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken.37.De kameelen voor offeranden gedood, hebben wij u aangewezen als zinnebeelden van uwe gehoorzaamheid aan God; ook verkrijgt gij andere voordeelen van hen. Herdenk dus den naam van God over hen, als gij hen doodt, in de juiste orde op hunne voeten staande25, en als zij dood zijn nedergevallen eet dan er van, en geef er van te eten, zoowel aan hem, die tevreden is met hetgeen hem gegeven wordt, zonder dat hij vraagt, als aan hem die vraagt26. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij ons dankbaar zoudt zijn.38.Hun vleesch wordt niet door God aangenomen, noch hun bloed, maar uwe vroomheid wordt door hem aangenomen. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij God zoudt verheerlijken voor de openbaringen, waardoor hij u heeft geleid. En breng den rechtvaardige de goede tijding.39.Dat God de kwade voornemens der ongeloovigen tegen de ware geloovigen zal verijdelen; want God bemint de boozeongeloovigenniet.40.Aan hen is verlof gegeven, de wapenen tegen de ongeloovigen op te vatten, als zij onrechtvaardig door hen vervolgd worden (en God is zekerlijk in staat hen te ondersteunen).41.Die onrechtvaardig uit hunne woningen werden verjaagd, en om geene andere redenen, dan dat zij zeggen: Onze Heer is God27! Indien God het geweld van sommige menschen niet door andere had verijdeld,waarlijk, dan zouden kloosters, kerken, synagogen en de tempels der Moslems, waarin de naam van God dikwijls wordt herdacht, geheel verwoest zijn28. En God zal zekerlijk dengeen ondersteunen, die zich aan zijne zijde zal bevinden; want God is sterk en machtig.42.En hij zal degenen ondersteunen, die, als wij hen op aarde nederzetten, het gebed in acht nemen en aalmoezen geven, en bevelen wat rechtvaardig en verbieden wat onrechtvaardig is. En aan God staat het einde van alle dingen.43.Indien zij u, oMahomet! van bedrog beschuldigen, neem dan in aanmerking, dat, vóór hen, het volk vanNoachen de stammen vanAdenThamoeden het volk vanAbrahamen het volk vanLoten de bewoners vanMadianhunne profeten van bedrog beschuldigden; ookMozeswerd van leugen beschuldigd; en ik verleende een groot uitstel aan de ongeloovigen, maar daarna kastijdde ik hen; en hoe vreeselijk was de verandering welke ik in hunnen toestand bracht!44.Hoevele steden hebben wij verwoest, die goddeloos waren en die thans onder hare eigene bouwvallen zijn begraven. En hoevele bronnen en trotsche kasteelen werden er niet verlaten?45.Reisden zij niet door het land? En hebben zij geene harten om er mede te begrijpen, en ooren om er mede te hooren? Waarlijk, hunne oogen zijn voor deze niet blind, maar de harten, die zich in hunne borsten bevinden zijn blind.46.Zij zullen bij u er op aandringen, de bedreigde straf te verhaasten; maar God zal niet nalaten te volbrengen waarmede hij heeft bedreigd. Een dag met uwen Heer staat gelijk met duizend jaren uwer berekening29.47.Aan hoevele steden gaf ik niet uitstel? maar zij waren goddeloos. Doch daarna kastijdde ik haar; en tot mij zullen zij komen, om op den laatsten dag geoordeeld te worden.48.Zeg: O menschen! waarlijk, ik ben slechts een openbaar prediker onder u.49.En zij die gelooven en goede werken doen, zullen vergiffenis en eene heerlijke belooning verwerven.50.Maar zij die trachten onze teekenen krachteloos te maken, zullen bewoners der hel zijn.51.Wij hebben geen’ gezant of profeet vóór u gezonden, of als hij las, gaf Satan hem eene verkeerde gedachte in30. Maar God zal nietig makenwat Satan hun inblaast, en God zal zijne teekens bevestigen; want God is alwetend en wijs.52.Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).53.Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.54.Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag31hen overvalt.55.Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.56.Maar zij die niet geloofd zullen hebben en onze teekenen van valschheid hebben beschuldigd, zullen eene schandelijke straf ondergaan.57.En wat hen betreft, die hunne woning zullen hebben verlaten voor de zaak van Gods waar geloof, en daarna gedood of gestorven zullen zijn, aan dezen zal God eene uitmuntende belooning geven; en God is de beste belooner.58.Hij zal hen het paradijs binnenleiden, op eene wijze die hun behagen zal; want God is wijs en genadig. Zoo is het.59.Wie eene wraak zal nemen gelijk aan de schade welke hem werd toegebracht32, en daarna onrechtvaardig zal worden behandeld33, waarlijk God zal hem ondersteunen; want God is barmhartig en vergevensgezind.60.Dit zal gedaan worden, dewijl God den nacht op den dag en den dagop den nacht doet volgen, en omdat God zoo wel hoort als ziet.61.Dit is omdat God waarheid is, en dewijl hetgeen zij naast hem aanroepen, ijdelheid is, en omdat God de verhevene, de machtige is.62.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dat de aarde groen wordt? want God is barmhartig en wijs.63.Aan hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en God volstaat in zich zelven, en is waardig geprezen te worden.64.Ziet gij niet, dat God alles wat op de aarde is en de schepen, die op de zee zeilen, door zijn bevel aan uwen dienst heeft onderworpen? Hij ondersteunt den hemel, dat die niet dan op zijn verlof op de aarde nedervalle34: want God is genadig omtrent den mensch en barmhartig.65.Hij is het die u leven heeft gegeven, en u later zal doen sterven, daarna zal hij u bij de opstanding tot het leven doen verrijzen; maar waarlijk de mensch is ondankbaar.66.Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij zekere gebruiken vastgesteld, welke zij in acht moeten nemen. Laten zij dus niet met u daarover twisten, maar noodig hen tot uwen Heer; want gij volgt den rechten weg.67.Maar indien zij in woordenwisseling met u treden, antwoord: God weet wel wat gij doet;68.God zal tusschen u richten op den dag der opstanding, nopens datgene waarover gij thans verschilt.69.Weet gij niet dat God alles kent wat in den hemel en op aarde is? Waarlijk, dit is geschreven in het boek zijner besluiten, en dit is God gemakkelijk.70.Zij aanbidden naast God datgene, waaromtrent hij geen overtuigend bewijs heeft nedergezonden, en waarvan zij geene kennis bezitten, maar de onrechtvaardigen zullen niemand ter hunner ondersteuning hebben.71.En als hun onze duidelijke teekens worden herhaald, zult gij in de houding der ongeloovigen minachting daarvoor bemerken; en zij zijn gereed degenen gewelddadig te behandelen, die hun onze teekenen verhalen. Zeg: Zal ik u iets vreeselijkers dan dit verklaren? Het vuur der hel, waarmede God dengenen heeft bedreigd die niet gelooven, is vreeselijk; dat zal eene ongelukkige reis wezen.72.O menschen! er wordt u eene vergelijking voorgesteld: luistert er dus naar. Waarlijk, de afgoden, welke gij naast God aanroept, kunnen zelfs geene eenvoudige vlieg scheppen, al waren zij ook allen tot dat doelvergaderd; en indien eene vlieg hun iets ontneemt, kunnen zij het haar niet ontrukken35. De aangebedene en de aanbidder zijn beiden onmachtig.73.Zij weten God niet op zijne rechte waarde te schatten; want God is sterk en machtig.74.God kiest gezantenonder de engelen36; want God hoort en ziet alles.75.Hij kent wat vóór hen en wat achter hen is en tot God zal alles terugkeeren.76.O ware geloovigen! buigt u neder en knielt, aanbidt uwen Heer en oefent rechtvaardigheid uit, opdat gij gelukkig moogt zijn.77.En strijdt ter verdediging van Gods waar geloof, zooals het u toekomt daarvoor te strijden. Hij heeft u gekozen, en heeft u geenerlei moeilijkheid opgelegd in den godsdienst welken hij u heeft gegeven: den godsdienst van uwen vaderAbraham. Hij heeft u Moslems genoemd.78.Zoo wel te voren als in dit boek, opdat onze gezant een getuigen tegen u zal kunnen zijn, op den dag der opstanding, en opdat gij getuigen zoudt mogen zijn tegen het overige gedeelte der menschen. Wees dus volhardend in het gebed, geef aalmoezen en hecht u standvastig aan God. Hij is uw meester, en hij is de beste meester en de beste beschermer.1De vermelding van sommige plechtigheden bij den pelgrimstocht naarMekkain dit hoofdstuk, zijn oorzaak van dezen titel.2Sommigen (Jallalo’ddin) zonderen hier van twee verzen (11en12) uit. En anderen (Al Beidâwi) zes verzen (20–25).3Of de aardbeving, die, naar het zeggen van sommigen, plaats zal hebben even voor de zon uit het Westen oprijst, zijnde een teeken van de spoedige nadering van den dag des oordeels.4Moedermelk.5Deze plaats werd geopenbaard met het oog opal Nodar Ebn al Hareth, die volhield, dat de engelen de dochters van God waren, en dat de Koran een bundel oude fabels was, terwijl hij de opstanding loochende (Al Beidâwi).6ZieHoofdstuk XCVI, vers 2.7Men zegt, dat de hier bedoelde persoonAboe Jahlwas (Jallalo’ddin) zijnde een voornaam man onder de Koreïshieten, en een der meest hardnekkige vijanden vanMahometen zijnen godsdienst. Zijn ware naam wasAmboe Ebn Hesram, van het gezin vanMakhzoem. Hij had den bijnaam vanAboe’lhocm, zijnde de vader der wijsheid, die later werd veranderd in dien vanAboe Jahl, of de vader der dwaasheid. Hij werd in den slag vanBedrgedood (zieHoofdstuk VIII, vers 49).8Deze uitdrukking ziet op iemand die aan den vleugel van een leger geposteerd, zijn plaats behoudt, als hij ziet dat de overwinning naar zijne zijde overslaat, maar wijkt, als de vijand voordeel schijnt te betalen.9Of: Laat hem een touw aan het dak van zijn huis vastmaken en zich ophangen, dat is: laat zijne boosheid en wrok zulk een hoogte bereiken, dat hij op het punt staat, tot de wanhopigste uitersten te worden aangedreven, en dat hij zie, of hij met al zijne pogingen in staat zal zijn de goddelijke hulp te onderscheppen (Al Beidâwi).10Zijne macht belijdende en zijn opperbevel gehoorzamende.11Zijnde: de ware geloovigen en de ongeloovigen.12Zijnde: De belijdenis van Gods eenheid, of deze woorden, welke zij bij hun binnentreden in het paradijs zullen gebruiken: Geloofd zij God, die zijne belofte aan ons heeft vervuld (Al Beidâwi).13Zijnde: Als eene plaats van godsdienstige aanbidding. God toonde hem de plek waarop hij stond, benevens het model van het oude gebouw, dat bij den zondvloed in den hemel werd opgenomen.14Men verhaalt, datAbraham, gehoorzamend aan het hem gegeven bevel, den bergAboe KobeisnabijMekkabesteeg en van daar uitriep: “O menschen! volbrengt den pelgrimstocht naar het huis van uwen Heer,” en dat God zijne stem deed hooren aan hen, die zich, van het Oosten naar het Westen, in de lendenen hunner vaders en in den schoot hunner moeders bevonden, en van welke hij vooruit wist, dat zij den pelgrimstocht zouden volbrengen. Sommigen zeggen echter, dat deze woorden totMahometwerden gericht, ten einde hem te bevelen, den pelgrimstocht van afscheid te volbrengen (Al Beidâwi). Is dit zoo, dan moet deze plaats teMedinazijn geopenbaard.15Zijnde het tijdelijke voordeel van den grooten handel, die gedurende den pelgrimstocht, teMekkawerd gedreven, en het geestelijk voordeel uit het volbrengen van een zoo verdienstelijk werk voortvloeiende.16Namelijkdetien eerste dagen vanDhoe’lhajjaoftiendedag derzelfde maand, op welke zij de offeranden toonden, en de drie volgende dagen (Al Beidâwi,Jallalo’ddin).17Door hunne hoofden te scheren, en andere gedeelten hunner lichamen, en hunne baarden en nagels in de vallei vanMinate snijden, hetgeen den pelgrims niet veroorloofd is te doen, van het tijdstip dat zijMohrimsworden, en zich plechtig aan het volbrengen van den pelgrimstochthebben gewijd, tot zij de plechtigheden geëindigd en hunne offers gedood hebben.(Jallalo’ddin. ZieHoofdstuk V, vers 97enBobovde Peregr. Meccana, p. 15, enz).18Door de volvoering der goede werken, waarvoor zij de gelofte gedurende hunnen pelgrimstocht hebben afgelegd. Sommigen passen deze woorden alleen toe op de volvoering der vereischte plechtigheden.19Zijnde: deCaaba, dat, volgens de bewering der Mahomedanen, het eerste gebouw was, hetgeen voor de vereering van God werd opgetrokken en aangewezen (ZieHoofdstuk III, vers 90). Het rondtrekken om deze bedeplaats is eene voorname ceremonie bij de pelgrimage en wordt dikwijls herhaald; hier schijnt echter meer bijzonder te worden bedoeld, de laatste maal dat zij dit doen, en waardoor zij afscheid van den tempel nemen.20Door in acht te nemen wat hij heeft bevolen en vermijdende wat verboden is, of, hetgeen de woorden mede beteekenen; wie eeren zal wat God geheiligd, of geboden heeft niet te ontheiligen, zoo als de tempel en het grondgebied vanMekka, de geheiligde maanden, enz.21Hetzij door verkeerde en goddelooze dingen nopens de Godheid mede te deelen, of door valsche getuigenis tegen den naaste af te leggen.22Omdat hij die tot afgodendienarij vervalt, van de hoogte des geloofs tot de diepte des ongeloofs zinkt, terwijl zijne gedachten door zondige lusten worden afgetrokken, en hij door den duivel in de meest uitzinnige dwalingen wordt gejaagd, (Al Beidâwi).23Door eene goede en kostbare offerande te kiezen ter eere van hem voor wien zij bestemd is. Zij zeggen datMahometeens honderd vette kameelen offerde, waaronder een die aanAboe Jahlhad behoord, welk dier een gouden ring in zijn neus had, en datOmareen edelen kameel offerde, voor welken men hem driehonderd dinaars had geboden (Al Beidâwi). Het oorspronkelijke kan ook meer algemeen worden vertaald: Zij die de voorgeschreven gebruiken van den pelgrimstocht in acht nemen, enz. Het schijnt echter dat op deze plaats meer bepaald de offers bedoeld worden.24Jallalo’ddinvat deze plaats, in een beperkten zin, van de vroegere volkeren op, die ware geloovigen zijn geweest, aan welke God eenofferande gebood en eene bepaalde plaats en bijzondere ceremoniën voor offering voorschreef.25Dat is, zooals sommigen deze woorden uitleggen: staande op drie pooten, terwijl de vierde gebonden is, zijnde de wijze waarop de kameelen worden vastgebonden, om het verlaten van de hun aangewezen plaats te beletten. Sommige afschriften lezen in plaats vanSawaffa: Sawaffena, van het werkwoordsavana, dat eigenlijk de houding van een paard beteekent als het op drie pooten staat terwijl alleen de rand van den vierden den grond raakt.26Of, zooals de woorden mede kunnen worden vertolkt: Aan hem die op zedige en nederige wijze vraagt, en aan hem die het verlangt maar niet durft vragen.27Dit was de eerste plaats van den Koran, waarbij hetMahometen zijne volgelingen werd veroorloofd, zich met kracht tegen hunne vijanden te verdedigen. Zij werd korten tijd vóór de vlucht naarMedinageopenbaard, tot welken tijd de profeet zijne Moslems vermaande, de hun aangedane beleedigingen met geduld te verdragen, hetgeen tevens bovendien op zeventig verschillende plaatsen van den Koran wordt bevolen (Al Beidâwi, enz.)28Dat is: De openbare uitoefening van eenigen godsdienst, hetzij die waar of valsch is, wordt alleen door macht ondersteund.Mahometwilde daardoor tevens aantoonen, dat de ware godsdienst op dezelfde wijze moest gehandhaafd worden.29Zie 2Petrus, III, 8.30De aanleiding tot deze plaats wordt aldus verhaald.Mahometlas eens hetLIIIe Hoofdstukvan den Koran. Toen hij tot de lezing van vers 19 en 20 was genaderd, legde de duivel hem de volgende woorden in den mond, welke hij door onachtzaamheid uitsprak, of zooals sommigen verhalen, omdat hij toen half slapend was (Yahya), zijnde: Dit zijn de verhevenste en schoonste juffers op wier tusschenkomst gehoopt wordt. De Koreïshieten, die nabijMahometzaten, verheugden zich zeer over hetgeen zij hadden gehoord, en toen hij het hoofdstuk had geëindigd, voegden zij zich bij hem en zijne volgelingenom het gebed uit te spreken. De profeet werd echter door den engelGabriëlbekend gemaakt met de oorzaak van hunne inschikkelijkheid, en met hetgeen hij had bedreven. Hij was diep aangedaan om zijne vergissing, tot dit vers ter zijner vertroosting werd geopenbaard (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Yahya, enz. Zie ookHoofdstuk XVI, vers 103.)Al Beidâwiverhaalt echter, dat de meer ontwikkelde en nauwgezette personen het voormelde verhaal loochenen, en daar het werkwoord, hier metleestvertaald, ook beteekent iets wenschen, zoo leggen zij de plaats uit als bedoelende de ingevingen van den duivel, naardien deze dienen om de geneigdheden van deze heilige personen op een slechten weg te brengen, of om hunne gemoederen te brengen tot het vormen van ijdele wenschen en begeerten.31Of: een dag die kinderloos maakt, waardoor een groot verlies in den oorlog wordt bedoeld, zooals de nederlaag welke de ongeloovigen teBedaleden. Sommigen veronderstellen, dat hier de opstanding wordt bedoeld.32En hij zal geene strengere wraak nemen dan het feit verdient.33Door het trachten van den aanvaller, om zich weêrwraak op den benadeelden persoon te verschaffen, en te pogen, hem op nieuw geweld aan te doen. Deze plaats schijnt betrekking te hebben op de wraak die de Moslems op de ongeloovigen zouden nemen, voor de onrechtvaardige vervolging welke zij hun aandeden.34Hetgeen hij op den jongsten dag zal doen.35De uitleggers zeggen, dat de Arabieren gewoon waren, de beelden hunner goden met een of ander welriekend mengsel en met honig te bestrijken. De laatste werd door de vliegen opgegeten, hoewel de deuren van den tempel zorgvuldig waren gesloten terwijl de diertjes door de ramen of spleten binnendrongen.36Die de overbrengers der goddelijke openbaringen aan de profeten zijn, maar geen voorwerp van vereering behooren te wezen.Drie en Twintigste Hoofdstuk.De ware Geloovigen.Geopenbaard teMekka—118 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Gelukkig zijn de ware geloovigen.2.Die zich verootmoedigen in hun gebed.3.Die alle ijdele gesprekken vermijden.4.En die aalmoezen geven;5.Die hunne vleeschelijke lusten weten te beheerschen.6.En die hunne genietingen bepalen tot hunne vrouwen, of de slaven welke door hunne rechterhand worden bezeten; want dan zullen zij zonder blaam zijn.7.Maar zij die gemeenschap met andere vrouwen hebben, deze zijn waarlijk zondaren.8.En zij die rechtschapen het hun toevertrouwde bewaren en hun verbond rechtvaardig uitvoeren.9.En die den tijd, voor het gebed bepaald, in acht nemen.10.Deze zullen de erfgenamen zijn.11.Die het paradijs zullen erven: eeuwig zullen zij daarin verblijven.12.Wij schiepen den mensch van eene fijne soort klei.13.Daarna plaatsten wij hem als zaad in eene veilige bewaarplaats1.14.Daarna vormden wij het zaad tot gestold bloed, en wij maakten het gestolde bloed tot een stuk vleesch; vervolgens vormden wij het stuk vleesch tot beenderen; wij bekleedden deze beenderen met vleesch, enbrachten het daarna als eene nieuwe schepping voort2. Geloofd zij dus God, de uitmuntendste schepper3.15.Hierna zult gij sterven.16.En daarna zult gij, op den dag der opstanding, in het leven teruggeroepen worden.17.Wij hebben zeven hemelen boven u geschapen4, en wij zijn niet achteloos omtrent hetgeen wij schiepen.18.Wij zenden den regen in zekere hoeveelheid van den hemel neder, en wij doen dien op de aarde blijven; wij zijn zekerlijk ook in staat u daarvan te berooven.19.En wij doen door dezen regen tuinen van palmboomen en wijngaarden voor u ontspruiten, waarin gij vele vruchten bezit en waarvan gij eet.20.En wij deden voor u ook den boom oprijzen, die op den bergSinaïontsproot5; die olie voorbrengt en een sap dat goed is voor hen die het eten.21.Gij bezit eveneens eene onderrichting in het vee; wij geven u te drinken van de melk die zich in hunnen buik bevindt, gij trekt daaruit vele voordeelen en gij eet er van.22.En op hen en op schepen wordt gij vervoerd6.23.Wij zondenNoachvroeger tot zijn volk en hij zeide: O mijn volk! dient God: gij hebt geen God buiten hem; vreest gij dus niet voor de gevolgen, indien gij andere goden aanbidt?24.En de opperhoofden van zijn volk dat niet geloofde, zeiden: Deze is slechts een mensch gelijk gij zijt; hij tracht alleen zich eene oppermacht over u aan te matigen. Indien het Gode had behaagd, u een profeet te zenden, zou hij zekerlijk engelen hebben gezonden; wij hebben dit niet van onze voorouders gehoord.25.Waarlijk, hij is slechts een man, die door den duivel is bezeten; wacht dus gedurende eenigen tijd nopens hem.26.Noachzeide: O Heer! help mij; zij beschuldigen mij van logen.27.En wij openbaarden hem onze bevelen: zeggende: Maak de ark voor ons gezicht en overeenkomstig onze openbaring. En als ons besluit tot uitvoering zalkomen en de oven water koken en uitwerpen zal.28.Breng er dan van elke diersoort een paar in, en ook uw gezin; behalve degene over wien een vonnis van vernietiging werd uitgesproken7, en spreek niet tot mij ten behoeve van hen die onrechtvaardig waren; want zij zullen verdronken worden.29.En wanneer gij en zij die met ons zullen wezen, tot de ark zullen ingaan, zeg dan: Geloofd zij God, die ons van de goddeloozen heeft verlost!30.En zeg: O Heer! doe mij uit deze ark op eene door u gezegende plaats komen; want gij zijt het best in staat, mij ongedeerd daaruit te brengen.31.Waarlijk, hierin lagen teekens onzer almacht, en wij beproefden de menschen daardoor.32.Daarop deden wij een ander geslacht na hen opstaan8.33.En wij zonden hun een apostel uit hen9, die zeide: Aanbidt God; gij hebt geen God buiten hem: zoudt gij dus zijne wraak niet vreezen?34.En de opperhoofden van zijn volk, dat niet geloofde, dat de ontmoeting des volgenden levens loochende, en aan hetwelk wij overvloed in dit leven schonken, zeiden: Dit is slechts een mensch zooals gij zijt: hij eet van hetgeen gij eet.35.En hij drinkt van hetgeen gij drinkt.36.En indien gij een mensch gehoorzaamt, die met u gelijk staat, waarlijk, dan zijt gij verloren.37.Dreigt hij u dat gij, nadat gij dood zijt, en tot stof en beenderen zijt geworden, levend uit uwe graven zult worden voortgebracht?38.Weg, weg met hetgeen waardoor gij wordt bedreigd!39.Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordig leven; wij sterven en wij leven, en wij zullen niet weder worden opgewekt.40.Hij is slechts een mensch, die eene leugen tegen God uitdenkt: doch wij zullen hem niet gelooven.41.Hun profeet zeide: O Heer! verdedig mij, nu zij mij van bedrog beschuldigen.42.God antwoordde: Na een korten tijd zullen zij zekerlijk hunne weerspannigheid berouwen.43.Daarom werd hun, rechtvaardig, eene gestrenge straf opgelegd, en wij deden hen gelijken op het bezinksel, dat door den stroom wordt medegevoerd10. Weg dus met de goddeloozen!44.Daarna deden wij andere geslachten na hen11opstaan.45.Geen volk zal voor zijn bepaalden tijd gestraft worden; ook zal die niet worden uitgesteld.46.Daarna zonden wij onze profeten, den een na den ander. Zoo dikwijls onze profeet tot een volk kwam, beschuldigden zij hem van bedrog, en wij deden hen achtereenvolgens elkander in de verdelging opvolgen, en maakten hen slechts tot onderwerpen der overlevering. Weg dus met de ongeloovige volkeren!47.Later zondenwijMozesenAäron, zijn broeder, met onze teekens en duidelijke macht.48.TotPharaoen zijne vorsten; maar zij weigerden trotsch in hem te gelooven; want het was een hoovaardig volk.49.En zij zeiden: Zullen wij gelooven aan twee mannen, die ons gelijk zijn en wier volk onze slaven zijn?50.En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom behoorden zij tot hen die verdelgd werden.51.Wij gaven vroeger het boek der wet aanMozes, opdat de kinderen Israëls daardoor geleid zouden worden.52.En wij bestemden den zoon vanMariaen zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde12, zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.53.O profeten! eet van de dingen die goed zijn13; want ik weet wel wat gij doet.54.Deze uw godsdienst is een godsdienst14, en ik ben uw Heer; vreest mij dus.55.Maar de menschen hebben den godsdienst in verschillende secten verdeeld; ieder gedeelte verheugt zich in hetgeen zij volgen.56.Laat hen dus in hunne verwarring tot een zekeren tijd15.57.Denken zij dat wij hun een lang leven zullen schenken, en hun bezittingen en kinderen tot hun heil geven.58.Dat wij ons zullen haasten, hun allerlei bezittingen te schenken.59.Waarlijk, zij die in ontzag zijn uit vrees voor hunnen Heer.60.En die gelooven in de teekens van hunnen Heer.61.En die geene makkers aan hunnen Heer toeschrijven.62.Die aalmoezen geven, en wier harten van vrees zijn doordrongen, omdat zij eens tot hunnen Heer moeten terugkeeren.63.Deze spoeden zich naar het goede en zijn de eersten om het te ontvangen.64.Wij willen geene ziel eenige moeielijkheid opleggen, behalve datgene waartoe zij in staat is. Bij ons is een boek dat de waarheid spreekt, en zij zullen niet onrechtvaardig worden behandeld.65.Maar hunne harten zijn verzonken in achteloosheid nopens dezen godsdienst, en zij hebben werken, die verschillen van de door ons vermelde; maar zij gaan voort die uit te voeren.66.Tot wij diegenen hunner, welke zich in groote bezittingen verheugen, met eenegestrenge straf kastijden16; onthoudt het, daar zij dan luid om hulp zullen roepen17.67.Maar er zal worden geantwoord: Roept heden niet om hulp; want gij zult door ons niet ondersteund worden.68.Mijne teekens werden u voorgelezen; maar gij hebt u afgewend.69.U trotschelijk verheffende, omdat gij den heiligen tempel bezit; des nachts samenspraken houdende en dwaas sprekende.70.Beschouwen zij dus niet aandachtig wat tot hen is gesproken, terwijl eene openbaring tot hen is gekomen, die niet tot hunne voorvaderen kwam?71.Of kennen zij hunnen apostel niet en verwerpen zij hem daarom.72.Zullen zij zeggen dat hij een uitzinnige is? Neen! hij is met de waarheid tot hen gekomen; maar het grootste gedeelte hunner verwerpt de waarheid.73.Indien de waarheid hunne begeerte zou hebben gevolgd, waarlijk dan zouden de hemelen en de aarde, en alles wat er in is, bedorven zijn geweest18. Maar wij hebben hun eene vermaning gezonden, en zij wenden zich er van af.74.Zult gij hun eene belooning vragen? De belooning van uwen Heer is beter; hij is de beste belooner van weldaden.75.Gij noodigt hen gewis tot den rechten weg uit.76.Maar zij die niet in het volgende leven gelooven, dwalen zekerlijk van dien weg af.77.Indien wij deernis met hen gehad, en hen van het kwaad verlost hadden, dat over hen gekomen is19, zouden zij zekerlijk stijfhoofdiger in hunne dwaling hebben volhard, in verwarring ronddwalende.78.Wij kastijdden hen vroeger met een strijd20, maar zij verootmoedigden zich voor hunnen Heernoch richtten hunne smeekingen tot hem.79.Tot wij voor hen eene deur openden, waaruit eene gestrenge straf21voortkwam, waarna zij tot wanhoop vervielen.80.God is het die in u de zintuigen des gehoors en van het gezicht heeft geschapen, opdat gij onze oordeelen zoudt opmerken, en harten, opdat gij die met ernst zoudt beschouwen; maar hoe weinigen uwer zijn dankbaar!81.Hij is het die u op aarde heeft voortgebracht, en voor hem zult gij vereenigd worden.82.Hij is het die leven geeft en doodt, en hij is het van wien de wisseling van nacht en dag afhangt: begrijpt gij dit niet?83.Maar de geloovige bewoners vanMekkazeggen evenals hunne voorgangers zeiden.84.Zij zeggen: Als wij dood zijn, en tot stof en beenderen zullen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk weder tot het leven worden opgewekt?85.Wij zijn daarmede reeds bedreigd geworden, evenals vroeger onze vaderen; dit zijn slechts oude fabelen.86.Vraag hun: aan wien behoort de aarde en alles wat daarop is? Spreekt, indien gij het weet.87.Zij zullen antwoorden: Aan God. Zeg: Wilt gij dit niet bedenken?88.Zeg: Wie is de Heer der zeven hemelen en de Heer van den prachtigen troon?89.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Wilt gij hem dus niet vreezen?90.Zeg: In wiens hand is het koninkrijk van alle dingen; wie ondersteunt dengeen die hem behaagt, maar wordt zelf door niemand ondersteund? Spreekt indien gij het weet?91.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Waarom laat gij u dan misleiden.92.Ja, wij hebben hen tot de waarheid gebracht, en zij zijn zekerlijk leugenaars indien zij het loochenen.93.God heeft geen kroost gebaard, noch is er eenig God naast hem. Indien dit niet zoo ware, zou iedere God zekerlijk hebben weggenomen wat hij had geschapen22, en zouden sommigen hunner zich zekerlijk boven de anderen hebben verheven23. Verre zij datgene van God wat zij nopens hem verklaren!94.Hij kent wat verborgen en wat openbaar gemaakt is; het zij dus verre van hem, de deelgenooten in zijne eer te hebben welke zij hem toeschrijven!95.Zeg: O Heer! Zoudt gij mij zekerlijk de wraak willen doen zien waarmede zij zijn bedreigd.96.O Heer! plaats mij niet onder de goddeloozen.97.Want wij zijn zekerlijk in staat, u datgene te doen zien waarmede zij bedreigd werden.98.Wendt het kwade door het betere af24: wij kennen de lasteringen wel, die zij tegen u uitspreken.99.En zeg: O Heer! ik vlucht tot u als eene schuilplaats tegen de ingevingen der duivelen.100.En ik neem mijne toevlucht tot u, o Heer! om hen te verdrijven; opdat zij niet tegenwoordig met mij zouden zijn25.101.Het loochenen der ongeloovigen houdt niet op, dan tot den dood een van hen overvalt, die dan zegt: O Heer! doe mij tot het leven terugkeeren.102.Opdat ik doen moge wat rechtvaardig is, door het ware geloof te belijden dat ik verwaarloosd heb26. In geenen deele. Waarlijk, dit zijn de woorden welke gij zult spreken; maar achter hen zal een hek27zijn tot op den dag der opstanding.103.Als dus de trompet zal klinken, dan zal er geen verwantschap meer tusschen hen bestaan. Dan zullen zij elkander niet om hulp vragen.104.Zij wier weegschaal door goede werken zwaar is, zullen gelukkig wezen.105.Maar zij wier weegschalen licht zullen wezen, zijn degenen die hunne zielen verliezen en eeuwig in de hel zullen verblijven.106.Het vuur zal hunne aangezichten verteren en zij zullen hunne monden uit angst samentrekken.107.En er zal tot hen gezegd worden: Werden mijne teekenen u niet herinnerd en hebt gij die niet van valschheid beschuldigd?108.Zij zullen antwoorden: O Heer! ons ongeluk beheerschte ons en wij wendden ons af.109.O Heer! neem ons weg uit dit vuur; indien we tot onze vroegere zonden terugkeeren, zijn wij zekerlijk onrechtvaardig.110.God zal hun zeggen: Gij blijft er in, en richt het woord niet tot mij.111.Toen een gedeelte van mijn dienaren uitriep: O Heer! wij gelooven: vergeef ons dus en wees ons genadig; want waarlijk gij zijt de genadigste.112.Hebt gij hen met spotternijen ontvangen, zoodat deze u mijne vermaning deden vergeten28, en gij hebt hun tot voorwerpen uwer spotternijen gemaakt.113.Ik heb hen heden beloond, omdat zij de beleedigingen, welke gij hun hebt aangedaan, met geduld hebben gedragen: waarlijk, zij genieten een groot geluk.114.God zal zeggen: Hoeveel jaren hebt gij op aarde doorgebracht?115.Zij zullen antwoorden: Wij hebben daar een dag of een gedeelte van een dag doorgebracht29, maar vraag hun die rekening te houden30.116.God zal zeggen: Gij zijt daar slechts korten tijd gebleven, maar gij weet het niet.117.Denkt gij dat wij u slechts uit ijdelheid hebben geschapen en dat gij later niet voor ons gebracht zult worden? Verheven zij dus God de Koning, de Waarheid! Er is geen God buiten hem, de Heer van den glansrijken troon. Wie naast den waren God een anderen God zal aanroepen, omtrent welken hij geen duidelijk bewijs heeft, zal zekerlijk voor zijn Heer daarvan rekenschap moeten afleggen. Waarlijk, de ongeloovigen zullen geen voorspoed genieten.118.Zeg: O Heer! vergiffenis, en schenk mij genade; want uwe genade is onbeperkt.1Zijnde het lichaam der moeder.2Zijnde: Een volkomen mensch voortbrengende, die uit ziel en lichaam is samengesteld.Aboe Hanifasteunt op deze plaats om te beweren, dat hij, die zich van een ei meester maakt, welk ei bij hem wordt uitgebroed, gehouden is, een ei terug te geven, en geene kip, aangezien het eeneandere schepping, een andere vorm is.3ZieHoofdstuk VI, vers 93.4Letterlijk: zeven paden, waarmede de hemelen worden bedoeld, aangezien zij overeenkomstig sommige uitleggers, de paden der engelen en hemelsche lichamen zijn, hoewel het oorspronkelijke woord ook voorwerpen beteekent, die gevouwen of als verdiepingen boven elkander geplaatst zijn, zooals de Mahomedanen zich voorstellen dat de hemelen zijn.5Zijnde de olijfboom. De tuinen nabij dezen berg gelegen zijn nog bekend om de uitmuntende vruchtboomen van allerlei soort, die daar groeien (ZieVoyages deThevenot,liv. 2, chap. 9).6Het dier, meer bijzonder op deze plaats bedoeld is de kameel, die in het Oosten hoofdzakelijk als voertuig wordt gebezigd. De Arabieren noemen dit dier hetlandschip, waarmede zij hunnezandzeeën, de woestijnen, doortrekken.7ZieHoofdstuk XI, vers 42enz.8Zijnde de stamAdof vanThamoed.9Zijnde de profeetHudofSaleh.10Savaryvertaalt dit aldus: De kreet van den engel des verderfs werd gehoord, en de ongeloovigen werden verdelgd als verwelkte knoppen.11Zooals de Sodomieten, Midianieten, enz.12De uitleggers willen dat de hier bedoelde plaatsJeruzalem,Damaskus,Ramlah,PalestinaofEgyptezij (Al Beidâwi,Jallalo’ddin). Misschien ook wordt op deze plaats de rots bedoeld, waarop de maagdMariazich, overeenkomstig de Mahomedaansche overlevering begaf om verlost te worden (ZieHoofdstuk XIX, vers 16).13Deze woorden zijn tot de apostelen in het algemeen gericht aan welke het geoorloofd was, van alle voedsel te eten, dat zuiver en gezond was en welke hun werden toegesproken op het tijdstip hunner zending. Sommigen zijn echter van meening, dat zij bijzonder zijn gericht totMariaenJezusof alleen tot den laatste.Mahomettrachtte waarschijnlijk op deze plaats de onthouding te veroordeelen, welke door de monniken der Christenen wordt in acht genomen (Al Beidâwi).14ZieHoofdstuk XXI, vers 92.15Zijnde: Tot zij gedood zullen worden, of een natuurlijken dood sterven.16Hiermede wordt de overwinning teBedrbedoeld, waarbij verscheidene der voornaamste Koreïshieten het leven verloren, of de hongersnood, waardoor de bewoners vanMekkawerden getroffen, op het gebed van den profeet, dat aldus luidde; “O God! zet uwen voet met sterkte opModar(een voorzaat der Koreïshieten), en geeft hun jaren, gelijk de jaren vanJozef” waarop zulk eene groote schaarschte volgde, dat zij genoodzaakt waren zich met honden, krengen en verbrande beenderen te voeden (Al Beidâwi).17Savaryvertaalt dit aldus: Zij die in onwetendheid omtrent zijne leer verkeeren. Zij die in hunne blindheid blijven, tot het uur waarop de machtigste hunner, onze wraak gevoelende, met groot misbaar zullen uitroepen, enz.18Dat is; indien er meer dan één God zou hebben bestaan, zooals de afgodendienaars dat gelooven (ZieHoofdstuk XXI vers 22), of indien de leer doorMahometverkondigd, overeenkomstig hunne neigingen ware geweest, enz.19Zijnde: De hongersnood. Men zegt dat de bewoners vanMekkagedwongen waren, hunne toevlucht totilhizte nemen om zich er mede te voeden. Dit is eene soort ellendig voedsel uit bloed en kemelshaar bestaande, hetgeen door de Arabieren in tijden van schaarschte wordt genuttigd.Abos Sofiakwam totMahometen zeide: Ik bezweer u bij God en de betrekking die tusschen ons bestaat, zeg mij, of gij denkt tot eene genade voor alle schepselen te zijn gezonden, aangezien gij de ouderen door het zwaard en de kinderen door honger hebt gedood? (Al Beidâwi).20Namelijk de slachting teBedr.21Zijnde: Hongersnood, die verschrikkelijker is dan de rampen van den oorlog (Al Beidâwi). Overeenkomstig die uitleggingen moet deze plaats te Medina zijn geopenbaard, tenzij het in een profetischen zin worde opgevat.22Door het vormen eener afzonderlijke schepping en van een koninkrijk, verschillende van zijn schepping en zijn koninkrijk.23ZieHoofdstuk XVII, vers 58, en volg.24Dat is: door beleediging te vergeven en deze door goed te vergelden, welke les echter gewijzigd wordt, door de voorwaarde, datde ware godsdienst door zulk eene mildheid en grootmoedigheid niet worde benadeeld (Al Beidâwi).25Om mij te bekampen, of, zooals het mede kan worden vertaald: Opdat zij mij niet deren.26Of, hetgeen mede door deze woorden wordt gezegd: In de wereld welke ik verlaten heb; dat is gedurende den verderen duur van het leven dat mij zal worden geschonken en waarvan ik ben afgesneden (Al Beidâwi).27Het oorspronkelijk woordbarzakhhier methekvertaald, beteekent in de eerste plaats eene afdeeling of tusschenruimte, waardoor eene zaak van eene andere wordt afgescheiden. Het wordt echter door de Arabieren niet altijd in denzelfden en ook somtijds in een duisteren zin gebruikt. Zij schijnen in het algemeen daarmede datgene uit te drukken, waartoe de Grieken het woordHadesgebruikten; dan eens het woord voor de plaats der dooden aanwendende, dan weder voor den tijd dien zij in dien staat doorbrachten en dan weder voor den staat zelven. Hunne critici hebben uitgemaakt, dat het de tusschentijd of ruimte is, tusschen deze wereld en de volgende, of tusschen den dood en de opstanding. Ieder persoon, die sterft, wordt gezegd inal barzakhover te gaan, of, zooals de Grieken het uitdrukkenκαταβὴναι εὶς ᾃδου.ZiePocock,not. in Port. Mosis, p. 248, etc. Sommige uitleggers vatten deze plaats zóó op, als bedoelden de woorden door ons metachter henvertaald, integendeelvoor hen(daar hier in het oorspronkelijke een dier woorden staat waarvan er verscheidene in de Arabische taal zijn, die namelijk twee geheel tegenovergestelde beteekenissen hebben) daar zijal barzakhals een toekomstige ruimte beschouwen, die vóór en niet achter hen ligt.28Niet in staat zijnde, door hunne vermaningen invloed op u te hebben, door de verachting waarmede gij hen beschouwt.29Zoo kort zal hun de tijd toeschijnen, in vergelijking met den eeuwigen duur hunner marteling, of omdat de tijd dien zij in de wereld doorleefden, de tijd was van hunne vreugde en hun genoegen. Het is namelijk bij de Arabieren gebruikelijk, datgene wat hunaangenaamis als van korten duur en datgene wat hun onaangenaam is als van langen duur te beschrijven.30Dat is: de engelen die rekening houden van den duur van der menschen leven en van hunne werken, of een ander, die tijd mocht hebben om op te tellen, en niet wij, die door onze smarten van onze gedachten en aandacht worden afgetrokken.

