I.

I.Nietzsche’s uiterlijk leven is niet rijk aan bijzonderheden geweest en kan in weinig woorden vermeld worden. Op 15 October 1844 werd hij geboren te Röcken, waar zijn vader dominé was; op zijn vijfde jaar was hij een wees en volgde hij zijne familie naar Naumburg, waar hij zijn eerste onderwijs ontving. Op veertien jaar (Oct. 1858) ging hij in den kost op de oude bekende school van Schulpforta, waar tal van beroemde geleerden, o.a. Klopstock, Fichte, Schlegel, Ranke hunne studiën hadden begonnen. Zes jaren later (Sept. 1864) verliet hij die school met zijn einddiploma en begon hij zijne academische studie. De keuze van een loopbaan was moeilijk voor hem omdat zijn drang tot algemeene ontwikkeling hem verre hield van alle speciale richting. Een oogenblik helde hij over tot de muziek, maar daarna besloot hij de klassieke philologie te bestudeeren. Hij bracht een jaar door aan de universiteit te Bonn (1864–65) en toen twee jaren te Leipzig (1865–67) waar hij zich voornamelijk toelegde op de Grieksche philologie en een der lievelingsleerlingen werd van Ritschl, destijds de grootste Duitsche philoloog. Daarna vervulde hij zijne militaire plichten, die echter na eenigen tijd werden onderbroken door een ongeluk te paard, dat eene langdurige behandeling eischte. Vervolgens keerde hij naar Leipzig terug om zich voor zijn doctoraalte bekwamen. Maar na korten tijd, in Februari 1869, nog vóór zijne promotie, werd hij tot professor benoemd aan de universiteit van Basel en de Leipzigsche faculteit verleende hem zonder examen den doctorstitel.Tien jaren lang leidde Nietzsche het vreedzame, doch veeleischend professorale leven; hij gaf zijne colleges zooveel zijne steeds verminderende gezondheid hem toeliet en doceerde tevens Grieksch in de hoogste klasse van het Baselsche Pädagogium (eene inrichting, die den overgang vormde van het gymnasium tot de universiteit). Gedurende het schooljaar leefde hij zeer teruggetrokken, maar toch werd hij hoog gesteld door zijne geheele omgeving, al bewoog hij zich slechts in een kleinen kring van intieme vrienden, waartoe in de eerste plaats behoorde de kunsthistoricus Jacob Burckhardt; voorts bezocht hij dikwijls Richard Wagner en zijne vrouw, Mevrouw Cosima Wagner, in hun buitenverblijf Tribschen bij Lucern, waar hij steeds als een vriend des huizes werd ontvangen; in de jaren 1869–1872 (waarna de Wagners naar Bayreuth vertrokken) logeerde hij er drie en twintig keeren. Gedurende zijne Paasch-, Pinkster-, of groote vacanties maakte Nietzsche doorgaans eene reis door het Oberland, naar het meer van Genève of de Italiaansche meren. Het eenig belangrijk feit in zijn kalm bestaan is de oorlog van 1870 geweest, waaraan hij deelnam als vrijwillig ziekenverpleger, maar zijn gestel bleek niet bestand te zijn tegen de aangrijpende vermoeienissen en binnen korten tijd keerde hij ernstig ziek huiswaarts. Dit treurig intermezzo daargelaten, bepalen de groote gebeurtenissen in Nietzsche’s leven zich tot het scheppen van zijne letterkundige en philosophische werken, die hoofdzakelijk over de volgende twee onderwerpen handelen: de studie van de Grieksche oudheid en de kritiek over de moderne beschaving. Zijn eerste groote werk „Die Geburt der Tragödie” (1872), dat vrij veel naam maakte en eene levendige polemiek1in het leven riep, gold in deeerste plaats het Helleensche probleem en gaf een schets van de algemeene philosophie, die de Grieksche beschaving in zich sloot. Zijne volgende werken als zijne „Unzeitgemäsze Betrachtungen” zijn gewijd aan de studie van hedendaagsche vraagstukken.”De beide eersteUnzeitgemäszen„David Strausz” (1873) en „Vom Nutzen u. Nachtheil der Historie für das Leben” (1874), zijn gedurfde aanslagen op de tegenwoordige Duitsche beschaving en het overdreven beoefenen van de geschiedenis. In de beide laatste werken „Schopenhauer als Erzieher” (1874) en „Richard Wagner in Bayreuth” (1876) schetste Nietzsche de beide genieën, die hem waardig schenen de meesters te worden van het jongere geslacht en dat geslacht te leiden tot een hooger doel „dan dat van den modernen Philister.”In 1876 echter kwam er eene groote verandering zoowel in Nietzsche’s uiterlijk als in zijn innerlijk leven. De groote ommekeer in zijn gemoedsleven werd toen veroorzaakt door het verbreken van zijn intimiteit met Wagner. De feesten te Bayreuth (Augustus 