SNUFFELAARS OP ZEE.SNUFFELAARS OP ZEE.SNUFFELAARS OP ZEE.Nadat het schoone schip menigen storm heeft doorgestaan, lijdt het ten laatste schipbreuk op de kust. Het is door de woeste golven geheel uiteen geslagen, en de planken liggen verstrooid op het strand. De lading spoelt weg, en de schoone zeemeeuwen vliegen er heen. Zij zweven boven den eetbaren voorraad, of zetten zich neer op iets dat haar bijzonder bevalt. Zij betwisten elkander met schrille kreten den buit en haasten zich het geroofde in hare ivoren bekken weg te dragen. Zij vliegen in zwermen boven het gestrande schip, en hare zilveren vederen steken tegen de donkere wolken af.Onder de zeevogels zijn er geen die bevalliger en schooner zijn dan de werkzame, vroolijke, zuiver witte zeemeeuwen. Een vlucht van deze vogels gelijkt meer op sneeuwvlokken dan op levende schepsels; als sneeuwvlokken zweven zij over de golven of over het kale strand. De zee, die door duizende schepselen van allerlei gedaanten bewoond wordt, zou waarlijk zeer treurig zijn indien er geene zeevogels waren om haar te vervroolijken.Als wij haar bouw gadeslaan, die zoo geheel in overeenstemming is met het leven waartoe zij bestemd zijn, zien wij hoe talrijk de middelen zijn waarover de Schepper kan beschikken! Op alle zeeën vindt men deze vogels, van degroote zeemeeuw met zwarte rugvederen, tot de kleine zeemeeuw die niet grooter is dan een zwaluw.In warme landen blijven deze vogels het geheele jaar over; maar zij verlaten de noordelijke landen zoodra de winter in aantocht is, want dan is de zee met een ijskorst bedekt, en zijn de meeuwen dus van haar gewone voedsel verstoken.Hoe bevallig ploffen zij in de zee neder om visschen te vangen! Overal weerklinken hare zegekreten, somtijds ook kreten van gramschap, als een sterkere vogel haar het voedsel ontsteelt. Men wordt duizelig als men de ontelbare zwenkingen van deze witte vogels gadeslaat, maar men wordt tevens getroffen door de verscheidenheid, schoonheid en snelheid van hunne gemakkelijke bewegingen. Men vindt deze bevallige vogels niet alleen langs de kusten, maar ook honderde mijlen van het land verwijderd. Ofschoon zij zoo licht zijn dat men zou denken dat de wind hen mee moet voeren, kunnen zij toch gemakkelijk een storm weerstaan; nu eens balanceeren zij op hunne vleugels, dan zwenken zij weder evenals schepen tegen den wind in. Als de zeemeeuw vermoeid is door lang te vliegen, gaat zij op het water zitten; zij vouwt hare lange vleugels over den rug, en blijft dan rustig zwemmen, onverschillig voor de golven die haar lichaam telkens in de hoogte slingeren.De zeevogels maken niet allen nesten; sommigen leggen hunne eieren in het zand, anderen op kale rotsen; dit zijn vooral zulke zeevogels, die gewoon zijn op overhangende klippen te broeden en hunne jongen te verzorgen. Elke ledige ruimte wordt soms ingenomen door duizenden van alken, zeekoeten en dergelijke vogels, die hunne eieren op de rotsen leggen; verderop vormen de zeemeeuwen een kolonie, en voeden en verzorgen hare jongen. Den geheelen dag wemelt het op de rotsen van ontelbare vogels; de een brengt voedsel aan zijne jongen en de ander gaat het zoeken. Als zij gestoord worden, vliegt eensklaps de geheele bevolking op, hetwelk een geraas geeft als of het in de verte dondert. Ofschoon zij in ontelbare menigte bijeen leven, zijn zij altijd vriendschappelijk onder elkander, en als hunne plichten vervuld zijn, zoekt elk zijn woonplaats weer op. Zoo volgen die snuffelaars op zee alle hun eigenaardige levenswijze, zonder dat de een den ander leed doet.