Twee en Twintigste Hoofdstuk.De Pelgrimstocht1.Gegeven te Mekka2.—78 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.O menschen! vreest uwen Heer. Waarlijk, de schok van het laatste uur3zal een vreeselijke zaak wezen.2.Op den dag,waarop gij het zult zien, zal iedere vrouw die zog4geeft, het kind vergeten dat zoogt, en iedere zwangere vrouw zal haren last wegwerpen, en gij zult de mannen schijnbaar dronken zien, maar zij zullen niet wezenlijk beschonken wezen; doch de straf van God zal streng zijn.3.Er is een man die, zonder kennis5, twist nopens God, en iederen oproerigen duivel volgt.4.Omtrent hem is geschreven, dat al wie hem tot beschermer zal kiezen, zekerlijk door hem verleid en door hem in de marteling der hel gevoerd zal worden.5.O menschen! indien gij in twijfel verkeert nopens de opstanding, neemt dan in overweging, dat wij u het eerst schiepen uit stof der aarde, daarna van zaad, daarna van een weinig gestold bloed6, daarna van een stuk vleesch, voor een gedeelte volkomen en voor een gedeelte onvolkomen gevormd, ten einde onze macht duidelijk voor u te maken; en wij deden wat wij verkozen in den schoot blijven, tot den bepaalden tijd der verlossing. Daarna brachten wij u, als kinderen voort; vervolgens veroorloofden wij u, uwen ouderdom van volle kracht te bereiken; de een uwer sterft in zijne jeugd en een ander uwer is uitgesteld tot een hoogen ouderdom, zoo dat hij alles vergeet wat hij wist. Gij zaagt de aarde somtijds opgedroogd en onvruchtbaar; maar indien wij den regen daarop nederzenden, wordt zij in beweging gebracht en zwelt op, en brengt alle soorten van weelderige planten voort.6.Dit toont, dat God de waardheid is; dat hij de dooden ten leven opwekt en dat hij almachtig is.7.Dat het uur des oordeels zekerlijk zal komen, daaraan is geen twijfel en dat God hen zal opwekken die zich in de graven bevinden.8.Er is een man die nopens God twist, zonder een boek dat hem verlicht7.9.Hij wendt zich trotsch af, ten einde de menschen van Gods weg af te leiden. Schande zal hem in deze wereld wachten; en op den dag der opstanding zullen wij hem de marteling der verbranding doen ondergaan.10.Dan zal tot hem gezegd worden: Dit ondergaat hij om hetgeen uwe handen vroeger bedreven; want God is niet onrechtvaardig nopens den mensch.11.Er zijn sommige menschen die God op eenewankelende wijze dienen, staande als bij de grens8van den waren godsdienst. Indien aan een van hen goed wedervaart, is hij voldaan, maar indien hem eenige beproeving overkomt, wendt hij zich af, met verlies in deze en in de volgende wereld. Dit is een duidelijk verderf.12.Hij zal dus naast God aanroepen, wat hem deren noch bevoordeelen kan. Dit is eene dwaling die van de waarheid verwijdert.13.Hij zal dengeen aanroepen, die hem veeleer verderfelijk dan voordeelig is. Dit is zeker een ellendige beschermer, en een ellendige makker.14.Maar God zal hen die gelooven en goede werken verrichten, in tuinen leiden, waarin rivieren stroomen; want God doet wat hem behaagt.15.Laat hij, die denkt dat God zijn gezant in deze wereld en in het toekomstige leven geene hulp zal verleenen, een touw aan den hemel bevestigen en laat hem daarna een eind aan zijn leven maken, en hij zal zien, of zijne kunstgrepen datgene de uitwerking kunnen benemen, welke hem toornig maakt9.16.Zoo zonden wij den Koran neder, zijnde duidelijke teekens; want God leidt wie hem behaagt.17.Wat de ware geloovigen betreft, en de Joden, de Sabbeïsten, de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaars, waarlijk God zal op den dag der opstanding tusschen hen richten; want God is getuige van alle dingen.18.Bemerkt gij niet dat alle schepselen, zoowel in den hemel als op de aarde God aanbidden10; de zon, de maan, de sterren, de bergen, de boomen, de dieren en een groot gedeelte der menschen? Maar velen hebben eene kastijding verdiend.19.En hij dien God verachtelijk zal hebben gemaakt, zal door niemand vereerd worden; want God doet wat hem behaagt.20.Er zijn twee tegenovergestelde partijen, die nopens hunnen Heer twisten11. En zij die niet gelooven, zullen met kleederen van vuur omhangen worden, en kokend water zal op hunne hoofden gegoten worden.21.Hunne ingewanden en hunne huiden zullen daardoor verteerd, en zij zullen met ijzeren staven geslagen worden.22.Zoo dikwijls zij, door de smart hunner martelingen, zullen trachten de hel te verlaten, zullen zij daar weder worden teruggebracht en hunne pijnigers zullen tot hen zeggen: Ondergaat de pijn der verbranding.23.God zal hen die gelooven en rechtvaardig handelen, in tuinenvoeren, waarin rivieren stroomen; zij zullen daar versierd worden met gouden armbanden en paarlen, en hunne kleederen zullen van zijde wezen.24.Zij worden tot goede woorden12en op een heerlijken weg geleid.25.Maar zij die ongeloovig zullen wezen, den weg van God versperren en de menschen verhinderen, den heiligen tempel vanMekkate bezoeken, welke wij hebben aangewezen tot eene plaats van aanbidding voor alle menschen; want zoowel de inwoners als de vreemdelingen hebben een gelijk recht dien te bezoeken.26.En wie trachten zal dien op goddelooze wijze te ontheiligen, hen zullen wij een gestrenge straf doen lijden.27.Herinner u, dat wij de plek van het gebouw van denCaabatot een verblijf aanAbrahamgaven13, zeggende: Vereenig niets met mij, en houdt mijn huis rein voor hen die het bezoeken, en die opstaan en nederbuigen om te aanbidden.28.En verkondig het volk een plechtigen pelgrimstocht14. Laten zij te voet of op snel loopende kameelen uit verwijderde streken tot u komen.29.Opdat zij getuigen mogen zijn van de voordeelen die voor hen voortspruiten uit het bezoeken van deze heilige plaats15, en dat zij den naam van God mogen herdenken op de bepaalde dagen16, uit dankbaarheid voor de kudden, welke hij hun heeft geschonken. Eet dus daarvan, en voedt den nooddruftige en den arme.30.Laat hen daarna een einde maken aan de achteloosheid nopens hunne personen17, en laat hen hunnegeloften voldoen18en om het oude huis trekken19.31.Laat hen dit doen. En wie de heilige geboden van God in acht zal nemen20, zal eene belooning bij God vinden. Alle soorten van vee zijn u geoorloofd te eten, uitgenomen wat u reeds in vroegere plaatsen van den Koran als verboden is voorgelezen. Ontvliedt den gruwel der afgoden en vermijdt onwaarheid te spreken21.32.Weest God onderworpen en vereenigt geene andere goden met hem; want wie een ander met God verbindt, is gelijk aan datgene, wat van den hemel valt, wat de vogels wegvoeren of de wind naar eene ver verwijderde plaats overbrengt22.33.Dit is zoo. Wie Gods gedenkteekenen eerbiedigt23, verricht eene daad die uit de vroomheid des harten ontspruit.34.Gij verkrijgt verschillende voordeelen van het vee, tot offeranden aangewezen, tot den tijd voor de slachting bepaald; en de plaats der offerande zal in het oude huis zijn.35.Voor de belijders van iederen godsdienst24hebben wij verschillende riten vastgesteld,opdat zij den naam van God zouden mogen herdenken bij het slachten van het vee, dat hij voor hen heeft geschapen. Uw God is een eenig God, onderwerp u dus geheel aan hem en breng goede tijdingen aan hen, die zich ootmoedig betoonen.36.Wier harten, als Gods naam wordt vermeld, door vrees, worden getroffen, en hun, die geduldig doorstaan wat hun overkomt, die hunne gebeden in acht nemen, en aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken.37.De kameelen voor offeranden gedood, hebben wij u aangewezen als zinnebeelden van uwe gehoorzaamheid aan God; ook verkrijgt gij andere voordeelen van hen. Herdenk dus den naam van God over hen, als gij hen doodt, in de juiste orde op hunne voeten staande25, en als zij dood zijn nedergevallen eet dan er van, en geef er van te eten, zoowel aan hem, die tevreden is met hetgeen hem gegeven wordt, zonder dat hij vraagt, als aan hem die vraagt26. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij ons dankbaar zoudt zijn.38.Hun vleesch wordt niet door God aangenomen, noch hun bloed, maar uwe vroomheid wordt door hem aangenomen. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij God zoudt verheerlijken voor de openbaringen, waardoor hij u heeft geleid. En breng den rechtvaardige de goede tijding.39.Dat God de kwade voornemens der ongeloovigen tegen de ware geloovigen zal verijdelen; want God bemint de boozeongeloovigenniet.40.Aan hen is verlof gegeven, de wapenen tegen de ongeloovigen op te vatten, als zij onrechtvaardig door hen vervolgd worden (en God is zekerlijk in staat hen te ondersteunen).41.Die onrechtvaardig uit hunne woningen werden verjaagd, en om geene andere redenen, dan dat zij zeggen: Onze Heer is God27! Indien God het geweld van sommige menschen niet door andere had verijdeld,waarlijk, dan zouden kloosters, kerken, synagogen en de tempels der Moslems, waarin de naam van God dikwijls wordt herdacht, geheel verwoest zijn28. En God zal zekerlijk dengeen ondersteunen, die zich aan zijne zijde zal bevinden; want God is sterk en machtig.42.En hij zal degenen ondersteunen, die, als wij hen op aarde nederzetten, het gebed in acht nemen en aalmoezen geven, en bevelen wat rechtvaardig en verbieden wat onrechtvaardig is. En aan God staat het einde van alle dingen.43.Indien zij u, oMahomet! van bedrog beschuldigen, neem dan in aanmerking, dat, vóór hen, het volk vanNoachen de stammen vanAdenThamoeden het volk vanAbrahamen het volk vanLoten de bewoners vanMadianhunne profeten van bedrog beschuldigden; ookMozeswerd van leugen beschuldigd; en ik verleende een groot uitstel aan de ongeloovigen, maar daarna kastijdde ik hen; en hoe vreeselijk was de verandering welke ik in hunnen toestand bracht!44.Hoevele steden hebben wij verwoest, die goddeloos waren en die thans onder hare eigene bouwvallen zijn begraven. En hoevele bronnen en trotsche kasteelen werden er niet verlaten?45.Reisden zij niet door het land? En hebben zij geene harten om er mede te begrijpen, en ooren om er mede te hooren? Waarlijk, hunne oogen zijn voor deze niet blind, maar de harten, die zich in hunne borsten bevinden zijn blind.46.Zij zullen bij u er op aandringen, de bedreigde straf te verhaasten; maar God zal niet nalaten te volbrengen waarmede hij heeft bedreigd. Een dag met uwen Heer staat gelijk met duizend jaren uwer berekening29.47.Aan hoevele steden gaf ik niet uitstel? maar zij waren goddeloos. Doch daarna kastijdde ik haar; en tot mij zullen zij komen, om op den laatsten dag geoordeeld te worden.48.Zeg: O menschen! waarlijk, ik ben slechts een openbaar prediker onder u.49.En zij die gelooven en goede werken doen, zullen vergiffenis en eene heerlijke belooning verwerven.50.Maar zij die trachten onze teekenen krachteloos te maken, zullen bewoners der hel zijn.51.Wij hebben geen’ gezant of profeet vóór u gezonden, of als hij las, gaf Satan hem eene verkeerde gedachte in30. Maar God zal nietig makenwat Satan hun inblaast, en God zal zijne teekens bevestigen; want God is alwetend en wijs.52.Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).53.Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.54.Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag31hen overvalt.55.Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.56.Maar zij die niet geloofd zullen hebben en onze teekenen van valschheid hebben beschuldigd, zullen eene schandelijke straf ondergaan.57.En wat hen betreft, die hunne woning zullen hebben verlaten voor de zaak van Gods waar geloof, en daarna gedood of gestorven zullen zijn, aan dezen zal God eene uitmuntende belooning geven; en God is de beste belooner.58.Hij zal hen het paradijs binnenleiden, op eene wijze die hun behagen zal; want God is wijs en genadig. Zoo is het.59.Wie eene wraak zal nemen gelijk aan de schade welke hem werd toegebracht32, en daarna onrechtvaardig zal worden behandeld33, waarlijk God zal hem ondersteunen; want God is barmhartig en vergevensgezind.60.Dit zal gedaan worden, dewijl God den nacht op den dag en den dagop den nacht doet volgen, en omdat God zoo wel hoort als ziet.61.Dit is omdat God waarheid is, en dewijl hetgeen zij naast hem aanroepen, ijdelheid is, en omdat God de verhevene, de machtige is.62.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dat de aarde groen wordt? want God is barmhartig en wijs.63.Aan hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en God volstaat in zich zelven, en is waardig geprezen te worden.64.Ziet gij niet, dat God alles wat op de aarde is en de schepen, die op de zee zeilen, door zijn bevel aan uwen dienst heeft onderworpen? Hij ondersteunt den hemel, dat die niet dan op zijn verlof op de aarde nedervalle34: want God is genadig omtrent den mensch en barmhartig.65.Hij is het die u leven heeft gegeven, en u later zal doen sterven, daarna zal hij u bij de opstanding tot het leven doen verrijzen; maar waarlijk de mensch is ondankbaar.66.Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij zekere gebruiken vastgesteld, welke zij in acht moeten nemen. Laten zij dus niet met u daarover twisten, maar noodig hen tot uwen Heer; want gij volgt den rechten weg.67.Maar indien zij in woordenwisseling met u treden, antwoord: God weet wel wat gij doet;68.God zal tusschen u richten op den dag der opstanding, nopens datgene waarover gij thans verschilt.69.Weet gij niet dat God alles kent wat in den hemel en op aarde is? Waarlijk, dit is geschreven in het boek zijner besluiten, en dit is God gemakkelijk.70.Zij aanbidden naast God datgene, waaromtrent hij geen overtuigend bewijs heeft nedergezonden, en waarvan zij geene kennis bezitten, maar de onrechtvaardigen zullen niemand ter hunner ondersteuning hebben.71.En als hun onze duidelijke teekens worden herhaald, zult gij in de houding der ongeloovigen minachting daarvoor bemerken; en zij zijn gereed degenen gewelddadig te behandelen, die hun onze teekenen verhalen. Zeg: Zal ik u iets vreeselijkers dan dit verklaren? Het vuur der hel, waarmede God dengenen heeft bedreigd die niet gelooven, is vreeselijk; dat zal eene ongelukkige reis wezen.72.O menschen! er wordt u eene vergelijking voorgesteld: luistert er dus naar. Waarlijk, de afgoden, welke gij naast God aanroept, kunnen zelfs geene eenvoudige vlieg scheppen, al waren zij ook allen tot dat doelvergaderd; en indien eene vlieg hun iets ontneemt, kunnen zij het haar niet ontrukken35. De aangebedene en de aanbidder zijn beiden onmachtig.73.Zij weten God niet op zijne rechte waarde te schatten; want God is sterk en machtig.74.God kiest gezantenonder de engelen36; want God hoort en ziet alles.75.Hij kent wat vóór hen en wat achter hen is en tot God zal alles terugkeeren.76.O ware geloovigen! buigt u neder en knielt, aanbidt uwen Heer en oefent rechtvaardigheid uit, opdat gij gelukkig moogt zijn.77.En strijdt ter verdediging van Gods waar geloof, zooals het u toekomt daarvoor te strijden. Hij heeft u gekozen, en heeft u geenerlei moeilijkheid opgelegd in den godsdienst welken hij u heeft gegeven: den godsdienst van uwen vaderAbraham. Hij heeft u Moslems genoemd.78.Zoo wel te voren als in dit boek, opdat onze gezant een getuigen tegen u zal kunnen zijn, op den dag der opstanding, en opdat gij getuigen zoudt mogen zijn tegen het overige gedeelte der menschen. Wees dus volhardend in het gebed, geef aalmoezen en hecht u standvastig aan God. Hij is uw meester, en hij is de beste meester en de beste beschermer.1De vermelding van sommige plechtigheden bij den pelgrimstocht naarMekkain dit hoofdstuk, zijn oorzaak van dezen titel.2Sommigen (Jallalo’ddin) zonderen hier van twee verzen (11en12) uit. En anderen (Al Beidâwi) zes verzen (20–25).3Of de aardbeving, die, naar het zeggen van sommigen, plaats zal hebben even voor de zon uit het Westen oprijst, zijnde een teeken van de spoedige nadering van den dag des oordeels.4Moedermelk.5Deze plaats werd geopenbaard met het oog opal Nodar Ebn al Hareth, die volhield, dat de engelen de dochters van God waren, en dat de Koran een bundel oude fabels was, terwijl hij de opstanding loochende (Al Beidâwi).6ZieHoofdstuk XCVI, vers 2.7Men zegt, dat de hier bedoelde persoonAboe Jahlwas (Jallalo’ddin) zijnde een voornaam man onder de Koreïshieten, en een der meest hardnekkige vijanden vanMahometen zijnen godsdienst. Zijn ware naam wasAmboe Ebn Hesram, van het gezin vanMakhzoem. Hij had den bijnaam vanAboe’lhocm, zijnde de vader der wijsheid, die later werd veranderd in dien vanAboe Jahl, of de vader der dwaasheid. Hij werd in den slag vanBedrgedood (zieHoofdstuk VIII, vers 49).8Deze uitdrukking ziet op iemand die aan den vleugel van een leger geposteerd, zijn plaats behoudt, als hij ziet dat de overwinning naar zijne zijde overslaat, maar wijkt, als de vijand voordeel schijnt te betalen.9Of: Laat hem een touw aan het dak van zijn huis vastmaken en zich ophangen, dat is: laat zijne boosheid en wrok zulk een hoogte bereiken, dat hij op het punt staat, tot de wanhopigste uitersten te worden aangedreven, en dat hij zie, of hij met al zijne pogingen in staat zal zijn de goddelijke hulp te onderscheppen (Al Beidâwi).10Zijne macht belijdende en zijn opperbevel gehoorzamende.11Zijnde: de ware geloovigen en de ongeloovigen.12Zijnde: De belijdenis van Gods eenheid, of deze woorden, welke zij bij hun binnentreden in het paradijs zullen gebruiken: Geloofd zij God, die zijne belofte aan ons heeft vervuld (Al Beidâwi).13Zijnde: Als eene plaats van godsdienstige aanbidding. God toonde hem de plek waarop hij stond, benevens het model van het oude gebouw, dat bij den zondvloed in den hemel werd opgenomen.14Men verhaalt, datAbraham, gehoorzamend aan het hem gegeven bevel, den bergAboe KobeisnabijMekkabesteeg en van daar uitriep: “O menschen! volbrengt den pelgrimstocht naar het huis van uwen Heer,” en dat God zijne stem deed hooren aan hen, die zich, van het Oosten naar het Westen, in de lendenen hunner vaders en in den schoot hunner moeders bevonden, en van welke hij vooruit wist, dat zij den pelgrimstocht zouden volbrengen. Sommigen zeggen echter, dat deze woorden totMahometwerden gericht, ten einde hem te bevelen, den pelgrimstocht van afscheid te volbrengen (Al Beidâwi). Is dit zoo, dan moet deze plaats teMedinazijn geopenbaard.15Zijnde het tijdelijke voordeel van den grooten handel, die gedurende den pelgrimstocht, teMekkawerd gedreven, en het geestelijk voordeel uit het volbrengen van een zoo verdienstelijk werk voortvloeiende.16Namelijkdetien eerste dagen vanDhoe’lhajjaoftiendedag derzelfde maand, op welke zij de offeranden toonden, en de drie volgende dagen (Al Beidâwi,Jallalo’ddin).17Door hunne hoofden te scheren, en andere gedeelten hunner lichamen, en hunne baarden en nagels in de vallei vanMinate snijden, hetgeen den pelgrims niet veroorloofd is te doen, van het tijdstip dat zijMohrimsworden, en zich plechtig aan het volbrengen van den pelgrimstochthebben gewijd, tot zij de plechtigheden geëindigd en hunne offers gedood hebben.(Jallalo’ddin. ZieHoofdstuk V, vers 97enBobovde Peregr. Meccana, p. 15, enz).18Door de volvoering der goede werken, waarvoor zij de gelofte gedurende hunnen pelgrimstocht hebben afgelegd. Sommigen passen deze woorden alleen toe op de volvoering der vereischte plechtigheden.19Zijnde: deCaaba, dat, volgens de bewering der Mahomedanen, het eerste gebouw was, hetgeen voor de vereering van God werd opgetrokken en aangewezen (ZieHoofdstuk III, vers 90). Het rondtrekken om deze bedeplaats is eene voorname ceremonie bij de pelgrimage en wordt dikwijls herhaald; hier schijnt echter meer bijzonder te worden bedoeld, de laatste maal dat zij dit doen, en waardoor zij afscheid van den tempel nemen.20Door in acht te nemen wat hij heeft bevolen en vermijdende wat verboden is, of, hetgeen de woorden mede beteekenen; wie eeren zal wat God geheiligd, of geboden heeft niet te ontheiligen, zoo als de tempel en het grondgebied vanMekka, de geheiligde maanden, enz.21Hetzij door verkeerde en goddelooze dingen nopens de Godheid mede te deelen, of door valsche getuigenis tegen den naaste af te leggen.22Omdat hij die tot afgodendienarij vervalt, van de hoogte des geloofs tot de diepte des ongeloofs zinkt, terwijl zijne gedachten door zondige lusten worden afgetrokken, en hij door den duivel in de meest uitzinnige dwalingen wordt gejaagd, (Al Beidâwi).23Door eene goede en kostbare offerande te kiezen ter eere van hem voor wien zij bestemd is. Zij zeggen datMahometeens honderd vette kameelen offerde, waaronder een die aanAboe Jahlhad behoord, welk dier een gouden ring in zijn neus had, en datOmareen edelen kameel offerde, voor welken men hem driehonderd dinaars had geboden (Al Beidâwi). Het oorspronkelijke kan ook meer algemeen worden vertaald: Zij die de voorgeschreven gebruiken van den pelgrimstocht in acht nemen, enz. Het schijnt echter dat op deze plaats meer bepaald de offers bedoeld worden.24Jallalo’ddinvat deze plaats, in een beperkten zin, van de vroegere volkeren op, die ware geloovigen zijn geweest, aan welke God eenofferande gebood en eene bepaalde plaats en bijzondere ceremoniën voor offering voorschreef.25Dat is, zooals sommigen deze woorden uitleggen: staande op drie pooten, terwijl de vierde gebonden is, zijnde de wijze waarop de kameelen worden vastgebonden, om het verlaten van de hun aangewezen plaats te beletten. Sommige afschriften lezen in plaats vanSawaffa: Sawaffena, van het werkwoordsavana, dat eigenlijk de houding van een paard beteekent als het op drie pooten staat terwijl alleen de rand van den vierden den grond raakt.26Of, zooals de woorden mede kunnen worden vertolkt: Aan hem die op zedige en nederige wijze vraagt, en aan hem die het verlangt maar niet durft vragen.27Dit was de eerste plaats van den Koran, waarbij hetMahometen zijne volgelingen werd veroorloofd, zich met kracht tegen hunne vijanden te verdedigen. Zij werd korten tijd vóór de vlucht naarMedinageopenbaard, tot welken tijd de profeet zijne Moslems vermaande, de hun aangedane beleedigingen met geduld te verdragen, hetgeen tevens bovendien op zeventig verschillende plaatsen van den Koran wordt bevolen (Al Beidâwi, enz.)28Dat is: De openbare uitoefening van eenigen godsdienst, hetzij die waar of valsch is, wordt alleen door macht ondersteund.Mahometwilde daardoor tevens aantoonen, dat de ware godsdienst op dezelfde wijze moest gehandhaafd worden.29Zie 2Petrus, III, 8.30De aanleiding tot deze plaats wordt aldus verhaald.Mahometlas eens hetLIIIe Hoofdstukvan den Koran. Toen hij tot de lezing van vers 19 en 20 was genaderd, legde de duivel hem de volgende woorden in den mond, welke hij door onachtzaamheid uitsprak, of zooals sommigen verhalen, omdat hij toen half slapend was (Yahya), zijnde: Dit zijn de verhevenste en schoonste juffers op wier tusschenkomst gehoopt