1874) gaven den genadeslag aan hunne vriendschap; later zullen wij zien wat de oorzaak werd van den twist, die in Nietzsche’s leven de bron van eene groote droefheid was. Omtrent dienzelfden tijd werd hij door zijne gezondheid, die reeds in het begin van 1875 en 1876 veel geleden had door hevige aanvallen van zijne ziekte, gedwongen voor een jaar verlof te nemen; dat jaar bracht hij door in Italië, Sorrento (tot Mei 1877) en in het Zwitsersch gebergte. Na dien rusttijd trachtte hij ondanks de wederkeerende aanvallen van zijne kwaal, zijne bezigheden weer op te nemen en hervatte hij zijn cursus; in 1878 gaf hij „Menschliches Allzumenschliches. Ein Buchfürfreie Geister” uit en een jaar later „Vermischte Meinungen und Sprüche” en„Der Wandrer und sein Schatten”. Toch was zijne gezondheid te zeer geschoktom hem toe te staan zijne professorale plichten waar te nemen en zich in vollen ernst zoowel daaraan als aan zijne persoonlijke studieën te wijden; einde 1877 werd hij reeds op zijn verzoek ontslagen uit zijne betrekking aan het Pädagogium en in 1879 moest hij ook afzien van zijn verderen professoralen werkkring aan de Universiteit. Daarna stond hij weer voor een nieuw leven van onzekerheid en onbestendigheid, een smartelijk, broos en eenzaam leven, maar tevens vrij en onafhankelijk, een leven, waarin hij elk oogenblik van uitstel, dat de dood hem gaf, wijden kon aan de uitvoering van zijn grootschen, philosophischen arbeid.

I.Nietzsche’s uiterlijk leven is niet rijk aan bijzonderheden geweest en kan in weinig woorden vermeld worden. Op 15 October 1844 werd hij geboren te Röcken, waar zijn vader dominé was; op zijn vijfde jaar was hij een wees en volgde hij zijne familie naar Naumburg, waar hij zijn eerste onderwijs ontving. Op veertien jaar (Oct. 1858) ging hij in den kost op de oude bekende school van Schulpforta, waar tal van beroemde geleerden, o.a. Klopstock, Fichte, Schlegel, Ranke hunne studiën hadden begonnen. Zes jaren later (Sept. 1864) verliet hij die school met zijn einddiploma en begon hij zijne academische studie. De keuze van een loopbaan was moeilijk voor hem omdat zijn drang tot algemeene ontwikkeling hem verre hield van alle speciale richting. Een oogenblik helde hij over tot de muziek, maar daarna besloot hij de klassieke philologie te bestudeeren. Hij bracht een jaar door aan de universiteit te Bonn (1864–65) en toen twee jaren te Leipzig (1865–67) waar hij zich voornamelijk toelegde op de Grieksche philologie en een der lievelingsleerlingen werd van Ritschl, destijds de grootste Duitsche philoloog. Daarna vervulde hij zijne militaire plichten, die echter na eenigen tijd werden onderbroken door een ongeluk te paard, dat eene langdurige behandeling eischte. Vervolgens keerde hij naar Leipzig terug om zich voor zijn doctoraalte bekwamen. Maar na korten tijd, in Februari 1869, nog vóór zijne promotie, werd hij tot professor benoemd aan de universiteit van Basel en de Leipzigsche faculteit verleende hem zonder examen den doctorstitel.Tien jaren lang leidde Nietzsche het vreedzame, doch veeleischend professorale leven; hij gaf zijne colleges zooveel zijne steeds verminderende gezondheid hem toeliet en doceerde tevens Grieksch in de hoogste klasse van het Baselsche Pädagogium (eene inrichting, die den overgang vormde van het gymnasium tot de universiteit). Gedurende het schooljaar leefde hij zeer teruggetrokken, maar toch werd hij hoog gesteld door zijne geheele omgeving, al bewoog hij zich slechts in een kleinen kring van intieme vrienden, waartoe in de eerste plaats behoorde de kunsthistoricus Jacob Burckhardt; voorts bezocht hij dikwijls Richard Wagner en zijne vrouw, Mevrouw Cosima Wagner, in hun buitenverblijf Tribschen bij Lucern, waar hij steeds als een vriend des huizes werd ontvangen; in de jaren 1869–1872 (waarna de Wagners naar Bayreuth vertrokken) logeerde hij er drie en twintig keeren. Gedurende zijne Paasch-, Pinkster-, of groote vacanties maakte Nietzsche doorgaans eene reis door het Oberland, naar het meer van Genève of de Italiaansche meren. Het eenig belangrijk feit in zijn kalm bestaan is de oorlog van 1870 geweest, waaraan hij deelnam als vrijwillig ziekenverpleger, maar zijn gestel bleek niet bestand te zijn tegen de aangrijpende vermoeienissen en binnen korten tijd keerde hij ernstig ziek huiswaarts. Dit treurig intermezzo