Onderklasse:Choripetalae.

Onderklasse:Choripetalae.Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Onderklasse:Choripetalae.Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Onderklasse:Choripetalae.Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Onderklasse:Choripetalae.Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Onderklasse:Choripetalae.Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.

Orde:Piperales.53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.

53.Piperaceae.Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.

53.Piperaceae.

Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels22a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀33a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.

Bloemen zonder bloembekleedselen, twee- of éénslachtig; meeldraden 1–10; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; kruiden en heesters met afwisselende bladeren met of zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in aren.

1a.Aren in gesteelde schermen in de bladoksels. Bladeren groot schildvormig, langgesteeld met een duidelijke bladscheedeHeckeria.Swietie-aneisie wiwirie.

1b.Aren alleenstaand tegenover de bladeren of in de bladoksels2

2a.Stempel onvertakt. Bloemen tweeslachtig. EpiphytenPeperomia.

2b.Stempel vertakt. Planten in den grond wortelend, meest ± heesterachtig. Bloemen tweeslachtig of ♂ en ♀3

3a.Aren lang of vrij lang. Helmknoppen kort en dik. Meeldraden meest 3 of meerPiper.Aneisi wiwirie.

3b.Aren kort, meest hoogstens dubbel zoo lang als dik. Helmknop langwerpig met een knotsvormig helmbindsel, dat buiten de helmknop uitsteekt. 1 MeeldraadNematanthera.

55.Lacistemaceae.Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.

55.Lacistemaceae.

Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.

Bloemen tweeslachtig met of zonder bloemdek; 1 meeldraad; vruchtbeginsel één met 1 stijl en 2–3 wandstandige zaadlijsten, aan ieder 1 of 2 zaadknoppen; vrucht een 1-zadige doosvrucht; heesters met de bladeren in twee rijen, bladeren zonder steunbladeren; bloemen zeer klein, in de oksels van schubvormige dekbladeren in aren gezeten, die in groepen in de bladoksels staan. Eenig geslachtLacistema.

Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.

Orde:Batidales.60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.

60a.Batidaceae.Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.

60a.Batidaceae.

Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.

Bloemen éénslachtig, tweehuizig; de ♂ bloemen in de oksels van vierrijig gerangschikte, schubvormige schutbladeren met een bekervormig bloemdek, 4 meeldraden en evenveel spatelvormige staminodiën(?); ♀ bloemen naakt, met een oorspronkelijk 2-hokkig vruchtbeginsel, in ieder hokje 2 zaadknoppen, alle ♀ bloemen van een aar met elkaar vergroeid; strandplant met tegenoverstaande vleezige smalle bladeren; de aren in groepen in de bladoksels. Eenig geslachtBatis.

Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.

Orde:Urticales.63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.

63.Ulmaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.

63.Ulmaceae.

Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.

Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of eenslachtig; bloemdek 4–5-bladig; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden dubbel zooveel; vruchtbeginsel meest eenhokkig met één zaadknop; stijlen 2; vrucht een noot of een steenvrucht.

Heesters met ruwe, fijngezaagde, afwisselende bladeren; bloemen groen, in kleine bloeiwijzen in de bladoksels.Trema.

64.Moraceae.Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.

64.Moraceae.

Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.21b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.32a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.44a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.55a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.65b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.

Bloemen met een blijvend, dikwijls sappig wordend bloemdek of naakt; eenslachtig; bloemdekbladeren meest 4; meeldraden evenveel, voor de bloemdekbladeren staand, zelden maar één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; stijlen 1 of 2; vrucht een noot of een steenvrucht; boomen of heesters, zelden kruiden; bladeren met steunbladeren; bloemen klein in verschillend gevormde bloeiwijzen, die vaak bolvormig zijn; planten met melksap.

1a.Bloeiwijzen aarvormig, tenminste een deel ervan.2

1b.Bloeiwijzen bolvormig of tenminste de uiterste takken der bloeiwijzen in bolvormige hoofdjes van bloemen eindigend of bloemen alleenstaand.3

2a.Bladeren niet ingesneden of vinvormig ingesneden en dan zeer groot. Mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen op denzelfden boom, alleenstaand in de oksels der bladeren of aan den stam. ♂ bloemen in aren, ♀ bloemen in hoofdjes.Artocarpus.Broodboom.

2b.Bladeren langgesteeld, schildvormig of bladsteel aan de rand ingehecht, handlobbig tot handdeelig, in omtrek bijna cirkelrond, van onderen vaak witviltig. Stammen door tusschenschotten in afdeelingen gedeeld. Bloemen in aren, die in groepen van 2-vele op een steel staan. Stammen alleen aan den top bebladerd.Cecropia.Bosch-papaja.

3a.Bloemen aan de binnenzijde van een holle bol gezeten, dus bloemen van buiten af onzichtbaar.Ficus.

3b.Bloemen buiten op de steel van de bloeiwijze gezeten.4

4a.Bloeiwijzen onvertakt, hoofdjes klein, bolvormig, bestaande uit één of weinige vrouwelijke bloemen in het midden en talrijke mannelijke bloemen eromheen. Bladeren vrij klein, niet ingesneden, leerachtig.Brosimum.Letterhout.

4b.Bloeiwijzen alléén met ♂ of ♀ bloemen.5

5a.Bladeren aan den voet handnervig, met 3, 5 of meer nerven, verder naar boven vinnervig.6

5b.Bladeren leerachtig vinnervig, elliptisch of langwerpig, niet aan den voet handnervig, ♀ hoofdjes alleen, ongesteeld, ♂ gesteeld, in groepen in de bladoksels. Bloemdek van de ♂ bloem 4-deelig met tamelijk dikke slippen; bloemdek van de ♀ bloemen ten deele in de as van het hoofdje ingebed, bij het rijp worden van de vrucht aan elkaar gegroeid.Helicostylis.

6a.Bloeiwijzen sterk vertakt, de laatste vertakkingen van de ♂ bloeiwijze in hoofdjes van bloemen eindigend, die van de ♀ bloeiwijze in alleenstaande ♀ bloemen eindigend. Stempel schildvormig, bloemdek van de ♀ bloem buisvormig, dik; van de ♂bloem 3–4-tandig met 3–4 meeldraden. Bladeren gedeeld of ongedeeld, soms beide soorten van bladeren op denzelfden boomPourouma.