wordt. De Koreïshieten, die nabijMahometzaten, verheugden zich zeer over hetgeen zij hadden gehoord, en toen hij het hoofdstuk had geëindigd, voegden zij zich bij hem en zijne volgelingenom het gebed uit te spreken. De profeet werd echter door den engelGabriëlbekend gemaakt met de oorzaak van hunne inschikkelijkheid, en met hetgeen hij had bedreven. Hij was diep aangedaan om zijne vergissing, tot dit vers ter zijner vertroosting werd geopenbaard (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Yahya, enz. Zie ookHoofdstuk XVI, vers 103.)Al Beidâwiverhaalt echter, dat de meer ontwikkelde en nauwgezette personen het voormelde verhaal loochenen, en daar het werkwoord, hier metleestvertaald, ook beteekent iets wenschen, zoo leggen zij de plaats uit als bedoelende de ingevingen van den duivel, naardien deze dienen om de geneigdheden van deze heilige personen op een slechten weg te brengen, of om hunne gemoederen te brengen tot het vormen van ijdele wenschen en begeerten.31Of: een dag die kinderloos maakt, waardoor een groot verlies in den oorlog wordt bedoeld, zooals de nederlaag welke de ongeloovigen teBedaleden. Sommigen veronderstellen, dat hier de opstanding wordt bedoeld.32En hij zal geene strengere wraak nemen dan het feit verdient.33Door het trachten van den aanvaller, om zich weêrwraak op den benadeelden persoon te verschaffen, en te pogen, hem op nieuw geweld aan te doen. Deze plaats schijnt betrekking te hebben op de wraak die de Moslems op de ongeloovigen zouden nemen, voor de onrechtvaardige vervolging welke zij hun aandeden.34Hetgeen hij op den jongsten dag zal doen.35De uitleggers zeggen, dat de Arabieren gewoon waren, de beelden hunner goden met een of ander welriekend mengsel en met honig te bestrijken. De laatste werd door de vliegen opgegeten, hoewel de deuren van den tempel zorgvuldig waren gesloten terwijl de diertjes door de ramen of spleten binnendrongen.36Die de overbrengers der goddelijke openbaringen aan de profeten zijn, maar geen voorwerp van vereering behooren te wezen.Drie en Twintigste Hoofdstuk.De ware Geloovigen.Geopenbaard teMekka—118 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Gelukkig zijn de ware geloovigen.2.Die zich verootmoedigen in hun gebed.3.Die alle ijdele gesprekken vermijden.4.En die aalmoezen geven;5.Die hunne vleeschelijke lusten weten te beheerschen.6.En die hunne genietingen bepalen tot hunne vrouwen, of de slaven welke door hunne rechterhand worden bezeten; want dan zullen zij zonder blaam zijn.7.Maar zij die gemeenschap met andere vrouwen hebben, deze zijn waarlijk zondaren.8.En zij die rechtschapen het hun toevertrouwde bewaren en hun verbond rechtvaardig uitvoeren.9.En die den tijd, voor het gebed bepaald, in acht nemen.10.Deze zullen de erfgenamen zijn.11.Die het paradijs zullen erven: eeuwig zullen zij daarin verblijven.12.Wij schiepen den mensch van eene fijne soort klei.13.Daarna plaatsten wij hem als zaad in eene veilige bewaarplaats1.14.Daarna vormden wij het zaad tot gestold bloed, en wij maakten het gestolde bloed tot een stuk vleesch; vervolgens vormden wij het stuk vleesch tot beenderen; wij bekleedden deze beenderen met vleesch, enbrachten het daarna als eene nieuwe schepping voort2. Geloofd zij dus God, de uitmuntendste schepper3.15.Hierna zult gij sterven.16.En daarna zult gij, op den dag der opstanding, in het leven teruggeroepen worden.17.Wij hebben zeven hemelen boven u geschapen4, en wij zijn niet achteloos omtrent hetgeen wij schiepen.18.Wij zenden den regen in zekere hoeveelheid van den hemel neder, en wij doen dien op de aarde blijven; wij zijn zekerlijk ook in staat u daarvan te berooven.19.En wij doen door dezen regen tuinen van palmboomen en wijngaarden voor u ontspruiten, waarin gij vele vruchten bezit en waarvan gij eet.20.En wij deden voor u ook den boom oprijzen, die op den bergSinaïontsproot5; die olie voorbrengt en een sap dat goed is voor hen die het eten.21.Gij bezit eveneens eene onderrichting in het vee; wij geven u te drinken van de melk die zich in hunnen buik bevindt, gij trekt daaruit vele voordeelen en gij eet er van.22.En op hen en op schepen wordt gij vervoerd6.23.Wij zondenNoachvroeger tot zijn volk en hij zeide: O mijn volk! dient God: gij hebt geen God buiten hem; vreest gij dus niet voor de gevolgen, indien gij andere goden aanbidt?24.En de opperhoofden van zijn volk dat niet geloofde, zeiden: Deze is slechts een mensch gelijk gij zijt; hij tracht alleen zich eene oppermacht over u aan te matigen. Indien het Gode had behaagd, u een profeet te zenden, zou hij zekerlijk engelen hebben gezonden; wij hebben dit niet van onze voorouders gehoord.25.Waarlijk, hij is slechts een man, die door den duivel is bezeten; wacht dus gedurende eenigen tijd nopens hem.26.Noachzeide: O Heer! help mij; zij beschuldigen mij van logen.27.En wij openbaarden hem onze bevelen: zeggende: Maak de ark voor ons gezicht en overeenkomstig onze openbaring. En als ons besluit tot uitvoering zalkomen en de oven water koken en uitwerpen zal.28.Breng er dan van elke diersoort een paar in, en ook uw gezin; behalve degene over wien een vonnis van vernietiging werd uitgesproken7, en spreek niet tot mij ten behoeve van hen die onrechtvaardig waren; want zij zullen verdronken worden.29.En wanneer gij en zij die met ons zullen wezen, tot de ark zullen ingaan, zeg dan: Geloofd zij God, die ons van de goddeloozen heeft verlost!30.En zeg: O Heer! doe mij uit deze ark op eene door u gezegende plaats komen; want gij zijt het best in staat, mij ongedeerd daaruit te brengen.31.Waarlijk, hierin lagen teekens onzer almacht, en wij beproefden de menschen daardoor.32.Daarop deden wij een ander geslacht na hen opstaan8.33.En wij zonden hun een apostel uit hen9, die zeide: Aanbidt God; gij hebt geen God buiten hem: zoudt gij dus zijne wraak niet vreezen?34.En de opperhoofden van zijn volk, dat niet geloofde, dat de ontmoeting des volgenden levens loochende, en aan hetwelk wij overvloed in dit leven schonken, zeiden: Dit is slechts een mensch zooals gij zijt: hij eet van hetgeen gij eet.35.En hij drinkt van hetgeen gij drinkt.36.En indien gij een mensch gehoorzaamt, die met u gelijk staat, waarlijk, dan zijt gij verloren.37.Dreigt hij u dat gij, nadat gij dood zijt, en tot stof en beenderen zijt geworden, levend uit uwe graven zult worden voortgebracht?38.Weg, weg met hetgeen waardoor gij wordt bedreigd!39.Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordig leven; wij sterven en wij leven, en wij zullen niet weder worden opgewekt.40.Hij is slechts een mensch, die eene leugen tegen God uitdenkt: doch wij zullen hem niet gelooven.41.Hun profeet zeide: O Heer! verdedig mij, nu zij mij van bedrog beschuldigen.42.God antwoordde: Na een korten tijd zullen zij zekerlijk hunne weerspannigheid berouwen.43.Daarom werd hun, rechtvaardig, eene gestrenge straf opgelegd, en wij deden hen gelijken op het bezinksel, dat door den stroom wordt medegevoerd10. Weg dus met de goddeloozen!44.Daarna deden wij andere geslachten na hen11opstaan.45.Geen volk zal voor zijn bepaalden tijd gestraft worden; ook zal die niet worden uitgesteld.46.Daarna zonden wij onze profeten, den een na den ander. Zoo dikwijls onze profeet tot een volk kwam, beschuldigden zij hem van bedrog, en wij deden hen achtereenvolgens elkander in de verdelging opvolgen, en maakten hen slechts tot onderwerpen der overlevering. Weg dus met de ongeloovige volkeren!47.Later zondenwijMozesenAäron, zijn broeder, met onze teekens en duidelijke macht.48.TotPharaoen zijne vorsten; maar zij weigerden trotsch in hem te gelooven; want het was een hoovaardig volk.49.En zij zeiden: Zullen wij gelooven aan twee mannen, die ons gelijk zijn en wier volk onze slaven zijn?50.En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom behoorden zij tot hen die verdelgd werden.51.Wij gaven vroeger het boek der wet aanMozes, opdat de kinderen Israëls daardoor geleid zouden worden.52.En wij bestemden den zoon vanMariaen zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde12, zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.53.O profeten! eet van de dingen die goed zijn13; want ik weet wel wat gij doet.54.Deze uw godsdienst is een godsdienst14, en ik ben uw Heer; vreest mij dus.55.Maar de menschen hebben den godsdienst in verschillende secten verdeeld; ieder gedeelte verheugt zich in hetgeen zij volgen.56.Laat hen dus in hunne verwarring tot een zekeren tijd15.57.Denken zij dat wij hun een lang leven zullen schenken, en hun bezittingen en kinderen tot hun heil geven.58.Dat wij ons zullen haasten, hun allerlei bezittingen te schenken.59.Waarlijk, zij die in ontzag zijn uit vrees voor hunnen Heer.60.En die gelooven in de teekens van hunnen Heer.61.En die geene makkers aan hunnen Heer toeschrijven.62.Die aalmoezen geven, en wier harten van vrees zijn doordrongen, omdat zij eens tot hunnen Heer moeten terugkeeren.63.Deze spoeden zich naar het goede en zijn de eersten om het te ontvangen.64.Wij willen geene ziel eenige moeielijkheid opleggen, behalve datgene waartoe zij in staat is. Bij ons is een boek dat de waarheid spreekt, en zij zullen niet onrechtvaardig worden behandeld.65.Maar hunne harten zijn verzonken in achteloosheid nopens dezen godsdienst, en zij hebben werken, die verschillen van de door ons vermelde; maar zij gaan voort die uit te voeren.66.Tot wij diegenen hunner, welke zich in groote bezittingen verheugen, met eenegestrenge straf kastijden16; onthoudt het, daar zij dan luid om hulp zullen roepen17.67.Maar er zal worden geantwoord: Roept heden niet om hulp; want gij zult door ons niet ondersteund worden.68.Mijne teekens werden u voorgelezen; maar gij hebt u afgewend.69.U trotschelijk verheffende, omdat gij den heiligen tempel bezit; des nachts samenspraken houdende en dwaas sprekende.70.Beschouwen zij dus niet aandachtig wat tot hen is gesproken, terwijl eene openbaring tot hen is gekomen, die niet tot hunne voorvaderen kwam?71.Of kennen zij hunnen apostel niet en verwerpen zij hem daarom.72.Zullen zij zeggen dat hij een uitzinnige is? Neen! hij is met de waarheid tot hen gekomen; maar het grootste gedeelte hunner verwerpt de waarheid.73.Indien de waarheid hunne begeerte zou hebben gevolgd, waarlijk dan zouden de hemelen en de aarde, en alles wat er in is, bedorven zijn geweest18. Maar wij hebben hun eene vermaning gezonden, en zij wenden zich er van af.74.Zult gij hun eene belooning vragen? De belooning van uwen Heer is beter; hij is de beste belooner van weldaden.75.Gij noodigt hen gewis tot den rechten weg uit.76.Maar zij die niet in het volgende leven gelooven, dwalen zekerlijk van dien weg af.77.Indien wij deernis met hen gehad, en hen van het kwaad verlost hadden, dat over hen gekomen is19, zouden zij zekerlijk stijfhoofdiger in hunne dwaling hebben volhard, in verwarring ronddwalende.78.Wij kastijdden hen vroeger met een strijd20, maar zij verootmoedigden zich voor hunnen Heernoch richtten hunne smeekingen tot hem.79.Tot wij voor hen eene deur openden, waaruit eene gestrenge straf21voortkwam, waarna zij tot wanhoop vervielen.80.God is het die in u de zintuigen des gehoors en van het gezicht heeft geschapen, opdat gij onze oordeelen zoudt opmerken, en harten, opdat gij die met ernst zoudt beschouwen; maar hoe weinigen uwer zijn dankbaar!81.Hij is het die u op aarde heeft voortgebracht, en voor hem zult gij vereenigd worden.82.Hij is het die leven geeft en doodt, en hij is het van wien de wisseling van nacht en dag afhangt: begrijpt gij dit niet?83.Maar de geloovige bewoners vanMekkazeggen evenals hunne voorgangers zeiden.84.Zij zeggen: Als wij dood zijn, en tot stof en beenderen zullen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk weder tot het leven worden opgewekt?85.Wij zijn daarmede reeds bedreigd geworden, evenals vroeger onze vaderen; dit zijn slechts oude fabelen.86.Vraag hun: aan wien behoort de aarde en alles wat daarop is? Spreekt, indien gij het weet.87.Zij zullen antwoorden: Aan God. Zeg: Wilt gij dit niet bedenken?88.Zeg: Wie is de Heer der zeven hemelen en de Heer van den prachtigen troon?89.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Wilt gij hem dus niet vreezen?90.Zeg: In wiens hand is het koninkrijk van alle dingen; wie ondersteunt dengeen die hem behaagt, maar wordt zelf door niemand ondersteund? Spreekt indien gij het weet?91.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Waarom laat gij u dan misleiden.92.Ja, wij hebben hen tot de waarheid gebracht, en zij zijn zekerlijk leugenaars indien zij het loochenen.93.God heeft geen kroost gebaard, noch is er eenig God naast hem. Indien dit niet zoo ware, zou iedere God zekerlijk hebben weggenomen wat hij had geschapen22, en zouden sommigen hunner zich zekerlijk boven de anderen hebben verheven23. Verre zij datgene van God wat zij nopens hem verklaren!94.Hij kent wat verborgen en wat openbaar gemaakt is; het zij dus verre van hem, de deelgenooten in zijne eer te hebben welke zij hem toeschrijven!95.Zeg: O Heer! Zoudt gij mij zekerlijk de wraak willen doen zien waarmede zij zijn bedreigd.96.O Heer! plaats mij niet onder de goddeloozen.97.Want wij zijn zekerlijk in staat, u datgene te doen zien waarmede zij bedreigd werden.98.Wendt het kwade door het betere af24: wij kennen de lasteringen wel, die zij tegen u uitspreken.99.En zeg: O Heer! ik vlucht tot u als eene schuilplaats tegen de ingevingen der duivelen.100.En ik neem mijne toevlucht tot u, o Heer! om hen te verdrijven; opdat zij niet tegenwoordig met mij zouden zijn25.101.Het loochenen der ongeloovigen houdt niet op, dan tot den dood een van hen overvalt, die dan zegt: O Heer! doe mij tot het leven terugkeeren.102.Opdat ik doen moge wat rechtvaardig is, door het ware geloof te belijden dat ik verwaarloosd heb26. In geenen deele. Waarlijk, dit zijn de woorden welke gij zult spreken; maar achter hen zal een hek27zijn tot op den dag der opstanding.103.Als dus de trompet zal klinken, dan zal er geen verwantschap meer tusschen hen bestaan. Dan zullen zij elkander niet om hulp vragen.104.Zij wier weegschaal door goede werken zwaar is, zullen gelukkig wezen.105.Maar zij wier weegschalen licht zullen wezen, zijn degenen die hunne zielen verliezen en eeuwig in de hel zullen verblijven.106.Het vuur zal hunne aangezichten verteren en zij zullen hunne monden uit angst samentrekken.107.En er zal tot hen gezegd worden: Werden mijne teekenen u niet herinnerd en hebt gij die niet van valschheid beschuldigd?108.Zij zullen antwoorden: O Heer! ons ongeluk beheerschte ons en wij wendden ons af.109.O Heer! neem ons weg uit dit vuur; indien we tot onze vroegere zonden terugkeeren, zijn wij zekerlijk onrechtvaardig.110.God zal hun zeggen: Gij blijft er in, en richt het woord niet tot mij.111.Toen een gedeelte van mijn dienaren uitriep: O Heer! wij gelooven: vergeef ons dus en wees ons genadig; want waarlijk gij zijt de genadigste.112.Hebt gij hen met spotternijen ontvangen, zoodat deze u mijne vermaning deden vergeten28, en gij hebt hun tot voorwerpen uwer spotternijen gemaakt.113.Ik heb hen heden beloond, omdat zij de beleedigingen, welke gij hun hebt aangedaan, met geduld hebben gedragen: waarlijk, zij genieten een groot geluk.114.God zal zeggen: Hoeveel jaren hebt gij op aarde doorgebracht?115.Zij zullen antwoorden: Wij hebben daar een dag of een gedeelte van een dag doorgebracht29, maar vraag hun die rekening te houden30.116.God zal zeggen: Gij zijt daar slechts korten tijd gebleven, maar gij weet het niet.117.Denkt gij dat wij u slechts uit ijdelheid hebben geschapen en dat gij later niet voor ons gebracht zult worden? Verheven zij dus God de Koning, de Waarheid! Er is geen God buiten hem, de Heer van den glansrijken troon. Wie naast den waren God een anderen God zal aanroepen, omtrent welken hij geen duidelijk bewijs heeft, zal zekerlijk voor zijn Heer daarvan rekenschap moeten afleggen. Waarlijk, de ongeloovigen zullen geen voorspoed genieten.118.Zeg: O Heer! vergiffenis, en schenk mij genade; want uwe genade is onbeperkt.1Zijnde het lichaam der moeder.2Zijnde: Een volkomen mensch voortbrengende, die uit ziel en lichaam is samengesteld.Aboe Hanifasteunt op deze plaats om te beweren, dat hij, die zich van een ei meester maakt, welk ei bij hem wordt uitgebroed, gehouden is, een ei terug te geven, en geene kip, aangezien het eeneandere schepping, een andere vorm is.3ZieHoofdstuk VI, vers 93.4Letterlijk: zeven paden, waarmede de hemelen worden bedoeld, aangezien zij overeenkomstig sommige uitleggers, de paden der engelen en hemelsche lichamen zijn, hoewel het oorspronkelijke woord ook voorwerpen beteekent, die gevouwen of als verdiepingen boven elkander geplaatst zijn, zooals de Mahomedanen zich voorstellen dat de hemelen zijn.5Zijnde de olijfboom. De tuinen nabij dezen berg gelegen zijn nog bekend om de uitmuntende vruchtboomen van allerlei soort, die daar groeien (ZieVoyages deThevenot,liv. 2, chap. 9).6Het dier, meer bijzonder op deze plaats bedoeld is de kameel, die in het Oosten hoofdzakelijk als voertuig wordt gebezigd. De Arabieren noemen dit dier hetlandschip, waarmede zij hunnezandzeeën, de woestijnen, doortrekken.7ZieHoofdstuk XI, vers 42enz.8Zijnde de stamAdof vanThamoed.9Zijnde de profeetHudofSaleh.10Savaryvertaalt dit aldus: De kreet van den engel des verderfs werd gehoord, en de ongeloovigen werden verdelgd als verwelkte knoppen.11Zooals de Sodomieten, Midianieten, enz.12De uitleggers willen dat de hier bedoelde plaatsJeruzalem,Damaskus,Ramlah,PalestinaofEgyptezij (Al Beidâwi,Jallalo’ddin). Misschien ook wordt op deze plaats de rots bedoeld, waarop de maagdMariazich, overeenkomstig de Mahomedaansche overlevering begaf om verlost te worden (ZieHoofdstuk XIX, vers 16).13Deze woorden zijn tot de apostelen in het algemeen gericht aan welke het geoorloofd was, van alle voedsel te eten, dat zuiver en gezond was en welke hun werden toegesproken op het tijdstip hunner zending. Sommigen zijn echter van meening, dat zij bijzonder zijn gericht totMariaenJezusof alleen tot den laatste.Mahomettrachtte waarschijnlijk op deze plaats de onthouding te veroordeelen, welke door de monniken der Christenen wordt in acht genomen (Al Beidâwi).14ZieHoofdstuk XXI, vers 92.15Zijnde: Tot zij gedood zullen worden, of een natuurlijken dood sterven.16Hiermede wordt de overwinning teBedrbedoeld, waarbij verscheidene der voornaamste Koreïshieten het leven verloren, of de hongersnood, waardoor de bewoners vanMekkawerden getroffen, op het gebed van den profeet, dat aldus luidde; “O God! zet uwen voet met sterkte opModar(een voorzaat der Koreïshieten), en geeft hun jaren, gelijk de jaren vanJozef” waarop zulk eene groote schaarschte volgde, dat zij genoodzaakt waren zich met honden, krengen en verbrande beenderen te voeden (Al Beidâwi).17Savaryvertaalt dit aldus: Zij die in onwetendheid omtrent zijne leer verkeeren. Zij die in hunne blindheid blijven, tot het uur waarop de machtigste hunner, onze wraak gevoelende, met groot misbaar zullen uitroepen, enz.18Dat is; indien er meer dan één God zou hebben bestaan, zooals de afgodendienaars dat gelooven (ZieHoofdstuk XXI vers 22), of indien de leer doorMahometverkondigd, overeenkomstig hunne neigingen ware geweest, enz.19Zijnde: De hongersnood. Men zegt dat de bewoners vanMekkagedwongen waren, hunne toevlucht totilhizte nemen om zich er mede te voeden. Dit is eene soort ellendig voedsel uit bloed en kemelshaar bestaande, hetgeen door de Arabieren in tijden van schaarschte wordt genuttigd.Abos Sofiakwam totMahometen zeide: Ik bezweer u bij God en de betrekking die tusschen ons bestaat, zeg mij, of gij denkt tot eene genade voor alle schepselen te zijn gezonden, aangezien gij de ouderen door het zwaard en de kinderen door honger hebt gedood? (Al Beidâwi).20Namelijk de slachting teBedr.21Zijnde: Hongersnood, die verschrikkelijker is dan de rampen van den oorlog (Al Beidâwi). Overeenkomstig die uitleggingen moet deze plaats te Medina zijn geopenbaard, tenzij het in een profetischen zin worde opgevat.22Door het vormen eener afzonderlijke schepping en van een koninkrijk, verschillende van zijn schepping en zijn koninkrijk.23ZieHoofdstuk XVII, vers 58, en volg.24Dat is: door beleediging te vergeven en deze door goed te vergelden, welke les echter gewijzigd wordt, door de voorwaarde, datde ware godsdienst door zulk eene mildheid en grootmoedigheid niet worde benadeeld (Al Beidâwi).25Om mij te bekampen, of, zooals het mede kan worden vertaald: Opdat zij mij niet deren.26Of, hetgeen mede door deze woorden wordt gezegd: In de wereld welke ik verlaten heb; dat is gedurende den verderen duur van het leven dat mij zal worden geschonken en waarvan ik ben afgesneden (Al Beidâwi).27Het oorspronkelijk woordbarzakhhier methekvertaald, beteekent in de eerste plaats eene afdeeling of tusschenruimte, waardoor eene zaak van eene andere wordt afgescheiden. Het wordt echter door de Arabieren niet altijd in denzelfden en ook somtijds in een duisteren zin gebruikt. Zij schijnen in het algemeen daarmede datgene uit te drukken, waartoe de Grieken het woordHadesgebruikten; dan eens het woord voor de plaats der dooden aanwendende, dan weder voor den tijd dien zij in dien staat doorbrachten en dan weder voor den staat zelven. Hunne critici hebben uitgemaakt, dat het de tusschentijd of ruimte is, tusschen deze wereld en de volgende, of tusschen den dood en de opstanding. Ieder persoon, die sterft, wordt gezegd inal barzakhover te gaan, of, zooals de Grieken het uitdrukkenκαταβὴναι εὶς ᾃδου.ZiePocock,not. in Port. Mosis, p. 248, etc. Sommige uitleggers vatten deze plaats zóó op, als bedoelden de woorden door ons metachter henvertaald, integendeelvoor hen(daar hier in het oorspronkelijke een dier woorden staat waarvan er verscheidene in de Arabische taal zijn, die namelijk twee geheel tegenovergestelde beteekenissen hebben) daar zijal barzakhals een toekomstige ruimte beschouwen, die vóór en niet achter hen ligt.28Niet in staat zijnde, door hunne vermaningen invloed op u te hebben, door de verachting waarmede gij hen beschouwt.29Zoo kort zal hun de tijd toeschijnen, in vergelijking met den eeuwigen duur hunner marteling, of omdat de tijd dien zij in de wereld doorleefden, de tijd was van hunne vreugde en hun genoegen. Het is namelijk bij de Arabieren gebruikelijk, datgene wat hunaangenaamis als van korten duur en datgene wat hun onaangenaam is als van langen duur te beschrijven.30Dat is: de engelen die rekening houden van den duur van der menschen leven en van hunne werken, of een ander, die tijd mocht hebben om op te tellen, en niet wij, die door onze smarten van onze gedachten en aandacht worden afgetrokken.