daargelaten, bepalen de groote gebeurtenissen in Nietzsche’s leven zich tot het scheppen van zijne letterkundige en philosophische werken, die hoofdzakelijk over de volgende twee onderwerpen handelen: de studie van de Grieksche oudheid en de kritiek over de moderne beschaving. Zijn eerste groote werk „Die Geburt der Tragödie” (1872), dat vrij veel naam maakte en eene levendige polemiek1in het leven riep, gold in deeerste plaats het Helleensche probleem en gaf een schets van de algemeene philosophie, die de Grieksche beschaving in zich sloot. Zijne volgende werken als zijne „Unzeitgemäsze Betrachtungen” zijn gewijd aan de studie van hedendaagsche vraagstukken.”De beide eersteUnzeitgemäszen„David Strausz” (1873) en „Vom Nutzen u. Nachtheil der Historie für das Leben” (1874), zijn gedurfde aanslagen op de tegenwoordige Duitsche beschaving en het overdreven beoefenen van de geschiedenis. In de beide laatste werken „Schopenhauer als Erzieher” (1874) en „Richard Wagner in Bayreuth” (1876) schetste Nietzsche de beide genieën, die hem waardig schenen de meesters te worden van het jongere geslacht en dat geslacht te leiden tot een hooger doel „dan dat van den modernen Philister.”In 1876 echter kwam er eene groote verandering zoowel in Nietzsche’s uiterlijk als in zijn innerlijk leven. De groote ommekeer in zijn gemoedsleven werd toen veroorzaakt door het verbreken van zijn intimiteit met Wagner. De feesten te Bayreuth (Augustus 1874) gaven den genadeslag aan hunne vriendschap; later zullen wij zien wat de oorzaak werd van den twist, die in Nietzsche’s leven de bron van eene groote droefheid was. Omtrent dienzelfden tijd werd hij door zijne gezondheid, die reeds in het begin van 1875 en 1876 veel geleden had door hevige aanvallen van zijne ziekte, gedwongen voor een jaar verlof te nemen; dat jaar bracht hij door in Italië, Sorrento (tot Mei 1877) en in het Zwitsersch gebergte. Na dien rusttijd trachtte hij ondanks de wederkeerende aanvallen van zijne kwaal, zijne bezigheden weer op te nemen en hervatte hij zijn cursus; in 1878 gaf hij „Menschliches Allzumenschliches. Ein Buchfürfreie Geister” uit en een jaar later „Vermischte Meinungen und Sprüche” en„Der Wandrer und sein Schatten”. Toch was zijne gezondheid te zeer geschoktom hem toe te staan zijne professorale plichten waar te nemen en zich in vollen ernst zoowel daaraan als aan zijne persoonlijke studieën te wijden; einde 1877 werd hij reeds op zijn verzoek ontslagen uit zijne betrekking aan het Pädagogium en in 1879 moest hij ook afzien van zijn verderen professoralen werkkring aan de Universiteit. Daarna stond hij weer voor een nieuw leven van onzekerheid en onbestendigheid, een smartelijk, broos en eenzaam leven, maar tevens vrij en onafhankelijk, een leven, waarin hij elk oogenblik van uitstel, dat de dood hem gaf, wijden kon aan de uitvoering van zijn grootschen, philosophischen arbeid.

I.Nietzsche’s uiterlijk leven is niet rijk aan bijzonderheden geweest en kan in weinig woorden vermeld worden. Op 15 October 1844 werd hij geboren te Röcken, waar zijn vader dominé was; op zijn vijfde jaar was hij een wees en volgde hij zijne familie naar Naumburg, waar hij zijn eerste onderwijs ontving. Op veertien jaar (Oct. 1858) ging hij in den kost op de oude bekende school van Schulpforta, waar tal van beroemde geleerden, o.a. Klopstock, Fichte, Schlegel, Ranke hunne studiën hadden begonnen. Zes jaren later (Sept. 1864) verliet hij die school met zijn einddiploma en begon hij zijne academische studie. De keuze van een loopbaan was moeilijk voor hem omdat zijn drang tot algemeene ontwikkeling hem verre hield van alle speciale richting. Een oogenblik helde hij over tot de muziek, maar daarna besloot hij de klassieke philologie te bestudeeren. Hij bracht een jaar door aan de universiteit te Bonn (1864–65) en toen twee jaren te Leipzig (1865–67) waar hij zich voornamelijk toelegde op de Grieksche philologie en een der lievelingsleerlingen werd van Ritschl, destijds de grootste Duitsche philoloog. Daarna vervulde hij zijne militaire plichten, die echter na eenigen tijd werden onderbroken door een ongeluk te paard, dat eene langdurige behandeling eischte. Vervolgens keerde hij naar Leipzig terug om zich voor zijn doctoraalte bekwamen. Maar na korten tijd, in Februari 1869, nog vóór zijne promotie, werd hij tot professor