6b.Bloeiwijze vertakt of onvertakt; zoowel de ♂ als de ♀ bloemen tot hoofdjes vereenigd. Bloemdek van de ♂ bloem 3-deelig of 3-tandig met 1 of 2 meeldraden met vergroeide helmdraden. Stempel penseelvormig. Bladeren nooit gedeeld, meest naar den voet versmaldCoussapoa.

65.Urticaceae.Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.

65.Urticaceae.

Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.

Bloemen zelden tweeslachtig, meest eenslachtig; bloemdekbladeren 4–5 (zelden 2–3); meeldraden evenveel en voor de bloemdekbladeren staand, in den knop naar binnen gebogen, later elastisch terugspringend; stijl steeds één; vruchtbeginsel eenhokkig met één zaadknop; vrucht een noot of een steenvrucht; meest kruiden, zelden houtige planten met tegenoverstaande of verspreide bladeren; geen melksap.

1a.Bladeren groot, grof gezaagd, afwisselend. Bloemen in sterk vertakte pluimen, ♂ bloemen met een 4–5-tallig bloemdek, ♀ bloemen met een 4-tallig bloemdek met zeer ongelijke slippen. Groote kruiden, op drooge plaatsenFleurya.Krassi-wiwirie.

1b.Bladeren klein, soms zeer klein, fijngezaagd of gaafrandig, met tegenoverstaande bladeren; het eene blad van het paar grooter dan het andere. Bloemdek van de ♂ bloem meest 4-tallig, van de ♀ bloem steeds 3-tallig met ongelijke slippen. Kruiden op vochtige plaatsenPilea.

Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.

Orde:Proteales.66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.

66.Proteaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.

66.Proteaceae.

Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.

Bloemen met een bloemdek, meest 4-tallig, met de meeldraden voor de bloemdekbladeren; twee- of eenslachtig; regelmatig of zygomorf; bloemdek gekleurd; vruchtbeginsel bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een kokervrucht of gesloten blijvend; boomen of heesters met meest verspreide, ongedeelde of vindeelige bladeren zonder steunbladeren; bloemen in aren of trossen.

Kleine boomen met gaafrandige, naar den basis sterk toegespitste bladeren, in kransen van 3 rondom den stengel gezeten. Bloemen in lange trossen, gesteeld, de 4 bloemdekslippen tijdens den bloei omgerold naar buiten. Meeldraden 4, van boven vrij van het bloemdekPanopsis.

Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.

Orde:Santalales.67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.

67.Loranthaceae.Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.

67.Loranthaceae.

Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed21b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar32a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig44a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.

Bloemen met een bloemdek, meest regelmatig, tweeslachtig of eenslachtig, 2- tot 3-tallig; bloeias min of meer bekervormig, geheel met het vruchtbeginsel vergroeid, niet zelden rondom de basis van het bloemdek nog als een gekartelde rand voorhanden, die dan schijnbaar een kelk is; bloemdekbladeren 4–6, groen of gekleurd; meeldraden evenveel en er tegenoverstaand; vruchtbeginsel maar één zaad ontwikkelend; vrucht een schijnvrucht met meest kleverige buitenlaag; parasieten met groene bladeren.

1a.Bloemen met een zeer kort bloemdek, in aren gezeten, geheel ongesteeld, meest zelfs een weinig in holten van de aar ingebed2

1b.Bloemen met een langer of korter bloemdek, niet in aren gezeten, of indien ze in aren zitten, dan duidelijk gesteeld, en bloemen in groepen van 3 bij elkaar3

2a.Bloemen éénslachtig, zonder schijnkelk, in regelmatige groepen van ♂ of ♀ bloemen over de aar verdeeld; tusschen de groepen draagt de as schubben. Bloemdek meest 3-deelig, dik en leerachtig. Bladen min of meer parallelnervig. Bes in de as ingezonkenPhoradendron.

2b.Bloemen 2-slachtig, met een zeer kleine schijnkelk, regelmatig over de aar verdeeld, niet in groepen zittend. Bloemdek 6-deelig. Bes niet in de as van de aar ingezonken. Bladeren min of meer duidelijk vinnervigOryctanthus.

3a.Bloemen met een zeer lang (tot 10 c.M.) helder gekleurd bloemdek uit 6 slippen bestaand, tweeslachtig, in groepen van 3 gezeten in samengestelde bloeiwijzen, iedere bloem met een duidelijke schijnkelk en deze aan den voet omgeven door een bekervormig schutblad. Helmdraden dun, draadvormig, met bewegelijke helmknop. Bladeren groot. Groote plantenPsittacanthus.

3b.Bloemen met een klein, hoogstens 1 c.M. lang bloemdek. Bloemen 1-slachtig4

4a.Bloeiwijzen slechts weinig vertakt. Bloemdekbladeren klein en smal, afwisselend grooter en kleiner. Helmdraden draadvormig; afwisselend korter en langer, met ovale helmknoppen, bijna geheel vrij van het bloemdekStrutanthus.

4b.Bloeiwijze meest meermalen vertakt. Bloembladeren dik en ± vleezig. Helmdraden ongelijk van grootte, dikvleezig, boven de helmknop uitstekend, bijna geheel met het bloemdek vergroeid. Helmknoppen afwisselend ongelijk van vorm, tegen elkaar aangedrukt in de knop en daardoor de 3 lange met groote holten opzijPhthirusa.

72.Olacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.

72.Olacaceae.

Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.1b.Boomen of boompjes zonder dorens22a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.

Bloemen met kelk en bloemkroon, regelmatig, meest tweeslachtig; kelk meest onduidelijk 4–6-tandig; na den bloei meest sterk vergroot: bloembladeren 4–6, vaak vergroeid; meeldraden evenveel of 2–3-maal zooveel; vruchtbeginsel bovenstandig, 2–5-hokkig met één zaadknop in ieder hokje, vrucht eenzadig; boomen of heesters met verspreide, gaafrandige bladeren.

1a.Heesters of kleine boomen met dorens en een klein stekelpuntje aan den top van het blad. Kelk klein, niet na den bloei vergroot; bloembladeren bijna vrij, van binnen met roodbruine haren. Meeldraden 2 × zooveel als bloembladerenXimenia.