Twee en Twintigste Hoofdstuk.De Pelgrimstocht1.Gegeven te Mekka2.—78 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.O menschen! vreest uwen Heer. Waarlijk, de schok van het laatste uur3zal een vreeselijke zaak wezen.2.Op den dag,waarop gij het zult zien, zal iedere vrouw die zog4geeft, het kind vergeten dat zoogt, en iedere zwangere vrouw zal haren last wegwerpen, en gij zult de mannen schijnbaar dronken zien, maar zij zullen niet wezenlijk beschonken wezen; doch de straf van God zal streng zijn.3.Er is een man die, zonder kennis5, twist nopens God, en iederen oproerigen duivel volgt.4.Omtrent hem is geschreven, dat al wie hem tot beschermer zal kiezen, zekerlijk door hem verleid en door hem in de marteling der hel gevoerd zal worden.5.O menschen! indien gij in twijfel verkeert nopens de opstanding, neemt dan in overweging, dat wij u het eerst schiepen uit stof der aarde, daarna van zaad, daarna van een weinig gestold bloed6, daarna van een stuk vleesch, voor een gedeelte volkomen en voor een gedeelte onvolkomen gevormd, ten einde onze macht duidelijk voor u te maken; en wij deden wat wij verkozen in den schoot blijven, tot den bepaalden tijd der verlossing. Daarna brachten wij u, als kinderen voort; vervolgens veroorloofden wij u, uwen ouderdom van volle kracht te bereiken; de een uwer sterft in zijne jeugd en een ander uwer is uitgesteld tot een hoogen ouderdom, zoo dat hij alles vergeet wat hij wist. Gij zaagt de aarde somtijds opgedroogd en onvruchtbaar; maar indien wij den regen daarop nederzenden, wordt zij in beweging gebracht en zwelt op, en brengt alle soorten van weelderige planten voort.6.Dit toont, dat God de waardheid is; dat hij de dooden ten leven opwekt en dat hij almachtig is.7.Dat het uur des oordeels zekerlijk zal komen, daaraan is geen twijfel en dat God hen zal opwekken die zich in de graven bevinden.8.Er is een man die nopens God twist, zonder een boek dat hem verlicht7.9.Hij wendt zich trotsch af, ten einde de menschen van Gods weg af te leiden. Schande zal hem in deze wereld wachten; en op den dag der opstanding zullen wij hem de marteling der verbranding doen ondergaan.10.Dan zal tot hem gezegd worden: Dit ondergaat hij om hetgeen uwe handen vroeger bedreven; want God is niet onrechtvaardig nopens den mensch.11.Er zijn sommige menschen die God op eenewankelende wijze dienen, staande als bij de grens8van den waren godsdienst. Indien aan een van hen goed wedervaart, is hij voldaan, maar indien hem eenige beproeving overkomt, wendt hij zich af, met verlies in deze en in de volgende wereld. Dit is een duidelijk verderf.12.Hij zal dus naast God aanroepen, wat hem deren noch bevoordeelen kan. Dit is eene dwaling die van de waarheid verwijdert.13.Hij zal dengeen aanroepen, die hem veeleer verderfelijk dan voordeelig is. Dit is zeker een ellendige beschermer, en een ellendige makker.14.Maar God zal hen die gelooven en goede werken verrichten, in tuinen leiden, waarin rivieren stroomen; want God doet wat hem behaagt.15.Laat hij, die denkt dat God zijn gezant in deze wereld en in het toekomstige leven geene hulp zal verleenen, een touw aan den hemel bevestigen en laat hem daarna een eind aan zijn leven maken, en hij zal zien, of zijne kunstgrepen datgene de uitwerking kunnen benemen, welke hem toornig maakt9.16.Zoo zonden wij den Koran neder, zijnde duidelijke teekens; want God leidt wie hem behaagt.17.Wat de ware geloovigen betreft, en de Joden, de Sabbeïsten, de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaars, waarlijk God zal op den dag der opstanding tusschen hen richten; want God is getuige van alle dingen.18.Bemerkt gij niet dat alle schepselen, zoowel in den hemel als op de aarde God aanbidden10; de zon, de maan, de sterren, de bergen, de boomen, de dieren en een groot gedeelte der menschen? Maar velen hebben eene kastijding verdiend.19.En hij dien God verachtelijk zal hebben gemaakt, zal door niemand vereerd worden; want God doet wat hem behaagt.20.Er zijn twee tegenovergestelde partijen, die nopens hunnen Heer twisten11. En zij die niet gelooven, zullen met kleederen van vuur omhangen worden, en kokend water zal op hunne hoofden gegoten worden.21.Hunne ingewanden en hunne huiden zullen daardoor verteerd, en zij zullen met ijzeren staven geslagen worden.22.Zoo dikwijls zij, door de smart hunner martelingen, zullen trachten de hel te verlaten, zullen zij daar weder worden teruggebracht en hunne pijnigers zullen tot hen zeggen: Ondergaat de pijn der verbranding.23.God zal hen die gelooven en rechtvaardig handelen, in tuinenvoeren, waarin rivieren stroomen; zij zullen daar versierd worden met gouden armbanden en paarlen, en hunne kleederen zullen van zijde wezen.24.Zij worden tot goede woorden12en op een heerlijken weg geleid.25.Maar zij die ongeloovig zullen wezen, den weg van God versperren en de menschen verhinderen, den heiligen tempel vanMekkate bezoeken, welke wij hebben aangewezen tot eene plaats van aanbidding voor alle menschen; want zoowel de inwoners als de vreemdelingen hebben een gelijk recht dien te bezoeken.26.En wie trachten zal dien op goddelooze wijze te ontheiligen, hen zullen wij een gestrenge straf doen lijden.27.Herinner u, dat wij de plek van het gebouw van denCaabatot een verblijf aanAbrahamgaven13, zeggende: Vereenig niets met mij, en houdt mijn huis rein voor hen die het bezoeken, en die opstaan en nederbuigen om te aanbidden.28.En verkondig het volk een plechtigen pelgrimstocht14. Laten zij te voet of op snel loopende kameelen uit verwijderde streken tot u komen.29.Opdat zij getuigen mogen zijn van de voordeelen die voor hen voortspruiten uit het bezoeken van deze heilige plaats15, en dat zij den naam van God mogen herdenken op de bepaalde dagen16, uit dankbaarheid voor de kudden, welke hij hun heeft geschonken. Eet dus daarvan, en voedt den nooddruftige en den arme.30.Laat hen daarna een einde maken aan de achteloosheid nopens hunne personen17, en laat hen hunnegeloften voldoen18en om het oude huis trekken19.31.Laat hen dit doen. En wie de heilige geboden van God in acht zal nemen20, zal eene belooning bij God vinden. Alle soorten van vee zijn u geoorloofd te eten, uitgenomen wat u reeds in vroegere plaatsen van den Koran als verboden is voorgelezen. Ontvliedt den gruwel der afgoden en vermijdt onwaarheid te spreken21.32.Weest God onderworpen en vereenigt geene andere goden met hem; want wie een ander met God verbindt, is gelijk aan datgene, wat van den hemel valt, wat de vogels wegvoeren of de wind naar eene ver verwijderde plaats overbrengt22.33.Dit is zoo. Wie Gods gedenkteekenen eerbiedigt23, verricht eene daad die uit de vroomheid des harten ontspruit.34.Gij verkrijgt verschillende voordeelen van het vee, tot offeranden aangewezen, tot den tijd voor de slachting bepaald; en de plaats der offerande zal in het oude huis zijn.35.Voor de belijders van iederen godsdienst24hebben wij verschillende riten vastgesteld,opdat zij den naam van God zouden mogen herdenken bij het slachten van het vee, dat hij voor hen heeft geschapen. Uw God is een eenig God, onderwerp u dus geheel aan hem en breng goede tijdingen aan hen, die zich ootmoedig betoonen.36.Wier harten, als Gods naam wordt vermeld, door vrees, worden getroffen, en hun, die geduldig doorstaan wat hun overkomt, die hunne gebeden in acht nemen, en aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken.37.De kameelen voor offeranden gedood, hebben wij u aangewezen als zinnebeelden van uwe gehoorzaamheid aan God; ook verkrijgt gij andere voordeelen van hen. Herdenk dus den naam van God over hen, als gij hen doodt, in de juiste orde op hunne voeten staande25, en als zij dood zijn nedergevallen eet dan er van, en geef er van te eten, zoowel aan hem, die tevreden is met hetgeen hem gegeven wordt, zonder dat hij vraagt, als aan hem die vraagt26. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij ons dankbaar zoudt zijn.38.Hun vleesch wordt niet door God aangenomen, noch hun bloed, maar uwe vroomheid wordt door hem aangenomen. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij God zoudt verheerlijken voor de openbaringen, waardoor hij u heeft geleid. En breng den rechtvaardige de goede tijding.39.Dat God de kwade voornemens der ongeloovigen tegen de ware geloovigen zal verijdelen; want God bemint de boozeongeloovigenniet.40.Aan hen is verlof gegeven, de wapenen tegen de ongeloovigen op te vatten, als zij onrechtvaardig door hen vervolgd worden (en God is zekerlijk in staat hen te ondersteunen).41.Die onrechtvaardig uit hunne woningen werden verjaagd, en om geene andere redenen, dan dat zij zeggen: Onze Heer is God27! Indien God het geweld van sommige menschen niet door andere had verijdeld,waarlijk, dan zouden kloosters, kerken, synagogen en de tempels der Moslems, waarin de naam van God dikwijls wordt herdacht, geheel verwoest zijn28. En God zal zekerlijk dengeen ondersteunen, die zich aan zijne zijde zal bevinden; want God is sterk en machtig.42.En hij zal degenen ondersteunen, die, als wij hen op aarde nederzetten, het gebed in acht nemen en aalmoezen geven, en bevelen wat rechtvaardig en verbieden wat onrechtvaardig is. En aan God staat het einde van alle dingen.43.Indien zij u, oMahomet! van bedrog beschuldigen, neem dan in aanmerking, dat, vóór hen, het volk vanNoachen de stammen vanAdenThamoeden het volk vanAbrahamen het volk vanLoten de bewoners vanMadianhunne profeten van bedrog beschuldigden; ookMozeswerd van leugen beschuldigd; en ik verleende een groot uitstel aan de ongeloovigen, maar daarna kastijdde ik hen; en hoe vreeselijk was de verandering welke ik in hunnen toestand bracht!44.Hoevele steden hebben wij verwoest, die goddeloos waren en die thans onder hare eigene bouwvallen zijn begraven. En hoevele bronnen en trotsche kasteelen werden er niet verlaten?45.Reisden zij niet door het land? En hebben zij geene harten om er mede te begrijpen, en ooren om er mede te hooren? Waarlijk, hunne oogen zijn voor deze niet blind, maar de harten, die zich in hunne borsten bevinden zijn blind.46.Zij zullen bij u er op aandringen, de bedreigde straf te verhaasten; maar God zal niet nalaten te volbrengen waarmede hij heeft bedreigd. Een dag met uwen Heer staat gelijk met duizend jaren uwer berekening29.47.Aan hoevele steden gaf ik niet uitstel? maar zij waren goddeloos. Doch daarna kastijdde ik haar; en tot mij zullen zij komen, om op den laatsten dag geoordeeld te worden.48.Zeg: O menschen! waarlijk, ik ben slechts een openbaar prediker onder u.49.En zij die gelooven en goede werken doen, zullen vergiffenis en eene heerlijke belooning verwerven.50.Maar zij die trachten onze teekenen krachteloos te maken, zullen bewoners der hel zijn.51.Wij hebben geen’ gezant of profeet vóór u gezonden, of als hij las, gaf Satan hem eene verkeerde gedachte in30. Maar God zal nietig makenwat Satan hun inblaast, en God zal zijne teekens bevestigen; want God is alwetend en wijs.52.Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).53.Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.54.Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag31hen overvalt.55.Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.56.Maar zij die niet geloofd zullen hebben en onze teekenen van valschheid hebben beschuldigd, zullen eene schandelijke straf ondergaan.57.En wat hen betreft, die hunne woning zullen hebben verlaten voor de zaak van Gods waar geloof, en daarna gedood of gestorven zullen zijn, aan dezen zal God eene uitmuntende belooning geven; en God is de beste belooner.58.Hij zal hen het paradijs binnenleiden, op eene wijze die hun behagen zal; want God is wijs en genadig. Zoo is het.59.Wie eene wraak zal nemen gelijk aan de schade welke hem werd toegebracht32, en daarna onrechtvaardig zal worden behandeld33, waarlijk God zal hem ondersteunen; want God is barmhartig en vergevensgezind.60.Dit zal gedaan worden, dewijl God den nacht op den dag en den dagop den nacht doet volgen, en omdat God zoo wel hoort als ziet.61.Dit is omdat God waarheid is, en dewijl hetgeen zij naast hem aanroepen, ijdelheid is, en omdat God de verhevene, de machtige is.62.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dat de aarde groen wordt? want God is barmhartig en wijs.63.Aan hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en God volstaat in zich zelven, en is waardig geprezen te worden.64.Ziet gij niet, dat God alles wat op de aarde is en de schepen, die op de zee zeilen, door zijn bevel aan uwen dienst heeft onderworpen? Hij ondersteunt den hemel, dat die niet dan op zijn verlof op de aarde nedervalle34: want God is genadig omtrent den mensch en barmhartig.65.Hij is het die u leven heeft gegeven, en u later zal doen sterven, daarna zal hij u bij de opstanding tot het leven doen verrijzen; maar waarlijk de mensch is ondankbaar.66.Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij zekere gebruiken vastgesteld, welke zij in acht moeten nemen. Laten zij dus niet met u daarover twisten, maar noodig hen tot uwen Heer; want gij volgt den rechten weg.67.Maar indien zij in woordenwisseling met u treden, antwoord: God weet wel wat gij doet;68.God zal tusschen u richten op den dag der opstanding, nopens datgene waarover gij thans verschilt.69.Weet gij niet dat God alles kent wat in den hemel en op aarde is? Waarlijk, dit is geschreven in het boek zijner besluiten, en dit is God gemakkelijk.70.Zij aanbidden naast God datgene, waaromtrent hij geen overtuigend bewijs heeft nedergezonden, en waarvan zij geene kennis bezitten, maar de onrechtvaardigen zullen niemand ter hunner ondersteuning hebben.71.En als hun onze duidelijke teekens worden herhaald, zult gij in de houding der ongeloovigen minachting daarvoor bemerken; en zij zijn gereed degenen gewelddadig te behandelen, die hun onze teekenen verhalen. Zeg: Zal ik u iets vreeselijkers dan dit verklaren? Het vuur der hel, waarmede God dengenen heeft bedreigd die niet gelooven, is vreeselijk; dat zal eene ongelukkige reis wezen.72.O menschen! er wordt u eene vergelijking voorgesteld: luistert er dus naar. Waarlijk, de afgoden, welke gij naast God aanroept, kunnen zelfs geene eenvoudige vlieg scheppen, al waren zij ook allen tot dat doelvergaderd; en indien eene vlieg hun iets ontneemt, kunnen zij het haar niet ontrukken35. De aangebedene en de aanbidder zijn beiden onmachtig.73.Zij weten God niet op zijne rechte waarde te schatten; want God is sterk en machtig.74.God kiest gezantenonder de engelen36; want God hoort en ziet alles.75.Hij kent wat vóór hen en wat achter hen is en tot God zal alles terugkeeren.76.O ware geloovigen! buigt u neder en knielt, aanbidt uwen Heer en oefent rechtvaardigheid uit, opdat gij gelukkig moogt zijn.77.En strijdt ter verdediging van Gods waar geloof, zooals het u toekomt daarvoor te strijden. Hij heeft u gekozen, en heeft u geenerlei moeilijkheid opgelegd in den godsdienst welken hij u heeft gegeven: den godsdienst van uwen vaderAbraham. Hij heeft u Moslems genoemd.78.Zoo wel te voren als in dit boek, opdat onze gezant een getuigen tegen u zal kunnen zijn, op den dag der opstanding, en opdat gij getuigen zoudt mogen zijn tegen het overige gedeelte der menschen. Wees dus volhardend in het gebed, geef aalmoezen en hecht u standvastig aan God. Hij is uw meester, en hij is de beste meester en de beste beschermer.1De vermelding van sommige plechtigheden bij den pelgrimstocht naarMekkain dit hoofdstuk, zijn oorzaak van dezen titel.2Sommigen (Jallalo’ddin) zonderen hier van twee verzen (11en12) uit. En anderen (Al Beidâwi) zes verzen (20–25).3Of de aardbeving, die, naar het zeggen van sommigen, plaats zal hebben even voor de zon uit het Westen oprijst, zijnde een teeken van de spoedige nadering van den dag des oordeels.4Moedermelk.5Deze plaats werd geopenbaard met het oog opal Nodar Ebn al Hareth, die volhield, dat de engelen de dochters van God waren, en dat de Koran een bundel oude fabels was, terwijl hij de opstanding loochende (Al Beidâwi).6ZieHoofdstuk XCVI, vers 2.7Men zegt, dat de hier bedoelde persoonAboe Jahlwas (Jallalo’ddin) zijnde een voornaam man onder de Koreïshieten, en een der meest hardnekkige vijanden vanMahometen zijnen godsdienst. Zijn ware naam wasAmboe Ebn Hesram, van het gezin vanMakhzoem. Hij had den bijnaam vanAboe’lhocm, zijnde de vader der wijsheid, die later werd veranderd in dien vanAboe Jahl, of de vader der dwaasheid. Hij werd in den slag vanBedrgedood (zieHoofdstuk VIII, vers 49).8Deze uitdrukking ziet op iemand die aan den vleugel van een leger geposteerd, zijn plaats behoudt, als hij ziet dat de overwinning naar zijne zijde overslaat, maar wijkt, als de vijand voordeel schijnt te betalen.9Of: Laat hem een touw aan het dak van zijn huis vastmaken en zich ophangen, dat is: laat zijne boosheid en wrok zulk een hoogte bereiken, dat hij op het punt staat, tot de wanhopigste uitersten te worden aangedreven, en dat hij zie, of hij met al zijne pogingen in staat zal zijn de goddelijke hulp te onderscheppen (Al Beidâwi).10Zijne macht belijdende en zijn opperbevel gehoorzamende.11Zijnde: de ware geloovigen en de ongeloovigen.12Zijnde: De belijdenis van Gods eenheid, of deze woorden, welke zij bij hun binnentreden in het paradijs zullen gebruiken: Geloofd zij God, die zijne belofte aan ons heeft vervuld (Al Beidâwi).13Zijnde: Als eene plaats van godsdienstige aanbidding. God toonde hem de plek waarop hij stond, benevens het model van het oude gebouw, dat bij den zondvloed in den hemel werd opgenomen.14Men verhaalt, datAbraham, gehoorzamend aan het hem gegeven bevel, den bergAboe KobeisnabijMekkabesteeg en van daar uitriep: “O menschen! volbrengt den pelgrimstocht naar het huis van uwen Heer,” en dat God zijne stem deed hooren aan hen, die zich, van het Oosten naar het Westen, in de lendenen hunner vaders en in den schoot hunner moeders bevonden, en van welke hij vooruit wist, dat zij den pelgrimstocht zouden volbrengen. Sommigen zeggen echter, dat deze woorden totMahometwerden gericht, ten einde hem te bevelen, den pelgrimstocht van afscheid te volbrengen (Al Beidâwi). Is dit zoo, dan moet deze plaats teMedinazijn geopenbaard.15Zijnde het tijdelijke voordeel van den grooten handel, die gedurende den pelgrimstocht, teMekkawerd gedreven, en het geestelijk voordeel uit het volbrengen van een zoo verdienstelijk werk voortvloeiende.16Namelijkdetien eerste dagen vanDhoe’lhajjaoftiendedag derzelfde maand, op welke zij de offeranden toonden, en de drie volgende dagen (Al Beidâwi,Jallalo’ddin).17Door hunne hoofden te scheren, en andere gedeelten hunner lichamen, en hunne baarden en nagels in de vallei vanMinate snijden, hetgeen den pelgrims niet veroorloofd is te doen, van het tijdstip dat zijMohrimsworden, en zich plechtig aan het volbrengen van den pelgrimstochthebben gewijd, tot zij de plechtigheden geëindigd en hunne offers gedood hebben.(Jallalo’ddin. ZieHoofdstuk V, vers 97enBobovde Peregr. Meccana, p. 15, enz).18Door de volvoering der goede werken, waarvoor zij de gelofte gedurende hunnen pelgrimstocht hebben afgelegd. Sommigen passen deze woorden alleen toe op de volvoering der vereischte plechtigheden.19Zijnde: deCaaba, dat, volgens de bewering der Mahomedanen, het eerste gebouw was, hetgeen voor de vereering van God werd opgetrokken en aangewezen (ZieHoofdstuk III, vers 90). Het rondtrekken om deze bedeplaats is eene voorname ceremonie bij de pelgrimage en wordt dikwijls herhaald; hier schijnt echter meer bijzonder te worden bedoeld, de laatste maal dat zij dit doen, en waardoor zij afscheid van den tempel nemen.20Door in acht te nemen wat hij heeft bevolen en vermijdende wat verboden is, of, hetgeen de woorden mede beteekenen; wie eeren zal wat God geheiligd, of geboden heeft niet te ontheiligen, zoo als de tempel en het grondgebied vanMekka, de geheiligde maanden, enz.21Hetzij door verkeerde en goddelooze dingen nopens de Godheid mede te deelen, of door valsche getuigenis tegen den naaste af te leggen.22Omdat hij die tot afgodendienarij vervalt, van de hoogte des geloofs tot de diepte des ongeloofs zinkt, terwijl zijne gedachten door zondige lusten worden afgetrokken, en hij door den duivel in de meest uitzinnige dwalingen wordt gejaagd, (Al Beidâwi).23Door eene goede en kostbare offerande te kiezen ter eere van hem voor wien zij bestemd is. Zij zeggen datMahometeens honderd vette kameelen offerde, waaronder een die aanAboe Jahlhad behoord, welk dier een gouden ring in zijn neus had, en datOmareen edelen kameel offerde, voor welken men hem driehonderd dinaars had geboden (Al Beidâwi). Het oorspronkelijke kan ook meer algemeen worden vertaald: Zij die de voorgeschreven gebruiken van den pelgrimstocht in acht nemen, enz. Het schijnt echter dat op deze plaats meer bepaald de offers bedoeld worden.24Jallalo’ddinvat deze plaats, in een beperkten zin, van de vroegere volkeren op, die ware geloovigen zijn geweest, aan welke God eenofferande gebood en eene bepaalde plaats en bijzondere ceremoniën voor offering voorschreef.25Dat is, zooals sommigen deze woorden uitleggen: staande op drie pooten, terwijl de vierde gebonden is, zijnde de wijze waarop de kameelen worden vastgebonden, om het verlaten van de hun aangewezen plaats te beletten. Sommige afschriften lezen in plaats vanSawaffa: Sawaffena, van het werkwoordsavana, dat eigenlijk de houding van een paard beteekent als het op drie pooten staat terwijl alleen de rand van den vierden den grond raakt.26Of, zooals de woorden mede kunnen worden vertolkt: Aan hem die op zedige en nederige wijze vraagt, en aan hem die het verlangt maar niet durft vragen.27Dit was de eerste plaats van den Koran, waarbij hetMahometen zijne volgelingen werd veroorloofd, zich met kracht tegen hunne vijanden te verdedigen. Zij werd korten tijd vóór de vlucht naarMedinageopenbaard, tot welken tijd de profeet zijne Moslems vermaande, de hun aangedane beleedigingen met geduld te verdragen, hetgeen tevens bovendien op zeventig verschillende plaatsen van den Koran wordt bevolen (Al Beidâwi, enz.)28Dat is: De openbare uitoefening van eenigen godsdienst, hetzij die waar of valsch is, wordt alleen door macht ondersteund.Mahometwilde daardoor tevens aantoonen, dat de ware godsdienst op dezelfde wijze moest gehandhaafd worden.29Zie 2Petrus, III, 8.30De aanleiding tot deze plaats wordt aldus verhaald.Mahometlas eens hetLIIIe Hoofdstukvan den Koran. Toen hij tot de lezing van vers 19 en 20 was genaderd, legde de duivel hem de volgende woorden in den mond, welke hij door onachtzaamheid uitsprak, of zooals sommigen verhalen, omdat hij toen half slapend was (Yahya), zijnde: Dit zijn de verhevenste en schoonste juffers op wier tusschenkomst gehoopt wordt. De Koreïshieten, die nabijMahometzaten, verheugden zich zeer over hetgeen zij hadden gehoord, en toen hij het hoofdstuk had geëindigd, voegden zij zich bij hem en zijne volgelingenom het gebed uit te spreken. De profeet werd echter door den engelGabriëlbekend gemaakt met de oorzaak van hunne inschikkelijkheid, en met hetgeen hij had bedreven. Hij was diep aangedaan om zijne vergissing, tot dit vers ter zijner vertroosting werd geopenbaard (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Yahya, enz. Zie ookHoofdstuk XVI, vers 103.)Al Beidâwiverhaalt echter, dat de meer ontwikkelde en nauwgezette personen het voormelde verhaal loochenen, en daar het werkwoord, hier metleestvertaald, ook beteekent iets wenschen, zoo leggen zij de plaats uit als bedoelende de ingevingen van den duivel, naardien deze dienen om de geneigdheden van deze heilige personen op een slechten weg te brengen, of om hunne gemoederen te brengen tot het vormen van ijdele wenschen en begeerten.31Of: een dag die kinderloos maakt, waardoor een groot verlies in den oorlog wordt bedoeld, zooals de nederlaag welke de ongeloovigen teBedaleden. Sommigen veronderstellen, dat hier de opstanding wordt bedoeld.32En hij zal geene strengere wraak nemen dan het feit verdient.33Door het trachten van den aanvaller, om zich weêrwraak op den benadeelden persoon te verschaffen, en te pogen, hem op nieuw geweld aan te doen. Deze plaats schijnt betrekking te hebben op de wraak die de Moslems op de ongeloovigen zouden nemen, voor de onrechtvaardige vervolging welke zij hun aandeden.34Hetgeen hij op den jongsten dag zal doen.35De uitleggers zeggen, dat de Arabieren gewoon waren, de beelden hunner goden met een of ander welriekend mengsel en met honig te bestrijken. De laatste werd door de vliegen opgegeten, hoewel de deuren van den tempel zorgvuldig waren gesloten terwijl de diertjes door de ramen of spleten binnendrongen.36Die de overbrengers der goddelijke openbaringen aan de profeten zijn, maar geen voorwerp van vereering behooren te wezen.