benoemd aan de universiteit van Basel en de Leipzigsche faculteit verleende hem zonder examen den doctorstitel.Tien jaren lang leidde Nietzsche het vreedzame, doch veeleischend professorale leven; hij gaf zijne colleges zooveel zijne steeds verminderende gezondheid hem toeliet en doceerde tevens Grieksch in de hoogste klasse van het Baselsche Pädagogium (eene inrichting, die den overgang vormde van het gymnasium tot de universiteit). Gedurende het schooljaar leefde hij zeer teruggetrokken, maar toch werd hij hoog gesteld door zijne geheele omgeving, al bewoog hij zich slechts in een kleinen kring van intieme vrienden, waartoe in de eerste plaats behoorde de kunsthistoricus Jacob Burckhardt; voorts bezocht hij dikwijls Richard Wagner en zijne vrouw, Mevrouw Cosima Wagner, in hun buitenverblijf Tribschen bij Lucern, waar hij steeds als een vriend des huizes werd ontvangen; in de jaren 1869–1872 (waarna de Wagners naar Bayreuth vertrokken) logeerde hij er drie en twintig keeren. Gedurende zijne Paasch-, Pinkster-, of groote vacanties maakte Nietzsche doorgaans eene reis door het Oberland, naar het meer van Genève of de Italiaansche meren. Het eenig belangrijk feit in zijn kalm bestaan is de oorlog van 1870 geweest, waaraan hij deelnam als vrijwillig ziekenverpleger, maar zijn gestel bleek niet bestand te zijn tegen de aangrijpende vermoeienissen en binnen korten tijd keerde hij ernstig ziek huiswaarts. Dit treurig intermezzo daargelaten, bepalen de groote gebeurtenissen in Nietzsche’s leven zich tot het scheppen van zijne letterkundige en philosophische werken, die hoofdzakelijk over de volgende twee onderwerpen handelen: de studie van de Grieksche oudheid en de kritiek over de moderne beschaving. Zijn eerste groote werk „Die Geburt der Tragödie” (1872), dat vrij veel naam maakte en eene levendige polemiek1in het leven riep, gold in deeerste plaats het Helleensche probleem en gaf een schets van de algemeene philosophie, die de Grieksche beschaving in zich sloot. Zijne volgende werken als zijne „Unzeitgemäsze Betrachtungen” zijn gewijd aan de studie van hedendaagsche vraagstukken.”De beide eersteUnzeitgemäszen„David Strausz” (1873) en „Vom Nutzen u. Nachtheil der Historie für das Leben” (1874), zijn gedurfde aanslagen op de tegenwoordige Duitsche beschaving en het overdreven beoefenen van de geschiedenis. In de beide laatste werken „Schopenhauer als Erzieher” (1874) en „Richard Wagner in Bayreuth” (1876) schetste Nietzsche de beide genieën, die hem waardig schenen de meesters te worden van het jongere geslacht en dat geslacht te leiden tot een hooger doel „dan dat van den modernen Philister.”In 1876 echter kwam er eene groote verandering zoowel in Nietzsche’s uiterlijk als in zijn innerlijk leven. De groote ommekeer in zijn gemoedsleven werd toen veroorzaakt door het verbreken van zijn intimiteit met Wagner. De feesten te Bayreuth (Augustus 1874) gaven den genadeslag aan hunne vriendschap; later zullen wij zien wat de oorzaak werd van den twist, die in Nietzsche’s leven de bron van eene groote droefheid was. Omtrent dienzelfden tijd werd hij door zijne gezondheid, die reeds in het begin van 1875 en 1876 veel geleden had door hevige aanvallen van zijne ziekte, gedwongen voor een jaar verlof te nemen; dat jaar bracht hij door in Italië, Sorrento (tot Mei 1877) en in het Zwitsersch gebergte. Na dien rusttijd trachtte hij ondanks de wederkeerende aanvallen van zijne kwaal, zijne bezigheden weer op te nemen en hervatte hij zijn cursus; in 1878 gaf hij „Menschliches Allzumenschliches. Ein Buchfürfreie Geister” uit en een jaar later „Vermischte Meinungen und Sprüche” en„Der Wandrer und sein Schatten”. Toch was zijne gezondheid te zeer geschoktom hem toe te staan zijne professorale plichten waar te nemen en zich in vollen ernst zoowel daaraan als aan zijne persoonlijke studieën te wijden; einde 1877 werd hij reeds op zijn verzoek ontslagen uit zijne betrekking aan het Pädagogium en in 1879 moest hij ook afzien van zijn verderen professoralen werkkring aan de Universiteit. Daarna stond hij weer voor een nieuw leven van onzekerheid en onbestendigheid, een smartelijk, broos en eenzaam leven, maar tevens vrij en onafhankelijk, een leven, waarin hij elk oogenblik van uitstel, dat de dood hem gaf, wijden kon aan de uitvoering van zijn grootschen, philosophischen arbeid.