1b.Boomen of boompjes zonder dorens2

2a.Bloemenalleenstaandof in kleine groepen in den oksel van de bladeren. Kelk na den bloei sterk vergroot, meest rood gekleurd Bloemkroon duidelijk vergroeidbladig; 8–10 meeldradenHeisteria.

2b.Bloemen ongesteeld in korte, aarvormige, veelbloemige trossen. Kelk klein, 5-tandig na den bloei nauwelijks vergroot. Bloemkroon vergroeidbladig, kort, klokvormig, met 10meeldradenonder in den buis vastgegroeid. Groote boomenMinquartia.Aratta hoedoe; Konthout.

73.Balanophoraceae.Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.

73.Balanophoraceae.

Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.

Bloemen met enkelvoudig bloemdek of naakt; meest tweeslachtig; mannelijke bloemen met 3–4 bloemdekbladeren, van onderen vergroeid; meeldraden evenveel of 1–2, met 1- tot veelhokkige helmknoppen; bloemdek van de vrouwelijke bloemen meest ontbrekend, met bovenstandig vruchtbeginsel en 1–2, zelden 3–5 stijlen; eenhokkig; vrucht een noot of een steenvrucht met één zaad; wortelparasieten.

Planten zonder bladgroen, bruingekleurd, in oerbosschen op den bodem groeiend met een onderaardschen wortelstok, die hier en daar knolvormig verdikt is. Stengels rechtopstaand, aan den top de bloemen in een groote eivormige bloeiwijze, waarin de ♀ en ♂ bloemen, door haren omgeven, gemengd zijn.De ♀ bloemen zijn het eerst ontwikkeld. ♂ bloemen met een 3-tallig bloemdek en 3 vergroeidemeeldraden, ♂ bloemen zonder bloemdek, met een vruchtbeginsel met 2 stijlenHelosis.

Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.

Orde:Aristolochiales.74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.

74.Aristolochiaceae.Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.

74.Aristolochiaceae.

Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.

Bloemen meest tweeslachtig, regelmatig of zygomorf; bloemdek meest 3-tallig vergroeidbladig, bloemkroonachtig gekleurd; meeldraden 6–36, zelden 5, vrij of met den stijl vergroeid; vruchtbeginsel onderstandig, 4-of 6-, zelden 5-hokkig met vele zaadknoppen; kruiden of heesters, in het laatste geval windend; bladeren verspreid, meest enkelvoudig zonder steunbladeren.

Klimplanten met enkelvoudige of 3-lobbige bladeren; bloemen in de bladoksels met een vergroeidbladig, onregelmatig bloemdek; buis van het bloemdek gekromd, aan den mond verwijd, aan de basis opgezwollenAristolochia.

75.Rafflesiaceae.Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.

75.Rafflesiaceae.

Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig11a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.

Bloemen zelden twee-, meest éénslachtig, met onderstandig vruchtbeginsel, regelmatig; bloemdek 4–5-tallig; meeldraden vele, aan de onderzijde van een schijfvormige zuilrand, dicht onder de ringvormige stempel; vruchtbeginsel 1-hokkig met 4 of 6–8 wandstandige zaadlijsten of met vele onregelmatige hokjes, met vele zaadknoppen; vrucht een bes met vele zaden; parasieten met zeer korte spruiten en één eindstandige bloem of bloeiwijze.

Parasitische planten op takken van boomen levend, bestaande uit een zeer korte stengel met enkele schubvormige blaadjes bezet, die in één ♂ of ♀ bloem eindigt. Geheele plant hoogstens 1 c.M. groot. Vruchtbeginsel 1-hokkig1

1a.Bloemdekbladeren vrij, genageld of ongenageld, doch slechts met één punt met het vruchtbeginsel verbonden, na den bloei afvallend. Zaadknoppen bepaalde gedeelten van de binnenwand van het vruchtbeginsel innemendApodanthes.

1b.Bloemdekbladeren met een breede basis, zittend, ongenageld, niet na den bloei afvallend. Zaadknoppen de geheele binnenzijde van het vruchtbeginsel beslaandPilostyles.

Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.

Orde:Polygonales.77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.

77.Polygonaceae.Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.

77.Polygonaceae.

Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.1a.Boomen of heesters21b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten32a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.

Bloemen met een bloemkelk of met kelk en bloemkroon, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 3–6; meeldraden 6–9, zelden minder of meer; vruchtbeginsel1-hokkig met 2, 3 of 4 stijlen; en één zaadknop; vrucht een noot; kruiden, zelden heesters of boomen met meest verspreide, zelden gelobde of gespleten bladeren en stengelomvattendesteunbladeren; bloemen meest klein, in samengestelde bloeiwijzen.

1a.Boomen of heesters2

1b.Rechtopstaande of met ranken klimmende ± kruidachtige planten3

2a.Bloemen éénslachtig, tweehuizig in losse aren. ♂ bloemen met 9 meeldraden, ♀ bloemen met een vruchtbeginsel met 3 stijlen of stempels, bloemdek vergroeidbladig, uit 3 groote en 3 kleine slippen bestaande; de 3 buitenste slippen groeien na den bloei tot vleugels uit en omhullen de vrucht. Boomen met holle, door tusschenschotten en afdeelingen verdeelde takkenTriplaris.Mira-hoedoe;Mierenhout.

2b.Boomen of heesters soms klimmend met takken. Bloemen in trossen, meest 2-slachtig, bloemdek 5-tallig tot een buis vergroeid, bij het rijpen der vruchten min of meer vleezig wordend. Meeldraden 8 tot 9Coccoloba.Bradiliefie,Druif,Zeedruif.

3a.Stengels aan den top in ranken overgaand. Bladeren breed, aan den voet ± hartvormig. De 3 buitenste bloemdekbladeren rose tot rood gekleurd, vooral na den bloei ieder in een vleugel overgaand. Bloemen 2-slachtigAntigonon.

3b.Stengels rechtopstaand, zonder ranken. Bladeren smal. Bloemen in trossen of aren, met een 5-deelig bloemdek en 5–8 meeldradenPolygonum.

Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.

Orde:Centrospermae.78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.

78.Chenopodiaceae.Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.