Twee en Twintigste Hoofdstuk.De Pelgrimstocht1.Gegeven te Mekka2.—78 verzen.

Gegeven te Mekka2.—78 verzen.

Gegeven te Mekka2.—78 verzen.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.O menschen! vreest uwen Heer. Waarlijk, de schok van het laatste uur3zal een vreeselijke zaak wezen.2.Op den dag,waarop gij het zult zien, zal iedere vrouw die zog4geeft, het kind vergeten dat zoogt, en iedere zwangere vrouw zal haren last wegwerpen, en gij zult de mannen schijnbaar dronken zien, maar zij zullen niet wezenlijk beschonken wezen; doch de straf van God zal streng zijn.3.Er is een man die, zonder kennis5, twist nopens God, en iederen oproerigen duivel volgt.4.Omtrent hem is geschreven, dat al wie hem tot beschermer zal kiezen, zekerlijk door hem verleid en door hem in de marteling der hel gevoerd zal worden.5.O menschen! indien gij in twijfel verkeert nopens de opstanding, neemt dan in overweging, dat wij u het eerst schiepen uit stof der aarde, daarna van zaad, daarna van een weinig gestold bloed6, daarna van een stuk vleesch, voor een gedeelte volkomen en voor een gedeelte onvolkomen gevormd, ten einde onze macht duidelijk voor u te maken; en wij deden wat wij verkozen in den schoot blijven, tot den bepaalden tijd der verlossing. Daarna brachten wij u, als kinderen voort; vervolgens veroorloofden wij u, uwen ouderdom van volle kracht te bereiken; de een uwer sterft in zijne jeugd en een ander uwer is uitgesteld tot een hoogen ouderdom, zoo dat hij alles vergeet wat hij wist. Gij zaagt de aarde somtijds opgedroogd en onvruchtbaar; maar indien wij den regen daarop nederzenden, wordt zij in beweging gebracht en zwelt op, en brengt alle soorten van weelderige planten voort.6.Dit toont, dat God de waardheid is; dat hij de dooden ten leven opwekt en dat hij almachtig is.7.Dat het uur des oordeels zekerlijk zal komen, daaraan is geen twijfel en dat God hen zal opwekken die zich in de graven bevinden.8.Er is een man die nopens God twist, zonder een boek dat hem verlicht7.9.Hij wendt zich trotsch af, ten einde de menschen van Gods weg af te leiden. Schande zal hem in deze wereld wachten; en op den dag der opstanding zullen wij hem de marteling der verbranding doen ondergaan.10.Dan zal tot hem gezegd worden: Dit ondergaat hij om hetgeen uwe handen vroeger bedreven; want God is niet onrechtvaardig nopens den mensch.11.Er zijn sommige menschen die God op eenewankelende wijze dienen, staande als bij de grens8van den waren godsdienst. Indien aan een van hen goed wedervaart, is hij voldaan, maar indien hem eenige beproeving overkomt, wendt hij zich af, met verlies in deze en in de volgende wereld. Dit is een duidelijk verderf.12.Hij zal dus naast God aanroepen, wat hem deren noch bevoordeelen kan. Dit is eene dwaling die van de waarheid verwijdert.13.Hij zal dengeen aanroepen, die hem veeleer verderfelijk dan voordeelig is. Dit is zeker een ellendige beschermer, en een ellendige makker.14.Maar God zal hen die gelooven en goede werken verrichten, in tuinen leiden, waarin rivieren stroomen; want God doet wat hem behaagt.15.Laat hij, die denkt dat God zijn gezant in deze wereld en in het toekomstige leven geene hulp zal verleenen, een touw aan den hemel bevestigen en laat hem daarna een eind aan zijn leven maken, en hij zal zien, of zijne kunstgrepen datgene de uitwerking kunnen benemen, welke hem toornig maakt9.16.Zoo zonden wij den Koran neder, zijnde duidelijke teekens; want God leidt wie hem behaagt.17.Wat de ware geloovigen betreft, en de Joden, de Sabbeïsten, de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaars, waarlijk God zal op den dag der opstanding tusschen hen richten; want God is getuige van alle dingen.18.Bemerkt gij niet dat alle schepselen, zoowel in den hemel als op de aarde God aanbidden10; de zon, de maan, de sterren, de bergen, de boomen, de dieren en een groot gedeelte der menschen? Maar velen hebben eene kastijding verdiend.19.En hij dien God verachtelijk zal hebben gemaakt, zal door niemand vereerd worden; want God doet wat hem behaagt.20.Er zijn twee tegenovergestelde partijen, die nopens hunnen Heer twisten11. En zij die niet gelooven, zullen met kleederen van vuur omhangen worden, en kokend water zal op hunne hoofden gegoten worden.21.Hunne ingewanden en hunne huiden zullen daardoor verteerd, en zij zullen met ijzeren staven geslagen worden.22.Zoo dikwijls zij, door de smart hunner martelingen, zullen trachten de hel te verlaten, zullen zij daar weder worden teruggebracht en hunne pijnigers zullen tot hen zeggen: Ondergaat de pijn der verbranding.23.God zal hen die gelooven en rechtvaardig handelen, in tuinenvoeren, waarin rivieren stroomen; zij zullen daar versierd worden met gouden armbanden en paarlen, en hunne kleederen zullen van zijde wezen.24.Zij worden tot goede woorden12en op een heerlijken weg geleid.25.Maar zij die ongeloovig zullen wezen, den weg van God versperren en de menschen verhinderen, den heiligen tempel vanMekkate bezoeken, welke wij hebben aangewezen tot eene plaats van aanbidding voor alle menschen; want zoowel de inwoners als de vreemdelingen hebben een gelijk recht dien te bezoeken.26.En wie trachten zal dien op goddelooze wijze te ontheiligen, hen zullen wij een gestrenge straf doen lijden.27.Herinner u, dat wij de plek van het gebouw van denCaabatot een verblijf aanAbrahamgaven13, zeggende: Vereenig niets met mij, en houdt mijn huis rein voor hen die het bezoeken, en die opstaan en nederbuigen om te aanbidden.28.En verkondig het volk een plechtigen pelgrimstocht14. Laten zij te voet of op snel loopende kameelen uit verwijderde streken tot u komen.29.Opdat zij getuigen mogen zijn van de voordeelen die voor hen voortspruiten uit het bezoeken van deze heilige plaats15, en dat zij den naam van God mogen herdenken op de bepaalde dagen16, uit dankbaarheid voor de kudden, welke hij hun heeft geschonken. Eet dus daarvan, en voedt den nooddruftige en den arme.30.Laat hen daarna een einde maken aan de achteloosheid nopens hunne personen17, en laat hen hunnegeloften voldoen18en om het oude huis trekken19.31.Laat hen dit doen. En wie de heilige geboden van God in acht zal nemen20, zal eene belooning bij God vinden. Alle soorten van vee zijn u geoorloofd te eten, uitgenomen wat u reeds in vroegere plaatsen van den Koran als verboden is voorgelezen. Ontvliedt den gruwel der afgoden en vermijdt onwaarheid te spreken21.32.Weest God onderworpen en vereenigt geene andere goden met hem; want wie een ander met God verbindt, is gelijk aan datgene, wat van den hemel valt, wat de vogels wegvoeren of de wind naar eene ver verwijderde plaats overbrengt22.33.Dit is zoo. Wie Gods gedenkteekenen eerbiedigt23, verricht eene daad die uit de vroomheid des harten ontspruit.34.Gij verkrijgt verschillende voordeelen van het vee, tot offeranden aangewezen, tot den tijd voor de slachting bepaald; en de plaats der offerande zal in het oude huis zijn.35.Voor de belijders van iederen godsdienst24hebben wij verschillende riten vastgesteld,opdat zij den naam van God zouden mogen herdenken bij het slachten van het vee, dat hij voor hen heeft geschapen. Uw God is een eenig God, onderwerp u dus geheel aan hem en breng goede tijdingen aan hen, die zich ootmoedig betoonen.36.Wier harten, als Gods naam wordt vermeld, door vrees, worden getroffen, en hun, die geduldig doorstaan wat hun overkomt, die hunne gebeden in acht nemen, en aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken.37.De kameelen voor offeranden gedood, hebben wij u aangewezen als zinnebeelden van uwe gehoorzaamheid aan God; ook verkrijgt gij andere voordeelen van hen. Herdenk dus den naam van God over hen, als gij hen doodt, in de juiste orde op hunne voeten staande25, en als zij dood zijn nedergevallen eet dan er van, en geef er van te eten, zoowel aan hem, die tevreden is met hetgeen hem gegeven wordt, zonder dat hij vraagt, als aan hem die vraagt26. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij ons dankbaar zoudt zijn.38.Hun vleesch wordt niet door God aangenomen, noch hun bloed, maar uwe vroomheid wordt door hem aangenomen. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij God zoudt verheerlijken voor de openbaringen, waardoor hij u heeft geleid. En breng den rechtvaardige de goede tijding.39.Dat God de kwade voornemens der ongeloovigen tegen de ware geloovigen zal verijdelen; want God bemint de boozeongeloovigenniet.40.Aan hen is verlof gegeven, de wapenen tegen de ongeloovigen op te vatten, als zij onrechtvaardig door hen vervolgd worden (en God is zekerlijk in staat hen te ondersteunen).41.Die onrechtvaardig uit hunne woningen werden verjaagd, en om geene andere redenen, dan dat zij zeggen: Onze Heer is God27! Indien God het geweld van sommige menschen niet door andere had verijdeld,waarlijk, dan zouden kloosters, kerken, synagogen en de tempels der Moslems, waarin de naam van God dikwijls wordt herdacht, geheel verwoest zijn28. En God zal zekerlijk dengeen ondersteunen, die zich aan zijne zijde zal bevinden; want God is sterk en machtig.42.En hij zal degenen ondersteunen, die, als wij hen op aarde nederzetten, het gebed in acht nemen en aalmoezen geven, en bevelen wat rechtvaardig en verbieden wat onrechtvaardig is. En aan God staat het einde van alle dingen.43.Indien zij u, oMahomet! van bedrog beschuldigen, neem dan in aanmerking, dat, vóór hen, het volk vanNoachen de stammen vanAdenThamoeden het volk vanAbrahamen het volk vanLoten de bewoners vanMadianhunne profeten van bedrog beschuldigden; ookMozeswerd van leugen beschuldigd; en ik verleende een groot uitstel aan de ongeloovigen, maar daarna kastijdde ik hen; en hoe vreeselijk was de verandering welke ik in hunnen toestand bracht!44.Hoevele steden hebben wij verwoest, die goddeloos waren en die thans onder hare eigene bouwvallen zijn begraven. En hoevele bronnen en trotsche kasteelen werden er niet verlaten?45.Reisden zij niet door het land? En hebben zij geene harten om er mede te begrijpen, en ooren om er mede te hooren? Waarlijk, hunne oogen zijn voor deze niet blind, maar de harten, die zich in hunne borsten bevinden zijn blind.46.Zij zullen bij u er op aandringen, de bedreigde straf te verhaasten; maar God zal niet nalaten te volbrengen waarmede hij heeft bedreigd. Een dag met uwen Heer staat gelijk met duizend jaren uwer berekening29.47.Aan hoevele steden gaf ik niet uitstel? maar zij waren goddeloos. Doch daarna kastijdde ik haar; en tot mij zullen zij komen, om op den laatsten dag geoordeeld te worden.48.Zeg: O menschen! waarlijk, ik ben slechts een openbaar prediker onder u.49.En zij die gelooven en goede werken doen, zullen vergiffenis en eene heerlijke belooning verwerven.50.Maar zij die trachten onze teekenen krachteloos te maken, zullen bewoners der hel zijn.51.Wij hebben geen’ gezant of profeet vóór u gezonden, of als hij las, gaf Satan hem eene verkeerde gedachte in30. Maar God zal nietig makenwat Satan hun inblaast, en God zal zijne teekens bevestigen; want God is alwetend en wijs.52.Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).53.Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.54.Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag31hen overvalt.55.Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.56.Maar zij die niet geloofd zullen hebben en onze teekenen van valschheid hebben beschuldigd, zullen eene schandelijke straf ondergaan.57.En wat hen betreft, die hunne woning zullen hebben verlaten voor de zaak van Gods waar geloof, en daarna gedood of gestorven zullen zijn, aan dezen zal God eene uitmuntende belooning geven; en God is de beste belooner.58.Hij zal hen het paradijs binnenleiden, op eene wijze die hun behagen zal; want God is wijs en genadig. Zoo is het.59.Wie eene wraak zal nemen gelijk aan de schade welke hem werd toegebracht32, en daarna onrechtvaardig zal worden behandeld33, waarlijk God zal hem ondersteunen; want God is barmhartig en vergevensgezind.60.Dit zal gedaan worden, dewijl God den nacht op den dag en den dagop den nacht doet volgen, en omdat God zoo wel hoort als ziet.61.Dit is omdat God waarheid is, en dewijl hetgeen zij naast hem aanroepen, ijdelheid is, en omdat God de verhevene, de machtige is.62.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dat de aarde groen wordt? want God is barmhartig en wijs.63.Aan hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en God volstaat in zich zelven, en is waardig geprezen te worden.64.Ziet gij niet, dat God alles wat op de aarde is en de schepen, die op de zee zeilen, door zijn bevel aan uwen dienst heeft onderworpen? Hij ondersteunt den hemel, dat die niet dan op zijn verlof op de aarde nedervalle34: want God is genadig omtrent den mensch en barmhartig.65.Hij is het die u leven heeft gegeven, en u later zal doen sterven, daarna zal hij u bij de opstanding tot het leven doen verrijzen; maar waarlijk de mensch is ondankbaar.66.Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij zekere gebruiken vastgesteld, welke zij in acht moeten nemen. Laten zij dus niet met u daarover twisten, maar noodig hen tot uwen Heer; want gij volgt den rechten weg.67.Maar indien zij in woordenwisseling met u treden, antwoord: God weet wel wat gij doet;68.God zal tusschen u richten op den dag der opstanding, nopens datgene waarover gij thans verschilt.69.Weet gij niet dat God alles kent wat in den hemel en op aarde is? Waarlijk, dit is geschreven in het boek zijner besluiten, en dit is God gemakkelijk.70.Zij aanbidden naast God datgene, waaromtrent hij geen overtuigend bewijs heeft nedergezonden, en waarvan zij geene kennis bezitten, maar de onrechtvaardigen zullen niemand ter hunner ondersteuning hebben.71.En als hun onze duidelijke teekens worden herhaald, zult gij in de houding der ongeloovigen minachting daarvoor bemerken; en zij zijn gereed degenen gewelddadig te behandelen, die hun onze teekenen verhalen. Zeg: Zal ik u iets vreeselijkers dan dit verklaren? Het vuur der hel, waarmede God dengenen heeft bedreigd die niet gelooven, is vreeselijk; dat zal eene ongelukkige reis wezen.72.O menschen! er wordt u eene vergelijking voorgesteld: luistert er dus naar. Waarlijk, de afgoden, welke gij naast God aanroept, kunnen zelfs geene eenvoudige vlieg scheppen, al waren zij ook allen tot dat doelvergaderd; en indien eene vlieg hun iets ontneemt, kunnen zij het haar niet ontrukken35. De aangebedene en de aanbidder zijn beiden onmachtig.73.Zij weten God niet op zijne rechte waarde te schatten; want God is sterk en machtig.74.God kiest gezantenonder de engelen36; want God hoort en ziet alles.75.Hij kent wat vóór hen en wat achter hen is en tot God zal alles terugkeeren.76.O ware geloovigen! buigt u neder en knielt, aanbidt uwen Heer en oefent rechtvaardigheid uit, opdat gij gelukkig moogt zijn.77.En strijdt ter verdediging van Gods waar geloof, zooals het u toekomt daarvoor te strijden. Hij heeft u gekozen, en heeft u geenerlei moeilijkheid opgelegd in den godsdienst welken hij u heeft gegeven: den godsdienst van uwen vaderAbraham. Hij heeft u Moslems genoemd.78.Zoo wel te voren als in dit boek, opdat onze gezant een getuigen tegen u zal kunnen zijn, op den dag der opstanding, en opdat gij getuigen zoudt mogen zijn tegen het overige gedeelte der menschen. Wees dus volhardend in het gebed, geef aalmoezen en hecht u standvastig aan God. Hij is uw meester, en hij is de beste meester en de beste beschermer.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.

1.O menschen! vreest uwen Heer. Waarlijk, de schok van het laatste uur3zal een vreeselijke zaak wezen.2.Op den dag,waarop gij het zult zien, zal iedere vrouw die zog4geeft, het kind vergeten dat zoogt, en iedere zwangere vrouw zal haren last wegwerpen, en gij zult de mannen schijnbaar dronken zien, maar zij zullen niet wezenlijk beschonken wezen; doch de straf van God zal streng zijn.3.Er is een man die, zonder kennis5, twist nopens God, en iederen oproerigen duivel volgt.4.Omtrent hem is geschreven, dat al wie hem tot beschermer zal kiezen, zekerlijk door hem verleid en door hem in de marteling der hel gevoerd zal worden.5.O menschen! indien gij in twijfel verkeert nopens de opstanding, neemt dan in overweging, dat wij u het eerst schiepen uit stof der aarde, daarna van zaad, daarna van een weinig gestold bloed6, daarna van een stuk vleesch, voor een gedeelte volkomen en voor een gedeelte onvolkomen gevormd, ten einde onze macht duidelijk voor u te maken; en wij deden wat wij verkozen in den schoot blijven, tot den bepaalden tijd der verlossing. Daarna brachten wij u, als kinderen voort; vervolgens veroorloofden wij u, uwen ouderdom van volle kracht te bereiken; de een uwer sterft in zijne jeugd en een ander uwer is uitgesteld tot een hoogen ouderdom, zoo dat hij alles vergeet wat hij wist. Gij zaagt de aarde somtijds opgedroogd en onvruchtbaar; maar indien wij den regen daarop nederzenden, wordt zij in beweging gebracht en zwelt op, en brengt alle soorten van weelderige planten voort.6.Dit toont, dat God de waardheid is; dat hij de dooden ten leven opwekt en dat hij almachtig is.7.Dat het uur des oordeels zekerlijk zal komen, daaraan is geen twijfel en dat God hen zal opwekken die zich in de graven bevinden.8.Er is een man die nopens God twist, zonder een boek dat hem verlicht7.9.Hij wendt zich trotsch af, ten einde de menschen van Gods weg af te leiden. Schande zal hem in deze wereld wachten; en op den dag der opstanding zullen wij hem de marteling der verbranding doen ondergaan.10.Dan zal tot hem gezegd worden: Dit ondergaat hij om hetgeen uwe handen vroeger bedreven; want God is niet onrechtvaardig nopens den mensch.11.Er zijn sommige menschen die God op eenewankelende wijze dienen, staande als bij de grens8van den waren godsdienst. Indien aan een van hen goed wedervaart, is hij voldaan, maar indien hem eenige beproeving overkomt, wendt hij zich af, met verlies in deze en in de volgende wereld. Dit is een duidelijk verderf.12.Hij zal dus naast God aanroepen, wat hem deren noch bevoordeelen kan. Dit is eene dwaling die van de waarheid verwijdert.13.Hij zal dengeen aanroepen, die hem veeleer verderfelijk dan voordeelig is. Dit is zeker een ellendige beschermer, en een ellendige makker.14.Maar God zal hen die gelooven en goede werken verrichten, in tuinen leiden, waarin rivieren stroomen; want God doet wat hem behaagt.15.Laat hij, die denkt dat God zijn gezant in deze wereld en in het toekomstige leven geene hulp zal verleenen, een touw aan den hemel bevestigen en laat hem daarna een eind aan zijn leven maken, en hij zal zien, of zijne kunstgrepen datgene de uitwerking kunnen benemen, welke hem toornig maakt9.16.Zoo zonden wij den Koran neder, zijnde duidelijke teekens; want God leidt wie hem behaagt.17.Wat de ware geloovigen betreft, en de Joden, de Sabbeïsten, de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaars, waarlijk God zal op den dag der opstanding tusschen hen richten; want God is getuige van alle dingen.18.Bemerkt gij niet dat alle schepselen, zoowel in den hemel als op de aarde God aanbidden10; de zon, de maan, de sterren, de bergen, de boomen, de dieren en een groot gedeelte der menschen? Maar velen hebben eene kastijding verdiend.19.En hij dien God verachtelijk zal hebben gemaakt, zal door niemand vereerd worden; want God doet wat hem behaagt.20.Er zijn twee tegenovergestelde partijen, die nopens hunnen Heer twisten11. En zij die niet gelooven, zullen met kleederen van vuur omhangen worden, en kokend water zal op hunne hoofden gegoten worden.21.Hunne ingewanden en hunne huiden zullen daardoor verteerd, en zij zullen met ijzeren staven geslagen worden.22.Zoo dikwijls zij, door de smart hunner martelingen, zullen trachten de hel te verlaten, zullen zij daar weder worden teruggebracht en hunne pijnigers zullen tot hen zeggen: Ondergaat de pijn der verbranding.23.God zal hen die gelooven en rechtvaardig handelen, in tuinenvoeren, waarin rivieren stroomen; zij zullen daar versierd worden met gouden armbanden en paarlen, en hunne kleederen zullen van zijde wezen.24.Zij worden tot goede woorden12en op een heerlijken weg geleid.25.Maar zij die ongeloovig zullen wezen, den weg van God versperren en de menschen verhinderen, den heiligen tempel vanMekkate bezoeken, welke wij hebben aangewezen tot eene plaats van aanbidding voor alle menschen; want zoowel de inwoners als de vreemdelingen hebben een gelijk recht dien te bezoeken.26.En wie trachten zal dien op goddelooze wijze te ontheiligen, hen zullen wij een gestrenge straf doen lijden.27.Herinner u, dat wij de plek van het gebouw van denCaabatot een verblijf aanAbrahamgaven13, zeggende: Vereenig niets met mij, en houdt mijn huis rein voor hen die het bezoeken, en die opstaan en nederbuigen om te aanbidden.28.En verkondig het volk een plechtigen pelgrimstocht14. Laten zij te voet of op snel loopende kameelen uit verwijderde streken tot u komen.29.Opdat zij getuigen mogen zijn van de voordeelen die voor hen voortspruiten uit het bezoeken van deze heilige plaats15, en dat zij den naam van God mogen herdenken op de bepaalde dagen16, uit dankbaarheid voor de kudden, welke hij hun heeft geschonken. Eet dus daarvan, en voedt den nooddruftige en den arme.30.Laat hen daarna een einde maken aan de achteloosheid nopens hunne personen17, en laat hen hunnegeloften voldoen18en om het oude huis trekken19.31.Laat hen dit doen. En wie de heilige geboden van God in acht zal nemen20, zal eene belooning bij God vinden. Alle soorten van vee zijn u geoorloofd te eten, uitgenomen wat u reeds in vroegere plaatsen van den Koran als verboden is voorgelezen. Ontvliedt den gruwel der afgoden en vermijdt onwaarheid te spreken21.32.Weest God onderworpen en vereenigt geene andere goden met hem; want wie een ander met God verbindt, is gelijk aan datgene, wat van den hemel valt, wat de vogels wegvoeren of de wind naar eene ver verwijderde plaats overbrengt22.33.Dit is zoo. Wie Gods gedenkteekenen eerbiedigt23, verricht eene daad die uit de vroomheid des harten ontspruit.34.Gij verkrijgt verschillende voordeelen van het vee, tot offeranden aangewezen, tot den tijd voor de slachting bepaald; en de plaats der offerande zal in het oude huis zijn.35.Voor de belijders van iederen godsdienst24hebben wij verschillende riten vastgesteld,opdat zij den naam van God zouden mogen herdenken bij het slachten van het vee, dat hij voor hen heeft geschapen. Uw God is een eenig God, onderwerp u dus geheel aan hem en breng goede tijdingen aan hen, die zich ootmoedig betoonen.36.Wier harten, als Gods naam wordt vermeld, door vrees, worden getroffen, en hun, die geduldig doorstaan wat hun overkomt, die hunne gebeden in acht nemen, en aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken.37.De kameelen voor offeranden gedood, hebben wij u aangewezen als zinnebeelden van uwe gehoorzaamheid aan God; ook verkrijgt gij andere voordeelen van hen. Herdenk dus den naam van God over hen, als gij hen doodt, in de juiste orde op hunne voeten staande25, en als zij dood zijn nedergevallen eet dan er van, en geef er van te eten, zoowel aan hem, die tevreden is met hetgeen hem gegeven wordt, zonder dat hij vraagt, als aan hem die vraagt26. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij ons dankbaar zoudt zijn.38.Hun vleesch wordt niet door God aangenomen, noch hun bloed, maar uwe vroomheid wordt door hem aangenomen. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij God zoudt verheerlijken voor de openbaringen, waardoor hij u heeft geleid. En breng den rechtvaardige de goede tijding.39.Dat God de kwade voornemens der ongeloovigen tegen de ware geloovigen zal verijdelen; want God bemint de boozeongeloovigenniet.40.Aan hen is verlof gegeven, de wapenen tegen de ongeloovigen op te vatten, als zij onrechtvaardig door hen vervolgd worden (en God is zekerlijk in staat hen te ondersteunen).41.Die onrechtvaardig uit hunne woningen werden verjaagd, en om geene andere redenen, dan dat zij zeggen: Onze Heer is God27! Indien God het geweld van sommige menschen niet door andere had verijdeld,waarlijk, dan zouden kloosters, kerken, synagogen en de tempels der Moslems, waarin de naam van God dikwijls wordt herdacht, geheel verwoest zijn28. En God zal zekerlijk dengeen ondersteunen, die zich aan zijne zijde zal bevinden; want God is sterk en machtig.42.En hij zal degenen ondersteunen, die, als wij hen op aarde nederzetten, het gebed in acht nemen en aalmoezen geven, en bevelen wat rechtvaardig en verbieden wat onrechtvaardig is. En aan God staat het einde van alle dingen.43.Indien zij u, oMahomet! van bedrog beschuldigen, neem dan in aanmerking, dat, vóór hen, het volk vanNoachen de stammen vanAdenThamoeden het volk vanAbrahamen het volk vanLoten de bewoners vanMadianhunne profeten van bedrog beschuldigden; ookMozeswerd van leugen beschuldigd; en ik verleende een groot uitstel aan de ongeloovigen, maar daarna kastijdde ik hen; en hoe vreeselijk was de verandering welke ik in hunnen toestand bracht!44.Hoevele steden hebben wij verwoest, die goddeloos waren en die thans onder hare eigene bouwvallen zijn begraven. En hoevele bronnen en trotsche kasteelen werden er niet verlaten?45.Reisden zij niet door het land? En hebben zij geene harten om er mede te begrijpen, en ooren om er mede te hooren? Waarlijk, hunne oogen zijn voor deze niet blind, maar de harten, die zich in hunne borsten bevinden zijn blind.46.Zij zullen bij u er op aandringen, de bedreigde straf te verhaasten; maar God zal niet nalaten te volbrengen waarmede hij heeft bedreigd. Een dag met uwen Heer staat gelijk met duizend jaren uwer berekening29.47.Aan hoevele steden gaf ik niet uitstel? maar zij waren goddeloos. Doch daarna kastijdde ik haar; en tot mij zullen zij komen, om op den laatsten dag geoordeeld te worden.48.Zeg: O menschen! waarlijk, ik ben slechts een openbaar prediker onder u.49.En zij die gelooven en goede werken doen, zullen vergiffenis en eene heerlijke belooning verwerven.50.Maar zij die trachten onze teekenen krachteloos te maken, zullen bewoners der hel zijn.51.Wij hebben geen’ gezant of profeet vóór u gezonden, of als hij las, gaf Satan hem eene verkeerde gedachte in30. Maar God zal nietig makenwat Satan hun inblaast, en God zal zijne teekens bevestigen; want God is alwetend en wijs.52.Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).53.Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.54.Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag31hen overvalt.55.Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.56.Maar zij die niet geloofd zullen hebben en onze teekenen van valschheid hebben beschuldigd, zullen eene schandelijke straf ondergaan.57.En wat hen betreft, die hunne woning zullen hebben verlaten voor de zaak van Gods waar geloof, en daarna gedood of gestorven zullen zijn, aan dezen zal God eene uitmuntende belooning geven; en God is de beste belooner.58.Hij zal hen het paradijs binnenleiden, op eene wijze die hun behagen zal; want God is wijs en genadig. Zoo is het.59.Wie eene wraak zal nemen gelijk aan de schade welke hem werd toegebracht32, en daarna onrechtvaardig zal worden behandeld33, waarlijk God zal hem ondersteunen; want God is barmhartig en vergevensgezind.60.Dit zal gedaan worden, dewijl God den nacht op den dag en den dagop den nacht doet volgen, en omdat God zoo wel hoort als ziet.61.Dit is omdat God waarheid is, en dewijl hetgeen zij naast hem aanroepen, ijdelheid is, en omdat God de verhevene, de machtige is.62.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dat de aarde groen wordt? want God is barmhartig en wijs.63.Aan hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en God volstaat in zich zelven, en is waardig geprezen te worden.64.Ziet gij niet, dat God alles wat op de aarde is en de schepen, die op de zee zeilen, door zijn bevel aan uwen dienst heeft onderworpen? Hij ondersteunt den hemel, dat die niet dan op zijn verlof op de aarde nedervalle34: want God is genadig omtrent den mensch en barmhartig.65.Hij is het die u leven heeft gegeven, en u later zal doen sterven, daarna zal hij u bij de opstanding tot het leven doen verrijzen; maar waarlijk de mensch is ondankbaar.66.Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij zekere gebruiken vastgesteld, welke zij in acht moeten nemen. Laten zij dus niet met u daarover twisten, maar noodig hen tot uwen Heer; want gij volgt den rechten weg.67.Maar indien zij in woordenwisseling met u treden, antwoord: God weet wel wat gij doet;68.God zal tusschen u richten op den dag der opstanding, nopens datgene waarover gij thans verschilt.69.Weet gij niet dat God alles kent wat in den hemel en op aarde is? Waarlijk, dit is geschreven in het boek zijner besluiten, en dit is God gemakkelijk.70.Zij aanbidden naast God datgene, waaromtrent hij geen overtuigend bewijs heeft nedergezonden, en waarvan zij geene kennis bezitten, maar de onrechtvaardigen zullen niemand ter hunner ondersteuning hebben.71.En als hun onze duidelijke teekens worden herhaald, zult gij in de houding der ongeloovigen minachting daarvoor bemerken; en zij zijn gereed degenen gewelddadig te behandelen, die hun onze teekenen verhalen. Zeg: Zal ik u iets vreeselijkers dan dit verklaren? Het vuur der hel, waarmede God dengenen heeft bedreigd die niet gelooven, is vreeselijk; dat zal eene ongelukkige reis wezen.72.O menschen! er wordt u eene vergelijking voorgesteld: luistert er dus naar. Waarlijk, de afgoden, welke gij naast God aanroept, kunnen zelfs geene eenvoudige vlieg scheppen, al waren zij ook allen tot dat doelvergaderd; en indien eene vlieg hun iets ontneemt, kunnen zij het haar niet ontrukken35. De aangebedene en de aanbidder zijn beiden onmachtig.73.Zij weten God niet op zijne rechte waarde te schatten; want God is sterk en machtig.74.God kiest gezantenonder de engelen36; want God hoort en ziet alles.75.Hij kent wat vóór hen en wat achter hen is en tot God zal alles terugkeeren.76.O ware geloovigen! buigt u neder en knielt, aanbidt uwen Heer en oefent rechtvaardigheid uit, opdat gij gelukkig moogt zijn.77.En strijdt ter verdediging van Gods waar geloof, zooals het u toekomt daarvoor te strijden. Hij heeft u gekozen, en heeft u geenerlei moeilijkheid opgelegd in den godsdienst welken hij u heeft gegeven: den godsdienst van uwen vaderAbraham. Hij heeft u Moslems genoemd.78.Zoo wel te voren als in dit boek, opdat onze gezant een getuigen tegen u zal kunnen zijn, op den dag der opstanding, en opdat gij getuigen zoudt mogen zijn tegen het overige gedeelte der menschen. Wees dus volhardend in het gebed, geef aalmoezen en hecht u standvastig aan God. Hij is uw meester, en hij is de beste meester en de beste beschermer.