I.Nietzsche’s uiterlijk leven is niet rijk aan bijzonderheden geweest en kan in weinig woorden vermeld worden. Op 15 October 1844 werd hij geboren te Röcken, waar zijn vader dominé was; op zijn vijfde jaar was hij een wees en volgde hij zijne familie naar Naumburg, waar hij zijn eerste onderwijs ontving. Op veertien jaar (Oct. 1858) ging hij in den kost op de oude bekende school van Schulpforta, waar tal van beroemde geleerden, o.a. Klopstock, Fichte, Schlegel, Ranke hunne studiën hadden begonnen. Zes jaren later (Sept. 1864) verliet hij die school met zijn einddiploma en begon hij zijne academische studie. De keuze van een loopbaan was moeilijk voor hem omdat zijn drang tot algemeene ontwikkeling hem verre hield van alle speciale richting. Een oogenblik helde hij over tot de muziek, maar daarna besloot hij de klassieke philologie te bestudeeren. Hij bracht een jaar door aan de universiteit te Bonn (1864–65) en toen twee jaren te Leipzig (1865–67) waar hij zich voornamelijk toelegde op de Grieksche philologie en een der lievelingsleerlingen werd van Ritschl, destijds de grootste Duitsche philoloog. Daarna vervulde hij zijne militaire plichten, die echter na eenigen tijd werden onderbroken door een ongeluk te paard, dat eene langdurige behandeling eischte. Vervolgens keerde hij naar Leipzig terug om zich voor zijn doctoraalte bekwamen. Maar na korten tijd, in Februari 1869, nog vóór zijne promotie, werd hij tot professor benoemd aan de universiteit van Basel en de Leipzigsche faculteit verleende hem zonder examen den doctorstitel.Tien jaren lang leidde Nietzsche het vreedzame, doch veeleischend professorale leven; hij gaf zijne colleges zooveel zijne steeds verminderende gezondheid hem toeliet en doceerde tevens Grieksch in de hoogste klasse van het Baselsche Pädagogium (eene inrichting, die den overgang vormde van het gymnasium tot de universiteit). Gedurende het schooljaar leefde hij zeer teruggetrokken, maar toch werd hij hoog gesteld door zijne geheele omgeving, al bewoog hij zich slechts in een kleinen kring van intieme vrienden, waartoe in de eerste plaats behoorde de kunsthistoricus Jacob Burckhardt; voorts bezocht hij dikwijls Richard Wagner en zijne vrouw, Mevrouw Cosima Wagner, in hun buitenverblijf Tribschen bij Lucern, waar hij steeds als een vriend des huizes werd ontvangen; in de jaren 1869–1872 (waarna de Wagners naar Bayreuth vertrokken) logeerde hij er drie en twintig keeren. Gedurende zijne Paasch-, Pinkster-, of groote vacanties maakte Nietzsche doorgaans eene reis door het Oberland, naar het meer van Genève of de Italiaansche meren. Het eenig belangrijk feit in zijn kalm bestaan is de oorlog van 1870 geweest, waaraan hij deelnam als vrijwillig ziekenverpleger, maar zijn gestel bleek niet bestand te zijn tegen de aangrijpende vermoeienissen en binnen korten tijd keerde hij ernstig ziek huiswaarts. Dit treurig intermezzo daargelaten, bepalen de groote gebeurtenissen in Nietzsche’s leven zich tot het scheppen van zijne letterkundige en philosophische werken, die hoofdzakelijk over de volgende twee onderwerpen handelen: de studie van de Grieksche oudheid en de kritiek over de moderne beschaving. Zijn eerste groote werk „Die Geburt der Tragödie” (1872), dat vrij veel naam maakte en eene levendige polemiek1in het leven riep, gold in deeerste plaats het Helleensche probleem en gaf een schets van de algemeene philosophie, die de Grieksche beschaving in zich sloot. Zijne volgende werken als zijne „Unzeitgemäsze Betrachtungen” zijn gewijd aan de studie van hedendaagsche vraagstukken.”De beide eersteUnzeitgemäszen„David Strausz” (1873) en „Vom Nutzen u. Nachtheil der Historie für das Leben” (1874), zijn gedurfde aanslagen op de tegenwoordige Duitsche beschaving en het overdreven beoefenen van de geschiedenis. In de beide laatste werken „Schopenhauer als Erzieher” (1874) en „Richard Wagner in Bayreuth” (1876) schetste Nietzsche de beide genieën, die hem waardig schenen de meesters te worden van het jongere geslacht en dat geslacht te leiden tot een hooger doel „dan dat van den modernen Philister.”In 1876 echter kwam er eene groote verandering zoowel in Nietzsche’s uiterlijk als in zijn innerlijk leven. De groote ommekeer in zijn gemoedsleven werd toen veroorzaakt door het verbreken van zijn intimiteit met Wagner. De feesten te Bayreuth (Augustus 1874) gaven den genadeslag aan hunne