78.Chenopodiaceae.

Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.

Bloemen met een bloemdek; twee- of éénslachtig, meest regelmatig; bloemdekbladeren 5, 3 of 2,zelden 4 of 1 of ontbrekend; meeldraden evenveel of minder dan deze; er tegenover staand, in den knop naar binnen gebogen. Vruchtbeginsel bovenstandig met 1 zaadknop; of stijltakken 2, soms 3–5; vrucht een noot, of zich met een deksel openend,door het blijvende bloemdek omgeven; meest kruiden zelden houtige planten met verspreide bladeren zonder helmdraden.

1a.Kruidachtige, aan den voet wat houtige planten met afwisselende naar den voet versmalde bladeren met klierharen, welriekend. Bloemen in trossen in de bovenste bladoksels met een 5-deelig bloemdek; ♂ bloemen met 5 meeldraden, ♀ bloemen met 3 stempels op het vruchtbeginsel. Vrucht ingesloten door het bloemdekChenopodium.Tiengi-menti.

1b.Kruiden met min of meer driehoekige of spiesvormige bladeren; tweehuizig, met enkele 2-slachtige bloemen; ♂ bloemen met 4–5-deelig bloemdek en evenveel meeldraden, in dichte groepen in de bladoksels; ♀ bloemen met 2 bloemsteelblaadjes, die alleen aan den top gescheiden zijn, en overigens het vruchtbeginsel omsluiten; stempels 4–5, lang, draadvormig; vrucht ingesloten door de bloemsteelblaadjes; de ♀ bloemen in arenSpinacia.

79.Amarantaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.

79.Amarantaceae.

Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels21b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn32a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand43b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes54a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid65b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken76a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel87b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.

Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig, zelden eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5, meest vliezig, vrij of vergroeid; meeldraden 1–5, voor de bloemdekbladeren staand; aan de basis min of meer vergroeid; vruchtbeginsel eenhokkig, bovenstandig met vele tot 1 zaadknop; vrucht een noot, zelden een bes; kruiden of heesters met tegenoverstaande of verspreide, gaafrandige bladeren zonder steunbladeren; bloemen klein, in hoofdjes, aren of pluimen.

1a.Bloemen in groote (grooter dan 1 c.M.), witte of gekleurde, bolvormige of langwerpige dichte hoofdjes aan het eind van den stengel of van de zijstengels2

1b.Bloemen in kleine (kleiner dan 1 c.M.) groepjes of hoofdjes niet opvallend aan het eind van den stengel staand, of bloemen in ijle of dichte trossen, waaraan in ieder geval de bloemen afzonderlijk te zien zijn3

2a.Hoofdjes verlengd. Bloemkroon 5-bladig. Meeldraden 5, van onderen in een buis vergroeid. Vruchtbeginsel met meerdere zaadknoppen, met 1 stijl en stempel, vrucht met een deksel zich openend met vele glimmend zwarte zaden. Bladeren verspreidCelosia.

2b.Hoofdjes vrijwel bolrond. Bloemkroon 5-deelig. Meeldraden bijna geheel tot een buis vergroeid, de korte helmdraden met een tandvormig aanhangsel naast de lange helmknop; stijl met 2 of 3 lange stempels; vruchten met slechts een zaad; bladeren tegenoverstaandGomphrena.

3a.De stengel eindigt in één lange smalle tros van bloemen, met spitse, ± gestekelde schubjes die ver boven de bladeren uitsteekt; bladeren tegenoverstaand4

3b.De stengel eindigt niet in een lange tros met gestekelde schubjes, of indien er stekels zijn, dan staan deze tusschen de bloemen in, of in de bladoksels; in ieder geval zijn er zijstengels voorhanden met bloemen of de bloeiwijze bestaat uit kleine witte hoofdjes5

4a.Bloem omgeven door groepen van gestekelde blaadjes met haakvormig omgebogen spits; buis van meeldraden tusschen de helmdraden met aanhangselsCyathula.

4b.Bloem in den oksel van een enkel schutblad, dat een lange punt heeft, die niet haakvormig is omgebogen; buis van de meeldraden met min of meer 4-hoekige, gewimperde aanhangselen; bloemen na den bloei naar beneden gebogenAchyranthes.

5a.Bloemen in trossen; bladeren verspreid6

5b.Bloemen in witte hoofdjes of bloeiwijze sterk vertakt met slechts weinig bloemen aan het eind der takken7

6a.Bloemen groen, éénslachtig met 5 of 3 losse bloemdekblaadjes; de ♂ bloemen hebben evenveel meeldraden als er bloemdekblaadjes zijn; de ♀ bloemen slechts één vruchtbeginsel met 2 of 3 zittende stempels en 1 zaad. Sommige soorten met dorensAmarantus.Klaroen,Kraroen.

6b.Bloemen tweeslachtig. Meeldraden van onderen in een buis vergroeid, buis zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Vruchtbeginsel van boven afgeknot met 1 stijl en 2 stempelsChamissoa.

7a.Bloemdekbladeren niet vergroeid. Stijl niet vertakt met kopvormige of 2-lobbige stempel8

7b.Stijlen 2, of 1, en dan met 3–4 lange stempels. Bloemen één- of tweeslachtig; buis der meeldraden zonder aanhangsels tusschen de helmdraden. Bloeiwijzen vertakt of onvertaktIresine.

8a.Bloemdekbladeren van buiten behaard. Helmdraden in een buis vergroeid, buis zonder aanhangselen tusschen de helmdraden, doch de helmdraden zelf lang getand of ingesneden. Stempel 2-lobbig of kopvormig, zittend. Bladeren tegenoverstaand, zittend of kort gesteeld. Bloeiwijze vertakt of onvertaktPfaffia.

8b.Bloemdekbladeren vrij, behaard of kaal, vaak ongelijk van grootte. Meeldraden 2–5, in een buis vergroeid, tusschen de helmdraden verschillend gevormde aanhangselen aan de buis, welke aanhangselen meest even lang zijn als de helmdraden. Stempel kopvormig. Bladeren tegenoverstaandAlternanthera.Wittie-hede.

80.Nyctaginaceae.Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.

80.Nyctaginaceae.

Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend21b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend32a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.

