DE DANSENDE SCHADUW.DE DANSENDE SCHADUW.DE DANSENDE SCHADUW.Er zijn weinig dieren die zoo talrijk zijn als de konijnen. Vlug en gemakkelijk springen zij rond op duinen en weiden; zij zijn speelziek van aard, en maken des nachts in het maanlicht allerlei dwaze sprongen over het gras. Door de natuur niet van verdedigingsmiddelen voorzien, zijn de konijnen genoodzaakt hun heil in de vlucht te zoeken, als zij aan hunne talrijke vijanden willen ontsnappen.De konijnen houden veel van gezelligheid, en in hunne holen zijn dikwijls honderden bij elkander. Deze holen zijn zeer groot; kleine tunnels voeren naar alle richtingen, en hebben openingen aan de oppervlakte van den grond. Deze openingen geven niet altijd toegang tot de eigenlijke holen, maar dienen dikwijls meer als schuilhoeken wanneer zij vervolgd worden; daaruit leiden weer andere loopgraven naar afzonderlijke plaatsen, waar de jongen opgekweekt worden.De konijnen zijn altijd des nachts in de weer, ofschoon zij ook dikwijlsoverdagvoedsel gaan zoeken. Maar zoodra de zon ondergaat, begint hun leven eerst; uit elke opening van het hol ziet men een konijn komen, het gaat zitten en onderzoekt aandachtig den omtrek. Als het zeker is dat er geen gevaar te duchten is, springt het op om zijn avondwandeling te doen, en huppelt, met den korten witten staart over den rug, over het grasveld. Weldra echter begint deze eenzame wandeling hem te vervelen; en daar inmiddels de maan is opgekomen, die hare zilveren stralen over het landschap werpt, zoekt het zijnemakkers op om met elkander te spelen. Zij springen nu eens over elkanders rug, en rennen dan weer door de velden. Tusschenbeide staken de mannetjes eensklaps hun renpartij, trappen ongeduldig met de lange achterpooten op den grond, en springen dan weer verder, nog vlugger dan te voren. Deze dans duurt eenige uren, totdat zij door de koelte van den nacht en door de inspanning eetlust gekregen hebben, en aan hun avondmaaltijd gaan denken. Zij verdeelen zich in kleine groepjes en beginnen gras te eten. Maar toch kunnen zij niet laten om tusschenbeide nog eens te stoeien, om dan weer ernstig te gaan zitten en hun maaltijd te vervolgen.Het konijn heeft vele vijanden. De arenden en uilen grijpen het dikwijlsoverdag, en halen het zelfs bij nacht uit zijn hol. Menig konijn ook wordt het slachtoffer van de viervoetige dieren, die door de velden dolen om hun honger te stillen. Een van zijn meest gevreesde vijanden is de vos, die altijd op den loer ligt om het in zijne stoeipartijen te overvallen. Door zijn scherpen reuk ontdekt de vos spoedig of er konijnen in de nabijheid zijn, en door list en allerlei kunstgrepen is hij in staat hen onverwacht te naderen en aan te vallen. Zoo ook hier. Een vos heeft eenige konijnen ontdekt; het is nog vroeg in den morgen, en zij zijn al weder aan ’t stoeien. Het kreupelboschje belet hem de konijnen te zien, maar hij ruikt dat hier geen misverstand kan plaats hebben. Hij sluipt dus laag op den grond gedoken voorzichtig naar hen toe, tilt behoedzaam de pooten op, en zet ze zachtjes op het gras neer. Met zijne schitterende oogen werpt hij gretige blikken om zich heen, en zijne spitse ooren steekt hij vooruit, om het minste geluid op te vangen. Eensklaps ziet hij op eene rots de dansende schaduw afgeteekend van twee konijnen, die met elkander spelen en stoeien. Al hunne bewegingen worden door deze eigenaardige soort van spiegel getrouw teruggekaatst. Maar Reintje de Vos weet zeer goed dat het slechts hunne schaduwen zijn, en terwijl hij deze vertooning gadeslaat, beproeft hij door het boschje te kijken en op verkenning uit te gaan. Weldra ziet hij hunne slanke gedaanten, want zij komen gedurig naderbij. Eensklaps neemt hij een sprong. Een schrille kreet van het tegenspartelende konijn bewijst dat de vos gelukkig geweest is; de verschrikte konijnen vluchten in hunne holen, de dansende schaduw is verdwenen, en men ziet slechts de gedaante van een vos die een levenloos konijn wegvoert.