vriendschap; later zullen wij zien wat de oorzaak werd van den twist, die in Nietzsche’s leven de bron van eene groote droefheid was. Omtrent dienzelfden tijd werd hij door zijne gezondheid, die reeds in het begin van 1875 en 1876 veel geleden had door hevige aanvallen van zijne ziekte, gedwongen voor een jaar verlof te nemen; dat jaar bracht hij door in Italië, Sorrento (tot Mei 1877) en in het Zwitsersch gebergte. Na dien rusttijd trachtte hij ondanks de wederkeerende aanvallen van zijne kwaal, zijne bezigheden weer op te nemen en hervatte hij zijn cursus; in 1878 gaf hij „Menschliches Allzumenschliches. Ein Buchfürfreie Geister” uit en een jaar later „Vermischte Meinungen und Sprüche” en„Der Wandrer und sein Schatten”. Toch was zijne gezondheid te zeer geschoktom hem toe te staan zijne professorale plichten waar te nemen en zich in vollen ernst zoowel daaraan als aan zijne persoonlijke studieën te wijden; einde 1877 werd hij reeds op zijn verzoek ontslagen uit zijne betrekking aan het Pädagogium en in 1879 moest hij ook afzien van zijn verderen professoralen werkkring aan de Universiteit. Daarna stond hij weer voor een nieuw leven van onzekerheid en onbestendigheid, een smartelijk, broos en eenzaam leven, maar tevens vrij en onafhankelijk, een leven, waarin hij elk oogenblik van uitstel, dat de dood hem gaf, wijden kon aan de uitvoering van zijn grootschen, philosophischen arbeid.

I.

Nietzsche’s uiterlijk leven is niet rijk aan bijzonderheden geweest en kan in weinig woorden vermeld worden. Op 15 October 1844 werd hij geboren te Röcken, waar zijn vader dominé was; op zijn vijfde jaar was hij een wees en volgde hij zijne familie naar Naumburg, waar hij zijn eerste onderwijs ontving. Op veertien jaar (Oct. 1858) ging hij in den kost op de oude bekende school van Schulpforta, waar tal van beroemde geleerden, o.a. Klopstock, Fichte, Schlegel, Ranke hunne studiën hadden begonnen. Zes jaren later (Sept. 1864) verliet hij die school met zijn einddiploma en begon hij zijne academische studie. De keuze van een loopbaan was moeilijk voor hem omdat zijn drang tot algemeene ontwikkeling hem verre hield van alle speciale richting. Een oogenblik helde hij over tot de muziek, maar daarna besloot hij de klassieke philologie te bestudeeren. Hij bracht een jaar door aan de universiteit te Bonn (1864–65) en toen twee jaren te Leipzig (1865–67) waar hij zich voornamelijk toelegde op de Grieksche philologie en een der lievelingsleerlingen werd van Ritschl, destijds de grootste Duitsche philoloog. Daarna vervulde hij zijne militaire plichten, die echter na eenigen tijd werden onderbroken door een ongeluk te paard, dat eene langdurige behandeling eischte. Vervolgens keerde hij naar Leipzig terug om zich voor zijn doctoraalte bekwamen. Maar na korten tijd, in Februari 1869, nog vóór zijne promotie, werd hij tot professor benoemd aan de universiteit van Basel en de Leipzigsche faculteit verleende hem zonder examen den doctorstitel.Tien jaren lang leidde Nietzsche het vreedzame, doch veeleischend professorale leven; hij gaf zijne colleges zooveel zijne steeds verminderende gezondheid hem toeliet en doceerde tevens Grieksch in de hoogste klasse van het Baselsche Pädagogium (eene inrichting, die den overgang vormde van het gymnasium tot de universiteit). Gedurende het schooljaar leefde hij zeer teruggetrokken, maar toch werd hij hoog gesteld door zijne geheele omgeving, al bewoog hij zich slechts in een kleinen kring van intieme vrienden, waartoe in de eerste plaats behoorde de kunsthistoricus Jacob Burckhardt; voorts bezocht hij dikwijls Richard Wagner en zijne vrouw, Mevrouw Cosima Wagner, in hun buitenverblijf Tribschen bij Lucern, waar hij steeds als een vriend des huizes werd ontvangen; in de jaren 1869–1872 (waarna de Wagners naar Bayreuth vertrokken) logeerde hij er drie en twintig keeren. Gedurende zijne Paasch-, Pinkster-, of groote vacanties maakte Nietzsche doorgaans eene reis door het Oberland, naar het meer van Genève of de Italiaansche meren. Het eenig belangrijk feit in zijn kalm bestaan is de oorlog van 1870 geweest, waaraan hij deelnam als vrijwillig ziekenverpleger, maar zijn gestel bleek niet bestand te zijn tegen de aangrijpende vermoeienissen en binnen korten tijd keerde hij ernstig ziek huiswaarts. Dit treurig intermezzo daargelaten, bepalen de groote gebeurtenissen in Nietzsche’s leven zich