Bloemen met een bloemdek, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdek 5-tallig, vergroeidbladig, gekleurd, bij het rijp worden van de vrucht meestal het onderste deel om de vrucht zitten blijvend; meeldraden 1–30; vruchtbeginsel bovenstandig, vaak schijnbaar onderstandig; met één zaadknop; kruiden of houtige planten, meest met tegenoverstaande bladeren; aan de basis van de bloem of van een bloemgroep een krans van min of meer gekleurde schutbladeren, die soms op een kelk gelijken.

1a.Bloemengroot, hetzij door een gekleurd bloemdek, hetzij door gekleurde schutbladeren sterk in het oog vallend2

1b.Bloemen klein, groenachtig of weinig gekleurd, in ieder geval niet door hun kleur opvallend3

2a.Kruidachtige stengels. Bloemen rozerood met een lange buis, in groepen of alleenstaand, door vergroeide schutbladeren omgeven, die echter veel korter zijn dan de bloemen zelf; indien de bloem alleen staat in de vergroeide schutbladeren, dan kan men de laatste ten onrechte voor een kelk aanzien. Meeldraden 3–5, buiten het bloemdek uitstekendMirabilis.Vieruursbloem.

2b.Heesters of boomen. Bloemen geel of groenachtig, alleenstaand of 3 bij elkaar, elke groep omgeven door 3 sterk gekleurde schutbladeren, die na den bloei blijven zitten en dan droogvliezig worden. Schutbladeren grooter dan het bloemdek. Meeldraden 5–10, niet of nauwelijks buiten het bloemdek uitstekendBougainvillea.

3a.Kruidachtige planten. Bloemen klein, in groepenbijeen, bloemdek min of meer klokvormig, rood, van onder plotseling buisvormig vernauwd en dicht om het vruchtbeginsel gesloten, waardoor schijnbaar een onderstandig vruchtbeginsel aanwezig is. Meeldraden 1 tot 5Boerhavia.

3b.Boomen of heesters. Bloemen groenachtig of wit, in groepen, 2-huizig, eenslachtig; ♂ bloem met een klokvormig, 5-tandig bloemdek en 5–30 (meest 6–8) meeldraden. ♀ bloem buisvormig, 5-tandig, met staminodiën, basale deel van de buis niet duidelijk afgescheiden van het bovendeelPisonia.

83.Phytolaccaceae.Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.

83.Phytolaccaceae.

Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend22a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt33a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.

Bloemen meest met een bloemdek, zelden met kelk en bloemkroon, twee- of eenslachtig, regelmatig; bloemdekbladen 4–5, vrij of vergroeid; meeldraden 4–5 of vele; vruchtbeginsel 1 of meerdere vrij of vergroeid, met 1 tot meerdere stijlen; in ieder vruchtbeginsel slechts één zaadknop; bovenstandig, zelden onderstandig. Kruiden of heesters met ongedeelde bladeren en kleine bloemen.

1a.Klimmende heesters met telkens 2 dorens naast den voet van de bladsteel. Bloemen in pluimen aan het eind van den stengel; bloemdek 5-deelig, meeldraden talrijk, vruchtbeginsel 1 zijdelings samengedrukt; vrucht plat met een lange vleugelSeguieria.

1b.Kruidachtige planten of lage heesters, niet klimmend2

2a.Bloemen in lange smalle aarvormige trossen, tegen den bloemstengel aangedrukt, bijna zittend. Bloemdek buisvormig met 4 smalle slippen; meeldraden 4–8, vrucht met haken op den top, vruchtbeginsel 1-hokkig met een zittende penseelvormige stempel. Planten naar knoflook riekendPetiveria.

2b.Bloemdek niet tot een buis vergroeid; bloemen niet opgericht en tegen den bloeistengel aangedrukt3

3a.Bloemen zeer klein, bijna zittend; bloemdek 4–5-deelig, wit, meeldraden 3–9; vruchtbeginsel eenhokkig met een 2-spletige zittende stempel; vruchtjes vaak een weinig gestekeld; kleine kruidenMicrotea.

3b.Bloemen groot, in lange trossen, langgesteeld, bloemdek rose of wit, 5-bladig. Meeldraden meer dan 10; vruchtbeginsel uit 10–16 vergroeide vruchtbeginsels bestaand, ieder met een stempel; vrucht een blauwe bes; groote kruidenPhytolacca.Gogomago.

84.Aizoaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.

84.Aizoaceae.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloemdekbladeren 4–5; vrij of vergroeid; meest ongekleurd; meeldraden 5, soms 4 of 3, of vele, de buitenste soms bloembladachtig; vruchtbeginsel boven- of onderstandig, 2- of meerhokkig, zelden eenhokkig; doosvrucht verschillend; eenjarige of overblijvende kruiden of halfheesters met draadvormige of vleezige bladeren; steunbladeren aanwezig of droogvliezig.

1a.Strandplanten met meest vleezige bladeren en stengels; bladeren verspreid. Bloemdek 5-deelig of bijna 5-bladig, meeldraden talrijk; vruchtbeginsel met 5 stempelsSesuvium.

1b.Stengels en bladeren niet vleezig; bladeren zeer smal, in kransen; bloemdek 5-bladig; meeldraden 3–5; vruchtbeginsel met 3 stempelsMollugo.

85.Portulacaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.

85.Portulacaceae.

Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.1b.Planten kaal, min of meer vleezig22a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.

Bloemen met kelk en bloemkroon, tweeslachtig, regelmatig; kelk 2-bladig; kroon 4–5-bladig, afvallend; meeldraden 5, voor de kroonbladeren staand of 5 + 5, of meerdere; vruchtbeginsel onderstandig met 3–5 stijlen, éénhokkig met 2 tot vele zaadknoppen aan de grondstandige zaadlijst; vrucht een doosvrucht; kruiden of halfheesters met vleezige bladeren en vliezige steunbladeren; bloemen meest klein.

1a.Planten zeer sterk behaard, liggendPortulaca.

1b.Planten kaal, min of meer vleezig2

2a.Bloemen rood. Bloembladeren 5, langer dan de 2 kelkbladeren. Meeldraden 10–30 in groepen voor de bloembladeren staande. Vrucht een met 3 kleppen openspringende doosvruchtTalinum.Bokkolille.