SNUFFELAARS OP ZEE.SNUFFELAARS OP ZEE.SNUFFELAARS OP ZEE.Nadat het schoone schip menigen storm heeft doorgestaan, lijdt het ten laatste schipbreuk op de kust. Het is door de woeste golven geheel uiteen geslagen, en de planken liggen verstrooid op het strand. De lading spoelt weg, en de schoone zeemeeuwen vliegen er heen. Zij zweven boven den eetbaren voorraad, of zetten zich neer op iets dat haar bijzonder bevalt. Zij betwisten elkander met schrille kreten den buit en haasten zich het geroofde in hare ivoren bekken weg te dragen. Zij vliegen in zwermen boven het gestrande schip, en hare zilveren vederen steken tegen de donkere wolken af.Onder de zeevogels zijn er geen die bevalliger en schooner zijn dan de werkzame, vroolijke, zuiver witte zeemeeuwen. Een vlucht van deze vogels gelijkt meer op sneeuwvlokken dan op levende schepsels; als sneeuwvlokken zweven zij over de golven of over het kale strand. De zee, die door duizende schepselen van allerlei gedaanten bewoond wordt, zou waarlijk zeer treurig zijn indien er geene zeevogels waren om haar te vervroolijken.Als wij haar bouw gadeslaan, die zoo geheel in overeenstemming is met het leven waartoe zij bestemd zijn, zien wij hoe talrijk de middelen zijn waarover de Schepper kan beschikken! Op alle zeeën vindt men deze vogels, van degroote zeemeeuw met zwarte rugvederen, tot de kleine zeemeeuw die niet grooter is dan een zwaluw.In warme landen blijven deze vogels het geheele jaar over; maar zij verlaten de noordelijke landen zoodra de winter in aantocht is, want dan is de zee met een ijskorst bedekt, en zijn de meeuwen dus van haar gewone voedsel verstoken.Hoe bevallig ploffen zij in de zee neder om visschen te vangen! Overal weerklinken hare zegekreten, somtijds ook kreten van gramschap, als een sterkere vogel haar het voedsel ontsteelt. Men wordt duizelig als men de ontelbare zwenkingen van deze witte vogels gadeslaat, maar men wordt tevens getroffen door de verscheidenheid, schoonheid en snelheid van hunne gemakkelijke bewegingen. Men vindt deze bevallige vogels niet alleen langs de kusten, maar ook honderde mijlen van het land verwijderd. Ofschoon zij zoo licht zijn dat men zou denken dat de wind hen mee moet voeren, kunnen zij toch gemakkelijk een storm weerstaan; nu eens balanceeren zij op hunne vleugels, dan zwenken zij weder evenals schepen tegen den wind in. Als de zeemeeuw vermoeid is door lang te vliegen, gaat zij op het water zitten; zij vouwt hare lange vleugels over den rug, en blijft dan rustig zwemmen, onverschillig voor de golven die haar lichaam telkens in de hoogte slingeren.De zeevogels maken niet allen nesten; sommigen leggen hunne eieren in het zand, anderen op kale rotsen; dit zijn vooral zulke zeevogels, die gewoon zijn op overhangende klippen te broeden en hunne jongen te verzorgen. Elke ledige ruimte wordt soms ingenomen door duizenden van alken, zeekoeten en dergelijke vogels, die hunne eieren op de rotsen leggen; verderop vormen de zeemeeuwen een kolonie, en voeden en verzorgen hare jongen. Den geheelen dag wemelt het op de rotsen van ontelbare vogels; de een brengt voedsel aan zijne jongen en de ander gaat het zoeken. Als zij gestoord worden, vliegt eensklaps de geheele bevolking op, hetwelk een geraas geeft als of het in de verte dondert. Ofschoon zij in ontelbare menigte bijeen leven, zijn zij altijd vriendschappelijk onder elkander, en als hunne plichten vervuld zijn, zoekt elk zijn woonplaats weer op. Zoo volgen die snuffelaars op zee alle hun eigenaardige levenswijze, zonder dat de een den ander leed doet.