tot het scheppen van zijne letterkundige en philosophische werken, die hoofdzakelijk over de volgende twee onderwerpen handelen: de studie van de Grieksche oudheid en de kritiek over de moderne beschaving. Zijn eerste groote werk „Die Geburt der Tragödie” (1872), dat vrij veel naam maakte en eene levendige polemiek1in het leven riep, gold in deeerste plaats het Helleensche probleem en gaf een schets van de algemeene philosophie, die de Grieksche beschaving in zich sloot. Zijne volgende werken als zijne „Unzeitgemäsze Betrachtungen” zijn gewijd aan de studie van hedendaagsche vraagstukken.”De beide eersteUnzeitgemäszen„David Strausz” (1873) en „Vom Nutzen u. Nachtheil der Historie für das Leben” (1874), zijn gedurfde aanslagen op de tegenwoordige Duitsche beschaving en het overdreven beoefenen van de geschiedenis. In de beide laatste werken „Schopenhauer als Erzieher” (1874) en „Richard Wagner in Bayreuth” (1876) schetste Nietzsche de beide genieën, die hem waardig schenen de meesters te worden van het jongere geslacht en dat geslacht te leiden tot een hooger doel „dan dat van den modernen Philister.”In 1876 echter kwam er eene groote verandering zoowel in Nietzsche’s uiterlijk als in zijn innerlijk leven. De groote ommekeer in zijn gemoedsleven werd toen veroorzaakt door het verbreken van zijn intimiteit met Wagner. De feesten te Bayreuth (Augustus 1874) gaven den genadeslag aan hunne vriendschap; later zullen wij zien wat de oorzaak werd van den twist, die in Nietzsche’s leven de bron van eene groote droefheid was. Omtrent dienzelfden tijd werd hij door zijne gezondheid, die reeds in het begin van 1875 en 1876 veel geleden had door hevige aanvallen van zijne ziekte, gedwongen voor een jaar verlof te nemen; dat jaar bracht hij door in Italië, Sorrento (tot Mei 1877) en in het Zwitsersch gebergte. Na dien rusttijd trachtte hij ondanks de wederkeerende aanvallen van zijne kwaal, zijne bezigheden weer op te nemen en hervatte hij zijn cursus; in 1878 gaf hij „Menschliches Allzumenschliches. Ein Buchfürfreie Geister” uit en een jaar later „Vermischte Meinungen und Sprüche” en„Der Wandrer und sein Schatten”. Toch was zijne gezondheid te zeer geschoktom hem toe te staan zijne professorale plichten waar te nemen en zich in vollen ernst zoowel daaraan als aan zijne persoonlijke studieën te wijden; einde 1877 werd hij reeds op zijn verzoek ontslagen uit zijne betrekking aan het Pädagogium en in 1879 moest hij ook afzien van zijn verderen professoralen werkkring aan de Universiteit. Daarna stond hij weer voor een nieuw leven van onzekerheid en onbestendigheid, een smartelijk, broos en eenzaam leven, maar tevens vrij en onafhankelijk, een leven, waarin hij elk oogenblik van uitstel, dat de dood hem gaf, wijden kon aan de uitvoering van zijn grootschen, philosophischen arbeid.

Nietzsche’s uiterlijk leven is niet rijk aan bijzonderheden geweest en kan in weinig woorden vermeld worden. Op 15 October 1844 werd hij geboren te Röcken, waar zijn vader dominé was; op zijn vijfde jaar was hij een wees en volgde hij zijne familie naar Naumburg, waar hij zijn eerste onderwijs ontving. Op veertien jaar (Oct. 1858) ging hij in den kost op de oude bekende school van Schulpforta, waar tal van beroemde geleerden, o.a. Klopstock, Fichte, Schlegel, Ranke hunne studiën hadden begonnen. Zes jaren later (Sept. 1864) verliet hij die school met zijn einddiploma en begon hij zijne academische studie. De keuze van een loopbaan was moeilijk voor hem omdat zijn drang tot algemeene ontwikkeling hem verre hield van alle speciale richting. Een oogenblik helde hij over tot de muziek, maar daarna besloot hij de klassieke philologie te bestudeeren. Hij bracht een jaar door aan de universiteit te Bonn (1864–65) en toen twee jaren te Leipzig (1865–67) waar hij zich voornamelijk toelegde op de Grieksche philologie en een der lievelingsleerlingen werd van Ritschl, destijds de grootste Duitsche philoloog. Daarna vervulde hij zijne militaire plichten, die echter na eenigen tijd werden onderbroken door een ongeluk te paard, dat eene langdurige behandeling eischte. Vervolgens keerde hij naar Leipzig terug om zich voor zijn doctoraalte bekwamen. Maar na korten tijd, in Februari 1869, nog vóór zijne promotie, werd hij tot professor benoemd aan de universiteit van Basel en de Leipzigsche faculteit verleende hem zonder examen den doctorstitel.