2b.Bloemen wit of groen. Meeldraden niet in groepen voor de kroonbladeren staande. Vrucht met een deksel openspringendPortulaca.Postelein.

87.Caryophyllaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.

87.Caryophyllaceae.

Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.

Bloemen met kelk en bloemkroon of zonder bloemkroon; vijf-, zelden 4-tallig; met 10 of 8 meeldraden, zelden met 5, (of 4) meeldraden, meest tweeslachtig; vruchtbeginsel bovenstandig, éénhokkig met 5–2 stijlen, en 1 tot vele zaadknoppen; vrucht een doosvrucht of een bes; kruiden of half heesters met ongedeelde, smalle, tegenoverstaande zelden verspreide bladeren, soms met steunbladeren.

1a.Kruiden mettegenoverstaande, bijna cirkelronde blaadjes; bloemen met 5 kelkbladeren, 5 aan den top ingesneden bloembladeren, 5 meeldraden en vruchtbeginsel met zittende stempelsDrymaria.

1b.Kruiden met bijna naaldvormige bladeren in kransen. Kelkbladeren 5, vliezig, wit, behaard. Bloembladeren aan den top niet ingesneden. Meeldraden 5. Bloemen in eindelingsche meest dichtgedrongen bijschermenPolycarpaea.

Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Orde:Ranales.88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

88.Nymphaeaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.

88.Nymphaeaceae.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig, regelmatig; bloeias min of meer bekervormig, en soms met de vruchtbeginsels vergroeid; bloemdekbladeren 6 tot vele; meeldraden 6 tot vele; vruchtbeginsels 3 tot vele, gescheiden of met elkaar vergroeid; ieder met 1 tot vele zaadknoppen, vaak met het bloemdek en de meeldraden vergroeid; waterplanten met ondergedoken en drijvende bladeren; bloemen steeds alleenstaand.

1a.Drijvende bladeren klein cirkelrond, ondergedoken bladeren in fijne slippen gedeeld. Bloemen klein, wit, met 3 kelkbladeren en 3 bloembladeren. Meeldraden 3–6. Vruchtbeginsels niet met elkaar vergroeid, meest 3Cabomba.Sasara-wiwirie.

1b.Alle bladeren cirkelrond; bloembladeren talrijk. Vruchtbeginsels met elkaar tot een geheel vergroeidNymphaea.

91.Ranunculaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.

91.Ranunculaceae.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon, in het eerste geval bloemdek gekleurd, vaak met honingbekers tusschen bloemkroon en meeldraden; meest tweeslachtig, regelmatig, zelden zygomorf; meeldraden meest vele, vrij; vruchtbeginsels 1 tot vele, vrij, zelden vergroeid met 1 tot vele zaadknoppen. Vrucht een noot of een kokervrucht, zelden een bes; kruiden, vaak met gedeelde bladeren.

Heesters die met behulp van de bladsteelen klimmen. Bladen enkelvoudig, tot gevind, dubbel- of zelfs 3-tallig gevind. Bloemdek 6–8-bladig, bloemen vaak 2-huizig; meeldraden vele, vruchtbeginsels vele; stijlen op de vrucht blijvend, behaardClematis.

94.Menispermaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.

94.Menispermaceae.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5C.Alleen vruchten aanwezig91a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig22a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.2b.Bloemen3-tallig33a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.3b.Bloembladeren niet dik en vleezig44a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.5b.Bloemen regelmatig66a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–976b.Bloembladeren 687a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten1010a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen1111a.Vruchten geheel vrij van elkaar1211b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; 3–2-tallig, éénslachtig, tweehuizig regelmatig; meest 2 kransen van kelkbladeren, bloembladeren en meeldraden; de bloembladeren meest kleiner; vruchtbeginsels 3, zelden 1 of 2, vrij,ieder met 1 zaadknop; vrucht een steenvrucht; meest windende heesters met ongedeelde of gelobde, handnervige bladeren, en kleine bloemen in trossen.

A.Alleen ♂ bloemen aanwezig1

B.Alleen ♀ bloemen aanwezig5

C.Alleen vruchten aanwezig9

1a.Alleen kelkbladeren aanwezig, 6 in getal; bloembladeren ontbrekend; de buitenste wat kleiner dan de binnenste. Meeldraden 6, soms wat minder, aan den basis vergroeid. Klimmende heesters met enkelvoudige, gave meest leerachtige bladeren, die aan de basis 3-nervig zijn, overigens vinnervigAbuta.

1b.Zoowel kelk- als bloembladeren aanwezig2

2a.Kelkbladen 4, in den knop over elkaar liggend. Bloembladen 4, tegenover de kelkbladeren staand, aan de basis ± vergroeid.Meeldraden 2, vergroeid tot een van onderen cylindervormige, van boven schijfvormig verbreede en platte zuil. Klimmende heesters. Bladeren min of meer hartvormig. Bloeiwijze min of meer regelmatige bijschermenCissampelos.

2b.Bloemen3-tallig3

3a.Bloembladeren 6, dik en vleezig, de binnenste 3 kleiner. Kelkbladeren 3. Meeldraden 6, vrij, voor de kroonbladeren staande en door deze min of meer ingesloten. Klimmende heesters met niet ingesneden bladeren, die meest leerachtig zijnAnomospermum.

3b.Bloembladeren niet dik en vleezig4

4a.Bloembladeren 6, kleiner dan de 6 kelkbladeren. Onder den bloem 3 bloemsteelblaadjes zoodat er schijnbaar 9 kelkbladeren zijn. Meeldraden 6, vrij. Bladeren niet schildvormig, gaaf. Klimmende heestersHyperbaena.

4b.Kelkbladeren 6, de buitenste kleiner en aan de basis vergroeid. Kroon kleiner dan de kelk, 6-bladig, de buitenste kroonbladeren gebogen, met ingerolde rand, de meeldraden niet uitsluitend. Meeldraden 3, bijna geheel met de helmdraden vergroeid. Bladeren gaaf, kaal, eenigszins hartvormig aan de basis, vinnervig behalve eenige nerven aan de basis. Klimmende heesters met zeer week houtSomphoxylon.