1De vermelding van sommige plechtigheden bij den pelgrimstocht naarMekkain dit hoofdstuk, zijn oorzaak van dezen titel.2Sommigen (Jallalo’ddin) zonderen hier van twee verzen (11en12) uit. En anderen (Al Beidâwi) zes verzen (20–25).3Of de aardbeving, die, naar het zeggen van sommigen, plaats zal hebben even voor de zon uit het Westen oprijst, zijnde een teeken van de spoedige nadering van den dag des oordeels.4Moedermelk.5Deze plaats werd geopenbaard met het oog opal Nodar Ebn al Hareth, die volhield, dat de engelen de dochters van God waren, en dat de Koran een bundel oude fabels was, terwijl hij de opstanding loochende (Al Beidâwi).6ZieHoofdstuk XCVI, vers 2.7Men zegt, dat de hier bedoelde persoonAboe Jahlwas (Jallalo’ddin) zijnde een voornaam man onder de Koreïshieten, en een der meest hardnekkige vijanden vanMahometen zijnen godsdienst. Zijn ware naam wasAmboe Ebn Hesram, van het gezin vanMakhzoem. Hij had den bijnaam vanAboe’lhocm, zijnde de vader der wijsheid, die later werd veranderd in dien vanAboe Jahl, of de vader der dwaasheid. Hij werd in den slag vanBedrgedood (zieHoofdstuk VIII, vers 49).8Deze uitdrukking ziet op iemand die aan den vleugel van een leger geposteerd, zijn plaats behoudt, als hij ziet dat de overwinning naar zijne zijde overslaat, maar wijkt, als de vijand voordeel schijnt te betalen.9Of: Laat hem een touw aan het dak van zijn huis vastmaken en zich ophangen, dat is: laat zijne boosheid en wrok zulk een hoogte bereiken, dat hij op het punt staat, tot de wanhopigste uitersten te worden aangedreven, en dat hij zie, of hij met al zijne pogingen in staat zal zijn de goddelijke hulp te onderscheppen (Al Beidâwi).10Zijne macht belijdende en zijn opperbevel gehoorzamende.11Zijnde: de ware geloovigen en de ongeloovigen.12Zijnde: De belijdenis van Gods eenheid, of deze woorden, welke zij bij hun binnentreden in het paradijs zullen gebruiken: Geloofd zij God, die zijne belofte aan ons heeft vervuld (Al Beidâwi).13Zijnde: Als eene plaats van godsdienstige aanbidding. God toonde hem de plek waarop hij stond, benevens het model van het oude gebouw, dat bij den zondvloed in den hemel werd opgenomen.14Men verhaalt, datAbraham, gehoorzamend aan het hem gegeven bevel, den bergAboe KobeisnabijMekkabesteeg en van daar uitriep: “O menschen! volbrengt den pelgrimstocht naar het huis van uwen Heer,” en dat God zijne stem deed hooren aan hen, die zich, van het Oosten naar het Westen, in de lendenen hunner vaders en in den schoot hunner moeders bevonden, en van welke hij vooruit wist, dat zij den pelgrimstocht zouden volbrengen. Sommigen zeggen echter, dat deze woorden totMahometwerden gericht, ten einde hem te bevelen, den pelgrimstocht van afscheid te volbrengen (Al Beidâwi). Is dit zoo, dan moet deze plaats teMedinazijn geopenbaard.15Zijnde het tijdelijke voordeel van den grooten handel, die gedurende den pelgrimstocht, teMekkawerd gedreven, en het geestelijk voordeel uit het volbrengen van een zoo verdienstelijk werk voortvloeiende.16Namelijkdetien eerste dagen vanDhoe’lhajjaoftiendedag derzelfde maand, op welke zij de offeranden toonden, en de drie volgende dagen (Al Beidâwi,Jallalo’ddin).17Door hunne hoofden te scheren, en andere gedeelten hunner lichamen, en hunne baarden en nagels in de vallei vanMinate snijden, hetgeen den pelgrims niet veroorloofd is te doen, van het tijdstip dat zijMohrimsworden, en zich plechtig aan het volbrengen van den pelgrimstochthebben gewijd, tot zij de plechtigheden geëindigd en hunne offers gedood hebben.(Jallalo’ddin. ZieHoofdstuk V, vers 97enBobovde Peregr. Meccana, p. 15, enz).18Door de volvoering der goede werken, waarvoor zij de gelofte gedurende hunnen pelgrimstocht hebben afgelegd. Sommigen passen deze woorden alleen toe op de volvoering der vereischte plechtigheden.19Zijnde: deCaaba, dat, volgens de bewering der Mahomedanen, het eerste gebouw was, hetgeen voor de vereering van God werd opgetrokken en aangewezen (ZieHoofdstuk III, vers 90). Het rondtrekken om deze bedeplaats is eene voorname ceremonie bij de pelgrimage en wordt dikwijls herhaald; hier schijnt echter meer bijzonder te worden bedoeld, de laatste maal dat zij dit doen, en waardoor zij afscheid van den tempel nemen.20Door in acht te nemen wat hij heeft bevolen en vermijdende wat verboden is, of, hetgeen de woorden mede beteekenen; wie eeren zal wat God geheiligd, of geboden heeft niet te ontheiligen, zoo als de tempel en het grondgebied vanMekka, de geheiligde maanden, enz.21Hetzij door verkeerde en goddelooze dingen nopens de Godheid mede te deelen, of door valsche getuigenis tegen den naaste af te leggen.22Omdat hij die tot afgodendienarij vervalt, van de hoogte des geloofs tot de diepte des ongeloofs zinkt, terwijl zijne gedachten door zondige lusten worden afgetrokken, en hij door den duivel in de meest uitzinnige dwalingen wordt gejaagd, (Al Beidâwi).23Door eene goede en kostbare offerande te kiezen ter eere van hem voor wien zij bestemd is. Zij zeggen datMahometeens honderd vette kameelen offerde, waaronder een die aanAboe Jahlhad behoord, welk dier een gouden ring in zijn neus had, en datOmareen edelen kameel offerde, voor welken men hem driehonderd dinaars had geboden (Al Beidâwi). Het oorspronkelijke kan ook meer algemeen worden vertaald: Zij die de voorgeschreven gebruiken van den pelgrimstocht in acht nemen, enz. Het schijnt echter dat op deze plaats meer bepaald de offers bedoeld worden.24Jallalo’ddinvat deze plaats, in een beperkten zin, van de vroegere volkeren op, die ware geloovigen zijn geweest, aan welke God eenofferande gebood en eene bepaalde plaats en bijzondere ceremoniën voor offering voorschreef.25Dat is, zooals sommigen deze woorden uitleggen: staande op drie pooten, terwijl de vierde gebonden is, zijnde de wijze waarop de kameelen worden vastgebonden, om het verlaten van de hun aangewezen plaats te beletten. Sommige afschriften lezen in plaats vanSawaffa: Sawaffena, van het werkwoordsavana, dat eigenlijk de houding van een paard beteekent als het op drie pooten staat terwijl alleen de rand van den vierden den grond raakt.26Of, zooals de woorden mede kunnen worden vertolkt: Aan hem die op zedige en nederige wijze vraagt, en aan hem die het verlangt maar niet durft vragen.27Dit was de eerste plaats van den Koran, waarbij hetMahometen zijne volgelingen werd veroorloofd, zich met kracht tegen hunne vijanden te verdedigen. Zij werd korten tijd vóór de vlucht naarMedinageopenbaard, tot welken tijd de profeet zijne Moslems vermaande, de hun aangedane beleedigingen met geduld te verdragen, hetgeen tevens bovendien op zeventig verschillende plaatsen van den Koran wordt bevolen (Al Beidâwi, enz.)28Dat is: De openbare uitoefening van eenigen godsdienst, hetzij die waar of valsch is, wordt alleen door macht ondersteund.Mahometwilde daardoor tevens aantoonen, dat de ware godsdienst op dezelfde wijze moest gehandhaafd worden.29Zie 2Petrus, III, 8.30De aanleiding tot deze plaats wordt aldus verhaald.Mahometlas eens hetLIIIe Hoofdstukvan den Koran. Toen hij tot de lezing van vers 19 en 20 was genaderd, legde de duivel hem de volgende woorden in den mond, welke hij door onachtzaamheid uitsprak, of zooals sommigen verhalen, omdat hij toen half slapend was (Yahya), zijnde: Dit zijn de verhevenste en schoonste juffers op wier tusschenkomst gehoopt wordt. De Koreïshieten, die nabijMahometzaten, verheugden zich zeer over hetgeen zij hadden gehoord, en toen hij het hoofdstuk had geëindigd, voegden zij zich bij hem en zijne volgelingenom het gebed uit te spreken. De profeet werd echter door den engelGabriëlbekend gemaakt met de oorzaak van hunne inschikkelijkheid, en met hetgeen hij had bedreven. Hij was diep aangedaan om zijne vergissing, tot dit vers ter zijner vertroosting werd geopenbaard (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Yahya, enz. Zie ookHoofdstuk XVI, vers 103.)Al Beidâwiverhaalt echter, dat de meer ontwikkelde en nauwgezette personen het voormelde verhaal loochenen, en daar het werkwoord, hier metleestvertaald, ook beteekent iets wenschen, zoo leggen zij de plaats uit als bedoelende de ingevingen van den duivel, naardien deze dienen om de geneigdheden van deze heilige personen op een slechten weg te brengen, of om hunne gemoederen te brengen tot het vormen van ijdele wenschen en begeerten.31Of: een dag die kinderloos maakt, waardoor een groot verlies in den oorlog wordt bedoeld, zooals de nederlaag welke de ongeloovigen teBedaleden. Sommigen veronderstellen, dat hier de opstanding wordt bedoeld.32En hij zal geene strengere wraak nemen dan het feit verdient.33Door het trachten van den aanvaller, om zich weêrwraak op den benadeelden persoon te verschaffen, en te pogen, hem op nieuw geweld aan te doen. Deze plaats schijnt betrekking te hebben op de wraak die de Moslems op de ongeloovigen zouden nemen, voor de onrechtvaardige vervolging welke zij hun aandeden.34Hetgeen hij op den jongsten dag zal doen.35De uitleggers zeggen, dat de Arabieren gewoon waren, de beelden hunner goden met een of ander welriekend mengsel en met honig te bestrijken. De laatste werd door de vliegen opgegeten, hoewel de deuren van den tempel zorgvuldig waren gesloten terwijl de diertjes door de ramen of spleten binnendrongen.36Die de overbrengers der goddelijke openbaringen aan de profeten zijn, maar geen voorwerp van vereering behooren te wezen.

1De vermelding van sommige plechtigheden bij den pelgrimstocht naarMekkain dit hoofdstuk, zijn oorzaak van dezen titel.

2Sommigen (Jallalo’ddin) zonderen hier van twee verzen (11en12) uit. En anderen (Al Beidâwi) zes verzen (20–25).

3Of de aardbeving, die, naar het zeggen van sommigen, plaats zal hebben even voor de zon uit het Westen oprijst, zijnde een teeken van de spoedige nadering van den dag des oordeels.

4Moedermelk.

5Deze plaats werd geopenbaard met het oog opal Nodar Ebn al Hareth, die volhield, dat de engelen de dochters van God waren, en dat de Koran een bundel oude fabels was, terwijl hij de opstanding loochende (Al Beidâwi).

6ZieHoofdstuk XCVI, vers 2.

7Men zegt, dat de hier bedoelde persoonAboe Jahlwas (Jallalo’ddin) zijnde een voornaam man onder de Koreïshieten, en een der meest hardnekkige vijanden vanMahometen zijnen godsdienst. Zijn ware naam wasAmboe Ebn Hesram, van het gezin vanMakhzoem. Hij had den bijnaam vanAboe’lhocm, zijnde de vader der wijsheid, die later werd veranderd in dien vanAboe Jahl, of de vader der dwaasheid. Hij werd in den slag vanBedrgedood (zieHoofdstuk VIII, vers 49).

8Deze uitdrukking ziet op iemand die aan den vleugel van een leger geposteerd, zijn plaats behoudt, als hij ziet dat de overwinning naar zijne zijde overslaat, maar wijkt, als de vijand voordeel schijnt te betalen.

9Of: Laat hem een touw aan het dak van zijn huis vastmaken en zich ophangen, dat is: laat zijne boosheid en wrok zulk een hoogte bereiken, dat hij op het punt staat, tot de wanhopigste uitersten te worden aangedreven, en dat hij zie, of hij met al zijne pogingen in staat zal zijn de goddelijke hulp te onderscheppen (Al Beidâwi).

10Zijne macht belijdende en zijn opperbevel gehoorzamende.

11Zijnde: de ware geloovigen en de ongeloovigen.

12Zijnde: De belijdenis van Gods eenheid, of deze woorden, welke zij bij hun binnentreden in het paradijs zullen gebruiken: Geloofd zij God, die zijne belofte aan ons heeft vervuld (Al Beidâwi).

13Zijnde: Als eene plaats van godsdienstige aanbidding. God toonde hem de plek waarop hij stond, benevens het model van het oude gebouw, dat bij den zondvloed in den hemel werd opgenomen.

14Men verhaalt, datAbraham, gehoorzamend aan het hem gegeven bevel, den bergAboe KobeisnabijMekkabesteeg en van daar uitriep: “O menschen! volbrengt den pelgrimstocht naar het huis van uwen Heer,” en dat God zijne stem deed hooren aan hen, die zich, van het Oosten naar het Westen, in de lendenen hunner vaders en in den schoot hunner moeders bevonden, en van welke hij vooruit wist, dat zij den pelgrimstocht zouden volbrengen. Sommigen zeggen echter, dat deze woorden totMahometwerden gericht, ten einde hem te bevelen, den pelgrimstocht van afscheid te volbrengen (Al Beidâwi). Is dit zoo, dan moet deze plaats teMedinazijn geopenbaard.

15Zijnde het tijdelijke voordeel van den grooten handel, die gedurende den pelgrimstocht, teMekkawerd gedreven, en het geestelijk voordeel uit het volbrengen van een zoo verdienstelijk werk voortvloeiende.

16Namelijkdetien eerste dagen vanDhoe’lhajjaoftiendedag derzelfde maand, op welke zij de offeranden toonden, en de drie volgende dagen (Al Beidâwi,Jallalo’ddin).

17Door hunne hoofden te scheren, en andere gedeelten hunner lichamen, en hunne baarden en nagels in de vallei vanMinate snijden, hetgeen den pelgrims niet veroorloofd is te doen, van het tijdstip dat zijMohrimsworden, en zich plechtig aan het volbrengen van den pelgrimstochthebben gewijd, tot zij de plechtigheden geëindigd en hunne offers gedood hebben.(Jallalo’ddin. ZieHoofdstuk V, vers 97enBobovde Peregr. Meccana, p. 15, enz).

18Door de volvoering der goede werken, waarvoor zij de gelofte gedurende hunnen pelgrimstocht hebben afgelegd. Sommigen passen deze woorden alleen toe op de volvoering der vereischte plechtigheden.

19Zijnde: deCaaba, dat, volgens de bewering der Mahomedanen, het eerste gebouw was, hetgeen voor de vereering van God werd opgetrokken en aangewezen (ZieHoofdstuk III, vers 90). Het rondtrekken om deze bedeplaats is eene voorname ceremonie bij de pelgrimage en wordt dikwijls herhaald; hier schijnt echter meer bijzonder te worden bedoeld, de laatste maal dat zij dit doen, en waardoor zij afscheid van den tempel nemen.

20Door in acht te nemen wat hij heeft bevolen en vermijdende wat verboden is, of, hetgeen de woorden mede beteekenen; wie eeren zal wat God geheiligd, of geboden heeft niet te ontheiligen, zoo als de tempel en het grondgebied vanMekka, de geheiligde maanden, enz.

21Hetzij door verkeerde en goddelooze dingen nopens de Godheid mede te deelen, of door valsche getuigenis tegen den naaste af te leggen.

22Omdat hij die tot afgodendienarij vervalt, van de hoogte des geloofs tot de diepte des ongeloofs zinkt, terwijl zijne gedachten door zondige lusten worden afgetrokken, en hij door den duivel in de meest uitzinnige dwalingen wordt gejaagd, (Al Beidâwi).

23Door eene goede en kostbare offerande te kiezen ter eere van hem voor wien zij bestemd is. Zij zeggen datMahometeens honderd vette kameelen offerde, waaronder een die aanAboe Jahlhad behoord, welk dier een gouden ring in zijn neus had, en datOmareen edelen kameel offerde, voor welken men hem driehonderd dinaars had geboden (Al Beidâwi). Het oorspronkelijke kan ook meer algemeen worden vertaald: Zij die de voorgeschreven gebruiken van den pelgrimstocht in acht nemen, enz. Het schijnt echter dat op deze plaats meer bepaald de offers bedoeld worden.

24Jallalo’ddinvat deze plaats, in een beperkten zin, van de vroegere volkeren op, die ware geloovigen zijn geweest, aan welke God eenofferande gebood en eene bepaalde plaats en bijzondere ceremoniën voor offering voorschreef.

25Dat is, zooals sommigen deze woorden uitleggen: staande op drie pooten, terwijl de vierde gebonden is, zijnde de wijze waarop de kameelen worden vastgebonden, om het verlaten van de hun aangewezen plaats te beletten. Sommige afschriften lezen in plaats vanSawaffa: Sawaffena, van het werkwoordsavana, dat eigenlijk de houding van een paard beteekent als het op drie pooten staat terwijl alleen de rand van den vierden den grond raakt.

26Of, zooals de woorden mede kunnen worden vertolkt: Aan hem die op zedige en nederige wijze vraagt, en aan hem die het verlangt maar niet durft vragen.

27Dit was de eerste plaats van den Koran, waarbij hetMahometen zijne volgelingen werd veroorloofd, zich met kracht tegen hunne vijanden te verdedigen. Zij werd korten tijd vóór de vlucht naarMedinageopenbaard, tot welken tijd de profeet zijne Moslems vermaande, de hun aangedane beleedigingen met geduld te verdragen, hetgeen tevens bovendien op zeventig verschillende plaatsen van den Koran wordt bevolen (Al Beidâwi, enz.)

28Dat is: De openbare uitoefening van eenigen godsdienst, hetzij die waar of valsch is, wordt alleen door macht ondersteund.Mahometwilde daardoor tevens aantoonen, dat de ware godsdienst op dezelfde wijze moest gehandhaafd worden.

29Zie 2Petrus, III, 8.

30De aanleiding tot deze plaats wordt aldus verhaald.Mahometlas eens hetLIIIe Hoofdstukvan den Koran. Toen hij tot de lezing van vers 19 en 20 was genaderd, legde de duivel hem de volgende woorden in den mond, welke hij door onachtzaamheid uitsprak, of zooals sommigen verhalen, omdat hij toen half slapend was (Yahya), zijnde: Dit zijn de verhevenste en schoonste juffers op wier tusschenkomst gehoopt wordt. De Koreïshieten, die nabijMahometzaten, verheugden zich zeer over hetgeen zij hadden gehoord, en toen hij het hoofdstuk had geëindigd, voegden zij zich bij hem en zijne volgelingenom het gebed uit te spreken. De profeet werd echter door den engelGabriëlbekend gemaakt met de oorzaak van hunne inschikkelijkheid, en met hetgeen hij had bedreven. Hij was diep aangedaan om zijne vergissing, tot dit vers ter zijner vertroosting werd geopenbaard (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Yahya, enz. Zie ookHoofdstuk XVI, vers 103.)Al Beidâwiverhaalt echter, dat de meer ontwikkelde en nauwgezette personen het voormelde verhaal loochenen, en daar het werkwoord, hier metleestvertaald, ook beteekent iets wenschen, zoo leggen zij de plaats uit als bedoelende de ingevingen van den duivel, naardien deze dienen om de geneigdheden van deze heilige personen op een slechten weg te brengen, of om hunne gemoederen te brengen tot het vormen van ijdele wenschen en begeerten.

31Of: een dag die kinderloos maakt, waardoor een groot verlies in den oorlog wordt bedoeld, zooals de nederlaag welke de ongeloovigen teBedaleden. Sommigen veronderstellen, dat hier de opstanding wordt bedoeld.

32En hij zal geene strengere wraak nemen dan het feit verdient.

33Door het trachten van den aanvaller, om zich weêrwraak op den benadeelden persoon te verschaffen, en te pogen, hem op nieuw geweld aan te doen. Deze plaats schijnt betrekking te hebben op de wraak die de Moslems op de ongeloovigen zouden nemen, voor de onrechtvaardige vervolging welke zij hun aandeden.

34Hetgeen hij op den jongsten dag zal doen.

35De uitleggers zeggen, dat de Arabieren gewoon waren, de beelden hunner goden met een of ander welriekend mengsel en met honig te bestrijken. De laatste werd door de vliegen opgegeten, hoewel de deuren van den tempel zorgvuldig waren gesloten terwijl de diertjes door de ramen of spleten binnendrongen.

36Die de overbrengers der goddelijke openbaringen aan de profeten zijn, maar geen voorwerp van vereering behooren te wezen.