Tien jaren lang leidde Nietzsche het vreedzame, doch veeleischend professorale leven; hij gaf zijne colleges zooveel zijne steeds verminderende gezondheid hem toeliet en doceerde tevens Grieksch in de hoogste klasse van het Baselsche Pädagogium (eene inrichting, die den overgang vormde van het gymnasium tot de universiteit). Gedurende het schooljaar leefde hij zeer teruggetrokken, maar toch werd hij hoog gesteld door zijne geheele omgeving, al bewoog hij zich slechts in een kleinen kring van intieme vrienden, waartoe in de eerste plaats behoorde de kunsthistoricus Jacob Burckhardt; voorts bezocht hij dikwijls Richard Wagner en zijne vrouw, Mevrouw Cosima Wagner, in hun buitenverblijf Tribschen bij Lucern, waar hij steeds als een vriend des huizes werd ontvangen; in de jaren 1869–1872 (waarna de Wagners naar Bayreuth vertrokken) logeerde hij er drie en twintig keeren. Gedurende zijne Paasch-, Pinkster-, of groote vacanties maakte Nietzsche doorgaans eene reis door het Oberland, naar het meer van Genève of de Italiaansche meren. Het eenig belangrijk feit in zijn kalm bestaan is de oorlog van 1870 geweest, waaraan hij deelnam als vrijwillig ziekenverpleger, maar zijn gestel bleek niet bestand te zijn tegen de aangrijpende vermoeienissen en binnen korten tijd keerde hij ernstig ziek huiswaarts. Dit treurig intermezzo daargelaten, bepalen de groote gebeurtenissen in Nietzsche’s leven zich tot het scheppen van zijne letterkundige en philosophische werken, die hoofdzakelijk over de volgende twee onderwerpen handelen: de studie van de Grieksche oudheid en de kritiek over de moderne beschaving. Zijn eerste groote werk „Die Geburt der Tragödie” (1872), dat vrij veel naam maakte en eene levendige polemiek1in het leven riep, gold in deeerste plaats het Helleensche probleem en gaf een schets van de algemeene philosophie, die de Grieksche beschaving in zich sloot. Zijne volgende werken als zijne „Unzeitgemäsze Betrachtungen” zijn gewijd aan de studie van hedendaagsche vraagstukken.”

De beide eersteUnzeitgemäszen„David Strausz” (1873) en „Vom Nutzen u. Nachtheil der Historie für das Leben” (1874), zijn gedurfde aanslagen op de tegenwoordige Duitsche beschaving en het overdreven beoefenen van de geschiedenis. In de beide laatste werken „Schopenhauer als Erzieher” (1874) en „Richard Wagner in Bayreuth” (1876) schetste Nietzsche de beide genieën, die hem waardig schenen de meesters te worden van het jongere geslacht en dat geslacht te leiden tot een hooger doel „dan dat van den modernen Philister.”

In 1876 echter kwam er eene groote verandering zoowel in Nietzsche’s uiterlijk als in zijn innerlijk leven. De groote ommekeer in zijn gemoedsleven werd toen veroorzaakt door het verbreken van zijn intimiteit met Wagner. De feesten te Bayreuth (Augustus 1874) gaven den genadeslag aan hunne vriendschap; later zullen wij zien wat de oorzaak werd van den twist, die in Nietzsche’s leven de bron van eene groote droefheid was. Omtrent dienzelfden tijd werd hij door zijne gezondheid, die reeds in het begin van 1875 en 1876 veel geleden had door hevige aanvallen van zijne ziekte, gedwongen voor een jaar verlof te nemen; dat jaar bracht hij door in Italië, Sorrento (tot Mei 1877) en in het Zwitsersch gebergte. Na dien rusttijd trachtte hij ondanks de wederkeerende aanvallen van zijne kwaal, zijne bezigheden weer op te nemen en hervatte hij zijn cursus; in 1878 gaf hij „Menschliches Allzumenschliches. Ein Buchfürfreie Geister” uit en een jaar later „Vermischte Meinungen und Sprüche” en„Der Wandrer und sein Schatten”. Toch was zijne gezondheid te zeer geschoktom hem toe te staan zijne professorale plichten waar te nemen en zich in vollen ernst zoowel daaraan als aan zijne persoonlijke studieën te wijden; einde 1877 werd hij reeds op zijn verzoek ontslagen uit zijne betrekking aan het Pädagogium en in 1879 moest hij ook afzien van zijn verderen professoralen werkkring aan de Universiteit. Daarna stond hij weer voor een nieuw leven van onzekerheid en onbestendigheid, een smartelijk, broos en eenzaam leven, maar tevens vrij en onafhankelijk, een leven, waarin hij elk oogenblik van uitstel, dat de dood hem gaf, wijden kon aan de uitvoering van zijn grootschen, philosophischen arbeid.


Back to IndexNext