5a.Bloemen zijdelings symmetrisch. Kelkblad 1, bloembladeren 2, meest met elkaar vergroeidCissampelos.

5b.Bloemen regelmatig6

6a.Bloembladeren ontbrekend. Kelkbladeren 6–97

6b.Bloembladeren 68

7a.De 6 kelkbladeren gelijk van grootte. Zes of minder staminodiën, draadvormig, vrij van elkaar. Drie vrije vruchtbeginsels met enkelvoudige of tweespletige zittende stempelsAbuta.

7b.Kelkbladeren 9, de drie binnenste veel grooter. Vruchtbeginsels 6–12, aan den basis vergroeid, aangedrukt behaard, met een zittende, haakvormig gebogen stempelSciadotaenia.

8a.Kelkbladeren 6, de 3 binnenste grooter. Bloembladeren 6, dik en vleezig. Staminodiën 6, draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij, met zittende en eenigszins bladvormige stempelsAnomospermum.

8b.Kelkbladeren 6, met de bloemsteelblaadjes mee schijnbaar 9, de binnenste het grootst. Bloembladeren 6, veel kleiner. Staminodiën 6, kort en draadvormig. Vruchtbeginsels 3, vrij; bloemen in groepen aan het eind van den bloeistengelHyperbaena.

9a.Vrucht met den rest van den stijl of stempel op den top. Kiemwit geplooidAnomospermum.

9b.Vruchten aan de eene zijde plat, met den rest van stijl of stempel bij de basis gezeten10

10a.Vruchten geheel alleenstaand aan het eind van de bloemsteel, zonder sporen van aanwezigheid van andereCissampelos.

10b.Vruchten 3–12 bij elkaar, of indien ze alleen staan, dan toch aanwijzingen, dat er meerdere aanwezig zijn geweest of niet tot ontwikkeling zijn gekomen11

11a.Vruchten geheel vrij van elkaar12

11b.Vruchten aan de basis met elkaar vergroeid; alle te samen op een enkele steel staande, die niet vertaktisSciadotaenia.

12a.In de vrucht is alleen een kiem met 2 zaadlobben te vindenHyperbaena.

12b.In de vrucht vindt men voornamelijk geplooid kiemwitAbuta.

N.B. VanSciadotaeniazijn tot nu toe alleen vrouwelijke bloemen en vruchten bekend, vanSomphoxylonalleen mannelijke bloemen, zoodat uit elk van de 3 tabellen één geslacht ontbreekt.

98.Anonaceae.Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.

98.Anonaceae.

Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk22a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen33a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed44a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd54b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend65a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste77a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend88a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar99a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.

Bloemen met kelk en bloemkroon, meest tweeslachtig, regelmatig; kelk 3-bladig; bloembladeren in twee kransen ieder van 3; meeldraden vele; vruchtbeginsels talrijk, meest vrij, met een of meerdere zaadknoppen; meest besvruchten; heesters of boomen met ongedeelde bladeren, zonder steunbladeren en meest groote bloemen.

1a.Bloemen minder dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden 3–12; vruchtbeginsels 3–12, alle vrij van elkaarBocagea.Schopsteelhout.

1b.Bloemen meer dan 1 cM. in doorsnede. Meeldraden en vruchtbeginsels talrijk2

2a.Bloembladeren van de buitenste krans met 2 naar buiten gerichte holle, zijdelings platgedrukte uitstulpingen, met de randen tegen elkaar liggendRollinia.

2b.Bloembladeren zonder uitstulpingen3

3a.Bloemknoppen zeer lang en smal, meer dan 2 maal zoo lang als breed. Binnenste kroonbladeren 3-kantig. Bladeren klein en smalXylopia.Pegrekoe.

3b.Bloemknoppen bolvormig of eirond. Bladeren groot en vrij breed4

4a.De 3 binnenste kroonbladeren grooter dan de 3 buitenste, rechtopstaand en opvallend anders gevormd5

4b.De 3 binnenste kroonbladeren even groot en niet anders gevormd dan de buitenste, of kleiner of geheel ontbrekend6

5a.De 3 binnenste kroonbladeren van boven vlak. Helmbindsel boven de helmknop verlengd, vlakHeteropetalum.

5b.De 3 binnenste kroonbladeren genageld van boven verbreed, met ingerolde randen. Helmbindsel als bij de vorigeCymbopetalum.

6a.De buitenste kroonbladeren zeer dik en hard, in de knop met de randen tegen elkaar liggend; de binnenste veel kleiner. Bloembladeren niet met elkaar vergroeid. Vruchtbeginsels bij de vruchtvorming met elkaar verbonden, vaak een sappige schijnvrucht leverendAnona.Zuurzak.

6b.Buitenste kroonbladeren niet bijzonder hard en dik en niet opvallend grooter dan de binnenste7

7a.Alle bloembladeren in den knop met de randen tegen elkaar liggend. Helmbindsel boven de helmknoppen sterk verlengd en toegespitst. Vruchtbeginsels meest niet talrijk, tijdens de vruchtvorming los van elkaar, vleezig wordend en openspringendAnaxagorea.

7b.Tenminste de binnenste 3 bloembladeren in den knop met de randen over elkaar liggend8

8a.In elk vruchtbeginsel zitten meerdere zaadknoppen; de vruchten zijn eveneens meerzadig, gesteeld en niet met elkaar vergroeid. Bloembladeren alle vrij, stempel stomp van boven en ingeroldUvaria.

8b.In elk vruchtbeginsel zit maar één zaad; vruchten òf met elkaar vergroeid òf los van elkaar9

9a.Stempels zittend. Rijpe vruchten gesteeld en niet gesnaveld, niet met elkaar vergroeidGuatteria.

9b.Stempels op een verlengde stijl gezeten. Vruchten niet gesteeld, met een snavel voorzien; bij het rijp worden tot één meest bolvormige verzamelvrucht vereenigdDuguetia.Peperhout.

99.Myristicaceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.

99.Myristicaceae.

Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.

Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, éénslachtig, regelmatig; bloemdek 3-lobbig; meeldraden 3–18 met vergroeide helmdraden; vruchtbeginsel met 1 zaadknop; vrucht vleezig, met 2 kleppen openspringend; zaad omgeven door een gedeelde of ongedeelde zaadrok; bloemen in trossen in de bladoksels; bladeren verspreid; boomen.