DE DANSENDE SCHADUW.DE DANSENDE SCHADUW.DE DANSENDE SCHADUW.Er zijn weinig dieren die zoo talrijk zijn als de konijnen. Vlug en gemakkelijk springen zij rond op duinen en weiden; zij zijn speelziek van aard, en maken des nachts in het maanlicht allerlei dwaze sprongen over het gras. Door de natuur niet van verdedigingsmiddelen voorzien, zijn de konijnen genoodzaakt hun heil in de vlucht te zoeken, als zij aan hunne talrijke vijanden willen ontsnappen.De konijnen houden veel van gezelligheid, en in hunne holen zijn dikwijls honderden bij elkander. Deze holen zijn zeer groot; kleine tunnels voeren naar alle richtingen, en hebben openingen aan de oppervlakte van den grond. Deze openingen geven niet altijd toegang tot de eigenlijke holen, maar dienen dikwijls meer als schuilhoeken wanneer zij vervolgd worden; daaruit leiden weer andere loopgraven naar afzonderlijke plaatsen, waar de jongen opgekweekt worden.De konijnen zijn altijd des nachts in de weer, ofschoon zij ook dikwijlsoverdagvoedsel gaan zoeken. Maar zoodra de zon ondergaat, begint hun leven eerst; uit elke opening van het hol ziet men een konijn komen, het gaat zitten en onderzoekt aandachtig den omtrek. Als het zeker is dat er geen gevaar te duchten is, springt het op om zijn avondwandeling te doen, en huppelt, met den korten witten staart over den rug, over het grasveld. Weldra echter begint deze eenzame wandeling hem te vervelen; en daar inmiddels de maan is opgekomen, die hare zilveren stralen over het landschap werpt, zoekt het zijnemakkers op om met elkander te spelen. Zij springen nu eens over elkanders rug, en rennen dan weer door de velden. Tusschenbeide staken de mannetjes eensklaps hun renpartij, trappen ongeduldig met de lange achterpooten op den grond, en springen dan weer verder, nog vlugger dan te voren. Deze dans duurt eenige uren, totdat zij door de koelte van den nacht en door de inspanning eetlust gekregen hebben, en aan hun avondmaaltijd gaan denken. Zij verdeelen zich in kleine groepjes en beginnen gras te eten. Maar toch kunnen zij niet laten om tusschenbeide nog eens te stoeien, om dan weer ernstig te gaan zitten en hun maaltijd te vervolgen.Het konijn heeft vele vijanden. De arenden en uilen grijpen het dikwijlsoverdag, en halen het zelfs bij nacht uit zijn hol. Menig konijn ook wordt het slachtoffer van de viervoetige dieren, die door de velden dolen om hun honger te stillen. Een van zijn meest gevreesde vijanden is de vos, die altijd op den loer ligt om het in zijne stoeipartijen te overvallen. Door zijn scherpen reuk ontdekt de vos spoedig of er konijnen in de nabijheid zijn, en door list en allerlei kunstgrepen is hij in staat hen onverwacht te naderen en aan te vallen. Zoo ook hier. Een vos heeft eenige konijnen ontdekt; het is nog vroeg in den morgen, en zij zijn al weder aan ’t stoeien. Het kreupelboschje belet hem de konijnen te zien, maar hij ruikt dat hier geen misverstand kan plaats hebben. Hij sluipt dus laag op den grond gedoken voorzichtig naar hen toe, tilt behoedzaam de pooten op, en zet ze zachtjes op het gras neer. Met zijne schitterende oogen werpt hij gretige blikken om zich heen, en zijne spitse ooren steekt hij vooruit, om het minste geluid op te vangen. Eensklaps ziet hij op eene rots de dansende schaduw afgeteekend van twee konijnen, die met elkander spelen en stoeien. Al hunne bewegingen worden door deze eigenaardige soort van spiegel getrouw teruggekaatst. Maar Reintje de Vos weet zeer goed dat het slechts hunne schaduwen zijn, en terwijl hij deze vertooning gadeslaat, beproeft hij door het boschje te kijken en op verkenning uit te gaan. Weldra ziet hij hunne slanke gedaanten, want zij komen gedurig naderbij. Eensklaps neemt hij een sprong. Een schrille kreet van het tegenspartelende konijn bewijst dat de vos gelukkig geweest is; de verschrikte konijnen vluchten in hunne holen, de dansende schaduw is verdwenen, en men ziet slechts de gedaante van een vos die een levenloos konijn wegvoert.