SNUFFELAARS OP ZEE.
SNUFFELAARS OP ZEE.SNUFFELAARS OP ZEE.Nadat het schoone schip menigen storm heeft doorgestaan, lijdt het ten laatste schipbreuk op de kust. Het is door de woeste golven geheel uiteen geslagen, en de planken liggen verstrooid op het strand. De lading spoelt weg, en de schoone zeemeeuwen vliegen er heen. Zij zweven boven den eetbaren voorraad, of zetten zich neer op iets dat haar bijzonder bevalt. Zij betwisten elkander met schrille kreten den buit en haasten zich het geroofde in hare ivoren bekken weg te dragen. Zij vliegen in zwermen boven het gestrande schip, en hare zilveren vederen steken tegen de donkere wolken af.Onder de zeevogels zijn er geen die bevalliger en schooner zijn dan de werkzame, vroolijke, zuiver witte zeemeeuwen. Een vlucht van deze vogels gelijkt meer op sneeuwvlokken dan op levende schepsels; als sneeuwvlokken zweven zij over de golven of over het kale strand. De zee, die door duizende schepselen van allerlei gedaanten bewoond wordt, zou waarlijk zeer treurig zijn indien er geene zeevogels waren om haar te vervroolijken.Als wij haar bouw gadeslaan, die zoo geheel in overeenstemming is met het leven waartoe zij bestemd zijn, zien wij hoe talrijk de middelen zijn waarover de Schepper kan beschikken! Op alle zeeën vindt men deze vogels, van degroote zeemeeuw met zwarte rugvederen, tot de kleine zeemeeuw die niet grooter is dan een zwaluw.In warme landen blijven deze vogels het geheele jaar over; maar zij verlaten de noordelijke landen zoodra de winter in aantocht is, want dan is de zee met een ijskorst bedekt, en zijn de meeuwen dus van haar gewone voedsel verstoken.Hoe bevallig ploffen zij in de zee neder om visschen te vangen! Overal weerklinken hare zegekreten, somtijds ook kreten van gramschap, als een sterkere vogel haar het voedsel ontsteelt. Men wordt duizelig als men de ontelbare zwenkingen van deze witte vogels gadeslaat, maar men wordt tevens getroffen door de verscheidenheid, schoonheid en snelheid van hunne gemakkelijke bewegingen. Men vindt deze bevallige vogels niet alleen langs de kusten, maar ook honderde mijlen van het land verwijderd. Ofschoon zij zoo licht zijn dat men zou denken dat de wind hen mee moet voeren, kunnen zij toch gemakkelijk een storm weerstaan; nu eens balanceeren zij op hunne vleugels, dan zwenken zij weder evenals schepen tegen den wind in. Als de zeemeeuw vermoeid is door lang te vliegen, gaat zij op het water zitten; zij vouwt hare lange vleugels over den rug, en blijft dan rustig zwemmen, onverschillig voor de golven die haar lichaam telkens in de hoogte slingeren.De zeevogels maken niet allen nesten; sommigen leggen hunne eieren in het zand, anderen op kale rotsen; dit zijn vooral zulke zeevogels, die gewoon zijn op overhangende klippen te broeden en hunne jongen te verzorgen. Elke ledige ruimte wordt soms ingenomen door duizenden van alken, zeekoeten en dergelijke vogels, die hunne eieren op de rotsen leggen; verderop vormen de zeemeeuwen een kolonie, en voeden en verzorgen hare jongen. Den geheelen dag wemelt het op de rotsen van ontelbare vogels; de een brengt voedsel aan zijne jongen en de ander gaat het zoeken. Als zij gestoord worden, vliegt eensklaps de geheele bevolking op, hetwelk een geraas geeft als of het in de verte dondert. Ofschoon zij in ontelbare menigte bijeen leven, zijn zij altijd vriendschappelijk onder elkander, en als hunne plichten vervuld zijn, zoekt elk zijn woonplaats weer op. Zoo volgen die snuffelaars op zee alle hun eigenaardige levenswijze, zonder dat de een den ander leed doet.