1a.Onder de bloemen zijn geen bloemsteelblaadjes voorhanden. Helmknoppen 2–7, meest het einde van de zuil boven de helmknoppen uitstekend. Vruchten bolrond of elliptisch en dan langer dan breed; zaadrok (foelie) ingesneden. Zijnerven der bladeren niet bij den rand door een verbindende nerf boogvormig verbondenVirola.Baboenhoedoe.

1b.Onder de bloem 1 of 2 bloemsteelblaadjes, die lang blijven zitten. Helmknoppen 6; zuil niet boven de helmknoppen uitstekend. Vrucht dwars elliptisch (dus breeder dan lang). Zaadrok niet ingesneden. Zijnerven der bladeren bij den rand door een boogvormige nerf verbondenIryanthera.Srebébé.

101.Monimiaceae.Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.

101.Monimiaceae.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.

Bloemen met een bloemdek of met kelk en bloemkroon; tweeslachtig of vaak éénslachtig; regelmatig tot zygomorf; bloeias zeer verschillend, vaak schijf- of bekervormig; bloemdekbladeren klein, de binnenste vaak een weinig gekleurd; meeldraden vele, soms weinige; vruchtbeginsels talrijk, vrij, ieder met 1 zaadknop; boomen met meest tegenoverstaande bladeren zonder steunbladeren.

1a.Mannelijke bloemen eivormig, bolrond of half bolvormig met 4, in 2 rijen staande bloemdekbladeren, waarvan de binnenste vaak grooter zijn. Helmknoppen bijna zittend. Vrouwelijke bloemen zonder staminodiën en talrijke vruchtbeginsels. Bladeren vaak getandMollinedia.

1b.Asbekertje ± bolvormig, met een korte, dikke zoom. ♂ bloemen met een verschillend aantal meeldraden, die naar binnen met klepjes openspringen. ♀ bloemen met een woekering van de as tusschen de vruchtbeginsels, waardoor deze geheel ingesloten zijn, en alleen de stempels en stijlen er boven uitsteken. Bladeren evenals het vorige geslacht tegenoverstaand. De bloemen in losse bijschermen, telkens 2 in de oksel van elk bladSiparuna.

102.Lauraceae.Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.

102.Lauraceae.

Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.1b.Houtige planten met groene bladeren22a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.2b.Bloemdek 3-tallig33a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig43b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld74a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.4b.Bladeren vinnervig55a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek66a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend88a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.

Bloemen met een bloemdek, meest 3-tallig, twee- of éénslachtig, regelmatig; bloemas beker- of schotelvormig; bloemdekbladeren klein, in twee kransen; meeldraden in 3–4 kransen, daarvan sommige soms staminodiaal; de helmknoppen met klepjes zich openend; vruchtbeginsel 1, éénhokkig met 1 zaadknop; vrucht later omgeven door de vleezig-wordende bloeias; boomen of heesters met meest leerachtige en afwisselende bladeren zonder steunbladeren.

1a.Parasieten zonder groene bladeren, met dunne klimmende stengels, kruidachtigCassytha.

1b.Houtige planten met groene bladeren2

2a.Bloemdek 4-deelig. ♂ bloem met 12 meeldraden, ♀ bloem met 4 staminodiënLaurus.

2b.Bloemdek 3-tallig3

3a.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden vierhokkig4

3b.Helmknoppen van de twee buitenste rijen van meeldraden tweehokkig of niet ontwikkeld7

4a.Hoofdnerven der bladeren, evenwijdig met elkaar loopend. Helmknoppen van de 2 buitenste rijen van meeldraden naar binnen openspringend, die van de 3derij naar buiten openspringend; de 3 binnenste meeldraden staminodiaalCinnamomum.

4b.Bladeren vinnervig5

5a.Staminodiën van de 4dekrans der meeldraden groot, pijlvormig en gesteeld. Vrucht besachtig, buis van het bloemdek blijvend, niet vergrootPersea.Advocaat.

5b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden ontbrekend of zeer klein, steelvormig.Meeldradenvan de 2 buitenste kransen vruchtbaar, zonder klieren. Vrucht aan de basis omgeven door het napvormige, vergroote bloemdek6

6a.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen, der helmknoppen liggen in paren boven elkaarOcotea.Pisie.

6b.De hokjes, en dus ook de klepjes, waarmee ze openspringen liggen in een boogvormige lijn naast elkaarNectandra.Pisie.

7a.Bloemen éénslachtig, de ♂ met een steriel en steelvormig vruchtbeginsel of geheel zonder vruchtbeginsel, de ♀ met kleine steriele meeldraden. Bladeren soms dicht behaardEndlicheria.

7b.Staminodiën van de 4dekrans van meeldraden groot, kort-pijlvormig of zelfs eenigszins bladachtig. Slechts 6 vruchtbare meeldraden, de 3dekrans ook staminodiaalAjouea.

7c.Staminodiën van de binnenste krans van meeldraden òf klein en steelvormig òf geheel ontbrekend8

8a.De beide buitenste kransen van meeldraden goed ontwikkeld, zonder klieren, de 3dekrans soms staminodiaal, soms ontwikkeldAniba.

8b.De buitenste rij van meeldraden in bladachtige schubben veranderd: soms ook de2derij; de3derij steeds goed ontwikkeldAcrodiclidium.Kaneelhart.

103.Hernandiaceae.Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

103.Hernandiaceae.

Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.

Bloemen met een bloemdek, tweeslachtig of éénslachtig; regelmatig; bloemdekbladeren 4–10; 1 krans van meeldraden voor de buitenste bloemdekbladeren; vruchtbeginsel onderstandig, éénhokkig met één zaadknop; vrucht gevleugeld; boomen met verspreide bladeren zonder steunbladeren.

Bloemdek der ♂ bloemen 6-deelig, van de ♀ bloemen 8-deelig. Meeldraden 3, ieder met 2 klieren aan de basis; in de ♀ bloem 4 klieren en een vrij, eenhokkig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en een draadvormige, eindelingsche stijl. Vrucht met 8 ribben. Bladeren naar de top toegespitst, aan de basis hartvormigHernandia.


Back to IndexNext