DE DANSENDE SCHADUW.
DE DANSENDE SCHADUW.DE DANSENDE SCHADUW.Er zijn weinig dieren die zoo talrijk zijn als de konijnen. Vlug en gemakkelijk springen zij rond op duinen en weiden; zij zijn speelziek van aard, en maken des nachts in het maanlicht allerlei dwaze sprongen over het gras. Door de natuur niet van verdedigingsmiddelen voorzien, zijn de konijnen genoodzaakt hun heil in de vlucht te zoeken, als zij aan hunne talrijke vijanden willen ontsnappen.De konijnen houden veel van gezelligheid, en in hunne holen zijn dikwijls honderden bij elkander. Deze holen zijn zeer groot; kleine tunnels voeren naar alle richtingen, en hebben openingen aan de oppervlakte van den grond. Deze openingen geven niet altijd toegang tot de eigenlijke holen, maar dienen dikwijls meer als schuilhoeken wanneer zij vervolgd worden; daaruit leiden weer andere loopgraven naar afzonderlijke plaatsen, waar de jongen opgekweekt worden.De konijnen zijn altijd des nachts in de weer, ofschoon zij ook dikwijlsoverdagvoedsel gaan zoeken. Maar zoodra de zon ondergaat, begint hun leven eerst; uit elke opening van het hol ziet men een konijn komen, het gaat zitten en onderzoekt aandachtig den omtrek. Als het zeker is dat er geen gevaar te duchten is, springt het op om zijn avondwandeling te doen, en huppelt, met den korten witten staart over den rug, over het grasveld. Weldra echter begint deze eenzame wandeling hem te vervelen; en daar inmiddels de maan is opgekomen, die hare zilveren stralen over het landschap werpt, zoekt het zijnemakkers op om met elkander te spelen. Zij springen nu eens over elkanders rug, en rennen dan weer door de velden. Tusschenbeide staken de mannetjes eensklaps hun renpartij, trappen ongeduldig met de lange achterpooten op den grond, en springen dan weer verder, nog vlugger dan te voren. Deze dans duurt eenige uren, totdat zij door de koelte van den nacht en door de inspanning eetlust gekregen hebben, en aan hun avondmaaltijd gaan denken. Zij verdeelen zich in kleine groepjes en beginnen gras te eten. Maar toch kunnen zij niet laten om tusschenbeide nog eens te stoeien, om dan weer ernstig te gaan zitten en hun maaltijd te vervolgen.Het konijn heeft vele vijanden. De arenden en uilen grijpen het dikwijlsoverdag, en halen het zelfs bij nacht uit zijn hol. Menig konijn ook wordt het slachtoffer van de viervoetige dieren, die door de velden dolen om hun honger te stillen. Een van zijn meest gevreesde vijanden is de vos, die altijd op den loer ligt om het in zijne stoeipartijen te overvallen. Door zijn scherpen reuk ontdekt de vos spoedig of er konijnen in de nabijheid zijn, en door list en allerlei kunstgrepen is hij in staat hen onverwacht te naderen en aan te vallen. Zoo ook hier. Een vos heeft eenige konijnen ontdekt; het is nog vroeg in den morgen, en zij zijn al weder aan ’t stoeien. Het kreupelboschje belet hem de konijnen te zien, maar hij ruikt dat hier geen misverstand kan plaats hebben. Hij sluipt dus laag op den grond gedoken voorzichtig naar hen toe, tilt behoedzaam de pooten op, en zet ze zachtjes op het gras neer. Met zijne schitterende oogen werpt hij gretige blikken om zich heen, en zijne spitse ooren steekt hij vooruit, om het minste geluid op te vangen. Eensklaps ziet hij op eene rots de dansende schaduw afgeteekend van twee konijnen, die met elkander spelen en stoeien. Al hunne bewegingen worden door deze eigenaardige soort van spiegel getrouw teruggekaatst. Maar Reintje de Vos weet zeer goed dat het slechts hunne schaduwen zijn, en terwijl hij deze vertooning gadeslaat, beproeft hij door het boschje te kijken en op verkenning uit te gaan. Weldra ziet hij hunne slanke gedaanten, want zij komen gedurig naderbij. Eensklaps neemt hij een sprong. Een schrille kreet van het tegenspartelende konijn bewijst dat de vos gelukkig geweest is; de verschrikte konijnen vluchten in hunne holen, de dansende schaduw is verdwenen, en men ziet slechts de gedaante van een vos die een levenloos konijn wegvoert.