Drie en Twintigste Hoofdstuk.De ware Geloovigen.Geopenbaard teMekka—118 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Gelukkig zijn de ware geloovigen.2.Die zich verootmoedigen in hun gebed.3.Die alle ijdele gesprekken vermijden.4.En die aalmoezen geven;5.Die hunne vleeschelijke lusten weten te beheerschen.6.En die hunne genietingen bepalen tot hunne vrouwen, of de slaven welke door hunne rechterhand worden bezeten; want dan zullen zij zonder blaam zijn.7.Maar zij die gemeenschap met andere vrouwen hebben, deze zijn waarlijk zondaren.8.En zij die rechtschapen het hun toevertrouwde bewaren en hun verbond rechtvaardig uitvoeren.9.En die den tijd, voor het gebed bepaald, in acht nemen.10.Deze zullen de erfgenamen zijn.11.Die het paradijs zullen erven: eeuwig zullen zij daarin verblijven.12.Wij schiepen den mensch van eene fijne soort klei.13.Daarna plaatsten wij hem als zaad in eene veilige bewaarplaats1.14.Daarna vormden wij het zaad tot gestold bloed, en wij maakten het gestolde bloed tot een stuk vleesch; vervolgens vormden wij het stuk vleesch tot beenderen; wij bekleedden deze beenderen met vleesch, enbrachten het daarna als eene nieuwe schepping voort2. Geloofd zij dus God, de uitmuntendste schepper3.15.Hierna zult gij sterven.16.En daarna zult gij, op den dag der opstanding, in het leven teruggeroepen worden.17.Wij hebben zeven hemelen boven u geschapen4, en wij zijn niet achteloos omtrent hetgeen wij schiepen.18.Wij zenden den regen in zekere hoeveelheid van den hemel neder, en wij doen dien op de aarde blijven; wij zijn zekerlijk ook in staat u daarvan te berooven.19.En wij doen door dezen regen tuinen van palmboomen en wijngaarden voor u ontspruiten, waarin gij vele vruchten bezit en waarvan gij eet.20.En wij deden voor u ook den boom oprijzen, die op den bergSinaïontsproot5; die olie voorbrengt en een sap dat goed is voor hen die het eten.21.Gij bezit eveneens eene onderrichting in het vee; wij geven u te drinken van de melk die zich in hunnen buik bevindt, gij trekt daaruit vele voordeelen en gij eet er van.22.En op hen en op schepen wordt gij vervoerd6.23.Wij zondenNoachvroeger tot zijn volk en hij zeide: O mijn volk! dient God: gij hebt geen God buiten hem; vreest gij dus niet voor de gevolgen, indien gij andere goden aanbidt?24.En de opperhoofden van zijn volk dat niet geloofde, zeiden: Deze is slechts een mensch gelijk gij zijt; hij tracht alleen zich eene oppermacht over u aan te matigen. Indien het Gode had behaagd, u een profeet te zenden, zou hij zekerlijk engelen hebben gezonden; wij hebben dit niet van onze voorouders gehoord.25.Waarlijk, hij is slechts een man, die door den duivel is bezeten; wacht dus gedurende eenigen tijd nopens hem.26.Noachzeide: O Heer! help mij; zij beschuldigen mij van logen.27.En wij openbaarden hem onze bevelen: zeggende: Maak de ark voor ons gezicht en overeenkomstig onze openbaring. En als ons besluit tot uitvoering zalkomen en de oven water koken en uitwerpen zal.28.Breng er dan van elke diersoort een paar in, en ook uw gezin; behalve degene over wien een vonnis van vernietiging werd uitgesproken7, en spreek niet tot mij ten behoeve van hen die onrechtvaardig waren; want zij zullen verdronken worden.29.En wanneer gij en zij die met ons zullen wezen, tot de ark zullen ingaan, zeg dan: Geloofd zij God, die ons van de goddeloozen heeft verlost!30.En zeg: O Heer! doe mij uit deze ark op eene door u gezegende plaats komen; want gij zijt het best in staat, mij ongedeerd daaruit te brengen.31.Waarlijk, hierin lagen teekens onzer almacht, en wij beproefden de menschen daardoor.32.Daarop deden wij een ander geslacht na hen opstaan8.33.En wij zonden hun een apostel uit hen9, die zeide: Aanbidt God; gij hebt geen God buiten hem: zoudt gij dus zijne wraak niet vreezen?34.En de opperhoofden van zijn volk, dat niet geloofde, dat de ontmoeting des volgenden levens loochende, en aan hetwelk wij overvloed in dit leven schonken, zeiden: Dit is slechts een mensch zooals gij zijt: hij eet van hetgeen gij eet.35.En hij drinkt van hetgeen gij drinkt.36.En indien gij een mensch gehoorzaamt, die met u gelijk staat, waarlijk, dan zijt gij verloren.37.Dreigt hij u dat gij, nadat gij dood zijt, en tot stof en beenderen zijt geworden, levend uit uwe graven zult worden voortgebracht?38.Weg, weg met hetgeen waardoor gij wordt bedreigd!39.Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordig leven; wij sterven en wij leven, en wij zullen niet weder worden opgewekt.40.Hij is slechts een mensch, die eene leugen tegen God uitdenkt: doch wij zullen hem niet gelooven.41.Hun profeet zeide: O Heer! verdedig mij, nu zij mij van bedrog beschuldigen.42.God antwoordde: Na een korten tijd zullen zij zekerlijk hunne weerspannigheid berouwen.43.Daarom werd hun, rechtvaardig, eene gestrenge straf opgelegd, en wij deden hen gelijken op het bezinksel, dat door den stroom wordt medegevoerd10. Weg dus met de goddeloozen!44.Daarna deden wij andere geslachten na hen11opstaan.45.Geen volk zal voor zijn bepaalden tijd gestraft worden; ook zal die niet worden uitgesteld.46.Daarna zonden wij onze profeten, den een na den ander. Zoo dikwijls onze profeet tot een volk kwam, beschuldigden zij hem van bedrog, en wij deden hen achtereenvolgens elkander in de verdelging opvolgen, en maakten hen slechts tot onderwerpen der overlevering. Weg dus met de ongeloovige volkeren!47.Later zondenwijMozesenAäron, zijn broeder, met onze teekens en duidelijke macht.48.TotPharaoen zijne vorsten; maar zij weigerden trotsch in hem te gelooven; want het was een hoovaardig volk.49.En zij zeiden: Zullen wij gelooven aan twee mannen, die ons gelijk zijn en wier volk onze slaven zijn?50.En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom behoorden zij tot hen die verdelgd werden.51.Wij gaven vroeger het boek der wet aanMozes, opdat de kinderen Israëls daardoor geleid zouden worden.52.En wij bestemden den zoon vanMariaen zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde12, zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.53.O profeten! eet van de dingen die goed zijn13; want ik weet wel wat gij doet.54.Deze uw godsdienst is een godsdienst14, en ik ben uw Heer; vreest mij dus.55.Maar de menschen hebben den godsdienst in verschillende secten verdeeld; ieder gedeelte verheugt zich in hetgeen zij volgen.56.Laat hen dus in hunne verwarring tot een zekeren tijd15.57.Denken zij dat wij hun een lang leven zullen schenken, en hun bezittingen en kinderen tot hun heil geven.58.Dat wij ons zullen haasten, hun allerlei bezittingen te schenken.59.Waarlijk, zij die in ontzag zijn uit vrees voor hunnen Heer.60.En die gelooven in de teekens van hunnen Heer.61.En die geene makkers aan hunnen Heer toeschrijven.62.Die aalmoezen geven, en wier harten van vrees zijn doordrongen, omdat zij eens tot hunnen Heer moeten terugkeeren.63.Deze spoeden zich naar het goede en zijn de eersten om het te ontvangen.64.Wij willen geene ziel eenige moeielijkheid opleggen, behalve datgene waartoe zij in staat is. Bij ons is een boek dat de waarheid spreekt, en zij zullen niet onrechtvaardig worden behandeld.65.Maar hunne harten zijn verzonken in achteloosheid nopens dezen godsdienst, en zij hebben werken, die verschillen van de door ons vermelde; maar zij gaan voort die uit te voeren.66.Tot wij diegenen hunner, welke zich in groote bezittingen verheugen, met eenegestrenge straf kastijden16; onthoudt het, daar zij dan luid om hulp zullen roepen17.67.Maar er zal worden geantwoord: Roept heden niet om hulp; want gij zult door ons niet ondersteund worden.68.Mijne teekens werden u voorgelezen; maar gij hebt u afgewend.69.U trotschelijk verheffende, omdat gij den heiligen tempel bezit; des nachts samenspraken houdende en dwaas sprekende.70.Beschouwen zij dus niet aandachtig wat tot hen is gesproken, terwijl eene openbaring tot hen is gekomen, die niet tot hunne voorvaderen kwam?71.Of kennen zij hunnen apostel niet en verwerpen zij hem daarom.72.Zullen zij zeggen dat hij een uitzinnige is? Neen! hij is met de waarheid tot hen gekomen; maar het grootste gedeelte hunner verwerpt de waarheid.73.Indien de waarheid hunne begeerte zou hebben gevolgd, waarlijk dan zouden de hemelen en de aarde, en alles wat er in is, bedorven zijn geweest18. Maar wij hebben hun eene vermaning gezonden, en zij wenden zich er van af.74.Zult gij hun eene belooning vragen? De belooning van uwen Heer is beter; hij is de beste belooner van weldaden.75.Gij noodigt hen gewis tot den rechten weg uit.76.Maar zij die niet in het volgende leven gelooven, dwalen zekerlijk van dien weg af.77.Indien wij deernis met hen gehad, en hen van het kwaad verlost hadden, dat over hen gekomen is19, zouden zij zekerlijk stijfhoofdiger in hunne dwaling hebben volhard, in verwarring ronddwalende.78.Wij kastijdden hen vroeger met een strijd20, maar zij verootmoedigden zich voor hunnen Heernoch richtten hunne smeekingen tot hem.79.Tot wij voor hen eene deur openden, waaruit eene gestrenge straf21voortkwam, waarna zij tot wanhoop vervielen.80.God is het die in u de zintuigen des gehoors en van het gezicht heeft geschapen, opdat gij onze oordeelen zoudt opmerken, en harten, opdat gij die met ernst zoudt beschouwen; maar hoe weinigen uwer zijn dankbaar!81.Hij is het die u op aarde heeft voortgebracht, en voor hem zult gij vereenigd worden.82.Hij is het die leven geeft en doodt, en hij is het van wien de wisseling van nacht en dag afhangt: begrijpt gij dit niet?83.Maar de geloovige bewoners vanMekkazeggen evenals hunne voorgangers zeiden.84.Zij zeggen: Als wij dood zijn, en tot stof en beenderen zullen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk weder tot het leven worden opgewekt?85.Wij zijn daarmede reeds bedreigd geworden, evenals vroeger onze vaderen; dit zijn slechts oude fabelen.86.Vraag hun: aan wien behoort de aarde en alles wat daarop is? Spreekt, indien gij het weet.87.Zij zullen antwoorden: Aan God. Zeg: Wilt gij dit niet bedenken?88.Zeg: Wie is de Heer der zeven hemelen en de Heer van den prachtigen troon?89.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Wilt gij hem dus niet vreezen?90.Zeg: In wiens hand is het koninkrijk van alle dingen; wie ondersteunt dengeen die hem behaagt, maar wordt zelf door niemand ondersteund? Spreekt indien gij het weet?91.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Waarom laat gij u dan misleiden.92.Ja, wij hebben hen tot de waarheid gebracht, en zij zijn zekerlijk leugenaars indien zij het loochenen.93.God heeft geen kroost gebaard, noch is er eenig God naast hem. Indien dit niet zoo ware, zou iedere God zekerlijk hebben weggenomen wat hij had geschapen22, en zouden sommigen hunner zich zekerlijk boven de anderen hebben verheven23. Verre zij datgene van God wat zij nopens hem verklaren!94.Hij kent wat verborgen en wat openbaar gemaakt is; het zij dus verre van hem, de deelgenooten in zijne eer te hebben welke zij hem toeschrijven!95.Zeg: O Heer! Zoudt gij mij zekerlijk de wraak willen doen zien waarmede zij zijn bedreigd.96.O Heer! plaats mij niet onder de goddeloozen.97.Want wij zijn zekerlijk in staat, u datgene te doen zien waarmede zij bedreigd werden.98.Wendt het kwade door het betere af24: wij kennen de lasteringen wel, die zij tegen u uitspreken.99.En zeg: O Heer! ik vlucht tot u als eene schuilplaats tegen de ingevingen der duivelen.100.En ik neem mijne toevlucht tot u, o Heer! om hen te verdrijven; opdat zij niet tegenwoordig met mij zouden zijn25.101.Het loochenen der ongeloovigen houdt niet op, dan tot den dood een van hen overvalt, die dan zegt: O Heer! doe mij tot het leven terugkeeren.102.Opdat ik doen moge wat rechtvaardig is, door het ware geloof te belijden dat ik verwaarloosd heb26. In geenen deele. Waarlijk, dit zijn de woorden welke gij zult spreken; maar achter hen zal een hek27zijn tot op den dag der opstanding.103.Als dus de trompet zal klinken, dan zal er geen verwantschap meer tusschen hen bestaan. Dan zullen zij elkander niet om hulp vragen.104.Zij wier weegschaal door goede werken zwaar is, zullen gelukkig wezen.105.Maar zij wier weegschalen licht zullen wezen, zijn degenen die hunne zielen verliezen en eeuwig in de hel zullen verblijven.106.Het vuur zal hunne aangezichten verteren en zij zullen hunne monden uit angst samentrekken.107.En er zal tot hen gezegd worden: Werden mijne teekenen u niet herinnerd en hebt gij die niet van valschheid beschuldigd?108.Zij zullen antwoorden: O Heer! ons ongeluk beheerschte ons en wij wendden ons af.109.O Heer! neem ons weg uit dit vuur; indien we tot onze vroegere zonden terugkeeren, zijn wij zekerlijk onrechtvaardig.110.God zal hun zeggen: Gij blijft er in, en richt het woord niet tot mij.111.Toen een gedeelte van mijn dienaren uitriep: O Heer! wij gelooven: vergeef ons dus en wees ons genadig; want waarlijk gij zijt de genadigste.112.Hebt gij hen met spotternijen ontvangen, zoodat deze u mijne vermaning deden vergeten28, en gij hebt hun tot voorwerpen uwer spotternijen gemaakt.113.Ik heb hen heden beloond, omdat zij de beleedigingen, welke gij hun hebt aangedaan, met geduld hebben gedragen: waarlijk, zij genieten een groot geluk.114.God zal zeggen: Hoeveel jaren hebt gij op aarde doorgebracht?115.Zij zullen antwoorden: Wij hebben daar een dag of een gedeelte van een dag doorgebracht29, maar vraag hun die rekening te houden30.116.God zal zeggen: Gij zijt daar slechts korten tijd gebleven, maar gij weet het niet.117.Denkt gij dat wij u slechts uit ijdelheid hebben geschapen en dat gij later niet voor ons gebracht zult worden? Verheven zij dus God de Koning, de Waarheid! Er is geen God buiten hem, de Heer van den glansrijken troon. Wie naast den waren God een anderen God zal aanroepen, omtrent welken hij geen duidelijk bewijs heeft, zal zekerlijk voor zijn Heer daarvan rekenschap moeten afleggen. Waarlijk, de ongeloovigen zullen geen voorspoed genieten.118.Zeg: O Heer! vergiffenis, en schenk mij genade; want uwe genade is onbeperkt.1Zijnde het lichaam der moeder.2Zijnde: Een volkomen mensch voortbrengende, die uit ziel en lichaam is samengesteld.Aboe Hanifasteunt op deze plaats om te beweren, dat hij, die zich van een ei meester maakt, welk ei bij hem wordt uitgebroed, gehouden is, een ei terug te geven, en geene kip, aangezien het eeneandere schepping, een andere vorm is.3ZieHoofdstuk VI, vers 93.4Letterlijk: zeven paden, waarmede de hemelen worden bedoeld, aangezien zij overeenkomstig sommige uitleggers, de paden der engelen en hemelsche lichamen zijn, hoewel het oorspronkelijke woord ook voorwerpen beteekent, die gevouwen of als verdiepingen boven elkander geplaatst zijn, zooals de Mahomedanen zich voorstellen dat de hemelen zijn.5Zijnde de olijfboom. De tuinen nabij dezen berg gelegen zijn nog bekend om de uitmuntende vruchtboomen van allerlei soort, die daar groeien (ZieVoyages deThevenot,liv. 2, chap. 9).6Het dier, meer bijzonder op deze plaats bedoeld is de kameel, die in het Oosten hoofdzakelijk als voertuig wordt gebezigd. De Arabieren noemen dit dier hetlandschip, waarmede zij hunnezandzeeën, de woestijnen, doortrekken.7ZieHoofdstuk XI, vers 42enz.8Zijnde de stamAdof vanThamoed.9Zijnde de profeetHudofSaleh.10Savaryvertaalt dit aldus: De kreet van den engel des verderfs werd gehoord, en de ongeloovigen werden verdelgd als verwelkte knoppen.11Zooals de Sodomieten, Midianieten, enz.12De uitleggers willen dat de hier bedoelde plaatsJeruzalem,Damaskus,Ramlah,PalestinaofEgyptezij (Al Beidâwi,Jallalo’ddin). Misschien ook wordt op deze plaats de rots bedoeld, waarop de maagdMariazich, overeenkomstig de Mahomedaansche overlevering begaf om verlost te worden (ZieHoofdstuk XIX, vers 16).13Deze woorden zijn tot de apostelen in het algemeen gericht aan welke het geoorloofd was, van alle voedsel te eten, dat zuiver en gezond was en welke hun werden toegesproken op het tijdstip hunner zending. Sommigen zijn echter van meening, dat zij bijzonder zijn gericht totMariaenJezusof alleen tot den laatste.Mahomettrachtte waarschijnlijk op deze plaats de onthouding te veroordeelen, welke door de monniken der Christenen wordt in acht genomen (Al Beidâwi).14ZieHoofdstuk XXI, vers 92.15Zijnde: Tot zij gedood zullen worden, of een natuurlijken dood sterven.16Hiermede wordt de overwinning teBedrbedoeld, waarbij verscheidene der voornaamste Koreïshieten het leven verloren, of de hongersnood, waardoor de bewoners vanMekkawerden getroffen, op het gebed van den profeet, dat aldus luidde; “O God! zet uwen voet met sterkte opModar(een voorzaat der Koreïshieten), en geeft hun jaren, gelijk de jaren vanJozef” waarop zulk eene groote schaarschte volgde, dat zij genoodzaakt waren zich met honden, krengen en verbrande beenderen te voeden (Al Beidâwi).17Savaryvertaalt dit aldus: Zij die in onwetendheid omtrent zijne leer verkeeren. Zij die in hunne blindheid blijven, tot het uur waarop de machtigste hunner, onze wraak gevoelende, met groot misbaar zullen uitroepen, enz.18Dat is; indien er meer dan één God zou hebben bestaan, zooals de afgodendienaars dat gelooven (ZieHoofdstuk XXI vers 22), of indien de leer doorMahometverkondigd, overeenkomstig hunne neigingen ware geweest, enz.19Zijnde: De hongersnood. Men zegt dat de bewoners vanMekkagedwongen waren, hunne toevlucht totilhizte nemen om zich er mede te voeden. Dit is eene soort ellendig voedsel uit bloed en kemelshaar bestaande, hetgeen door de Arabieren in tijden van schaarschte wordt genuttigd.Abos Sofiakwam totMahometen zeide: Ik bezweer u bij God en de betrekking die tusschen ons bestaat, zeg mij, of gij denkt tot eene genade voor alle schepselen te zijn gezonden, aangezien gij de ouderen door het zwaard en de kinderen door honger hebt gedood? (Al Beidâwi).20Namelijk de slachting teBedr.21Zijnde: Hongersnood, die verschrikkelijker is dan de rampen van den oorlog (Al Beidâwi). Overeenkomstig die uitleggingen moet deze plaats te Medina zijn geopenbaard, tenzij het in een profetischen zin worde opgevat.22Door het vormen eener afzonderlijke schepping en van een koninkrijk, verschillende van zijn schepping en zijn koninkrijk.23ZieHoofdstuk XVII, vers 58, en volg.24Dat is: door beleediging te vergeven en deze door goed te vergelden, welke les echter gewijzigd wordt, door de voorwaarde, datde ware godsdienst door zulk eene mildheid en grootmoedigheid niet worde benadeeld (Al Beidâwi).25Om mij te bekampen, of, zooals het mede kan worden vertaald: Opdat zij mij niet deren.26Of, hetgeen mede door deze woorden wordt gezegd: In de wereld welke ik verlaten heb; dat is gedurende den verderen duur van het leven dat mij zal worden geschonken en waarvan ik ben afgesneden (Al Beidâwi).27Het oorspronkelijk woordbarzakhhier methekvertaald, beteekent in de eerste plaats eene afdeeling of tusschenruimte, waardoor eene zaak van eene andere wordt afgescheiden. Het wordt echter door de Arabieren niet altijd in denzelfden en ook somtijds in een duisteren zin gebruikt. Zij schijnen in het algemeen daarmede datgene uit te drukken, waartoe de Grieken het woordHadesgebruikten; dan eens het woord voor de plaats der dooden aanwendende, dan weder voor den tijd dien zij in dien staat doorbrachten en dan weder voor den staat zelven. Hunne critici hebben uitgemaakt, dat het de tusschentijd of ruimte is, tusschen deze wereld en de volgende, of tusschen den dood en de opstanding. Ieder persoon, die sterft, wordt gezegd inal barzakhover te gaan, of, zooals de Grieken het uitdrukkenκαταβὴναι εὶς ᾃδου.ZiePocock,not. in Port. Mosis, p. 248, etc. Sommige uitleggers vatten deze plaats zóó op, als bedoelden de woorden door ons metachter henvertaald, integendeelvoor hen(daar hier in het oorspronkelijke een dier woorden staat waarvan er verscheidene in de Arabische taal zijn, die namelijk twee geheel tegenovergestelde beteekenissen hebben) daar zijal barzakhals een toekomstige ruimte beschouwen, die vóór en niet achter hen ligt.28Niet in staat zijnde, door hunne vermaningen invloed op u te hebben, door de verachting waarmede gij hen beschouwt.29Zoo kort zal hun de tijd toeschijnen, in vergelijking met den eeuwigen duur hunner marteling, of omdat de tijd dien zij in de wereld doorleefden, de tijd was van hunne vreugde en hun genoegen. Het is namelijk bij de Arabieren gebruikelijk, datgene wat hunaangenaamis als van korten duur en datgene wat hun onaangenaam is als van langen duur te beschrijven.30Dat is: de engelen die rekening houden van den duur van der menschen leven en van hunne werken, of een ander, die tijd mocht hebben om op te tellen, en niet wij, die door onze smarten van onze gedachten en aandacht worden afgetrokken.

Drie en Twintigste Hoofdstuk.De ware Geloovigen.Geopenbaard teMekka—118 verzen.

Geopenbaard teMekka—118 verzen.

Geopenbaard teMekka—118 verzen.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.Gelukkig zijn de ware geloovigen.2.Die zich verootmoedigen in hun gebed.3.Die alle ijdele gesprekken vermijden.4.En die aalmoezen geven;5.Die hunne vleeschelijke lusten weten te beheerschen.6.En die hunne genietingen bepalen tot hunne vrouwen, of de slaven welke door hunne rechterhand worden bezeten; want dan zullen zij zonder blaam zijn.7.Maar zij die gemeenschap met andere vrouwen hebben, deze zijn waarlijk zondaren.8.En zij die rechtschapen het hun toevertrouwde bewaren en hun verbond rechtvaardig uitvoeren.9.En die den tijd, voor het gebed bepaald, in acht nemen.10.Deze zullen de erfgenamen zijn.11.Die het paradijs zullen erven: eeuwig zullen zij daarin verblijven.12.Wij schiepen den mensch van eene fijne soort klei.13.Daarna plaatsten wij hem als zaad in eene veilige bewaarplaats1.14.Daarna vormden wij het zaad tot gestold bloed, en wij maakten het gestolde bloed tot een stuk vleesch; vervolgens vormden wij het stuk vleesch tot beenderen; wij bekleedden deze beenderen met vleesch, enbrachten het daarna als eene nieuwe schepping voort2. Geloofd zij dus God, de uitmuntendste schepper3.15.Hierna zult gij sterven.16.En daarna zult gij, op den dag der opstanding, in het leven teruggeroepen worden.17.Wij hebben zeven hemelen boven u geschapen4, en wij zijn niet achteloos omtrent hetgeen wij schiepen.18.Wij zenden den regen in zekere hoeveelheid van den hemel neder, en wij doen dien op de aarde blijven; wij zijn zekerlijk ook in staat u daarvan te berooven.19.En wij doen door dezen regen tuinen van palmboomen en wijngaarden voor u ontspruiten, waarin gij vele vruchten bezit en waarvan gij eet.20.En wij deden voor u ook den boom oprijzen, die op den bergSinaïontsproot5; die olie voorbrengt en een sap dat goed is voor hen die het eten.21.Gij bezit eveneens eene onderrichting in het vee; wij geven u te drinken van de melk die zich in hunnen buik bevindt, gij trekt daaruit vele voordeelen en gij eet er van.22.En op hen en op schepen wordt gij vervoerd6.23.Wij zondenNoachvroeger tot zijn volk en hij zeide: O mijn volk! dient God: gij hebt geen God buiten hem; vreest gij dus niet voor de gevolgen, indien gij andere goden aanbidt?24.En de opperhoofden van zijn volk dat niet geloofde, zeiden: Deze is slechts een mensch gelijk gij zijt; hij tracht alleen zich eene oppermacht over u aan te matigen. Indien het Gode had behaagd, u een profeet te zenden, zou hij zekerlijk engelen hebben gezonden; wij hebben dit niet van onze voorouders gehoord.25.Waarlijk, hij is slechts een man, die door den duivel is bezeten; wacht dus gedurende eenigen tijd nopens hem.26.Noachzeide: O Heer! help mij; zij beschuldigen mij van logen.27.En wij openbaarden hem onze bevelen: zeggende: Maak de ark voor ons gezicht en overeenkomstig onze openbaring. En als ons besluit tot uitvoering zalkomen en de oven water koken en uitwerpen zal.28.Breng er dan van elke diersoort een paar in, en ook uw gezin; behalve degene over wien een vonnis van vernietiging werd uitgesproken7, en spreek niet tot mij ten behoeve van hen die onrechtvaardig waren; want zij zullen verdronken worden.29.En wanneer gij en zij die met ons zullen wezen, tot de ark zullen ingaan, zeg dan: Geloofd zij God, die ons van de goddeloozen heeft verlost!30.En zeg: O Heer! doe mij uit deze ark op eene door u gezegende plaats komen; want gij zijt het best in staat, mij ongedeerd daaruit te brengen.31.Waarlijk, hierin lagen teekens onzer almacht, en wij beproefden de menschen daardoor.32.Daarop deden wij een ander geslacht na hen opstaan8.33.En wij zonden hun een apostel uit hen9, die zeide: Aanbidt God; gij hebt geen God buiten hem: zoudt gij dus zijne wraak niet vreezen?34.En de opperhoofden van zijn volk, dat niet geloofde, dat de ontmoeting des volgenden levens loochende, en aan hetwelk wij overvloed in dit leven schonken, zeiden: Dit is slechts een mensch zooals gij zijt: hij eet van hetgeen gij eet.35.En hij drinkt van hetgeen gij drinkt.36.En indien gij een mensch gehoorzaamt, die met u gelijk staat, waarlijk, dan zijt gij verloren.37.Dreigt hij u dat gij, nadat gij dood zijt, en tot stof en beenderen zijt geworden, levend uit uwe graven zult worden voortgebracht?38.Weg, weg met hetgeen waardoor gij wordt bedreigd!39.Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordig leven; wij sterven en wij leven, en wij zullen niet weder worden opgewekt.40.Hij is slechts een mensch, die eene leugen tegen God uitdenkt: doch wij zullen hem niet gelooven.41.Hun profeet zeide: O Heer! verdedig mij, nu zij mij van bedrog beschuldigen.42.God antwoordde: Na een korten tijd zullen zij zekerlijk hunne weerspannigheid berouwen.43.Daarom werd hun, rechtvaardig, eene gestrenge straf opgelegd, en wij deden hen gelijken op het bezinksel, dat door den stroom wordt medegevoerd10. Weg dus met de goddeloozen!44.Daarna deden wij andere geslachten na hen11opstaan.45.Geen volk zal voor zijn bepaalden tijd gestraft worden; ook zal die niet worden uitgesteld.46.Daarna zonden wij onze profeten, den een na den ander. Zoo dikwijls onze profeet tot een volk kwam, beschuldigden zij hem van bedrog, en wij deden hen achtereenvolgens elkander in de verdelging opvolgen, en maakten hen slechts tot onderwerpen der overlevering. Weg dus met de ongeloovige volkeren!47.Later zondenwijMozesenAäron, zijn broeder, met onze teekens en duidelijke macht.48.TotPharaoen zijne vorsten; maar zij weigerden trotsch in hem te gelooven; want het was een hoovaardig volk.49.En zij zeiden: Zullen wij gelooven aan twee mannen, die ons gelijk zijn en wier volk onze slaven zijn?50.En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom behoorden zij tot hen die verdelgd werden.51.Wij gaven vroeger het boek der wet aanMozes, opdat de kinderen Israëls daardoor geleid zouden worden.52.En wij bestemden den zoon vanMariaen zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde12, zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.53.O profeten! eet van de dingen die goed zijn13; want ik weet wel wat gij doet.54.Deze uw godsdienst is een godsdienst14, en ik ben uw Heer; vreest mij dus.55.Maar de menschen hebben den godsdienst in verschillende secten verdeeld; ieder gedeelte verheugt zich in hetgeen zij volgen.56.Laat hen dus in hunne verwarring tot een zekeren tijd15.57.Denken zij dat wij hun een lang leven zullen schenken, en hun bezittingen en kinderen tot hun heil geven.58.Dat wij ons zullen haasten, hun allerlei bezittingen te schenken.59.Waarlijk, zij die in ontzag zijn uit vrees voor hunnen Heer.60.En die gelooven in de teekens van hunnen Heer.61.En die geene makkers aan hunnen Heer toeschrijven.62.Die aalmoezen geven, en wier harten van vrees zijn doordrongen, omdat zij eens tot hunnen Heer moeten terugkeeren.63.Deze spoeden zich naar het goede en zijn de eersten om het te ontvangen.64.Wij willen geene ziel eenige moeielijkheid opleggen, behalve datgene waartoe zij in staat is. Bij ons is een boek dat de waarheid spreekt, en zij zullen niet onrechtvaardig worden behandeld.65.Maar hunne harten zijn verzonken in achteloosheid nopens dezen godsdienst, en zij hebben werken, die verschillen van de door ons vermelde; maar zij gaan voort die uit te voeren.66.Tot wij diegenen hunner, welke zich in groote bezittingen verheugen, met eenegestrenge straf kastijden16; onthoudt het, daar zij dan luid om hulp zullen roepen17.67.Maar er zal worden geantwoord: Roept heden niet om hulp; want gij zult door ons niet ondersteund worden.68.Mijne teekens werden u voorgelezen; maar gij hebt u afgewend.69.U trotschelijk verheffende, omdat gij den heiligen tempel bezit; des nachts samenspraken houdende en dwaas sprekende.70.Beschouwen zij dus niet aandachtig wat tot hen is gesproken, terwijl eene openbaring tot hen is gekomen, die niet tot hunne voorvaderen kwam?71.Of kennen zij hunnen apostel niet en verwerpen zij hem daarom.72.Zullen zij zeggen dat hij een uitzinnige is? Neen! hij is met de waarheid tot hen gekomen; maar het grootste gedeelte hunner verwerpt de waarheid.73.Indien de waarheid hunne begeerte zou hebben gevolgd, waarlijk dan zouden de hemelen en de aarde, en alles wat er in is, bedorven zijn geweest18. Maar wij hebben hun eene vermaning gezonden, en zij wenden zich er van af.74.Zult gij hun eene belooning vragen? De belooning van uwen Heer is beter; hij is de beste belooner van weldaden.75.Gij noodigt hen gewis tot den rechten weg uit.76.Maar zij die niet in het volgende leven gelooven, dwalen zekerlijk van dien weg af.77.Indien wij deernis met hen gehad, en hen van het kwaad verlost hadden, dat over hen gekomen is19, zouden zij zekerlijk stijfhoofdiger in hunne dwaling hebben volhard, in verwarring ronddwalende.78.Wij kastijdden hen vroeger met een strijd20, maar zij verootmoedigden zich voor hunnen Heernoch richtten hunne smeekingen tot hem.79.Tot wij voor hen eene deur openden, waaruit eene gestrenge straf21voortkwam, waarna zij tot wanhoop vervielen.80.God is het die in u de zintuigen des gehoors en van het gezicht heeft geschapen, opdat gij onze oordeelen zoudt opmerken, en harten, opdat gij die met ernst zoudt beschouwen; maar hoe weinigen uwer zijn dankbaar!81.Hij is het die u op aarde heeft voortgebracht, en voor hem zult gij vereenigd worden.82.Hij is het die leven geeft en doodt, en hij is het van wien de wisseling van nacht en dag afhangt: begrijpt gij dit niet?83.Maar de geloovige bewoners vanMekkazeggen evenals hunne voorgangers zeiden.84.Zij zeggen: Als wij dood zijn, en tot stof en beenderen zullen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk weder tot het leven worden opgewekt?85.Wij zijn daarmede reeds bedreigd geworden, evenals vroeger onze vaderen; dit zijn slechts oude fabelen.86.Vraag hun: aan wien behoort de aarde en alles wat daarop is? Spreekt, indien gij het weet.87.Zij zullen antwoorden: Aan God. Zeg: Wilt gij dit niet bedenken?88.Zeg: Wie is de Heer der zeven hemelen en de Heer van den prachtigen troon?89.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Wilt gij hem dus niet vreezen?90.Zeg: In wiens hand is het koninkrijk van alle dingen; wie ondersteunt dengeen die hem behaagt, maar wordt zelf door niemand ondersteund? Spreekt indien gij het weet?91.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Waarom laat gij u dan misleiden.92.Ja, wij hebben hen tot de waarheid gebracht, en zij zijn zekerlijk leugenaars indien zij het loochenen.93.God heeft geen kroost gebaard, noch is er eenig God naast hem. Indien dit niet zoo ware, zou iedere God zekerlijk hebben weggenomen wat hij had geschapen22, en zouden sommigen hunner zich zekerlijk boven de anderen hebben verheven23. Verre zij datgene van God wat zij nopens hem verklaren!94.Hij kent wat verborgen en wat openbaar gemaakt is; het zij dus verre van hem, de deelgenooten in zijne eer te hebben welke zij hem toeschrijven!95.Zeg: O Heer! Zoudt gij mij zekerlijk de wraak willen doen zien waarmede zij zijn bedreigd.96.O Heer! plaats mij niet onder de goddeloozen.97.Want wij zijn zekerlijk in staat, u datgene te doen zien waarmede zij bedreigd werden.98.Wendt het kwade door het betere af24: wij kennen de lasteringen wel, die zij tegen u uitspreken.99.En zeg: O Heer! ik vlucht tot u als eene schuilplaats tegen de ingevingen der duivelen.100.En ik neem mijne toevlucht tot u, o Heer! om hen te verdrijven; opdat zij niet tegenwoordig met mij zouden zijn25.101.Het loochenen der ongeloovigen houdt niet op, dan tot den dood een van hen overvalt, die dan zegt: O Heer! doe mij tot het leven terugkeeren.102.Opdat ik doen moge wat rechtvaardig is, door het ware geloof te belijden dat ik verwaarloosd heb26. In geenen deele. Waarlijk, dit zijn de woorden welke gij zult spreken; maar achter hen zal een hek27zijn tot op den dag der opstanding.103.Als dus de trompet zal klinken, dan zal er geen verwantschap meer tusschen hen bestaan. Dan zullen zij elkander niet om hulp vragen.104.Zij wier weegschaal door goede werken zwaar is, zullen gelukkig wezen.105.Maar zij wier weegschalen licht zullen wezen, zijn degenen die hunne zielen verliezen en eeuwig in de hel zullen verblijven.106.Het vuur zal hunne aangezichten verteren en zij zullen hunne monden uit angst samentrekken.107.En er zal tot hen gezegd worden: Werden mijne teekenen u niet herinnerd en hebt gij die niet van valschheid beschuldigd?108.Zij zullen antwoorden: O Heer! ons ongeluk beheerschte ons en wij wendden ons af.109.O Heer! neem ons weg uit dit vuur; indien we tot onze vroegere zonden terugkeeren, zijn wij zekerlijk onrechtvaardig.110.God zal hun zeggen: Gij blijft er in, en richt het woord niet tot mij.111.Toen een gedeelte van mijn dienaren uitriep: O Heer! wij gelooven: vergeef ons dus en wees ons genadig; want waarlijk gij zijt de genadigste.112.Hebt gij hen met spotternijen ontvangen, zoodat deze u mijne vermaning deden vergeten28, en gij hebt hun tot voorwerpen uwer spotternijen gemaakt.113.Ik heb hen heden beloond, omdat zij de beleedigingen, welke gij hun hebt aangedaan, met geduld hebben gedragen: waarlijk, zij genieten een groot geluk.114.God zal zeggen: Hoeveel jaren hebt gij op aarde doorgebracht?115.Zij zullen antwoorden: Wij hebben daar een dag of een gedeelte van een dag doorgebracht29, maar vraag hun die rekening te houden30.116.God zal zeggen: Gij zijt daar slechts korten tijd gebleven, maar gij weet het niet.117.Denkt gij dat wij u slechts uit ijdelheid hebben geschapen en dat gij later niet voor ons gebracht zult worden? Verheven zij dus God de Koning, de Waarheid! Er is geen God buiten hem, de Heer van den glansrijken troon. Wie naast den waren God een anderen God zal aanroepen, omtrent welken hij geen duidelijk bewijs heeft, zal zekerlijk voor zijn Heer daarvan rekenschap moeten afleggen. Waarlijk, de ongeloovigen zullen geen voorspoed genieten.118.Zeg: O Heer! vergiffenis, en schenk mij genade; want uwe genade is onbeperkt.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.