SNUFFELAARS OP ZEE.SNUFFELAARS OP ZEE.
SNUFFELAARS OP ZEE.
Nadat het schoone schip menigen storm heeft doorgestaan, lijdt het ten laatste schipbreuk op de kust. Het is door de woeste golven geheel uiteen geslagen, en de planken liggen verstrooid op het strand. De lading spoelt weg, en de schoone zeemeeuwen vliegen er heen. Zij zweven boven den eetbaren voorraad, of zetten zich neer op iets dat haar bijzonder bevalt. Zij betwisten elkander met schrille kreten den buit en haasten zich het geroofde in hare ivoren bekken weg te dragen. Zij vliegen in zwermen boven het gestrande schip, en hare zilveren vederen steken tegen de donkere wolken af.
Onder de zeevogels zijn er geen die bevalliger en schooner zijn dan de werkzame, vroolijke, zuiver witte zeemeeuwen. Een vlucht van deze vogels gelijkt meer op sneeuwvlokken dan op levende schepsels; als sneeuwvlokken zweven zij over de golven of over het kale strand. De zee, die door duizende schepselen van allerlei gedaanten bewoond wordt, zou waarlijk zeer treurig zijn indien er geene zeevogels waren om haar te vervroolijken.
Als wij haar bouw gadeslaan, die zoo geheel in overeenstemming is met het leven waartoe zij bestemd zijn, zien wij hoe talrijk de middelen zijn waarover de Schepper kan beschikken! Op alle zeeën vindt men deze vogels, van degroote zeemeeuw met zwarte rugvederen, tot de kleine zeemeeuw die niet grooter is dan een zwaluw.
In warme landen blijven deze vogels het geheele jaar over; maar zij verlaten de noordelijke landen zoodra de winter in aantocht is, want dan is de zee met een ijskorst bedekt, en zijn de meeuwen dus van haar gewone voedsel verstoken.
Hoe bevallig ploffen zij in de zee neder om visschen te vangen! Overal weerklinken hare zegekreten, somtijds ook kreten van gramschap, als een sterkere vogel haar het voedsel ontsteelt. Men wordt duizelig als men de ontelbare zwenkingen van deze witte vogels gadeslaat, maar men wordt tevens getroffen door de verscheidenheid, schoonheid en snelheid van hunne gemakkelijke bewegingen. Men vindt deze bevallige vogels niet alleen langs de kusten, maar ook honderde mijlen van het land verwijderd. Ofschoon zij zoo licht zijn dat men zou denken dat de wind hen mee moet voeren, kunnen zij toch gemakkelijk een storm weerstaan; nu eens balanceeren zij op hunne vleugels, dan zwenken zij weder evenals schepen tegen den wind in. Als de zeemeeuw vermoeid is door lang te vliegen, gaat zij op het water zitten; zij vouwt hare lange vleugels over den rug, en blijft dan rustig zwemmen, onverschillig voor de golven die haar lichaam telkens in de hoogte slingeren.
De zeevogels maken niet allen nesten; sommigen leggen hunne eieren in het zand, anderen op kale rotsen; dit zijn vooral zulke zeevogels, die gewoon zijn op overhangende klippen te broeden en hunne jongen te verzorgen. Elke ledige ruimte wordt soms ingenomen door duizenden van alken, zeekoeten en dergelijke vogels, die hunne eieren op de rotsen leggen; verderop vormen de zeemeeuwen een kolonie, en voeden en verzorgen hare jongen. Den geheelen dag wemelt het op de rotsen van ontelbare vogels; de een brengt voedsel aan zijne jongen en de ander gaat het zoeken. Als zij gestoord worden, vliegt eensklaps de geheele bevolking op, hetwelk een geraas geeft als of het in de verte dondert. Ofschoon zij in ontelbare menigte bijeen leven, zijn zij altijd vriendschappelijk onder elkander, en als hunne plichten vervuld zijn, zoekt elk zijn woonplaats weer op. Zoo volgen die snuffelaars op zee alle hun eigenaardige levenswijze, zonder dat de een den ander leed doet.