DE DANSENDE SCHADUW.DE DANSENDE SCHADUW.
DE DANSENDE SCHADUW.
Er zijn weinig dieren die zoo talrijk zijn als de konijnen. Vlug en gemakkelijk springen zij rond op duinen en weiden; zij zijn speelziek van aard, en maken des nachts in het maanlicht allerlei dwaze sprongen over het gras. Door de natuur niet van verdedigingsmiddelen voorzien, zijn de konijnen genoodzaakt hun heil in de vlucht te zoeken, als zij aan hunne talrijke vijanden willen ontsnappen.
De konijnen houden veel van gezelligheid, en in hunne holen zijn dikwijls honderden bij elkander. Deze holen zijn zeer groot; kleine tunnels voeren naar alle richtingen, en hebben openingen aan de oppervlakte van den grond. Deze openingen geven niet altijd toegang tot de eigenlijke holen, maar dienen dikwijls meer als schuilhoeken wanneer zij vervolgd worden; daaruit leiden weer andere loopgraven naar afzonderlijke plaatsen, waar de jongen opgekweekt worden.
De konijnen zijn altijd des nachts in de weer, ofschoon zij ook dikwijlsoverdagvoedsel gaan zoeken. Maar zoodra de zon ondergaat, begint hun leven eerst; uit elke opening van het hol ziet men een konijn komen, het gaat zitten en onderzoekt aandachtig den omtrek. Als het zeker is dat er geen gevaar te duchten is, springt het op om zijn avondwandeling te doen, en huppelt, met den korten witten staart over den rug, over het grasveld. Weldra echter begint deze eenzame wandeling hem te vervelen; en daar inmiddels de maan is opgekomen, die hare zilveren stralen over het landschap werpt, zoekt het zijnemakkers op om met elkander te spelen. Zij springen nu eens over elkanders rug, en rennen dan weer door de velden. Tusschenbeide staken de mannetjes eensklaps hun renpartij, trappen ongeduldig met de lange achterpooten op den grond, en springen dan weer verder, nog vlugger dan te voren. Deze dans duurt eenige uren, totdat zij door de koelte van den nacht en door de inspanning eetlust gekregen hebben, en aan hun avondmaaltijd gaan denken. Zij verdeelen zich in kleine groepjes en beginnen gras te eten. Maar toch kunnen zij niet laten om tusschenbeide nog eens te stoeien, om dan weer ernstig te gaan zitten en hun maaltijd te vervolgen.
Het konijn heeft vele vijanden. De arenden en uilen grijpen het dikwijlsoverdag, en halen het zelfs bij nacht uit zijn hol. Menig konijn ook wordt het slachtoffer van de viervoetige dieren, die door de velden dolen om hun honger te stillen. Een van zijn meest gevreesde vijanden is de vos, die altijd op den loer ligt om het in zijne stoeipartijen te overvallen. Door zijn scherpen reuk ontdekt de vos spoedig of er konijnen in de nabijheid zijn, en door list en allerlei kunstgrepen is hij in staat hen onverwacht te naderen en aan te vallen. Zoo ook hier. Een vos heeft eenige konijnen ontdekt; het is nog vroeg in den morgen, en zij zijn al weder aan ’t stoeien. Het kreupelboschje belet hem de konijnen te zien, maar hij ruikt dat hier geen misverstand kan plaats hebben. Hij sluipt dus laag op den grond gedoken voorzichtig naar hen toe, tilt behoedzaam de pooten op, en zet ze zachtjes op het gras neer. Met zijne schitterende oogen werpt hij gretige blikken om zich heen, en zijne spitse ooren steekt hij vooruit, om het minste geluid op te vangen. Eensklaps ziet hij op eene rots de dansende schaduw afgeteekend van twee konijnen, die met elkander spelen en stoeien. Al hunne bewegingen worden door deze eigenaardige soort van spiegel getrouw teruggekaatst. Maar Reintje de Vos weet zeer goed dat het slechts hunne schaduwen zijn, en terwijl hij deze vertooning gadeslaat, beproeft hij door het boschje te kijken en op verkenning uit te gaan. Weldra ziet hij hunne slanke gedaanten, want zij komen gedurig naderbij. Eensklaps neemt hij een sprong. Een schrille kreet van het tegenspartelende konijn bewijst dat de vos gelukkig geweest is; de verschrikte konijnen vluchten in hunne holen, de dansende schaduw is verdwenen, en men ziet slechts de gedaante van een vos die een levenloos konijn wegvoert.