1.Gelukkig zijn de ware geloovigen.2.Die zich verootmoedigen in hun gebed.3.Die alle ijdele gesprekken vermijden.4.En die aalmoezen geven;5.Die hunne vleeschelijke lusten weten te beheerschen.6.En die hunne genietingen bepalen tot hunne vrouwen, of de slaven welke door hunne rechterhand worden bezeten; want dan zullen zij zonder blaam zijn.7.Maar zij die gemeenschap met andere vrouwen hebben, deze zijn waarlijk zondaren.8.En zij die rechtschapen het hun toevertrouwde bewaren en hun verbond rechtvaardig uitvoeren.9.En die den tijd, voor het gebed bepaald, in acht nemen.10.Deze zullen de erfgenamen zijn.11.Die het paradijs zullen erven: eeuwig zullen zij daarin verblijven.12.Wij schiepen den mensch van eene fijne soort klei.13.Daarna plaatsten wij hem als zaad in eene veilige bewaarplaats1.14.Daarna vormden wij het zaad tot gestold bloed, en wij maakten het gestolde bloed tot een stuk vleesch; vervolgens vormden wij het stuk vleesch tot beenderen; wij bekleedden deze beenderen met vleesch, enbrachten het daarna als eene nieuwe schepping voort2. Geloofd zij dus God, de uitmuntendste schepper3.15.Hierna zult gij sterven.16.En daarna zult gij, op den dag der opstanding, in het leven teruggeroepen worden.17.Wij hebben zeven hemelen boven u geschapen4, en wij zijn niet achteloos omtrent hetgeen wij schiepen.18.Wij zenden den regen in zekere hoeveelheid van den hemel neder, en wij doen dien op de aarde blijven; wij zijn zekerlijk ook in staat u daarvan te berooven.19.En wij doen door dezen regen tuinen van palmboomen en wijngaarden voor u ontspruiten, waarin gij vele vruchten bezit en waarvan gij eet.20.En wij deden voor u ook den boom oprijzen, die op den bergSinaïontsproot5; die olie voorbrengt en een sap dat goed is voor hen die het eten.21.Gij bezit eveneens eene onderrichting in het vee; wij geven u te drinken van de melk die zich in hunnen buik bevindt, gij trekt daaruit vele voordeelen en gij eet er van.22.En op hen en op schepen wordt gij vervoerd6.23.Wij zondenNoachvroeger tot zijn volk en hij zeide: O mijn volk! dient God: gij hebt geen God buiten hem; vreest gij dus niet voor de gevolgen, indien gij andere goden aanbidt?24.En de opperhoofden van zijn volk dat niet geloofde, zeiden: Deze is slechts een mensch gelijk gij zijt; hij tracht alleen zich eene oppermacht over u aan te matigen. Indien het Gode had behaagd, u een profeet te zenden, zou hij zekerlijk engelen hebben gezonden; wij hebben dit niet van onze voorouders gehoord.25.Waarlijk, hij is slechts een man, die door den duivel is bezeten; wacht dus gedurende eenigen tijd nopens hem.26.Noachzeide: O Heer! help mij; zij beschuldigen mij van logen.27.En wij openbaarden hem onze bevelen: zeggende: Maak de ark voor ons gezicht en overeenkomstig onze openbaring. En als ons besluit tot uitvoering zalkomen en de oven water koken en uitwerpen zal.28.Breng er dan van elke diersoort een paar in, en ook uw gezin; behalve degene over wien een vonnis van vernietiging werd uitgesproken7, en spreek niet tot mij ten behoeve van hen die onrechtvaardig waren; want zij zullen verdronken worden.29.En wanneer gij en zij die met ons zullen wezen, tot de ark zullen ingaan, zeg dan: Geloofd zij God, die ons van de goddeloozen heeft verlost!30.En zeg: O Heer! doe mij uit deze ark op eene door u gezegende plaats komen; want gij zijt het best in staat, mij ongedeerd daaruit te brengen.31.Waarlijk, hierin lagen teekens onzer almacht, en wij beproefden de menschen daardoor.32.Daarop deden wij een ander geslacht na hen opstaan8.33.En wij zonden hun een apostel uit hen9, die zeide: Aanbidt God; gij hebt geen God buiten hem: zoudt gij dus zijne wraak niet vreezen?34.En de opperhoofden van zijn volk, dat niet geloofde, dat de ontmoeting des volgenden levens loochende, en aan hetwelk wij overvloed in dit leven schonken, zeiden: Dit is slechts een mensch zooals gij zijt: hij eet van hetgeen gij eet.35.En hij drinkt van hetgeen gij drinkt.36.En indien gij een mensch gehoorzaamt, die met u gelijk staat, waarlijk, dan zijt gij verloren.37.Dreigt hij u dat gij, nadat gij dood zijt, en tot stof en beenderen zijt geworden, levend uit uwe graven zult worden voortgebracht?38.Weg, weg met hetgeen waardoor gij wordt bedreigd!39.Er is geen ander leven buiten ons tegenwoordig leven; wij sterven en wij leven, en wij zullen niet weder worden opgewekt.40.Hij is slechts een mensch, die eene leugen tegen God uitdenkt: doch wij zullen hem niet gelooven.41.Hun profeet zeide: O Heer! verdedig mij, nu zij mij van bedrog beschuldigen.42.God antwoordde: Na een korten tijd zullen zij zekerlijk hunne weerspannigheid berouwen.43.Daarom werd hun, rechtvaardig, eene gestrenge straf opgelegd, en wij deden hen gelijken op het bezinksel, dat door den stroom wordt medegevoerd10. Weg dus met de goddeloozen!44.Daarna deden wij andere geslachten na hen11opstaan.45.Geen volk zal voor zijn bepaalden tijd gestraft worden; ook zal die niet worden uitgesteld.46.Daarna zonden wij onze profeten, den een na den ander. Zoo dikwijls onze profeet tot een volk kwam, beschuldigden zij hem van bedrog, en wij deden hen achtereenvolgens elkander in de verdelging opvolgen, en maakten hen slechts tot onderwerpen der overlevering. Weg dus met de ongeloovige volkeren!47.Later zondenwijMozesenAäron, zijn broeder, met onze teekens en duidelijke macht.48.TotPharaoen zijne vorsten; maar zij weigerden trotsch in hem te gelooven; want het was een hoovaardig volk.49.En zij zeiden: Zullen wij gelooven aan twee mannen, die ons gelijk zijn en wier volk onze slaven zijn?50.En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom behoorden zij tot hen die verdelgd werden.51.Wij gaven vroeger het boek der wet aanMozes, opdat de kinderen Israëls daardoor geleid zouden worden.52.En wij bestemden den zoon vanMariaen zijne moeder tot een teeken, en wij bereidden een verblijf voor hen, op een verheven gedeelte der aarde12, zijnde een plaats van vrede en zekerheid, en door stroomende bronnen bevochtigd.53.O profeten! eet van de dingen die goed zijn13; want ik weet wel wat gij doet.54.Deze uw godsdienst is een godsdienst14, en ik ben uw Heer; vreest mij dus.55.Maar de menschen hebben den godsdienst in verschillende secten verdeeld; ieder gedeelte verheugt zich in hetgeen zij volgen.56.Laat hen dus in hunne verwarring tot een zekeren tijd15.57.Denken zij dat wij hun een lang leven zullen schenken, en hun bezittingen en kinderen tot hun heil geven.58.Dat wij ons zullen haasten, hun allerlei bezittingen te schenken.59.Waarlijk, zij die in ontzag zijn uit vrees voor hunnen Heer.60.En die gelooven in de teekens van hunnen Heer.61.En die geene makkers aan hunnen Heer toeschrijven.62.Die aalmoezen geven, en wier harten van vrees zijn doordrongen, omdat zij eens tot hunnen Heer moeten terugkeeren.63.Deze spoeden zich naar het goede en zijn de eersten om het te ontvangen.64.Wij willen geene ziel eenige moeielijkheid opleggen, behalve datgene waartoe zij in staat is. Bij ons is een boek dat de waarheid spreekt, en zij zullen niet onrechtvaardig worden behandeld.65.Maar hunne harten zijn verzonken in achteloosheid nopens dezen godsdienst, en zij hebben werken, die verschillen van de door ons vermelde; maar zij gaan voort die uit te voeren.66.Tot wij diegenen hunner, welke zich in groote bezittingen verheugen, met eenegestrenge straf kastijden16; onthoudt het, daar zij dan luid om hulp zullen roepen17.67.Maar er zal worden geantwoord: Roept heden niet om hulp; want gij zult door ons niet ondersteund worden.68.Mijne teekens werden u voorgelezen; maar gij hebt u afgewend.69.U trotschelijk verheffende, omdat gij den heiligen tempel bezit; des nachts samenspraken houdende en dwaas sprekende.70.Beschouwen zij dus niet aandachtig wat tot hen is gesproken, terwijl eene openbaring tot hen is gekomen, die niet tot hunne voorvaderen kwam?71.Of kennen zij hunnen apostel niet en verwerpen zij hem daarom.72.Zullen zij zeggen dat hij een uitzinnige is? Neen! hij is met de waarheid tot hen gekomen; maar het grootste gedeelte hunner verwerpt de waarheid.73.Indien de waarheid hunne begeerte zou hebben gevolgd, waarlijk dan zouden de hemelen en de aarde, en alles wat er in is, bedorven zijn geweest18. Maar wij hebben hun eene vermaning gezonden, en zij wenden zich er van af.74.Zult gij hun eene belooning vragen? De belooning van uwen Heer is beter; hij is de beste belooner van weldaden.75.Gij noodigt hen gewis tot den rechten weg uit.76.Maar zij die niet in het volgende leven gelooven, dwalen zekerlijk van dien weg af.77.Indien wij deernis met hen gehad, en hen van het kwaad verlost hadden, dat over hen gekomen is19, zouden zij zekerlijk stijfhoofdiger in hunne dwaling hebben volhard, in verwarring ronddwalende.78.Wij kastijdden hen vroeger met een strijd20, maar zij verootmoedigden zich voor hunnen Heernoch richtten hunne smeekingen tot hem.79.Tot wij voor hen eene deur openden, waaruit eene gestrenge straf21voortkwam, waarna zij tot wanhoop vervielen.80.God is het die in u de zintuigen des gehoors en van het gezicht heeft geschapen, opdat gij onze oordeelen zoudt opmerken, en harten, opdat gij die met ernst zoudt beschouwen; maar hoe weinigen uwer zijn dankbaar!81.Hij is het die u op aarde heeft voortgebracht, en voor hem zult gij vereenigd worden.82.Hij is het die leven geeft en doodt, en hij is het van wien de wisseling van nacht en dag afhangt: begrijpt gij dit niet?83.Maar de geloovige bewoners vanMekkazeggen evenals hunne voorgangers zeiden.84.Zij zeggen: Als wij dood zijn, en tot stof en beenderen zullen zijn geworden, zullen wij dan werkelijk weder tot het leven worden opgewekt?85.Wij zijn daarmede reeds bedreigd geworden, evenals vroeger onze vaderen; dit zijn slechts oude fabelen.86.Vraag hun: aan wien behoort de aarde en alles wat daarop is? Spreekt, indien gij het weet.87.Zij zullen antwoorden: Aan God. Zeg: Wilt gij dit niet bedenken?88.Zeg: Wie is de Heer der zeven hemelen en de Heer van den prachtigen troon?89.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Wilt gij hem dus niet vreezen?90.Zeg: In wiens hand is het koninkrijk van alle dingen; wie ondersteunt dengeen die hem behaagt, maar wordt zelf door niemand ondersteund? Spreekt indien gij het weet?91.Zij zullen antwoorden: God. Zeg: Waarom laat gij u dan misleiden.92.Ja, wij hebben hen tot de waarheid gebracht, en zij zijn zekerlijk leugenaars indien zij het loochenen.93.God heeft geen kroost gebaard, noch is er eenig God naast hem. Indien dit niet zoo ware, zou iedere God zekerlijk hebben weggenomen wat hij had geschapen22, en zouden sommigen hunner zich zekerlijk boven de anderen hebben verheven23. Verre zij datgene van God wat zij nopens hem verklaren!94.Hij kent wat verborgen en wat openbaar gemaakt is; het zij dus verre van hem, de deelgenooten in zijne eer te hebben welke zij hem toeschrijven!95.Zeg: O Heer! Zoudt gij mij zekerlijk de wraak willen doen zien waarmede zij zijn bedreigd.96.O Heer! plaats mij niet onder de goddeloozen.97.Want wij zijn zekerlijk in staat, u datgene te doen zien waarmede zij bedreigd werden.98.Wendt het kwade door het betere af24: wij kennen de lasteringen wel, die zij tegen u uitspreken.99.En zeg: O Heer! ik vlucht tot u als eene schuilplaats tegen de ingevingen der duivelen.100.En ik neem mijne toevlucht tot u, o Heer! om hen te verdrijven; opdat zij niet tegenwoordig met mij zouden zijn25.101.Het loochenen der ongeloovigen houdt niet op, dan tot den dood een van hen overvalt, die dan zegt: O Heer! doe mij tot het leven terugkeeren.102.Opdat ik doen moge wat rechtvaardig is, door het ware geloof te belijden dat ik verwaarloosd heb26. In geenen deele. Waarlijk, dit zijn de woorden welke gij zult spreken; maar achter hen zal een hek27zijn tot op den dag der opstanding.103.Als dus de trompet zal klinken, dan zal er geen verwantschap meer tusschen hen bestaan. Dan zullen zij elkander niet om hulp vragen.104.Zij wier weegschaal door goede werken zwaar is, zullen gelukkig wezen.105.Maar zij wier weegschalen licht zullen wezen, zijn degenen die hunne zielen verliezen en eeuwig in de hel zullen verblijven.106.Het vuur zal hunne aangezichten verteren en zij zullen hunne monden uit angst samentrekken.107.En er zal tot hen gezegd worden: Werden mijne teekenen u niet herinnerd en hebt gij die niet van valschheid beschuldigd?108.Zij zullen antwoorden: O Heer! ons ongeluk beheerschte ons en wij wendden ons af.109.O Heer! neem ons weg uit dit vuur; indien we tot onze vroegere zonden terugkeeren, zijn wij zekerlijk onrechtvaardig.110.God zal hun zeggen: Gij blijft er in, en richt het woord niet tot mij.111.Toen een gedeelte van mijn dienaren uitriep: O Heer! wij gelooven: vergeef ons dus en wees ons genadig; want waarlijk gij zijt de genadigste.112.Hebt gij hen met spotternijen ontvangen, zoodat deze u mijne vermaning deden vergeten28, en gij hebt hun tot voorwerpen uwer spotternijen gemaakt.113.Ik heb hen heden beloond, omdat zij de beleedigingen, welke gij hun hebt aangedaan, met geduld hebben gedragen: waarlijk, zij genieten een groot geluk.114.God zal zeggen: Hoeveel jaren hebt gij op aarde doorgebracht?115.Zij zullen antwoorden: Wij hebben daar een dag of een gedeelte van een dag doorgebracht29, maar vraag hun die rekening te houden30.116.God zal zeggen: Gij zijt daar slechts korten tijd gebleven, maar gij weet het niet.117.Denkt gij dat wij u slechts uit ijdelheid hebben geschapen en dat gij later niet voor ons gebracht zult worden? Verheven zij dus God de Koning, de Waarheid! Er is geen God buiten hem, de Heer van den glansrijken troon. Wie naast den waren God een anderen God zal aanroepen, omtrent welken hij geen duidelijk bewijs heeft, zal zekerlijk voor zijn Heer daarvan rekenschap moeten afleggen. Waarlijk, de ongeloovigen zullen geen voorspoed genieten.118.Zeg: O Heer! vergiffenis, en schenk mij genade; want uwe genade is onbeperkt.

1Zijnde het lichaam der moeder.2Zijnde: Een volkomen mensch voortbrengende, die uit ziel en lichaam is samengesteld.Aboe Hanifasteunt op deze plaats om te beweren, dat hij, die zich van een ei meester maakt, welk ei bij hem wordt uitgebroed, gehouden is, een ei terug te geven, en geene kip, aangezien het eeneandere schepping, een andere vorm is.3ZieHoofdstuk VI, vers 93.4Letterlijk: zeven paden, waarmede de hemelen worden bedoeld, aangezien zij overeenkomstig sommige uitleggers, de paden der engelen en hemelsche lichamen zijn, hoewel het oorspronkelijke woord ook voorwerpen beteekent, die gevouwen of als verdiepingen boven elkander geplaatst zijn, zooals de Mahomedanen zich voorstellen dat de hemelen zijn.5Zijnde de olijfboom. De tuinen nabij dezen berg gelegen zijn nog bekend om de uitmuntende vruchtboomen van allerlei soort, die daar groeien (ZieVoyages deThevenot,liv. 2, chap. 9).6Het dier, meer bijzonder op deze plaats bedoeld is de kameel, die in het Oosten hoofdzakelijk als voertuig wordt gebezigd. De Arabieren noemen dit dier hetlandschip, waarmede zij hunnezandzeeën, de woestijnen, doortrekken.7ZieHoofdstuk XI, vers 42enz.8Zijnde de stamAdof vanThamoed.9Zijnde de profeetHudofSaleh.10Savaryvertaalt dit aldus: De kreet van den engel des verderfs werd gehoord, en de ongeloovigen werden verdelgd als verwelkte knoppen.11Zooals de Sodomieten, Midianieten, enz.12De uitleggers willen dat de hier bedoelde plaatsJeruzalem,Damaskus,Ramlah,PalestinaofEgyptezij (Al Beidâwi,Jallalo’ddin). Misschien ook wordt op deze plaats de rots bedoeld, waarop de maagdMariazich, overeenkomstig de Mahomedaansche overlevering begaf om verlost te worden (ZieHoofdstuk XIX, vers 16).13Deze woorden zijn tot de apostelen in het algemeen gericht aan welke het geoorloofd was, van alle voedsel te eten, dat zuiver en gezond was en welke hun werden toegesproken op het tijdstip hunner zending. Sommigen zijn echter van meening, dat zij bijzonder zijn gericht totMariaenJezusof alleen tot den laatste.Mahomettrachtte waarschijnlijk op deze plaats de onthouding te veroordeelen, welke door de monniken der Christenen wordt in acht genomen (Al Beidâwi).14ZieHoofdstuk XXI, vers 92.15Zijnde: Tot zij gedood zullen worden, of een natuurlijken dood sterven.16Hiermede wordt de overwinning teBedrbedoeld, waarbij verscheidene der voornaamste Koreïshieten het leven verloren, of de hongersnood, waardoor de bewoners vanMekkawerden getroffen, op het gebed van den profeet, dat aldus luidde; “O God! zet uwen voet met sterkte opModar(een voorzaat der Koreïshieten), en geeft hun jaren, gelijk de jaren vanJozef” waarop zulk eene groote schaarschte volgde, dat zij genoodzaakt waren zich met honden, krengen en verbrande beenderen te voeden (Al Beidâwi).17Savaryvertaalt dit aldus: Zij die in onwetendheid omtrent zijne leer verkeeren. Zij die in hunne blindheid blijven, tot het uur waarop de machtigste hunner, onze wraak gevoelende, met groot misbaar zullen uitroepen, enz.18Dat is; indien er meer dan één God zou hebben bestaan, zooals de afgodendienaars dat gelooven (ZieHoofdstuk XXI vers 22), of indien de leer doorMahometverkondigd, overeenkomstig hunne neigingen ware geweest, enz.19Zijnde: De hongersnood. Men zegt dat de bewoners vanMekkagedwongen waren, hunne toevlucht totilhizte nemen om zich er mede te voeden. Dit is eene soort ellendig voedsel uit bloed en kemelshaar bestaande, hetgeen door de Arabieren in tijden van schaarschte wordt genuttigd.Abos Sofiakwam totMahometen zeide: Ik bezweer u bij God en de betrekking die tusschen ons bestaat, zeg mij, of gij denkt tot eene genade voor alle schepselen te zijn gezonden, aangezien gij de ouderen door het zwaard en de kinderen door honger hebt gedood? (Al Beidâwi).20Namelijk de slachting teBedr.21Zijnde: Hongersnood, die verschrikkelijker is dan de rampen van den oorlog (Al Beidâwi). Overeenkomstig die uitleggingen moet deze plaats te Medina zijn geopenbaard, tenzij het in een profetischen zin worde opgevat.22Door het vormen eener afzonderlijke schepping en van een koninkrijk, verschillende van zijn schepping en zijn koninkrijk.23ZieHoofdstuk XVII, vers 58, en volg.24Dat is: door beleediging te vergeven en deze door goed te vergelden, welke les echter gewijzigd wordt, door de voorwaarde, datde ware godsdienst door zulk eene mildheid en grootmoedigheid niet worde benadeeld (Al Beidâwi).25Om mij te bekampen, of, zooals het mede kan worden vertaald: Opdat zij mij niet deren.26Of, hetgeen mede door deze woorden wordt gezegd: In de wereld welke ik verlaten heb; dat is gedurende den verderen duur van het leven dat mij zal worden geschonken en waarvan ik ben afgesneden (Al Beidâwi).27Het oorspronkelijk woordbarzakhhier methekvertaald, beteekent in de eerste plaats eene afdeeling of tusschenruimte, waardoor eene zaak van eene andere wordt afgescheiden. Het wordt echter door de Arabieren niet altijd in denzelfden en ook somtijds in een duisteren zin gebruikt. Zij schijnen in het algemeen daarmede datgene uit te drukken, waartoe de Grieken het woordHadesgebruikten; dan eens het woord voor de plaats der dooden aanwendende, dan weder voor den tijd dien zij in dien staat doorbrachten en dan weder voor den staat zelven. Hunne critici hebben uitgemaakt, dat het de tusschentijd of ruimte is, tusschen deze wereld en de volgende, of tusschen den dood en de opstanding. Ieder persoon, die sterft, wordt gezegd inal barzakhover te gaan, of, zooals de Grieken het uitdrukkenκαταβὴναι εὶς ᾃδου.ZiePocock,not. in Port. Mosis, p. 248, etc. Sommige uitleggers vatten deze plaats zóó op, als bedoelden de woorden door ons metachter henvertaald, integendeelvoor hen(daar hier in het oorspronkelijke een dier woorden staat waarvan er verscheidene in de Arabische taal zijn, die namelijk twee geheel tegenovergestelde beteekenissen hebben) daar zijal barzakhals een toekomstige ruimte beschouwen, die vóór en niet achter hen ligt.28Niet in staat zijnde, door hunne vermaningen invloed op u te hebben, door de verachting waarmede gij hen beschouwt.29Zoo kort zal hun de tijd toeschijnen, in vergelijking met den eeuwigen duur hunner marteling, of omdat de tijd dien zij in de wereld doorleefden, de tijd was van hunne vreugde en hun genoegen. Het is namelijk bij de Arabieren gebruikelijk, datgene wat hunaangenaamis als van korten duur en datgene wat hun onaangenaam is als van langen duur te beschrijven.30Dat is: de engelen die rekening houden van den duur van der menschen leven en van hunne werken, of een ander, die tijd mocht hebben om op te tellen, en niet wij, die door onze smarten van onze gedachten en aandacht worden afgetrokken.

1Zijnde het lichaam der moeder.

2Zijnde: Een volkomen mensch voortbrengende, die uit ziel en lichaam is samengesteld.Aboe Hanifasteunt op deze plaats om te beweren, dat hij, die zich van een ei meester maakt, welk ei bij hem wordt uitgebroed, gehouden is, een ei terug te geven, en geene kip, aangezien het eeneandere schepping, een andere vorm is.

3ZieHoofdstuk VI, vers 93.

4Letterlijk: zeven paden, waarmede de hemelen worden bedoeld, aangezien zij overeenkomstig sommige uitleggers, de paden der engelen en hemelsche lichamen zijn, hoewel het oorspronkelijke woord ook voorwerpen beteekent, die gevouwen of als verdiepingen boven elkander geplaatst zijn, zooals de Mahomedanen zich voorstellen dat de hemelen zijn.

5Zijnde de olijfboom. De tuinen nabij dezen berg gelegen zijn nog bekend om de uitmuntende vruchtboomen van allerlei soort, die daar groeien (ZieVoyages deThevenot,liv. 2, chap. 9).

6Het dier, meer bijzonder op deze plaats bedoeld is de kameel, die in het Oosten hoofdzakelijk als voertuig wordt gebezigd. De Arabieren noemen dit dier hetlandschip, waarmede zij hunnezandzeeën, de woestijnen, doortrekken.

7ZieHoofdstuk XI, vers 42enz.

8Zijnde de stamAdof vanThamoed.

9Zijnde de profeetHudofSaleh.

10Savaryvertaalt dit aldus: De kreet van den engel des verderfs werd gehoord, en de ongeloovigen werden verdelgd als verwelkte knoppen.

11Zooals de Sodomieten, Midianieten, enz.

12De uitleggers willen dat de hier bedoelde plaatsJeruzalem,Damaskus,Ramlah,PalestinaofEgyptezij (Al Beidâwi,Jallalo’ddin). Misschien ook wordt op deze plaats de rots bedoeld, waarop de maagdMariazich, overeenkomstig de Mahomedaansche overlevering begaf om verlost te worden (ZieHoofdstuk XIX, vers 16).

13Deze woorden zijn tot de apostelen in het algemeen gericht aan welke het geoorloofd was, van alle voedsel te eten, dat zuiver en gezond was en welke hun werden toegesproken op het tijdstip hunner zending. Sommigen zijn echter van meening, dat zij bijzonder zijn gericht totMariaenJezusof alleen tot den laatste.Mahomettrachtte waarschijnlijk op deze plaats de onthouding te veroordeelen, welke door de monniken der Christenen wordt in acht genomen (Al Beidâwi).

14ZieHoofdstuk XXI, vers 92.

15Zijnde: Tot zij gedood zullen worden, of een natuurlijken dood sterven.

16Hiermede wordt de overwinning teBedrbedoeld, waarbij verscheidene der voornaamste Koreïshieten het leven verloren, of de hongersnood, waardoor de bewoners vanMekkawerden getroffen, op het gebed van den profeet, dat aldus luidde; “O God! zet uwen voet met sterkte opModar(een voorzaat der Koreïshieten), en geeft hun jaren, gelijk de jaren vanJozef” waarop zulk eene groote schaarschte volgde, dat zij genoodzaakt waren zich met honden, krengen en verbrande beenderen te voeden (Al Beidâwi).

17Savaryvertaalt dit aldus: Zij die in onwetendheid omtrent zijne leer verkeeren. Zij die in hunne blindheid blijven, tot het uur waarop de machtigste hunner, onze wraak gevoelende, met groot misbaar zullen uitroepen, enz.

18Dat is; indien er meer dan één God zou hebben bestaan, zooals de afgodendienaars dat gelooven (ZieHoofdstuk XXI vers 22), of indien de leer doorMahometverkondigd, overeenkomstig hunne neigingen ware geweest, enz.

19Zijnde: De hongersnood. Men zegt dat de bewoners vanMekkagedwongen waren, hunne toevlucht totilhizte nemen om zich er mede te voeden. Dit is eene soort ellendig voedsel uit bloed en kemelshaar bestaande, hetgeen door de Arabieren in tijden van schaarschte wordt genuttigd.Abos Sofiakwam totMahometen zeide: Ik bezweer u bij God en de betrekking die tusschen ons bestaat, zeg mij, of gij denkt tot eene genade voor alle schepselen te zijn gezonden, aangezien gij de ouderen door het zwaard en de kinderen door honger hebt gedood? (Al Beidâwi).

20Namelijk de slachting teBedr.

21Zijnde: Hongersnood, die verschrikkelijker is dan de rampen van den oorlog (Al Beidâwi). Overeenkomstig die uitleggingen moet deze plaats te Medina zijn geopenbaard, tenzij het in een profetischen zin worde opgevat.

22Door het vormen eener afzonderlijke schepping en van een koninkrijk, verschillende van zijn schepping en zijn koninkrijk.

23ZieHoofdstuk XVII, vers 58, en volg.

24Dat is: door beleediging te vergeven en deze door goed te vergelden, welke les echter gewijzigd wordt, door de voorwaarde, datde ware godsdienst door zulk eene mildheid en grootmoedigheid niet worde benadeeld (Al Beidâwi).

25Om mij te bekampen, of, zooals het mede kan worden vertaald: Opdat zij mij niet deren.

26Of, hetgeen mede door deze woorden wordt gezegd: In de wereld welke ik verlaten heb; dat is gedurende den verderen duur van het leven dat mij zal worden geschonken en waarvan ik ben afgesneden (Al Beidâwi).

27Het oorspronkelijk woordbarzakhhier methekvertaald, beteekent in de eerste plaats eene afdeeling of tusschenruimte, waardoor eene zaak van eene andere wordt afgescheiden. Het wordt echter door de Arabieren niet altijd in denzelfden en ook somtijds in een duisteren zin gebruikt. Zij schijnen in het algemeen daarmede datgene uit te drukken, waartoe de Grieken het woordHadesgebruikten; dan eens het woord voor de plaats der dooden aanwendende, dan weder voor den tijd dien zij in dien staat doorbrachten en dan weder voor den staat zelven. Hunne critici hebben uitgemaakt, dat het de tusschentijd of ruimte is, tusschen deze wereld en de volgende, of tusschen den dood en de opstanding. Ieder persoon, die sterft, wordt gezegd inal barzakhover te gaan, of, zooals de Grieken het uitdrukkenκαταβὴναι εὶς ᾃδου.ZiePocock,not. in Port. Mosis, p. 248, etc. Sommige uitleggers vatten deze plaats zóó op, als bedoelden de woorden door ons metachter henvertaald, integendeelvoor hen(daar hier in het oorspronkelijke een dier woorden staat waarvan er verscheidene in de Arabische taal zijn, die namelijk twee geheel tegenovergestelde beteekenissen hebben) daar zijal barzakhals een toekomstige ruimte beschouwen, die vóór en niet achter hen ligt.

28Niet in staat zijnde, door hunne vermaningen invloed op u te hebben, door de verachting waarmede gij hen beschouwt.

29Zoo kort zal hun de tijd toeschijnen, in vergelijking met den eeuwigen duur hunner marteling, of omdat de tijd dien zij in de wereld doorleefden, de tijd was van hunne vreugde en hun genoegen. Het is namelijk bij de Arabieren gebruikelijk, datgene wat hunaangenaamis als van korten duur en datgene wat hun onaangenaam is als van langen duur te beschrijven.

30Dat is: de engelen die rekening houden van den duur van der menschen leven en van hunne werken, of een ander, die tijd mocht hebben om op te tellen, en niet wij, die door onze smarten van onze gedachten en aandacht worden afgetrokken.


Back to IndexNext